Vraag nr. 58 van 1 april 1999
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Toegankelijkheid openbare gebouwen – Gehandi-capten
De wet van 17 juli 1975 en het KB (koninklijk be-sluit) van 9 mei 1977 regelen de toegankelijkheid van openbare gebouwen. De controle en de sanctie op de niet-naleving van de wet ontbreken. Boven-dien beantwoorden de normen niet meer aan de eisen van elektronische rolstoelen en andere nieu-we technische ontwikkelingen. Evenmin is er in de wet iets bepaald voor visueel, auditief en mentaal gehandicapten. Ook het openbaar vervoer, de in-richting van de wegen, ... zijn over het hoofd ge-zien.
De invoering van een algemeen reglement be-treffende de toegankelijkheid voor gehandicapten van gebouwen die openstaan voor het publiek be-hoort tot de bevoegdheden die bij bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instel-lingen werden overgedragen aan de gewesten en gemeenschappen.
Het is dus aan de Vlaamse gemeenschap om in de eigen gebouwen deze verantwoordelijkheid eerst op te nemen : zij heeft een voorbeeldfunctie. 1. Wordt de toegankelijkheid van openbare
ge-bouwen voor alle gehandicapten bewaakt ? Hoe werd dit geconcretiseerd tijdens deze legislatuur ?
2. Beschikt de Vlaamse regering over een data-bank om deze gegevens op te volgen ?
3. Wordt er toegekeken op de volgende elemen-ten ?
– de aanwezigheid van parkeerplaatsen zodat gehandicapten alleen, zonder hinder van op-stapjes, met voldoende doorgangsruimte tus-sen andere wagens, ... in het gebouw binnen kunnen ;
is ook het voetpad aan het gebouw rolstoel-vriendelijk ;
– de toegankelijkheid van de gebouwen voor motorisch, auditief en visueel gehandicapten ; is de toegang voor hen gewaarborgd in alle ontvangstruimten, vergaderzalen, toiletten, liften, ... die voor het publiek toegankelijk zijn ;