• No results found

Conform het Barp controleert het college jaarlijks de door TPG gehanteerde meetsystematiek om het kwaliteitscijfer van de overkomstduur van brieven te meten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Conform het Barp controleert het college jaarlijks de door TPG gehanteerde meetsystematiek om het kwaliteitscijfer van de overkomstduur van brieven te meten"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OPENBAAR

Oordeel inzake overkomstduur post 2004

Kenmerk: OPTA/EGM/2005/201956 Datum: 25 juli 2005

1. Inleiding

Hierbij zend ik u het oordeel van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) inzake de kwaliteit van de overkomstduur van brieven tot en met 100 gram en de onderliggende meetsystematiek, zoals TPG N.V.1 (hierna: TPG) die heeft gerapporteerd over het jaar 2004. Het college is voornemens om dit oordeel integraal te publiceren. Het college is van oordeel dat hierin geen bedrijfsvertrouwelijke informatie is opgenomen. Gaarne verneemt het college binnen vijf werkdagen na dagtekening van het oordeel of dit gegevens bevat die door TPG als bedrijfsvertrouwelijk worden aangemerkt.

2. Oordeel

Het college is van oordeel dat TPG in 2004, met haar gerapporteerde kwaliteitscijfer van 96,5%, heeft voldaan aan de in het Besluit algemene richtlijnen post (hierna: Barp) opgenomen

wettelijke norm voor de overkomstduur van brieven van 95%. Conform het Barp controleert het college jaarlijks de door TPG gehanteerde meetsystematiek om het kwaliteitscijfer van de overkomstduur van brieven te meten. De meetsystematiek die TPG toegepast heeft om over de overkomstduur van 2004 te rapporteren, is naar het oordeel van het college deugdelijk.

In het kader van harmonisatie binnen lidstaten van de Europese Gemeenschap is een Europese Norm (EN 13850) vastgesteld en goedgekeurd door het Europees comité voor normalisatie (CEN) voor het meten van de overkomstduur van losse brieven. Deze norm is door de Europese Commissie officieel gepubliceerd op 5 februari 20052. In zijn brief van 25 maart 20053 geeft het Comité4 aan dat lidstaten hun meetsystematiek van binnenlandse post vanaf januari 2004 conform de norm EN 13850 moeten toepassen. Het college is van oordeel dat TPG in 2004 de norm EN 13850 op juiste wijze

geïmplementeerd heeft in haar meetsystematiek.

1 Gedurende het rapportagejaar 2004 was de naam van de concessiehouder TPG N.V. Deze naam is medio april 2005 gewijzigd in TNT N.V. TNT N.V. is de rechtsopvolger van TPG N.V. en is als concessiehouder verplicht het postvervoer binnen Nederland en van of naar gebieden buiten Nederland te verrichten.

2 Publicatie in het Official Journal of the Europian Union C30/3 van 5 februari 2005.

3 Brief van de Europese Commissie met kenmerk Markt/E4/JR/DS/HM D(2005) – 2346.

4 Het Comité dat op grond van artikel 21 van de Europese Richtlijn 97/67/EG is opgericht om de Europese Commissie bij te staan en te adviseren.

(2)

3. Toelichting op het oordeel

3.1 Wettelijk kader

Op grond van het Barp5 dient TPG, als houder van de concessie, ervoor te zorgen dat losse brieven en partijenpost brieven tot en met 100 gram met de standaard overnight service per kalenderjaar in tenminste gemiddeld 95% van de gevallen worden besteld op de dag, niet zijnde een zon- of officiële feestdag, volgende op de dag van aanbieding (onderdelen 2.18 en 2.19 van het Barp). Hierbij moet de concessiehouder op grond van onderdeel 2.19 van het Barp over elke maand metingen laten uitvoeren over deze poststromen door een onafhankelijke en daartoe deskundige instelling. In onderdeel 2.20 van het Barp is bepaald dat TPG vóór 1 april van het daarop volgende kalenderjaar de algehele uitkomsten van die onderzoeken aan het college moet overhandigen, vergezeld van een nauwkeurige omschrijving van de door de betrokken instelling toegepaste meetsystematiek. Het college controleert vervolgens op grond van onderdeel 2.20 van het Barp of de verrichte metingen deugdelijk zijn en of TPG aan de 95%-norm voldoet.

3.2 Gevolgde procedure

Op 25 februari 2005 heeft TPG het college een brief6 gestuurd, waarin zij toelicht hoe de Europese Norm 13850 wordt toegepast bij de kwaliteitsmeting voor losse brieven. Vervolgens heeft TPG het college de rapportage “Kwaliteit overnight-service brieven 2004” bij brief van 24 maart 20057 doen toekomen. Het college heeft TPG bij brief van 18 mei 20058 verzocht de rapportage over 2004 aan te vullen dan wel te verduidelijken, opdat het college over voldoende informatie beschikt om een oordeel te kunnen vellen. TPG heeft hierop geantwoord bij brief van 30 juni 20059. Tevens hebben

medewerkers van OPTA en TPG deze antwoorden besproken in een vooroverleg op 8 juni 2004.

De genoemde brieven van TPG van 25 februari 2005 en 30 juni 2005 geven tezamen met de

rapportage van 24 maart 2005 een volledig beeld van de door TPG gehanteerde meetsystematiek over het jaar 2004 en het voor 2004 gerapporteerde kwaliteitscijfer. Op basis van deze drie stukken heeft het college zijn oordeel gevormd.

3.3 Resultaat kwaliteit TPG 2004

TPG heeft in 2004 een kwaliteitscijfer voor de overkomstduur van brieven gerapporteerd van 96,5%.

Het college stelt vast dat TPG hiermee in 2004 heeft voldaan aan de in het Barp opgenomen wettelijke norm voor de overkomstduur van brieven van 95%.

3.4 Beschrijving meetsystematiek TPG 2004

De door TPG gehanteerde meetsystematiek voor 2004 komt grotendeels overeen met de systematiek van 2003. TPG heeft voor de implementatie van de norm EN 13850 enkele aanpassingen gemaakt, die in paragraaf 3.6 van dit oordeel nader toegelicht worden. Ter toelichting op het oordeel van het college zal hieronder eerst een korte globale beschrijving van de door TPG gehanteerde

meetsystematiek gegeven worden.

5 Besluit algemene richtlijnen post, Staatscourant 9 juni 2000, nr. 110 en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten van het Barp respectievelijk gepubliceerd in Staatscourant 25 november 2002, nr. 227; 4 april 2003, nr. 67; 6 oktober 2003, nr. 192 en 28 januari 2005, nr. 20.

6 Brief van TPG met kenmerk 05/PA/U/011.

7 Brief van TPG met kenmerk PA/05/U/019.

8 Brief van het college met kenmerk OPTA/EGM/2004/201449.

9 Brief van TPG met kenmerk PA/05/U/047.

(3)

Voor de meting van de gemiddelde overkomstduur van losse brieven worden zogenaamde

proefbrieven verzonden. De verzending van deze brieven is gelijkmatig verspreid over de weken van het jaar en daarbinnen over de dagen van de week. Daartoe wordt het jaar ingedeeld in 13 perioden van 4 weken. Voor een periode van 4 weken wordt door een speciaal daartoe ontwikkeld

computerprogramma precies gedefinieerd welke proefbrief door wie verzonden wordt en aan wie deze brief gericht is, en aan welke kenmerken die proefbrief voldoet. Dit houdt in dat proefbrieven via de rode tweelingbrievenbussen worden verstuurd, ruim voldoende verspreid, over het gehele land. Hierbij wordt aandacht besteed aan zaken als de wijze van adresseren, het gewicht, het formaat, weekdag van verzending en sorteergebied van verzending en ontvangst.

De meetresultaten van de losse brieven worden achteraf gewogen, aangezien de definiëring van de kenmerken van proefbrieven vooraf plaats vindt op basis van gegevens van het voorgaande jaar.

Hierdoor zijn de kenmerken van de proefbrieven nooit volledig proportioneel met de verdeling van de kenmerken van de daadwerkelijk verzonden post in het betreffende jaar. Herweging heeft

plaatsgevonden naar maanden van het jaar, wijze van adressering, gewichtsklasse, weekdag, formaat, verzendende sorteercentra, ontvangende sorteercentra en tussen sorteercentra.

Voor de meting van de gemiddelde overkomstduur van partijen brieven worden proefbrieven tussen de partijenpost van grote afzenders gevoegd. De wijze van adresseren van deze proefbrieven dient zoveel mogelijk overeen te komen met de adresseringswijze van brieven van deze afzender. Het tussenvoegen geschiedt voordat aanbieding bij TPG plaatsvindt. Met een computerprogramma wordt nagegaan welke proefbrief naar wie is gestuurd. Bij deze metingen wordt aandacht besteed aan hoe brieven verzonden worden en wanneer. Kenmerken als het gewicht, het formaat, weekdag van verzending en sorteergebied van verzending en ontvangst worden hierin ook meegenomen.

De meetresultaten van de partijen brieven worden eveneens achteraf gewogen. Herweging heeft plaatsgevonden naar maanden van het jaar, gewichtsklasse, klanten, weekdag, formaat, verzendende sorteercentra, ontvangende sorteercentra en tussen sorteercentra.

Tot slot worden de jaarcijfers voor losse brieven en voor partijen brieven gewogen aan de hand van hun respectievelijke volumeaandeel tot het totale jaarlijkse kwaliteitscijfer.

3.5 Openstaande punten uit het oordeel over 2003

Het college constateert dat de door TPG gehanteerde meetsystematiek in 2004 grotendeels overeenkomt met de gehanteerde meetsystematiek in 2003. In zijn oordeel over 200310 heeft het college TPG verzocht expliciet aan te geven in welke mate TPG voldoet aan de Europese Norm EN 13850 en in welke mate deze norm mogelijk gevolgen heeft voor de door TPG gehanteerde

meetsystematiek. De beoordeling van het college over de toegepaste meetsystematiek over 2004 richt zich op de toepassing van de norm EN 13850 en de aanpassingen die TPG hiervoor gemaakt heeft.

10 Brief van het college van 30 september 2003 met kenmerk OPTA/EGM/2003/203417.

(4)

3.6 Toepassing EN 13850

Als gevolg van de implementatie van de norm EN 13850 heeft TPG een aantal aanpassingen gemaakt in de meet- en weegsystematiek. Allereerst worden de aanpassingen in de systematiek voor losse brieven toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de systematiek voor partijen brieven. Tot slot geeft het college zijn oordeel over de deugdelijkheid en de vergelijkbaarheid van beide meetsystematieken en over de implementatie van de norm.

3.6.1 Meetsystematiek losse brieven

TPG heeft de meetsystematiek van losse brieven als gevolg van de implementatie van EN 13850 op de hierna volgende punten aangepast.

a. Formaatcategorieën

TPG heeft voor de losse brieven in 2004 het aantal formaatcategorieën uitgebreid van drie naar vier stuks, te weten EA5, C6, C5 en C4. In de meetsystematiek van 2003 waren deze vier

standaardformaten nog samengevoegd tot de formaatklassen groot (C4), middel (C5) en klein (C6 en EA5). TPG geeft aan de formaatcategorieën gewijzigd te hebben, omdat ze op basis van de eisen van de norm EN 13850 een significant verschil in overkomstduur constateerde tussen de formaten C6 en EA5. TPG heeft vervolgens de metingen zodanig ingericht, dat alle vier formaten naar verhouding aan bod komen.

b. Verstedelijking van het ontvangstgebied

TPG heeft voor de losse brieven in 2004 conform de norm EN 13850 het kenmerk “verstedelijking van het ontvangstgebied” meegenomen als extra kenmerk naast de kenmerken die reeds in de

beschrijving van de meetsystematiek in paragraaf 3.4 genoemd zijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar urbaan en ruraal gebied van de ontvangers, waarbij de grens voor urbaan en ruraal genomen is op 50.000 inwoners in een woonplaats.

Het college merkt op dat in de norm EN 13850 is opgenomen dat de grens voor urbaan/ruraal in principe op 50.000 inwoners is gesteld, maar dat hier in overleg per land van kan worden afgeweken.

Op dit punt overweegt het college het volgende. Voor losse brieven worden de metingen voor wat betreft de verdeling van ontvangers over het land zoveel mogelijk proportioneel opgezet en wordt achteraf indien nodig een herweging uitgevoerd. Uit de rapportage van TPG over 2004 blijkt dat voor losse brieven de invloed van verstedelijking van het ontvangstgebied op het kwaliteitscijfer zeer klein en niet significant is, waardoor voor het uiteindelijke kwaliteitscijfer geen herweging nodig is. Derhalve is het college van oordeel dat het overwegen van een afwijking van de grens van 50.000 inwoners voor urbaan/ruraal niet opportuun is.

c. Toetsing achteraf

TPG heeft voor losse brieven in 2004 een weging toegepast voor de kenmerken formaat, verzenddag en verstedelijking van het ontvangstgebied (die niet significant bleken), die gelijktijdig plaatsvindt met de weging naar de kenmerken gewicht, periode en wijze van adressering (die wel significant bleken).

In 2003 had TPG voor deze kenmerken een geïsoleerde weging uitgevoerd. In 2004 heeft TPG conform de norm EN 13850 simultaan gewogen, zodat nu de afhankelijkheid tussen kenmerken wordt meegenomen.

(5)

d. Betrouwbaarheidsinterval marges

In tegenstelling tot 2003 heeft TPG in 2004 in lijn met de norm EN 13850 een tweezijdig betrouwbaarheidsinterval toegepast bij het kwaliteitscijfer voor losse brieven.

e. Effecten van onderlinge afhankelijkheid

Voor de losse brieven is vanaf 2004 bij de bepaling van de marges de methode uit de norm EN 13850 gehanteerd, waarin bij de margeberekening rekening wordt gehouden met de afhankelijkheid tussen de metingen, het zogenaamde correlatie-effect. TPG heeft toegelicht dat deze afhankelijkheid zich zowel voordoet aan de kant van de verzenders als aan de kant van de ontvangers en hiervan voorbeelden gegeven.

3.6.2 Meetsystematiek partijen brieven

Voor wat betreft de punten a (formaatcategorieën), b (verstedelijking van het ontvangstgebied) en c (toetsing achteraf) heeft TPG voor 2004 geen aanpassingen gemaakt in de meetsystematiek voor partijen brieven, deze is nog identiek aan de meetsystematiek in 2003.

TPG heeft voor 2004 voor wat betreft de punten d (betrouwbaarheidsinterval marges) en e (effecten van onderlinge afhankelijkheid) de meetsystematiek voor partijen brieven op identieke wijze aangepast als de meetsystematiek voor de losse brieven, zodat het mogelijk is om tot een gecombineerd

betrouwbaarheidsinterval van het totale kwaliteitscijfer te komen.

3.6.3 Deugdelijkheid meetsystematiek losse brieven en partijen brieven en vergelijkbaarheid van de resultaten

Het college merkt op dat behalve het feit dat de meetsystematiek voor losse brieven aan de norm EN 13850 dient te voldoen, ook in alle gevallen zowel voor losse als voor partijen brieven aan de

onderdelen 2.18 tot en met 2.20 van het Barp moet worden voldaan. Op grond van onderdeel 2.19 van het Barp dient de kwaliteit van de bestelling van brieven per kalenderjaar gemeten over losse brieven en partijenpost brieven tot en met 100 gram een, naar onderlinge verhouding in stuksvolume van die verkeersstromen, over het betreffende kalenderjaar berekend, gewogen gemiddelde van tenminste 95% te hebben. Het college acht het hierbij van belang dat, om op juiste wijze een gewogen gemiddelde van de cijfers voor losse brieven en voor partijen brieven te kunnen bepalen, de

meetsystematiek voor losse brieven en de meetsystematiek voor partijen brieven beiden deugdelijk zijn en dat de meetresultaten zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn, zodat deze kunnen worden samengevoegd tot een gewogen gemiddelde voor de bepaling van het totale kwaliteitscijfer van de overkomstduur.

De norm EN 13850 stelt extra eisen aan de invloed van bepaalde kenmerken in de meetsystematiek van losse brieven. TPG heeft als gevolg van de implementatie van EN 13850 voor de meetsystematiek van losse brieven dan ook de bovengenoemde aanpassingen gemaakt. Het college constateert dat dit in enkele gevallen niet geleid heeft tot aanpassingen voor de meetsystematiek van partijen brieven.

Het college stelt vast de meetsystematiek afwijkt tussen losse brieven en partijen brieven op de bovengenoemde punten a, b en c (formaatcategorieën, verstedelijking van het ontvangstgebied en toetsing achteraf). Voor wat betreft de bovengenoemde punten d en e (betrouwbaarheidsinterval marges en effecten van onderlinge afhankelijkheid) zijn beide meetsystematieken identiek. Het college heeft bij zijn beoordeling in overweging genomen of het proportioneel is om van TPG te eisen alle genoemde aanpassingen ook voor de meetsystematiek van partijen brieven door te voeren.

(6)

Het college heeft TPG in zijn brief van 18 mei 200511 verzocht nader toe te lichten waarom bepaalde aanpassingen wel zijn doorgevoerd voor de meetsystematiek van losse brieven, maar niet voor de meetsystematiek van partijen brieven. TPG heeft bij brief van 30 juni 200512 hierop geantwoord dat, aangezien de norm EN 13850 uitsluitend verplicht is voor losse brieven, zij het thans niet opportuun acht om nu of in de toekomst aanpassingen aan te brengen in de meet- en weegsystematiek voor partijen brieven. TPG geeft aan dat de meetsystematiek voor partijen brieven eerder immers door het college als deugdelijk is beoordeeld. Daarnaast geeft TPG in voornoemde brief aan dat de metingen zowel voor losse als voor partijen brieven zoveel mogelijk proportioneel zijn opgezet, onder andere met betrekking tot verzenddagen, formaatcategorieën of ontvangers in verstedelijkte gebieden, en dat achteraf indien nodig herwegingen worden uitgevoerd.

Het college is van oordeel dat met bovengenoemde werkwijze de representativiteit van de metingen voldoende gewaarborgd is en dat de meetsystematiek zowel voor losse als voor partijen brieven deugdelijk is. Uit de rapportage van TPG over 2004 blijkt bovendien zowel voor losse brieven als voor partijen brieven de invloed van formaat, verzenddag en verstedelijking van het ontvangstgebied op het kwaliteitscijfer zeer klein en niet significant te zijn, waardoor voor het uiteindelijke kwaliteitscijfer geen herweging nodig is. Het college acht het aannemelijk dat de invloed bij partijen brieven eveneens zeer klein en niet significant zal zijn. Derhalve is het college van oordeel dat het disproportioneel is om van TPG te eisen alle genoemde aanpassingen ook voor de meetsystematiek van partijen brieven door te voeren.

Het college is van oordeel dat bovengenoemde afwijkingen tussen de meetsystematieken van losse brieven en van partijen brieven acceptabel zijn. Omdat TPG voor wat betreft het betrouwbaarheids- interval van de marges en de effecten van onderlinge afhankelijkheid zowel voor losse brieven als voor partijen brieven dezelfde werkwijze hanteert, is het naar het oordeel van het college mogelijk is om op correcte wijze een gewogen gemiddelde van de kwaliteitscijfers van beide poststromen te bepalen en te komen tot een gecombineerd betrouwbaarheidsinterval van het totaalcijfer. Het college is van oordeel dat de meetresultaten voldoende vergelijkbaar zijn om op juiste wijze het totale kwaliteitscijfer van de overkomstduur te bepalen.

11 Brief van het college met kenmerk OPTA/EGM/2005/201449.

12 Brief van TPG met kenmerk PA/05/U/047.

(7)

3.6.4 Conclusie

Het college is van oordeel dat TPG in 2004 de norm EN 13850 op juiste wijze geïmplementeerd heeft in haar meetsystematiek. Op grond van zijn beoordeling is het college van oordeel dat de

meetsystematiek van TPG over 2004 zowel voor losse brieven als voor partijen brieven deugdelijk is.

Bovendien is het college van oordeel dat deze meetsystematieken voldoende vergelijkbare resultaten opleveren, waardoor op correcte wijze het totale kwaliteitscijfer van de overkomstduur post bepaald kan worden.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college is, zoals aangegeven in zijn oordeel van 31 mei 2002, van mening dat TPG de verschillende soorten aanbiedingspunten overeenkomstig het werkelijk gebruik gedurende het

Het college deelt deze conclusie en is daarom van oordeel dat losse brieven aangeboden in januari t/m december via de postkantoren in het vervolg buiten de meetsystematiek

Maar het is een groter wonder dat God uit de hemel op aarde kwam, en ons vlees en bloed aannam, onze zonde op Zich nam, aan het kruis voor onze straf stierf, uit de dood opstond,

O, hoe laag zullen uwe gedachten zijn van deze uiterlijk schone, maar van binnen verrotte appel, de ijdele, ijdele nietige wereld; als de wormen hun huizen zullen maken

maar vermits ik in deze Christus’ smaadheid draag, en omdat in mij dusdanig te verstoten, Christus Jezus Zelf voor zover van Zijn troon gestoten is, en anderen Zijn

Wat mij aangaat ik zal geloven, dat Hij voorheeft, de hemel te bereiden uit dit kruis, en uit alle andere dergelijke: want de wijsheid heeft het bedacht, en de

Ook kan het geen weg zijn, die door de Heere in de Schrift goedgekeurd is, uit te sluiten van de zichtbare Kerk, die is het werkhuis van de vrije genade van Christus, en

Zo meende hij de Geest aan het werk te zien in het Maria- legioen, een beweging waarvoor hij veel heeft gedaan, maar ook zijn inspanningen als mode- rator van het Tweede Va-