• No results found

De rol van de stagiair

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van de stagiair"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Redactievergaderingen, repo’s en een Rarekiek Stageverslag Thereza Langeler. Thereza Langeler Studentnummer: 2240815 Stageplaats: Dagblad van het Noorden Redactie: Stad/Noord-Groningen Stageperiode: 01-03-2017 t/m 31-05-2017 Stagebegeleider: Richold Brandsma Docentbegeleider: Rob Siebelink 1.

(2) Inhoudsopgave 1. De stageplaats. 4. 1.1. Mijn motivatie. 4. 1.2. Over Dagblad van het Noorden. 4. 1.3. Over de redacties Stad en Noord-Groningen. 6. 2. De werkzaamheden 2.1. De rol van de stagiair. 7 7. 2.2. Reflectie. 7. 2.3. Voorbeelden van eigen werk. 8. 3. De begeleiding. 13. 3.1. Vanuit Dagblad van het Noorden. 13. 3.2. Vanuit de opleiding. 14. 4. Evaluatie. 15. 4.1. De stage en de opleiding. 15. 4.2. Nieuwe kennis en vaardigheden. 16. 5. Conclusie en aanbevelingen. 17. Bijlage: selectie van tijdens de stage geschreven artikelen. 18. 2.

(3) Inleiding Op 1 maart tikte ik, gezeten aan een bureau op de stadsredactie van Dagblad van het Noorden, een fotobijschrift. Vreselijk spannend was het niet, goed beschouwd, maar voor mij wel. Dit zouden de allereerste door mij geschreven regels worden die in een echte krant, met zwarte letters op dun grijs papier, zouden verschijnen. De volgende ochtend zag ik ze staan. Pagina 8 van het regiokatern. Op 31 mei tikte ik alweer een fotobijschrift, ditmaal voor de voorpagina van de krant. Hij was aanmerkelijk sneller klaar dan die allereerste, en dat was maar goed ook, want ik moest ook nog een reportage maken voor de voorpagina van het regiokatern. De zoveelste door mij geschreven regels die de dag daarop in de krant zouden staan, met die zwarte letters op dat grijze papier. De tel was ik tegen die tijd kwijt. Twee fotobijschriften, één op de eerste van mijn stage en één op de laatste. Daar tussenin: talloze reportages, nieuwsberichten en achtergrondartikelen. Expedities naar ’t Zandt en Krewerd, Loppersum en Leek, naar het stadhuis en de Martinitoren. Telefoontjes naar woordvoerders, Tweede Kamerleden en Henk Helmantel. Ritjes in een zweefmolen, in de Bierkoerierbus, en achterop een trike. Het moge duidelijk zijn. Ik heb drie van de meest leerzame en enerverende maanden van mijn studie beleefd op stage bij Dagblad van het Noorden. Dit verslag vormt een terugblik op die maanden.. 3.

(4) 1. De stageplaats 1.1. Mijn motivatie Dat ik mijn stageperiode het liefst wilde doorbrengen op een krantenredactie, stond voor mij vanaf het begin van m’n master wel vast. Schrijven is zeg maar echt mijn ding; de diverse praktijkcolleges die ik tijdens de master volgde hebben dat bevestigd. Achter een camera voel ik me beperkt en stuntelig; een notitieblokje en een pen betekenen vrijheid. Bleef de vraag voor welke krant ik drie maanden lang notitieblokjes en pennen zou hanteren. Twee overwegingen maakten dat ik het liefst bij een regionale krant wilde stagelopen. Ten eerste waren er oud-studenten die vol enthousiasme vertelden hoeveel ze hadden geleerd en hoeveel vrijheid ze hadden genoten op de redacties van regionale kranten. Een stagiair kan er daar veel op uit, zo vertelden ze, en krijgt volop ruimte om eigen ideeën en initiatieven in te brengen. Ten tweede – een minder inhoudelijk, maar voor mij toch belangrijk argument – ben ik erg verknocht aan het Noorden. Ik kon me geen mooiere plek indenken om mijn eerste stappen in de journalistiek te zetten dan in ‘mijn’ Groningen. Zo kwam ik dus al snel uit bij Dagblad van het Noorden, waar ze me gelukkig wel konden gebruiken. In overleg met Rob de Kam, de chef van de redactie in Groningen, kreeg ik een plekje als een soort ‘vliegende keep’ bij de redacties Noord-Groningen en Stad. Tegelijk met mij liep studiegenoot Noortje van der Leek stage en ook zij werkte voor beide redacties. Wat ik hoopte te leren valt samen te vatten als ‘meters maken’. Ik wilde graag het werkritme op een dagbladredactie leren kennen, leren werken in zoveel mogelijk verschillende genres, kortom: leren door te doen, om zo steviger in mijn schoenen te kunnen staan als journalist. Meer specifiek leek het me erg leuk om samen met een collega een wat groter verhaal op te pakken, om ergens echt diep in te kunnen duiken.. 1.2. Over Dagblad van het Noorden Dagblad van het Noorden is een ochtendblad voor de provincies Groningen en Drenthe. Het wordt uitgegeven door NDC (Noordelijke Dagblad Combinatie) Mediagroep, die verder onder meer de Leeuwarder Courant en regionale huis-aan-huisbladen uitgeeft. Dagblad van het Noorden is in 2002 ontstaan uit een fusie van Nieuwsblad van het Noorden, Groninger Dagblad en Drentse Courant. Afgaand op de meest recente gegevens ligt de totaal verspreide printoplage net onder de 100 000.1 De totaal verspreide digitale oplage is met ruim 106 000 iets hoger.2 Het hoofdkantoor van de krant is gevestigd aan de Lübeckweg in Groningen; daarnaast zijn er redacties in Assen, Emmen en Winschoten. Er verschijnen dagelijks drie edities van 1. 99 423, volgens cijfers van NOM (Nationaal Onderzoek Multimedia) over het jaar 2016. Zie http://www.nommedia.nl. 2 106 807, volgens cijfers van NOM over het jaar 2016. Zie http://www.nommedia.nl. Overigens is het moeilijk te zeggen hoeveel mensen precies online bereikt worden via bijvoorbeeld gratis artikelen op Facebook of Twitter.. 4.

(5) Dagblad: één voor Drenthe, één voor Oost-Groningen (wat neerkomt op alles ten oosten van Delfzijl), en één voor Stad, Haren en Noord-Groningen. De drie edities delen een ‘algemeen’ katern, met nieuws uit binnen- en buitenland, dat gevuld wordt met kopij van het Algemeen Dagblad en eigen verhalen die voor de hele regio van belang zijn. Ook de cultuur-, economie- en sportkaternen komen in alle edities overeen. Elke editie heeft een eigen regiokatern, dat wordt gevuld door regioverslaggevers. Ook verschilt de voorpagina soms per editie. De journalisten van Dagblad van het Noorden hanteren over het algemeen dezelfde werkwijze, do’s en dont’s als journalisten elders. Objectiviteit, hoor en wederhoor en de deugdelijkheid en betrouwbaarheid van bronnen staan hoog in het vaandel. Specifiek voor Dagblad van het Noorden is dat de regio nadrukkelijk centraal staat. Een docent aan de master pleegt te zeggen dat je je bij het pitchen, onderzoeken en schrijven van een stuk altijd moet afvragen: ‘what’s in it for de lezer?’ Voor Dagblad van het Noorden kun je dit gerust vertalen naar ‘what’s in it for de regio?’ De krant legt zich er heel bewust op toe om nieuws te brengen dat zowel fysiek als emotioneel dichtbij de Drent en de Groninger staat. Dit betekent niet alleen dat zaken als regionale politiek, cultuur en sport verslagen worden, maar ook dat landelijk nieuws wordt ‘geregionaliseerd’. Op de redactie aan de Lübeckweg, waar ik tijdens mijn stage werkzaam ben geweest, zetelt de hoofdredactie en werken een groot aantal deelredacties. De nieuwsdienst, kunstredactie, economieredactie, sportredactie, regioredacties en bijlagenredacties leveren elk hun eigen inhoud voor de krant. Beeld bij de artikelen komt via de beeld- en infographicsredacties. De digitale redacteuren houden de website van de krant bij, zorgen dat artikelen er op het juiste moment op de goede manier op komen te staan (‘uitserveren’ heet dat in Dagbladjargon) en maken als bureauredacteuren ook eigen inhoud. De eindredactie en de vormgeving zorgen er tot slot voor dat de papieren krant aan het eind van de dag helemaal in orde is en kan ‘zakken’. Dagblad van het Noorden is momenteel volop bezig met het voorbereiden en uitwerken van een grootscheeps project om de focus van de verslaggeving te verleggen van de papieren krant naar online: Naar De Hoogste Versnelling (NDHV). Op het moment van schrijven wordt nog voornamelijk gewerkt en gedacht vanuit de papieren krant. Vanaf september moet productie voor de digitale kanalen voorrang krijgen op de papieren krant. Het is de bedoeling dat continu online nieuws wordt geboden en de mooiste verhalen van de dag (‘topstories’) zo worden uitgeserveerd dat ze veel (crossmediale) impact hebben en belangstelling wekken.3 NDHV zal een ingrijpende invloed hebben op de manier van werken op de redactie en medewerkers van de krant vinden dit merkbaar spannend. Door de bank genomen staan jongere verslaggevers er iets ontspannener in dan de oudere garde, maar het houdt jong en oud evenzeer bezig. Tijdens zowel informele gesprekken als vergaderingen over het onderwerp uitten verslaggevers geregeld zorgen over de consequenties die het project zou hebben, met name voor de kwaliteit van de verslaggeving en de belasting van bepaalde 3. Adviesaanvraag NDHV versie 2, 23 mei 2017. 5.

(6) redacties. Men erkent wel dat de verschuiving van print naar online nodig is en staat in principe niet onwelwillend tegenover het project, maar ten tijde van mijn stage werden er nog volop vraagtekens geplaatst bij en heftig gediscussieerd over de uitvoering.. 1.3. Over de redacties Stad en Noord-Groningen Stad en Noord-Groningen zijn in principe twee aparte redacties, maar maken wel samen één regiokatern voor de Stad-Noord-editie van de krant. Op Stad werken (mijzelf en Noortje niet meegerekend) zeven verslaggevers, op Noord vijf. De meesten van hen werken vast (hoewel niet fulltime), enkelen zijn freelancers. Verder is er een werkervaringsplek, momenteel vervuld door Patriecia Kolthof, die net als ik en Noortje tussen de beide regioredacties laveert. Chef Richold Brandsma stuurt beide redacties aan. De verslaggevers van Noord hebben elk een eigen geografische specialisatie. Koos Bijlsma gaat over het Westerkwartier, Herman Sandman over Loppersum, Erik van de Veen over Delfzijl, Louis van Kelckhoven over Hoogezand-Sappemeer en Slochteren en Carlien Bootsma over De Marne. Elke verslaggever volgt voor zijn of haar gebied de actualiteit en de lokale politiek. Op de redactie Stad zijn de taken overwegend thematisch verdeeld. Zo houdt Frits Poelman zich vooral bezig met infrastructuur, transport en energie en weet Frank von Hebel veel van (kunst)geschiedenis en de Tweede Wereldoorlog. Frank volgt ook de gemeentelijke politiek in Groningen, samen met Roelof van Dalen. Marijke Brouwer en Lieke van den Krommenacker doen allebei van alles, maar zijn meer gespecialiseerd in de langere, menselijke achtergrondverhalen dan in hard nieuws. De gemeenteraad van Haren wordt gevolgd door Giulia Fabrizi, Anita Pepping doet dit voor Ten Boer. Over het algemeen druppelt iedereen ’s morgens binnen tussen 9:00 en 9:30, om op te starten, de eerste koffie te drinken en eventueel de redactie-agenda en ‘de bak’ (de redactiemail) te doorzoeken op mogelijke onderwerpen. Het officiële begin van de dag is om 09:30, als Richold opstaat, “collega’s” zegt en iedereen voorgaat naar de vergaderruimte. Daar wordt de dag voorbesproken, bijzonderheden worden gemeld en eventueel worden er complimenten uitgewisseld over goed gelukte stukken. Richold inventariseert wie waarmee bezig gaat. Aan de hand daarvan maakt hij een voorlopige indeling van de regiopagina’s. Daarin kan nog het nodige veranderen, afhankelijk van het verloop van de dag en het nieuwsaanbod. Gedurende de dag gaat iedereen zijn of haar gang om verhalen rond te krijgen, hetzij vanaf de redactie, hetzij ‘op klus’. Een vaste eindtijd is er nauwelijks: in feite ben je vrij zodra je werk van die dag af is. Dat kan om 16:30 zijn, maar ook om 21:30. De absolute deadline om inhoud aan te leveren is 22:00.. 6.

(7) 2. De werkzaamheden 2.1. De rol van de stagiair “We hebben hier stagiairs gehad die op hun tweede dag de voorpagina haalden, en stagiairs die drie maanden lang alleen maar kortjes maakten.” Dat zei stagecoördinator Douwe Wijbrands tijdens mijn eerste kennismakingsgesprek op de redactie. Wat je hier maakt, leert en doet, wou hij maar zeggen, hangt voor een vrij groot deel van jezelf af. Vanaf het begin was mijn rol in principe dezelfde als die van de andere verslaggevers. Ik vergaderde ’s morgens mee, werd geacht zelf onderwerpen in te brengen en mijn verhalen zelf in orde te maken. Alleen piket-, correctie- en weekenddiensten draaide ik niet. Vooral de eerste dagen werd mijn werk eerst nagekeken door Richold of een andere redacteur vóór het naar de eindredactie ging. Dat was prettig, al was het alleen maar omdat er tal van stijl- en lay-outgewoontes waren die ik moest leren kennen. Maar na verloop van tijd werd controle niet meer zo noodzakelijk gevonden en las er alleen nog iemand mee als ik zelf om feedback vroeg. Dat heb ik overigens waar het kon wel zoveel mogelijk gedaan; de frisse blik van een ander helpt me vaak om schoonheidsfoutjes of slordigheden te verhelpen die ik zelf niet had gezien, en de input van collega’s heeft naar mijn mening erg geholpen. Andersom vroegen collega’s mij ook wel eens om feedback over hun werk; minstens zo leerzaam, én, vond ik althans, een blijk van vertrouwen in mijn kunnen.. 2.2. Reflectie Wat me onmiddellijk opviel was de vanzelfsprekendheid waarmee ik werd opgenomen als nieuw redactielid. Het was leuk om zo voor vol te worden aangezien, maar ook een beetje eng. Zou ik op een compleet nieuwe redactie, tussen doorgewinterde journalisten, wel mee kunnen komen zoals van me verwacht werd? Vóór mijn eerste dag had ik alle kanalen afgestruind waar ik ook maar iets van nieuws meende te kunnen vinden: NOS, Nu.nl, de websites van de politie en de gemeente, Twitter, Facebook. Het leverde twee onderwerpjes op waarvan ik dacht dat ze niet totáál ongesch ikt waren. De volgende ochtend in de vergadering staarde ik zwijgend naar mijn twee onderwerpjes in mijn notitieboekje en luisterde ondertussen hoe de rest van de redactie het ene na het andere verhaalidee opsomde. Iedereen had zijn zegje gedaan en stond op en Richold wendde zich tot ons, Noortje en mij, de stagiaires. Of er nog vragen waren. “Ik had ook een paar ideeën”, zei ik. “Waarom zei je dat dan niet?” zei hij. Ik wist het zelf ook niet zo goed. Ik dacht dat ze niet interessant genoeg waren, niet gro ot genoeg, niet nieuw genoeg, ik dacht dat ik beter niet door de echte journalisten heen kon praten. 7.

(8) “Gewoon roepen de volgende keer,” zei Richold. De ochtenden na die eerste riep ik dus gewoon, en dat beviel erg goed. Op mijn tweede dag werd een in mijn ogen vrij klein dingetje dat ik van Facebook had geplukt met zoveel goedkeuring ontvangen, dat het direct de dag erna op de voorpagina van het regiokatern kwam te staan (Man in Ligstoel verdwenen, zie bijlage). Facebook bleef een handige bron, die me één van de reportages heeft opgeleverd die naar mijn mening het best is gelukt (Bikers op stap met zieke kinderen, zie bijlage). Daarnaast heb ik gezocht naar manieren om landelijk nieuws te regionaliseren (met bijvoorbeeld Stoepkrijten is verboden in heel het Noorden: waarom? tot gevolg, zie bijlage). De redactieinboxen leverden zo nu en dan ook dingen op. Ook kwam ik erachter dat mijn netwerk, al had het een bescheidener omvang dan dat van de meeste collega’s, van pas kon komen. Zo nu en dan werd ik getipt door bekenden, studiegenoten of oud-collega’s van de Universiteitskrant. Ik slaagde er niet elke ochtend in om met iets te komen. Dat kwam me dan op quasidreigende opmerkingen te staan, waarvan ik gelukkig al vrij snel begreep dat ze voor de grap waren. Richold of andere collega’s gaven me geregeld onderwerpen aan, waardoor het eigenlijk niet voorkwam dat ik écht niets te doen had. Aanvankelijk kon ik er nog erg van balen als ik een ochtend geen onderwerpen had, maar gaandeweg leerde ik dat dat soms gewoon gebeurt. Ook de rest van de redactie zat tenslotte wel eens met lege handen aan de vergadertafel. Ik heb – precies zoals ik wilde – in een breed scala aan genres kunnen werken. Veel van mijn verhalen waren reportages, het genre waarvan ik ondertussen weet dat het me het beste ligt. Maar ik heb ook nieuwsberichten, kortjes, portretinterviews, vraag-en-antwoordjes en zelfs een necrologie en een column gemaakt. Het is ook van grotere coproducties gekomen. Samen met Noortje maakte ik onder andere reportages over Koningsdag (Oranje boven in het Noorden, zie bijlage) en de Meikermis (De Meikermis wordt ‘al mooier’, zie bijlage). Ook heb ik samen met Drentse collega Leonie Sinnema gewerkt aan een grote spread over Kamerwatch (Big Brother is watching you: Twitter in de Tweede Kamer, zie bijlage).. 2.3. Voorbeelden van eigen werk Hieronder bespreek ik enkele van de stukken die ik gemaakt heb tijdens mijn stage, de totstandkoming ervan en de keuzes en overwegingen die hier een rol bij hebben gespeeld. Over sommige ben ik erg tevreden, van andere vind ik dat ik bepaalde dingen beter anders had kunnen aanpakken.. 8.

(9) De race tegen de klok - Vindicat-studente: mijn seksualiteit is geen stof voor jouw grap (9 maart) Op 8 maart dook op Facebook een filmpje op dat razendsnel heel veel geliket en gedeeld werd. Van een Groningse studente, bleek, een Vindicatlid, die Internationale Vrouwendag aangreep om een statement te maken tegen seksisme binnen haar vereniging en daarbuiten. Vindicat en seksisme in één verhaal, daar moest iets mee gedaan worden. En ik was de gelukkige. Mijn plan was om het meisje in kwestie, Milou Deelen, te spreken over het hoe en waarom van haar actie. Daarnaast vond ik het belangrijk om het bestuur van Vindicat te laten horen in het stuk. Ik wilde graag dat het bestuur inging op wat in de Facebookpost gezegd werd over seksisme binnen de vereniging: wat vonden ze ervan, wat gingen ze eraan doen? Dat bleek echter allemaal makkelijker bedacht dan gedaan. Milou was volslagen onbereikbaar. De voorzitter van Vindicat nam wel ogenblikkelijk zijn telefoon op. Maar toen ik hem uitlegde waarover ik belde, zei hij dat ik mijn vragen het beste op de mail kon zetten. Daar had ik weinig zin in, want vragen op de mail, was mijn ervaring, betekende vaak in het beste geval dat het heel lang zou duren voor er antwoord kwam en in het slechtste geval kwam er helemaal niks. Ik besloot het toch te doen, na Stijn wel op het hart te hebben gedrukt dat het belangrijk was dat ik zo snel mogelijk antwoord had. Ja, dat begreep hij, dat zou allemaal in orde komen. Het werd maar later en later en Milou bleef onbereikbaar. Toch moest ik haar echt spreken, niet alleen om een inhoudelijke reactie te krijgen, maar ook omdat ik een foto van haar nodig had voor bij het artikel. Na wel twintig oproepen kreeg ik haar tegen de avond eindelijk lang genoeg te spreken om te horen dat ze écht geen tijd had voor een reactie. Ze zou me wel een foto toesturen. Gelukkig had Milou haar hele boodschap keurig op Facebook gezet. Ik besloot daarom het artikel op te bouwen met de tekst van de Facebookpost, de comments die eronder waren geplaatst, en de reactie van het bestuur van Vindicat (die inderdaad binnen vrij afzienbare tijd in mijn mailbox plofte). De woedende geïnterviewde – Veiligheid balkons betwijfeld (4 maart) Woningbouwvereniging Wierden en Borgen bracht begin maart een persbericht naar buiten waarin stond dat een aantal van hun woningen in Hoogkerk onveilige balkons hadden. Voor een follow-up leek het Richold wel leuk om ‘de straat op’ te gaan, naar de huizen in kwestie, om de bewoners te vragen hoe het nou voelde dat hun balkon op instorten stond. Dus daar ging ik, naar Hoogkerk, een echte volkse wijk, zoals dat eufemistisch heet. Een klein anderhalf uur heb ik rondgelopen en aangebeld. Op een paar adressen mocht ik binnenkomen en wilden de bewoners me wel te woord staan. Aangevuld met een toelichting van de directeur van Wierden en Borgen had ik zo dus een prima artikel, aan het eind van de dag. Het was een vrijdag.. 9.

(10) Toen ik de maandagochtend daarop weer op de redactie kwam, vroeg Richold: “Heb jij van iemand de naam opgeschreven terwijl ze dat niet wou?” Ik had geen flauw idee waar hij het over had, tot hij me een mailtje van de klantenservice doorstuurde. Iemand uit Hoogkerk had een woedende tirade gestuurd, waarvan de strekking was dat ik een achterbakse troela was die haar antwoorden en volledige naam had opgeschreven zonder me eerst bekend te maken als journalist. Ik schrok van het bericht en begreep er niets van. Ik had met de mevrouw in kwestie een heel plezierig gesprek gehad, gevraagd of ik mocht opschrijven wat ze zei – ze heeft haar naam zelfs voor me gespeld. En dat ik voor Dagblad van het Noorden werkte, had ik direct gezegd toen ze de deur voor me opendeed. Dat vertelde ik aan Richold, die zei dat ik me niet te druk moest maken. Waarschijnlijk was de vrouw door buren aangesproken op haar medewerking aan het artikel, of kreeg ze zelf achteraf bedenkingen toen ze haar woorden gedrukt zag. Een andere mogelijkheid is dat ze me misschien niet verstaan heeft, toen ik me voorstelde – er liepen twee keffende honden en een jengelende peuter door haar huis. Het voorval heeft me, ondanks het advies om me er niks van aan te trekken, toch wel dwarsgezeten. Het zal een teken zijn dat ik een wat dikkere huid moet kweken. De gedroomde reportage – Bikers op stap met zieke kinderen (10 april) Aan dit verhaal bewaar ik de mooiste herinneringen. Het onderwerp – een stichting van bikers en trikers die zich inzetten voor zielige kinderen – kwam ik toevallig tegen tijdens een middagje ronddolen op Facebook. De contacten met de voorzitter van de stichting, Sebastiën van der Meer, waren snel gelegd en al na vijf minuten aan de telefoon kon ik merken dat hij een heel aardige man was. Hij nodigde me spontaan uit om een keer mee te gaan op een rit. Stiekem heb ik altijd al een zwak gehad voor alles wat met motorrijden te maken heeft, dus daar zei ik geen nee tegen. Op een stralende dag in april mocht ik, achterop een trike, mee met een ride out om geld in te zamelen voor onderzoek naar de zeldzame Noordzeeziekte. De deelnemende bikers zagen er allemaal precies uit zoals je je een biker voorstelt: groot en vervaarlijk, veel zwart leer, veel tatoeages. Heel even maakte dat me een beetje nerveus. Toen echter de één na de ander allerhartelijkst op me afstapte, mijn hand schudde of me zelfs een knuffel gaf ter begroeting, was dat al snel over. De CS Riders bleken een heel hartelijke, gastvrije groep mensen, die allemaal een enorme passie hadden voor kinderen. Ik mocht zomaar een hele dag optrekken met al die ruwe-bolsters-met-blanke-pitten, ze van alles vragen, en er tot slot getuige van zijn dat grote, vervaarlijke Sebastiën van der Meer met tranen in zijn ogen een bosje bloemen kreeg van een klein, ziek meisje. Zelden heb ik journalist zo’n mooi beroep gevonden als die dag. Terug op de redactie had ik zoveel indrukken, informatie en mooie quotes dat ik er wel vijf pagina’s over had kunnen voltikken. Maar helaas, de ruimte op de pagina was beperkt, iets wat me tijdens de stage wel vaker gefrustreerd heeft. Het spreekwoordelijke ‘darlings killen’ is niet mijn sterkste punt. Gelukkig was de website er ook nog: ik heb mijn verhaal 10.

(11) uiteindelijk zo lang gemaakt als ik het zelf wilde voor online, en het voor de krant vervolgens ingekort. De verkeerde inschatting – Filosofiestudenten willen meer democratie aan de RUG (15 maart) Ik kreeg een tip over een symposium van kritische filosofiestudenten die vonden dat er van alles moest veranderen bij de RUG. Daar werd ik zelf niet gelijk heel enthousiast van, maar de tipgever verzekerde me dat het écht een interessant initiatief was, vergelijkbaar met de Maagdenhuisbezetting aan de Universiteit van Amsterdam enkele jaren geleden. Daarop belde ik toch maar met één van de organisatoren. Die was erg gretig om zijn verhaal te vertellen, maar ook zo genuanceerd dat hij eigenlijk niets zei dat echt spannend was. Er was een heleboel mis bij de filosofiefaculteit, máár eigenlijk was dat niet echt iemands schuld. Ze wilden grote veranderingen bij de universiteit, máár niet door een protest á la Maagdenhuis. Uiteindelijk heb ik meer dan een uur met hem aan de telefoon gehangen en wist ik aan het eind ervan nog steeds niet zeker of dit onderwerp nou heel spannend was of helemaal niet. Ik heb er wel een vraag-en-antwoordje van gemaakt, maar het was, in de woorden van Rob de Kam, “op de grens van wat onze lezers boeit.” Achteraf zag ik dat ook in. Het was teveel een niche-onderwerp, iets dat eigenlijk alleen RUG-betrokkenen aanging. Ik had me teveel laten ompraten door de tipgever en de organisatoren die het symposium brachten als heel spannend. Ik nam me voor om voortaan nadrukkelijker stil te staan bij de vraag of een onderwerp nu echt aansprekend was voor mijn doelgroep. De clickmagneet – Stoepkrijten is verboden in heel het Noorden: waarom? (6 april) Ik ben geen ochtendmens. Het redactieritme heeft daar helaas geen boodschap aan, dus de afgelopen drie maanden stond ik tegen wil en dank toch om zeven uur naast mijn bed. Om dan een beetje wakker te worden, zette ik de radio aan. En daar hoorde ik op een goeie dag iets geinigs voorbij komen: er was een soort ludiek protest aan de gang tegen een bijzinnetje in lokale wetgeving die stoepkrijten verbood. Enkele uren later vertelde ik erover op de ochtendvergadering. Het onderwerp werd zo enthousiast ontvangen dat het een plaatsje kreeg op de In Het Nieuws-pagina. Ik vond het erg leuk dat ik het nu daadwerkelijk mocht gaan uitzoeken, maar vond het lastig om er relevante bronnen bij te vinden. Uiteraard moest er iemand van de gemeente reageren op het stoepkrijtverbod, maar alleen een ambtenaar spreekt bij een onderwerp als dit niet aan. Er moesten eigenlijk verongelijkte ouders en/of kinderen aan het woord komen, liefst met foto, om te verwoorden hoe belachelijk het regeltje was. En omdat de In Het Nieuwspagina’s met alle edities meegaan, moest er óók minstens één Drent in het verhaal. Die bleken echter niet zo gemakkelijk te vinden. Radio 2 had een speciale Facebookpagina aangemaakt, waarop mensen konden aangeven mee te doen aan de stoepkrijtactie, maar daar zat niemand uit Groningen tussen. Een eigen oproep op Facebook leverde ook niks op. We hebben het opgelost door een lichtelijk in scène gezet interviewtje plus foto met de dochter van Richold. 11.

(12) Het artikel deed het online ontzettend goed, tot mijn eigen verbazing, want zo belangwekkend was het toch ook weer niet? Richold wijt het aan de foto. Die zal ongetwijfeld een grote bijdrage hebben geleverd, maar ik denk dat er ook een soort algehele verbijstering over de bureaucratische truttigheid van ‘Nederland op z’n smalst’ zal hebben meegespeeld. Overigens kreeg ik óók over dit stuk een boos mailtje. Van iemand die vond dat stoepkrijt een veel te onbenullig onderwerp was voor een echte journalist. Ik heb me er niks van aangetrokken. De huid wordt al wat dikker. De herkansing – Allergisch (Rarekiek) (27 mei) Op de voorpagina van het katern Groningen Stad & Noord staat een rubriek die Rarekiek heet. De Rarekiek is een soort wisselcolumn: elke dag verzorgd door iemand anders, die op een mooie en humoristische manier een ervaring of observatie beschrijft. Het moet zich hebben afgespeeld in of om Groningen, liefst in de openbare ruimte, en – misschien wel het belangrijkste – er moet een soort clou aan het einde komen. Ik vond de Rarekiek altijd erg leuk om te lezen: de rubriek is grappig en, afhankelijk van de schrijver, vaak ook ietwat poëtisch. Het leek me leuk om er zelf ook eens eentje te maken. Op een dag zat er een gat in het Rarekiekrooster en wierp ik mezelf dus op om de rubriek te vullen. Maar het ging niet. Ik heb een uur zitten hakkelen en zwoegen op het toetsenbord, begon wel acht keer opnieuw, probeerde het perspectief te veranderen, de toon, maar allemaal tevergeefs: het ging niet. “Als je er niet uitkomt, doet iemand anders het wel”, zei Richold op een gegeven moment diplomatiek, en ik gaf het op. Met Inki de Jonge en Marijke Brouwer, die gelden als Rarekiekexperts, besprak ik wat er fout was gegaan. Er bleek een clou te missen in de anekdote die ik had willen opschrijven. Kan gebeuren, maar ik baalde er behoorlijk van en nam me voor om vóór het einde van de stage nog eens een Rarekiek te maken die wél lukte. In de allerlaatste week heb ik de moed weer bij elkaar geraapt en een stukje geschreven over witte wijn en een wesp op een bloedheet terras. Mét clou. Marijke vond ‘m mooi.. 12.

(13) 3. De begeleiding 3.1. Vanuit Dagblad van het Noorden Binnen het bedrijf was de begeleiding niet bijzonder strak geregeld, maar dat heb ik niet als vervelend ervaren. Richold Brandsma was het officiële aanspreekpunt; als hij afwezig was, kon ik ook bij Rob de Kam terecht. Op de dag dat mijn stage begon, kreeg ik van Richold een toegangspasje voor het gebouw en toegang tot de digitale systemen, begeleid door de woorden: “Je komt er verder wel uit, hè? En anders hoor ik het wel.” Ik had van oud-studenten al het nodige gehoord over de nogal laissez-faire stijl van begeleiding bij Dagblad van het Noorden. Dat Richold het liefst zo weinig mogelijk expliciet een mentorrol aannam, was voor mij dus geen verrassing. Al met al beviel de begeleiding me prima: het meeste van het werk op de redactie bleek inderdaad al doende te leren. En als het nodig was, kon ik altijd bij Richold terecht. Dat bleek bijvoorbeeld aan het begin van mijn tweede week, toen de kwade mail uit Hoogkerk kwam. Ik trok me dat behoorlijk aan en was bang dat ik zou dalen in de achting van de redactie. Richold stelde me daar gerust over, hielp het te relativeren en liet duidelijk merken dat hij achter mij stond. Ook de andere verslaggevers van Stad en Noord-Groningen waren graag bereid tot meedenken of adviseren. Vooral aan Giulia Fabrizi en Roelof van Dalen heb ik veel gehad. Na Noortje en mij waren zij de jongsten op de redactie, wat de drempel om hen aan te schieten in het begin toch iets lager maakte. Maar voor alle redactieleden geldt dat ik ze te allen tijde met alle mogelijke vragen mocht lastigvallen, iets waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt. Meelopen mocht ook; met Frank von Hebel heb ik een vergadering van gemeenteraadscommissies en het college van b&w bijgewoond, om te zien hoe dat eraan toegaat en hoe hij te werk gaat als stadhuisverslaggever. Hoewel het uiteindelijk prima gelukt is om al doende het reilen en zeilen op de redactie te leren kennen, was het – zeker aan het begin van de stage – wel eens wat verwarrend. Het duurde bijvoorbeeld eventjes voor ik de hiërarchie en structuur op de redactie begreep. Door de vele verschillende chefs was het me soms wat onduidelijk wie waar precies de leiding over had, en tot wie ik me precies moest wenden als ik wilde overleggen over een artikel. Van dat laatste ontdekte ik relatief laat dat het afhing van de pagina waar dat artikel voor gepland stond, en wie die dag die pagina coördineerde. Ook werd ik eens op pad gestuurd voor een genreverhaal, en hoorde ik pas na terugkomst dat ik daar niet één, maar drie foto’s voor had moeten bestellen. Geen grote rampen allemaal, maar het was prettig geweest als dit soort zaken van te voren iets meer waren toegelicht. Tot slot vind ik dat er op de redactie erg goed werd omgegaan met het feit dat er twee stagairs tegelijk rondliepen: Noortje én ik. Ik vermoed dat ze zich van tevoren wat zorgen gemaakt hebben over competitie of jaloezie tussen ons. Richold en Rob vonden het belangrijk dat we ons gelijkwaardig voelden, dat geen van ons ondersneeuwde en dat we allebei lof kregen als die ons toekwam. 13.

(14) Uiteindelijk hebben we elkaar – naar mijn mening althans – zeker niet in de weg gezeten. Noortje en ik hebben het altijd al prima met elkaar kunnen vinden en tijdens de stage was dat niet anders. We gunden elkaar de leuke opdrachten en de successen en hielpen elkaar waar het kon. Bovendien was het best prettig dat we soms even stoom konden afblazen tegen elkaar, over alle nieuwe indrukken en onzekerheden die de stage met zich meebracht.. 3.2. Vanuit de opleiding Rob Siebelink was mijn docentbegeleider tijdens de stage. Met hem had ik de afspraak dat ik eens in de paar weken iets van me zou laten horen, om te laten weten hoe het ging en waar ik zoal mee bezig was. Het journal op Nestor hoefde ik van hem niet bij te houden; ik kon mijn energie beter steken in de stagewerkzaamheden, vond hij. Rob is één keer langs geweest voor een gesprek met mij, Richold en Noortje (voor wie hij ook als begeleider optrad), dat erg efficiënt verliep omdat hij en Richold er grotendeels dezelfde filosofie over begeleidingsgesprekken op nahouden. Richold vertelde Rob dat alles uitstekend ging, Rob antwoordde dat hij niet anders verwacht had, en mocht daar toch verandering in komen, dan wisten we hem te vinden. Ondanks dat er weinig gewichtigs is besproken, waardeerde ik het wel dat Rob is langsgekomen, al was het alleen maar om te laten blijken dat hij vertrouwen in me had. De stage was nog maar pas begonnen en ik was nog vrij gespannen, vroeg me af of ik het wel goed zou doen. Rob heeft me daar enigszins overheen geholpen en moed ingesproken. “Je docentbegeleider is vooral achterwacht en soort van coach op afstand. Niet meer, maar zeker ook niet minder”, staat op Nestor. Rob heeft daar naar mijn mening uitstekend aan voldaan.. 14.

(15) 4. Evaluatie 4.1. De stage en de opleiding Ik begon aan mijn stage met de verwachting dat ik aardig voorbereid was op het maken van journalistieke producties, dankzij de praktijklessen in de master en de ervaring die ik bij de UK had opgedaan. Dat bleek grotendeels zo te zijn. Op de opleiding is veel aandacht besteed aan het op de juiste manier pitchen van verhalen: zorgen dat je helder hebt wat je wilt doen met een onderwerp en waarom. Daar heb ik veel aan gehad. Overigens is de ‘druk’ die op het pitchen in de vergaderingen stond, me erg meegevallen. Tijdens de mastercolleges had ik min of meer de indruk gekregen dat je heel sterk in de schoenen moest staan bij het pitchen en een spervuur aan kritische vragen kon verwachten. Maar in de praktijk bleek dat ideeën vaak open en enthousiast werden ontvangen: prima, zoek het uit en ga het maken, succes ermee. Natuurlijk waren er ook wel eens bedenkingen, maar die konden meestal wel de wereld uit geholpen worden door de insteek samen aan te scherpen. Ook over de productie van een artikel had ik naar mijn gevoel voldoende geleerd tijdens de master. Ik verwachtte dat het contact zoeken, interviewen en uitwerken ‘in het echt’ niet veel anders zou gaan dan op de opleiding. Dat klopte, met dat verschil dat woordvoerderstypes een stuk beter hun best doen om je te helpen als je zegt dat je van Dagblad van het Noorden bent, dan wanneer je als student belt. Het schrijven voor een papieren krant vergde wel enig omschakelen. De UK is een online medium en ook op de opleiding kregen we mee dat we toch vooral online moeten denken. Schrijven voor print bracht enkele conventies met zich mee die ik aanvankelijk niet kende (‘gisteren’, ‘vandaag’ en ‘morgen’ schrijven, bijvoorbeeld, en geen namen van dagen, wat online precies andersom is). Waar ik ook echt aan heb moeten wennen waren de harde restricties op het gebied van lengte. Je krijgt een bepaald aantal regels om te vullen en als die vol zijn, zijn ze vol. Na bij de UK ‘verwend’ te zijn geraakt met vrijwel ongelimiteerde ruimte, moest ik me ineens beperken tot slechts een paar honderd woorden per verhaal. Ook nieuw was de veel hogere productiedruk die het schrijven voor een dagblad met zich meebracht. ’s Ochtends beginnen met een stuk, diezelfde dag nog klaar. Ik kon me daar van tevoren nog wel eens zorgen over maken, als ik net begon met een onderwerp. Zou iedereen wel op tijd de telefoon opnemen? Zou ik wel snel genoeg schrijven? Wat als ik vijf minuten voor de deadline enorme ruzie kreeg met een geïnterviewde over de inhoud van mijn stuk? Zorgen om niks, bleek, want ik heb in drie maanden tijd al mijn deadlines wel gehaald. Ook kwam ik erachter dat er zelfs op een echte redactie geen onmogelijke eisen aan je worden gesteld. Als gedurende de dag duidelijk werd dat iets écht niet rond te krijgen was, werd het geschrapt of doorgeschoven. Al met al vind ik dat de stage prima aansloot op wat ik geleerd heb tijdens de master. Iets waarin ik wel graag wat meer oefening had willen hebben, was het zoeken van nieuws. Als we voor praktijkcolleges een nieuwsverhaal moesten maken, mocht dat eigenlijk altijd wel 15.

(16) op basis van berichten uit andere media, aangezien het toch maar om te oefenen was. Daardoor had ik met name aan het begin van de stage geen flauw idee waar ik onderwerpen vandaan moest halen die ‘nieuw’ genoeg waren. Daarnaast – al komt het al wel in de opleiding voor – zou het misschien goed zijn om iets meer aandacht te besteden aan het maken van ‘institutioneel’ nieuws: het verslaan van bijvoorbeeld gemeentepolitiek, of stukken schrijven naar aanleiding van een raadsvergadering. Toen ik met Frank von Hebel naar de commissievergadering ging, merkte ik dat ik niet goed wist hoe ik me het beste kon voorbereiden en het was een enorme uitdaging, met het hoge tempo van de vergadering en de vele verschillende namen die de revu passeerden, wie nou precies wat vond van welk onderwerp.. 4.2. Nieuwe kennis en vaardigheden Zoals al valt op te maken uit de voorgaande paragraaf, had ik de basics van de journalistiek al redelijk onder de knie toen ik aan de stage begon. Wat ik van mijn drie maanden bij Dagblad van het Noorden geleerd heb, laat zich dan ook niet gemakkelijk in afgebakende inzichten of vaardigheden omschrijven. Het is voor mijn gevoel eerder een soort versteviging van mijn basis en mijn zelfvertrouwen als journalist. Voor ik aan mijn stage begon, had ik vaak vóórdat ik aan een verhaal begon een soort plankenkoorts. Ik maakte me er zorgen over dat mijn interviews niet goed zouden gaan, dat ik het niet goed zou weten op te schrijven of dat geïnterviewden zich er helemaal niet in zouden kunnen vinden. Die gedachten waren verder niet heel erg of allesoverheersend – ik had er altijd wel plezier in om met een verhaal bezig te zijn – maar toch ergens op de achtergrond aanwezig. Door de drie maanden lange exposure therapy die de stage in zekere in is, ben ik een stuk ontspannener geworden in mijn werk. Ik schrijf bijvoorbeeld niet meer altijd al mijn interviewvragen van tevoren uit, maar durf op onderwerpen af te gaan in de overtuiging dat ik er wel uit zal weten te halen wat belangrijk is. Ik durf mensen op een meer zelfverzekerde manier te benaderen, zonder bang te zijn dat ik iets doms zeg of hen lastig val. Ik heb geleerd dat ik er over het algemeen wel op kan vertrouwen dat mijn opdrachten op hun pootjes terecht komen. En wat misschien nog wel belangrijker is: ik leerde dat de wereld niet vergaat als er toch iets niet helemaal gaat zoals ik had gehoopt. Door het ritme op de redactie ben ik ook sneller geworden in het schrijven. Eerder kon ik nog wel eens eindeloos zitten wikken en wegen op een stuk, of uitstelgedrag vertonen, of verstrikt raken in waar ik nou precies heen wilde met mijn verhaal. Tijdens mijn stage ben ik voor mijn gevoel efficiënter en meer gestructureerd gaan werken bij het opschrijven van verhalen.. 16.

(17) 5. Conclusie en aanbevelingen Ik kan terugkijken op een geslaagde, mooie stageperiode. Zoals ik had gehoopt en me in mijn stageplan had voorgenomen, heb ik veel ervaring kunnen opdoen in de verschillende genres die ‘de krant’ omvat. Ook inhoudelijk waren mijn werkzaamheden erg gevarieerd, waardoor ik een goed beeld heb gekregen van de onderwerpen die in de stad en provincie spelen. De grootste winst die ik tijdens de stage heb geboekt, ligt naar mijn mening in een toegenomen routine, rust en zelfvertrouwen in mijn journalistieke werk. Door de vaardigheden die ik in de master geleerd had veelvuldig en drie maanden aaneengesloten in de praktijk te brengen, maakte ik ze me steeds meer eigen. Door Richold en de rest van de redactie ben ik steeds geholpen waar dat nodig was, zonder het gevoel te krijgen dat ik hen tot last was of ze me dom vonden. Ze waren altijd bereid vragen te beantwoorden, mee te denken of tips te geven. Dat maakte de stage extra leerzaam. Ook was het heel prettig dat ze lieten blijken vertrouwen te hebben in mijn kunnen. Zoveel, zelfs, dat ik in de zomervakantie terug mag komen. Grote dank dus aan Richold, Rob, en alle verslaggevers van Stad en Noord! De opleiding sluit, zoals ze nu is, uitstekend aan op de stagepraktijk. Ik heb nog enkele aanbevelingen met betrekking tot vaardigheden die, indien mogelijk, wel iets meer aandacht zouden mogen krijgen. Ten eerste is er het zoeken naar nieuwsonderwerpen. Hoewel ruimschoots aandacht is besteed aan de kenmerken van nieuws, en de criteria waar een goed onderwerp aan voldoet, had ik denk ik baat gehad bij meer praktische tips voor het vinden van zulke onderwerpen. Uiteraard begrijp ik dat de universiteit geen nieuwsorganisatie is, en daardoor niet de beschikking heeft over bijvoorbeeld wires en een vaste stroom persberichten. Maar wellicht kunnen studenten vaker ‘de straat op’ gaan, een opdracht die ze nu slechts één keer krijgen op de eerste dag. Ook zou het, als het rooster het tenminste toestaat, mijns inziens goed zijn om wat langer stil te staan bij de gemeenteraad. Tijdens de master hebben we één gemeenteraadszitting bijgewoond, waarna we de opdracht hadden om één artikel te schrijven naar aanleiding van een besproken onderwerp. Aangezien gemeenteraadsverslaggeving een aparte – en zeker voor regionale bladen heel belangrijke – tak van sport is, zou het naar mijn mening goed zijn om hier iets uitgebreider bij stil te staan. Laat bijvoorbeeld een stadhuisverslaggever een keer een gastcollege geven over de do’s en dont’s van zijn of haar werk, of bezoek vaker dan één keer de gemeenteraad.. 17.

(18) Bijlage: selectie van tijdens de stage geschreven artikelen N.B.: In deze bijlage zijn de stukken opgenomen die ik in mijn verslag aanhaal, plus enkele andere voorbeelden van mijn werk.. 18.

(19) Man in Ligstoel verdwenen. FOTO DVHN. 3 maart – Thereza Langeler - Groningen Het standbeeld Man in Ligstoel, dat tot voor kort in de Bataviastraat in Groningen stond, verhuist naar het Floresplein. Bewoners betreuren dat.. Fietsenrekken Het bronzen beeld van kunstenaar Hans Mes stond sinds 1984 op het pleintje halverwege de straat. In november 2016 was het tot verrassing van de bewoners ineens weg. Johanna Roede, die sinds 2010 in de straat woont, begreep daar niets van en ook haar buren stonden voor een raadsel. „Niemand had er iets over gelezen, geen brief, niets. We hebben nog even gedacht dat-ie weer terug zou keren, maar inmiddels zijn er fietsenrekken voor het beeld in de plaats gekomen.” De Bataviastraat heeft een haat-liefdeverhouding met haar bronzen buurman, weet Roede. „Ik vind het zelf een heel grappig beeld, maar anderen vonden ’m echt lelijk. Kinderen waren soms bang voor hem.” Maar.

(20) eenmaal over hun angst heen klommen diezelfde kinderen vaak bij de man op schoot. Straatbewoners pakten hem ’s winters in met sjaals en mutsen.. Overleg met maker Ze parkeerden er ook hun fietsen tegenaan, tot ongenoegen van het Centrum Beeldende Kunst (CBK). „Vaak stonden er zoveel fietsen om het beeld heen dat je het niet eens meer zag”, zegt Diana Lourens, die voor het CBK over de kunst in de openbare ruimte gaat. Het CBK oordeelde dat het beeld op deze manier niet tot zijn recht kwam en besloot het weg te halen. Het koos ervoor, in overleg met de maker, de man te verhuizen naar het Floresplein. De bewoners zijn geïnformeerd door een bericht in de wijkkrant, zegt Lourens. „Dat is dan langs mij heen gegaan, en langs mijn buren ook”, zegt Roede. Ze heeft wel begrip voor het besluit. „Het was zonde, al die fietsen tegen het beeld. Ik kan me ook best voorstellen dat ze het beeld een wat prominentere plek willen geven. Maar ze hadden wel even een briefje bij de bewoners in de bus mogen doen, vind ik.”. ’Het beeld hoort bij de straat’ Haar buurman Robert Huigen is minder te spreken over de verhuizing. „ Natuurlijk zijn die fietsen een probleem, maar doe dáár dan iets aan. Als een buurthuis last heeft van hangjongeren, los je dat toch ook niet op door het buurthuis af te breken? Dit beeld hoort bij onze straat.” Maker Hans Mes vindt de nieuwe plek prima. „Het beeld staat symbool voor het kolonialisme. Ik heb het voor de Korrewegwijk gemaakt. Het Floresplein hoort daar ook bij.”.

(21) 04 maart 2017 , pag. 16. :t•ž•ˆ’t•i SBž®©Ù Stãõ•œtži ;®©•©ˆt© •© ®®ˆt՝ t© %®Ù” ãtՒ®®ˆtSÕíˆ •© Õ®©•©ˆt© ’tS” St© ¤®ˆtž•œ ®©” ôt•ž•ˆt SBž®©Ùà ®®ˆt՝tÕ Stõ®” ©tÕÙ û•œ© Stû®Õˆià Î;•t õttã õBã tÕ ©®ˆ ¤ttÕ ¤•Ù •ÙÃÐ 0 - = !  -. Ñ%. ©ô®®ÕÙãtžSBBÕf iB㠕 i•ã Ùã흜t ©í ©•tã ¤ttÕ ¤Bˆ ®ôtÕÙãtt©Ðf ûtˆã ¤t” ôÕ®íõ í•Ù¤B©Ã @t ÙãBB㠕© ’BBÕ S®” ôt©õ®©•©ˆ BB© it 0tii•©ˆ•íÙõtˆ •© ®®ˆt՝à :B©í•ã it itíÕ®½t” ©•©ˆ ôB© ’BBÕ tít© õ•œÙã ût ®½ it ’®®ˆí•ã ãõtt ¤tãtÕ SBž®© i•t ’BBÕ Ù]’t•it© ôB© ’t㠒® õBBÕ ût Bžã•œi it BBÕiB½½tžÙ StõBBÕità Î@t ûtˆˆt© iB㠒tã ©•tã ôt•ž•ˆ •ÙÃÐ @tf iB㠕٠it Õ®©•©ˆÙt õ®©•©ˆ” ]®Õ½®ÕBã•t ;•tÕit© t© ®Õˆt©Ã

(22) t ]®Õ½®ÕBã•t ¤BBãt i®©itÕiBˆ St” t©i iBã tt© BB©ãBž ôB© ’BBÕ õ®©•©” ˆt© i•t ô¯¯Õ µªÝƒ û•œ© ˆtS®íõif ¤®” ˆtž•œ ®©ôt•ž•ˆt SBž®©Ù ’ttãà ;•tՔ it© t© ®Õˆt© ’ttã it Stõ®©tÕÙ ½tÕ SՕt ˆt˜©®Õ¤ttÕi t© ’ttã 㕜” itž•œt ôt•ž•ˆ’t•iÙ¤BBãÕtˆtžt© ˆt” ãÕ®t©Ã t㠈BBã ®¤ õ®©•©ˆt© BB© it .à ;B•œtÕÙãÕBB㠕© %®ÙãtՒ®®ˆt” SÕíˆf t© it .®ž¤B©ÙãÕBBã t© 0tii•©” ˆ•íÙõtˆ •© ®®ˆt՝Ã

(23) t ٕãíBã•t •Ù ÕBBÕf ô•©iã ¤tôÕ®íõ í•Ù¤B©Ã Î;•œ õ®©t© ’•tÕ Bž †ƒ œBBÕà ž i•t 㕜i ’tSSt© õt it SBž®©Ù ˆt” SÕ핝ãÃ

(24) t õBÙ ®½’B©ˆt©f Sí•ãt© û•ã” ãt© ¤tã ¤®®• õttÕà © ©íf ôB© it t©t ®½ it B©itÕt iBˆf Õ•œˆt© õt ãt ’®Õt© iBã ût ˆtôBB՞•œ û•œ©ÃÐ •œ Sí” Õt© Ù½ttžit© •©itÕt© ®½ it SBž”.

(25) j ™Üj‰‰~j M?™Ä^ ?w~jãjÍ ”jÍ †jÝjÁ^ M‰Ž aj ¬Á͉jw?ÍÄ ??™ aj -jaa‰™~‰ÖÄÝj~±. ®©Ùf õttã í•Ù¤B©Ã #í •Ù iBã ®ôtÕà Õ ÙãBB© ’tt© ®¤ it SBž®©Ù BB© it 0tii•©ˆ•íٔ õtˆÃ "BB©iBˆ õ®Õit© ût ½Õtôt©ã•t ˆtÙãíãà ôt© ôtÕitÕ®½f •© it .®ž” ¤B©ÙãÕBBãf •Ù iBã Bž ˆtStíÕià 5ٕt©B žžtÙ õBÙ tÕ BžÙ tt© ôB© it õt•©•ˆt© S•œÃ Î:ttž SíÕt© õt՝t©Ðf ûtˆã ûtà Î

(26) •t í©©t© ©•tã û®¤BBÕ ¤•iit© ®½ it iBˆ it itíÕ ®½t©i®t© ô®®Õ BB©©t¤tÕÙÃÐ žžtÙÒ SííÕ¤B© ãÕ® S•œ ã’í•Ù®¤Ùã it S®íõž•tit© •© û•œ© ã합 BB©f ô®ž®¤t© ®©ôtՔ õB]’ãà Î;BBÕitž®®ÙÐf ô•©i㠒•œ it ˆB©ˆ ôB© ûBt©Ã Î;t û®íit© tt© SՕt ’tSSt© ˆtÕtˆt©f ût•it© ûtà  ’tS ©•Ù ˆtû•t©ÃÐ @®õtž í•Ù¤B© BžÙ žžtÙ ¤Bt© û•]’ û®Õˆt©f ©í ût õtãt© iBã ’í© SBž®©Ù ®©ôt•ž•ˆ û•œ©Ã Î

(27) t SBž®©Ù û•œ© ©í ˆtÙãíãf ¤BBÕ õB㠕٠tÕ Bžžt” ¤BBž ©–u㠈t]®©ãÕ®žttÕiËÐ ôÕBBˆã. Ñ

(28) t SBž®©Ù û•œ© ˆtÙãíãf ¤BBÕ õB㠕٠tÕ Bžžt¤BBž ©–u㠈t]®©ãÕ®žttÕiËÒ í•Ù¤B© û•]’ BÃ žžtÙe Î;•t õttã õBã tÕ ©®ˆ ¤ttÕ ¤•Ù •ÙÃÐ tžt¤BBž ©•tãÙf St©BiÕíã 0•©ût ÕB¤tÕf it i•Õt]ãtíÕ ôB© ;•tÕit© t© ®Õˆt©Ã tã Օٕ]® û•ã ½ííÕ •© it SBž®©Ùf t© iB㠝®¤ã i®®Õ it ¤B” ©•tÕ õBBÕ®½ ôÕ®tˆtÕ ôž®tÕt© õtÕit© ˆtžtˆie Î

(29) t ’tžt St㮩©t© ôtÕi•t” ½•©ˆÙôž®tÕf •©]žíٕt SBž®©Ùf õB¤ tÕ •© uu© ttÕ •©Ã © it œBÕt© iBBÕ©B •Ù it S•©©t©ôž®tÕ BB© ’ttž B©itÕt •©ôž®tit© Sž®®ãˆtÙãtži iB© it SBž”. #0# + 0 - 8..!. ®©ôž®tÕà 3t¤½tÕBãííÕôtÕÙ]’•žžt©f ô®]’ãf iÕ®®ˆãtÃÐ

(30) ®®Õ i•t ôtÕÙ]’•ž” žt©it •©ôž®tit© B© ’tã St㮩 Ù]’tíÕt© ®½ it ˆÕt©Ù ôB© Sí•ãt© t© S•©©t©Ã

(31) BBÕ®¤ ¤®tã tÕ ©í •tãÙ ¤tã i•t SBž®©Ù ˆtStíÕt©Ã ;Bã iBã ½Õt]•tÙ •Ùf •Ù ©®ˆ ©•tã ût” tÕf ûtˆã ÕB¤tÕà Î5•ã ’tã ô®®Õž®½•ˆt ®©itÕû®t •Ù ˆtSžtt© iBã tÕ tt© Օٕ” ]® •Ùà #í ®©itÕû®tt© õt ôtÕitÕ õBã õt iBBÕBB© í©©t© i®t©ÃÐ ;•tÕit© t© ®Õˆt© ’®®½ã Õ®©i µÝ ¤BBÕã ¤tã it•©•ã•tôt ¤BBãÕtˆtžt© ãt ®¤t©Ã

(32) t õ®©•©ˆ]®Õ½®ÕBã•tÙ #•œtÙãtt t© t•tÕ Stû•ããt© ®® ˆt” S®íõt© ôB© ô¯¯Õ µªÝƒÃ t•it ]®Õ½®” ÕBã•tÙ žBãt© õtãt© iBã S•œ ’í© õ®©•©” ˆt© ¤®¤t©ãttž ˆtt© ôt•ž•ˆ’t•iÙ½Õ®” Sžt¤t© û•œ©Ã #•œtÙãtt ûtˆã ˆtÕtˆtži ôt•ž•ˆ’t•iÙ]®©ãÕ®žtÙ í•ã ãt ô®tÕt©f t© ’ttã ô®®Õ ’tã ô®®ÕœBBÕ •©Ù½t]ã•tÙ ˆt½žB©iÃ.

(33) 09 maart 2017 , pag. 2. Vindicat-studente: Mijn seksualiteit is geen stof voor jouw grap THEREZA LANGELER. GRONINGEN Een vrouwelijk lid van studentencorps Vindicat plaatste gistermiddag een video op Facebook waarin ze scherpe kritiek uit op seksisme binnen de vereniging.. „Vandaag is het Internationale Vrouwendag en deel ik, Milou Deelen, mijn verhaal met jullie”, schrijft de studente (21) op Facebook. Deelen postte de video met begeleidende tekst rond het middaguur. Tegen de avond was haar bericht duizenden keren geliked en bijna zevenhonderd keer gedeeld. In de video, die Deelen samen met fotografe Jonna Bruinsma maakte, is ze zelf te zien terwijl ze op drukke, openbare plekken bordjes omhoog houdt met teksten als ‘hoer’, ‘slet’ en ‘laag’. Teksten die ze binnen haar studentenvereniging geregeld naar haar hoofd geslingerd krijgt, stelt ze in haar facebookbericht. „Ik was het lijdend voorwerp in een lied dat jaarlijks door tientallen jongens wordt gezongen over ‘het laagste meisje van het jaar’.” Ook zou over Deelen zijn geschreven dat je haar ‘kon doen voor een pakje peuken en een Smirnoff’. Toen ze de makers van de opmerkingen confronteerde, kreeg ze te horen dat het als grap bedoeld was en dat ze om zoiets moest kunnen lachen. Deelen zag er de humor niet van in. Integendeel: „Ik schaamde me diep en voelde mij vernederd.” Door met haar ervaringen naar buiten te treden, wil ze een statement maken. „Mijn seksualiteit is van mij, en niet stof voor jouw grap.” Bovendien wordt er met twee maten gemeten als het gaat om seksueel gedrag, vindt ze: „Als jongens seks hebben en hier openlijk over spreken, is dit tof. Als meisjes – zoals ik – dit doen, daalt het respect voor ons of verliezen we onze waardigheid. Laten we hier bij stilstaan vandaag, en ons vooral níét schamen voor onze seksualiteit. (...) Ik vraag niet om je medelijden, wel dat je naar me luistert.. Een beeld uit de video die Milou op Facebook zette. Want slutshaming gebeurt overal, en dat is niet oké.” Deelen kreeg veel bijval. Ze had nooit verwacht dat haar actie zo veel aandacht zou krijgen, maar ze is er blij mee: „Het zegt wel iets.” Ook het bestuur van Vindicat staat achter de actie, zegt abactis Fleur Ponne. „Ik vind het dapper dat Milou zich zo kwetsbaar opstelt om aandacht te vragen voor slutshaming. Ze wil een verandering in zowel de Nederlandse als de verenigingscultuur teweeg brengen en daar staan wij als bestuur volledig achter.” Maar niet alle reacties hebben deze toon. Sommigen noemen Deelen naïef, anderen bestempelen haar als ‘sletje’ en maken grappen over haar boodschap. Een herhaaldelijk voor-. komende: ‘Een sleutel die op vele sloten past, is een goede sleutel. Een slot dat met vele sleutels open gaat, is een slecht slot.’ Ponne: „Onvoorstelbaar dat er – nota bene op Vrouwendag – mensen zijn die op zo’n smakeloze manier reageren.” Het bestuur van Vindicat is met Deelen in gesprek, stelt Ponne, „om over haar situatie te praten en te kijken naar manieren om deze omgangsvorm binnen de vereniging uit te bannen.” Of het gaat om een verenigingsbreed probleem, kan Ponne niet zeggen. „Er zijn tot dusver geen andere meisjes met soortgelijke verhalen gekomen, maar Milou heeft wel de drempel verlaagd voor anderen om hun verhaal te doen.”.

(34) 15 maart 2017 , pag. 28. •ž®Ù®•tÙãíit©ãt© õ•žžt© ¤ttÕ it¤®]ÕBã•t ®½ it 05 0 - = !  -. 1ãíit©ãt© t© i®]t©ãt© •ž®Ù®•t StÙ½Õtt© ôB©iBBˆ ’í© ôBˆtS•ti ®½ ’tã Ù÷¤½®Ù•í¤ Ñ

(35) t 3®t®¤Ùã ôB© it •ž®Ù®•tÒà @t û•œ© Stû®Õˆif ôtÕãtžã ®ÕˆB©•ÙBã®Õ B© B©ãÃ. tû®ÕˆiË ;BBÕ®ôtÕË Î

(36) t •ž®Ù®•t ôtÕ©Bíõãf ¤t՝t© õtà :®®Õ ôttž ˆtS•tit© •Ù B¤½tÕ •©B©” ]•tՕ©ˆ ãt Õ•œˆt©Ã %¤ ®©itÕû®tÙ” ˆtži ãt Õ•œˆt©f ¤®t㠜t ½íSž•]tÕt© •© ôBSžBit©f ž•tÙã ©ˆtžÙãBž•ˆtÃ

(37) •t ’tSSt© tt© ô®®ÕtíÕ ô®®Õ ®©itՔ û®t ¤tã tt© ©BãííÕõtãt©Ù]’B½½t”. ž•œt •©ÙãttÃ "BBÕ Ù®¤¤•ˆt ãBt© ôB© •ž®Ù®•t û•œ© iBBÕ ˆtõ®®© ©•t㠈tÙ]’•ã ô®®Õ t© i•t Ù©ttíõt© iíÙ ®©itÕà •tÕ •© Õ®©•©ˆt© •Ù S•œô®®Õ” Sttži it ]ížãííՁ•ž®Ù®•t tt© ½BBÕ œBBÕ ãtÕíˆ ’tžt¤BBž ôtÕiõt©t©ÃÐ. ;B㠕٠iBBÕ iB© ½Õt]•tÙ tՈ BB©Ë Î

(38) t 0•œÙí©•ôtÕٕãt•ã Õ®©•©ˆt© ’ttã tt© Օœt •ž®Ù®•Ù]’t ãÕBi•ã•t i•t ˆÕ®ãt it©tÕÙ ’ttã ô®®Õãˆt” SÕB]’ãà tã û®í ®©ãûtããt©i û®©it û•œ© BžÙ tt© ittž iBBÕôB© ÙãÕBÙ ôtՔ iõ•œ©ã ®¤iB㠒tã it ½íSž•]Bã•tiÕí ©•tã BB©B©Ã @ttÕ ®¤iBã õt tt© ôB© it žBBãÙãt ûtžÙãB©i•ˆt •ž®Ù®•t” B]ížãt•ãt© ôB© #tit՞B©i û•œ©ÃÐ. Ñ;BBÕ ®¤ã ®©Ù ®©itÕõ•œÙ ôB©iBB©f t© õBBÕ®¤ËÒ ;Bã û®í tÕ ¤®tãt© ˆtStíÕt© ô®ž” ˆt©Ù œížž•tË Î

(39) B㠕٠žBÙ㕈f õB©ã tÕ •Ù ©•tã t]’ã uu© S®®Ùi®t©tÕ i•t i•ã ½Õ®Sžtt¤ ôtՔ ®®ÕûBBãà tã û®í ’tž½t© BžÙ it í©•” ôtÕٕãt•ã it¤®]ÕBã•Ù]’tÕ õtÕie iBã Ùãíit©ãt© t© i®]t©ãt© ûtž ¤ttÕ •©” Ù½ÕBB Õ•œˆt© •© õBã ût StÙãíitÕt©. t© õBBÕ®¤Ã #í õ®Õiã tÕ ©®ˆ ôttž ãt ôttž ˆtiB]’ã ôB©í•ã ’tã Õt©it¤t©ã ôB© tt© ®©itÕû®tÃ

(40) B㠈tžiã ãÕ®í” õt©Ù ©•tã Bžžtt© ô®®Õ it •ž®Ù®•tf ¤BBÕ ®® ô®®Õ B©itÕt ˆttÙãtÙõt” ãt©Ù]’B½½t©ÃÐ. :B©iBBÕ tt© Ù÷¤½®Ù•í¤ ®ôtÕ it ã®t®¤Ùãà ΩitÕiBBià ;t ’®½t© iB㠒tã Ùãí” it©ãt© BB©ûtã tt©Ù Õ•ã•Ù]’ ©B ãt it©t© ®ôtÕ ’tã ®©itÕõ•œÙ iBã õt ’•tÕ Õ•œˆt©Ã ;BBÕ ®¤ã ’tã ôB©” iBB©Ë ;BBÕ®¤ ®¤ã ’tã iCCÕ ôB©” iBB© t© ©•tã tžitÕÙË © •Ù i•ã BžžtÙf ® ž®½t© õt ©í tt© ittž ôB© ’tã ôBˆt” S•ti ¤•ÙËÐ. Ù tÕ tt© Sttãœt B©•¤®Ë Î@ttÕf õt ûBãt© û®©iBˆ Bž BB© ’tã ¤Bö•¤í¤BB©ãBž BB©¤tži•©ˆt©Ã Õ ®¤t© û®õtž Ùãíit©ãt© BžÙ i®]t©” ãt©f í•ã Õ®©•©ˆt© t© ôB© B©itÕt í©•ôtÕٕãt•ãt©Ã ;t ¤t՝t© iB㠒tã ®©itÕõtÕ½ t]’ã žttãÃÐ © õBã ©®í BžÙ i•ã Ù÷¤½®Ù•í¤ ©•Ù í•ã’BBžãË Î

(41) B© Stûtããt© õt ’tã ]Bit¤•tˆt” S®íõf ’B’Bà #ttf iBã Ù®®Õã ½žB©©t© ’tSSt© õt ©•tãà t՞•œ ˆtûtˆi it© • ©•tã iBã i•ã Ù÷¤½®Ù•í¤ ©•Ù í•ã” ’BBžãà Õ ®¤t© ˆÕ®ãt Ù½ÕttÕÙf ¤tã tt© Ùãt՝t S®®iÙ]’B½ | it í©•ôtÕٕ” ãt•ã B© ©•tã ®¤ ®©Ù ’tt©ÃÐ.

(42) 05 april 2017 , pag. 12. •ˆ Õ®ã’tÕ •Ù õBã]’•©ˆ ÷®íe 3õ•ããtÕ •© it 3õttit B¤tÕ 8‰W Ä ®Ïϯ^ ݝ™Í ‰™ ?ÁajÁ݉Ž^ ܝ~Í j™ !‰ŽMjÁ ®+Üa^ Ï|¯ Ö‰Í Á™‰™~j™ 8‰W ‰™ÍjÁ܉jÝÍ j™] 8?Í ‰Ä ܝÁ Ö aj Mj?™~Á‰ŽÄÍj aÁ‰ŽwÜjjÁ ” ¬‰Í‰WÖÄ Íj ㉎™·  ~jw ‰™ jj™ ¬Á~ÁjÄĉjÜj^ ĝW‰?j Ä?”j™j܉™~ Ý??Á‰™ ‰jajÁˆ jj™ jj™ jjÁ‰Žj ?™Ä Á‰Ž~Í ” ‰jÍÄ Ü?™ †jÍ jÜj™ Íj ”?j™± ™ aj ¬‰Í‰j ?™ ‰ a??Á †jÍ MjÄÍj ??™ M‰ŽaÁ?~j™± j ™ÍĬ?™Í Ö ™? jj™ Ýjj †?Áa ÝjÁj™·  ¬ ~Á??~ †?Áa^ aÁajÝjjÄ ‰™ aj a։™j™ ‰™

(43) j™ ??~ j™ ‰™ †jÍ Ýjjj™a Ü?™ Á™‰™~j™ ™??Á 0j™ jÁ^ †jÍ aÁ¬ Ý??Á ‰ ¬~Áj‰aj± ™ ‰ ĬÁjj ~Á??~ ”jÍ ÜÁ‰j™aj™ j™ w?”‰‰j ?w^ Üjj? ‰™ aj Áj~± jÍ Ýjj ?”jÁjaj™ Ü?™ ?™ajˆ Áj ¬?Á͉Žj™ Ö™Í Ö †jÍ †jÍ MjÄÍj ܉™aj™ j™ Ý??Á”·  †jM †jj ~ja W™Í?WÍ ”jÍ ‰jajÁjj™ ‰™ aj W””‰Äĉj ܝÁ ‰™?™W‰m™^ Ý??Á ‰ ‰™ ã‰Í± ®

(44) j W””‰Äĉj Mj†?™ajÍ aj ™ajÁÝjÁˆ ¬j™ Ý??ÁܝÁ aj ”‰™‰ÄÍjÁ Ü?™ ‰™?™W‰m™ w aj ÄÍ??ÍÄÄjWÁjÍ?Á‰Ä Ü?™ ‰™?™W‰m™ jjÁÄÍÜjÁ?™ÍݝÁajˆ ‰Ž ‰Ä^ Ája±¯±

(45) ?Í ã‰Ž™ M‰ŽÜÁMjja. ?Á? .W†ÖÍj™ Ü?™ aj †Á‰ÄÍj™ˆ 2™‰j^ ?Á ?ÁMjÁÄ Ü?™ aj 77

(46) j™ 8ÖÍjÁ ”jjÄ Ü?™

(47) Éɱ ??Á  ”jÍ Wj~?¾Ä Ü?™ aj .+^ Áj™‰™Ä j™

(48)  †jM ‰ ~jaj M?™aj™± Ä Žj ‰™ aj !jajÁ?™aÄj. ¬‰Í‰j ‰jÍÄ Ý‰Í MjÁj‰j™^ ”jÍ Žj Ö™™j™ Ä?”j™ÝjÁj™±. Ä Ö Ä͝¬Í ?Ä ?”jÁ‰a^ Ý?Í ”jÍ Ö a?™ MjÁj‰Í †jMMj™ ” ÍÁÍÄ ÍjÁÖ~ Íj Ö™™j™ ‰Žj™·  Mj™ ™jÍ jj™ Ýjj ??™ ”‰Ž™ ÍÝjjaj ¬jÁ‰aj Mj~™™j™ aÖÄ ‰ Mj™ Ü?™ ¬?™ ” ™~ Ž?Áj™ aÁ Íj ~??™± ??Á ?Ä Á™‰™~jÁ M‰Žw ‰ ÄÍÁ‰Žaj™ ܝÁ aj Üj‰‰~†j‰a^ jjwˆ M??Á†j‰a j™ ÝjÁ~jj~j™†j‰a Ü?™ aj Á™‰™~jÁÄ ‰™ †jÍ ??ÁaMj܉™~Ĉ ~jM‰ja±

(49) j ~?ďÁ??™ ”jÍ ÜjÁajÁ a‰W†Í^ ”j™Äj™ ”jÍ ÄW†?aj ”jÍj™ ęjjÁ ~j†¬j™ ݝÁaj™ j™ jj™ Ü?ÄÍ ajj Ü?™ aj ~?ÄM?Íj™ ”jÍ ‰™ †jÍ ™Áaj™ ݝÁaj™ ~jŒ™ÜjÄÍjjÁa± 7jÁajÁ ݉ ‰ aÁ~??™ ”jÍ jj™ †?Áaj ??™¬? Ü?™ Mj?Ä͉™~™Í݉Žˆ ‰™~ j™ ”jÍ †jÍ Íj~j™~??™ Ü?™ ã~j™??”aj ĬÁ‰™†?™j™‰™ÜjĈ ÍjjÁajÁÄ^ a‰j ~j㝙aj !jajÁ?™aÄj MjaÁ‰ŽÜj™ ¬¬j™ j™ ։͏jaj™± # ݉ ‰ aj ÄÍj܉~j ??™¬? Ü?™ M?™j™ j™ ?WWÖ™Í?™ÍÄ aÁãj͈ Íj™^ ãa?Í aj w‰™?™W‰mj ÄjW͝Á ~j㝙ajÁ ݝÁaÍ j™ ”‰™ajÁ Á‰Ä‰W¾Ä ܝÁ aj Mj?Ä͉™~MjÍ?jÁ ¬jÜjÁͱ

(50) ??Á™??ÄÍ ãjÍ ‰ ”j ‰™ ܝÁ ™‰jÖÝj M?™j™^ ~jaj ĝW‰?j ܝÁã‰j™‰™ˆ ~j™ j™ ”‰™ajÁ ™~j‰Ž†j‰a±. tã õt՝ ôB© Cžžt B¤t՞tit© •©û•]’ãtž•œ ¤B” t©Ã

(51) B㠕٠’t㠕itt B]’ãtÕ B¤tÕõBã]’f tt© •©•” ã•Bã•t iBã Ù½®©ãBB© ®½ 3õ•ããtÕ ®©ãÙ㮩ià •©©t© ¤í¤ ôB© 㕜i ûtˆit© µƒý ¤t©Ùt© ã®t it ®” ¤t©it 㕜i uu© B¤t՞•i •©ãt©Ù•t ãt ô®žˆt©Ã .tÕÙ®®©ž•œt t©©•Ù¤B•©ˆt© õBÕt© tÕ ®® Bžf ¤BBÕ ©•tã ãíÙÙt© it ©®®Õitž•œt B¤t՞tit© t© ’í© ô®žˆtÕÙÃ

(52) BBÕ®¤ •©ãtÕô•tõt© ût tžBBÕà 0 - = !   #! .!! . Ñ.  ô•©i ’tã tt© ’ttž Ù½B©©t©i •©•ã•B” ã•tÐf ûtˆã ’tã ÙÙt©Ùt

(53) ”B¤t՞•i ˆ©tÙ "ížitÕà BBÕ õt՝ûBB¤’tit© õ®Õit© ٕ©iÙ ®Õã ©Bíõžtããt©i ˆt” ô®žˆi i®®Õ it ƒå”œBՕˆt 1Bٝ•B BÙãtÕ í•ã ¤” ÙãtÕiB¤Ã t© ®©ã¤®t㕩ˆ ãíÙÙt© it ãõtt ÙãBBã ®½ it ½žB©©•©ˆÃ BÙãtÕe ff ô•©i it ½®ž•ã•t tՈ žtí t© Ù½B©©t©i ®¤ ãt ô®žˆt©Ã ®ôt©i•t© ô•©i • ’tã StžB©ˆÕ•œ iBã ¤t©Ùt© õtãt© ’®t ’tã õt՝ãà Õ õ®Õi㠒ttž õB㠈tiBB© •©

(54) t© BBˆf iBã ôtՈtãt© ¤t©Ùt© ©®ˆ õtž tt©ÙÃÐ

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De maatregelen gelden als een ultimum reme- dium; alleen in gevallen waarin de minister met afweging van alle betrokken relevante belangen tot het oordeel komt dat er – mede gelet op

Als gevolg hiervan heeft het college de aanvraag inhoudelijk niet kunnen behandelen en heeft het college ervoor gekozen om toch medewerking te verlenen aan de aanvraag van

Als gevolg hiervan heeft het college de aanvraag inhoudelijk niet kunnen behandelen en heeft het college er voor gekozen om toch medewerking te verlenen aan de aanvraag van

Dit heeft er voor gezorgd dat de FIOD van nu niet alleen meer belast is met het bestrijden van iscale fraude, maar ook met het bestrijden van georga- niseerde criminaliteit op

We vertrouwen er op dat het succes van de RGA voortgezet wordt en dat de RGA, net als de regio’s Almere, Oss en Eindhoven, zich gaat ontwikkelen tot een van de succesvolste

Wij werken er dagelijks mee en ik merk de problemen als dit niet goed wordt begeleid.Dus dit kan niet door niet gespecialiseerde zorgkundigen gedaan worden en naar mijn mening wordt

Is GS met de VVD eens dat een goede OV-verbinding tussen NP De Hoge Veluwe met de steden Arnhem, Ede en Apeldoorn positief zal uitpakken voor de toeristische en economische

Ik vind dat met deze motie erg het beeld wordt gecreëerd dat de leden van de raad van toezicht echt niet goed zouden functioneren, en dat vind ik ze onrecht aandoen.. Vandaar dat ik