• No results found

Schoolplein der verbeelding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Schoolplein der verbeelding"

Copied!
154
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Schoolplein der

verbeelding

Een onderzoek naar de artistieke

positie van Theater de Citadel in het

jeugdtheaterveld van Groningen

Willemijn Bouma

Student 1633724

Master Kunsten, Cultuur en Media

Rijksuniversiteit Groningen

1

e

begeleider: Hans van Maanen

2

e

begeleider: Antine Zijlstra

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding op dit onderzoek... 4

1. Theater en de samenleving ... 8

1.1 Bezuinigingen ... 8

1.2 Criteria ... 8

1.3 STEP-city Project on European Theatre Systems ... 9

1.4 STEP en jeugdtheater ... 10

DEEL I Jeugdtheater in Groningen ... 11

Inleiding ... 11

2. Het veld ... 11

2.1 Het ‘Groningse jeugdtheaterveld’ ... 12

2.2 Het veld en de verdeling van kapitaal ... 13

2.3 Macroniveau ... 15 2.3.1 Theaters ... 15 2.3.2 Andere theaterlocaties ... 18 2.3.3 Basisscholen ... 19 2.3.4 Gezelschappen ... 21 2.3.5 Disciplines... 23 2.4 Microniveau ... 25 2.4.1 Middelen ... 25 2.4.2 Disciplines... 25 2.5 Samenvattend ... 26 3. Posities ... 27 3.1 Positie Bourdieu ... 27

3.2 Kapitaal en posities in het Groningse jeugdtheaterveld ... 28

3.2.1 Macroniveau ... 28

3.2.2. Microniveau ... 32

3.3 Categorieën ... 33

3.3.1 Heteronomie versus autonomie... 33

3.3.2 Gangbaar versus uitdagend ... 34

3.4 Artistieke positiebepalingen ... 35

3.4.1 Macroniveau ... 35

3.4.2 Microniveau ... 40

3.5 Samenvattend ... 42

DEEL II Verbeelding in het jeugdtheater ... 44

Inleiding ... 44

4. Voorstellingsanalyses ... 45

4.1 Iemand Issum, Niemand Issum ... 45

4.1.1 Contextuele dimensie ... 46

(3)

3

4.1.3 Theatrale dimensie ... 48

4.1.4 Narratieve dimensie ... 51

4.1.5 Thematische dimensie, stof en bronnen ... 52

4.1.6 Mogelijke ervaringen en waarden ... 53

4.2 Zweet ... 54

4.2.1 Contextuele dimensie ... 54

4.2.2 Communicatieve dimensie ... 55

4.2.3 Theatrale dimensie ... 55

4.2.4 Narratieve dimensie ... 57

4.2.5 Thematische dimensie, stof en bronnen ... 58

4.2.6 Mogelijke ervaringen en waarden ... 58

4.3 ZAALVOLVERHAAL: Het meisje met de gouden handjes ... 59

4.3.1 Contextuele dimensie ... 59

4.3.2 Communicatieve dimensie ... 60

4.3.3 Theatrale dimensie ... 60

4.3.4 Narratieve dimensie ... 62

4.3.5 Thematische dimensie, stof en bronnen ... 63

4.3.6 Mogelijke ervaringen en waarden ... 63

4.4 Samenvattend ... 64 5. Receptieanalyse ... 67 5.1 Contextuele dimensie ... 68 5.2 Communicatieve dimensie ... 68 5.3 Theatrale dimensie ... 70 5.4 Narratieve dimensie ... 75

5.5 Thematische dimensie, stof en bronnen ... 79

5.6 Mogelijke ervaringen en waarden ... 80

5.7 Samenvattend ... 84

6. Conclusie ... 87

Bibliografie ... 88

Bijlage 1 Totaaloverzicht voorstellingen in Groningen 2010-2011 ... 90

Bijlage 2 Focusgesprek 1 Zweet ... 99

Bijlage 3 Focusgesprek 2 Zweet ... 107

Bijlage 4 Focusgesprek 3 ZAALVOLVERHAAL ... 114

Bijlage 5 Focusgesprek 4 ZAALVOLVERHAAL ... 117

Bijlage 6 Focusgesprek 5 ZAALVOLVERHAAL ... 123

Bijlage 7 Focusgesprek 6 ZAALVOLVERHAAL ... 128

Bijlage 8 Focusgesprek 7 Iemand Issum, Niemand Issum ... 133

Bijlage 9 Focusgesprek 8 Iemand Issum, Niemand Issum ... 140

Bijlage 10 Focusgesprek 9 Iemand Issum, Niemand Issum ... 147

(4)

4

Inleiding op dit onderzoek

“Als de achterdoeken verschuiven, de straten veranderen en nieuwe ruimtes te voorschijn komen, blijven de toeschouwers in de wereld van de acteurs geloven.”1

Jeugdtheater

Aan het eind van de jaren ’70 en het begin van de jaren ’80 van de 20e

eeuw begonnen de uitgangspunten voor het jeugdtheater in Nederland te veranderen. Volgens Van Maanen werd niet langer de nadruk gelegd op het ‘vormen’ van kinderen door middel van theater, maar hechtten theatermakers steeds meer waarde aan ‘theatraliteit’ binnen het jeugdtheater.2 Meer aandacht werd besteed aan het spel van de acteurs en er werd gezocht naar creatieve oplossingen om de voorstellingen artistiek interessant te maken. Niet langer was het relevant om de maatschappij zo realistisch mogelijk weer te geven, maar het ging nu vooral om beeld en verbeelding binnen de producties.3 Het idee ontstond dat theater manieren van kijken kon beïnvloeden, wat eventueel tot nieuwe inzichten zou kunnen leiden.4 Marian Buis verwoordde het als volgt:

“Er wordt niet langer een verhaaltje bedacht waarvan volwassenen denken dat het past in de wereld van het kind, er wordt gezocht naar het gebied waar de fantasiewereld van de kunstenaar aan die van de kinderen raakt.”5

Door gebruik te maken van de verbeelding kan een theatermaker contact maken met de toeschouwers, in dit geval de kinderen. Daarnaast stimuleert de theatermaker met zijn verbeelding het gebruik van fantasie bij de kinderen.

Jeugdtheater in Groningen

In het jaar 1990 voerde Hans van Maanen in opdracht van de provincie Groningen een onderzoek uit naar het jeugdtheater in Groningen. Hiervoor verzamelde hij gegevens van de jeugdtheatervoorstellingen die in de seizoenen 1988-1989 en 1989-1990 plaats hebben gevonden in de theaterlocaties in de stad en provincie Groningen.6 Uit het onderzoek is gebleken dat er in totaal 75 jeugdtheatervoorstellingen in de verschillende theaterlocaties

1

L. van Heteren en A. Wenzel, Jeugdtheater, kinderen, en hun binnenwereld. Onderzoek naar de

binnenwereld van kinderen tussen 8 en 11 jaar in Noord-Nederland (Groningen: Uitgeverij Passage, 2002),

10.

2 Hans van Maanen, Het Nederlandse toneelbestel van 1945 tot 1995 (Amsterdam: Amsterdam University

Press, 1997) 160.

3 Idem, 160-165;

Marian Buijs, "Jeugdtheater gereshuffled: een werkplaats voor jeugdtheater in Amsterdam,” Toneel

Theatraal: Nederlands enige toneelblad 111, no. 2 (1990): 18.

4 Hans van Maanen, Van kunstenaars voor kinderen. De toestand van het jeugdtheater in Groningen

(Groningen: PAW, 1990), 10.

5 Marian Buijs, "Jeugdtheater gereshuffled: een werkplaats voor jeugdtheater in Amsterdam,” Toneel

Theatraal: Nederlands enige toneelblad 111, no. 2 (1990): 18.

6

(5)

5 in de stad hebben gespeeld, van ongeveer één of twee verschillende producties.7 Dit lijkt er weinig in vergelijking met het aanbod van jeugdtheatervoorstellingen anno 2010-2011 (zie hoofdstuk 2). In zijn conclusie gaf Van Maanen aan dat jeugdtheatermakers vaste patronen willen doorbreken ‘door het aanspreken van de fantasie’.8

Bij de scholen, de grootste groep van afnemers van de jeugdtheatervoorstellingen, bestond echter de vraag naar voorstellingen die gemakkelijk te volgen waren.9 De theatermakers werden als het ware gelimiteerd in hun artistieke vrijheid.

In het seizoen 2010-2011, ruim 20 jaar nadien, vindt er een nieuw onderzoek plaats naar het jeugdtheater in Groningen. Echter, het uitgangspunt voor dit onderzoek is anders dan het uitgangspunt van het eerdere onderzoek. Waar in het onderzoek van Van Maanen het uitgangspunt was om te onderzoeken “welke behoeften er aan specifiek jeugdtheater bestaan bij schouwburgen, onderwijs en sociaal-cultureel werk”10, ligt in dit onderzoek de nadruk op de artistieke positie van Theater de Citadel in het jeugdtheaterveld van de stad Groningen. De focus ligt op het aanbod van jeugdtheater in de stad Groningen en op de artistieke kwaliteit van voorstellingen van De Citadel in vergelijking met andere jeugdtheatervoorstellingen. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Welke artistieke positie neemt Theater de Citadel in binnen het jeugdtheaterveld van de stad Groningen?

Deze onderzoeksvraag heeft geleid tot de volgende deelvragen: 1. Hoe ziet het jeugdtheaterveld in de stad Groningen er uit?

2. Wat zijn de verschillende posities van de deelnemers in het jeugdtheaterveld van Groningen?

Ter toetsing van de gegevens voortkomend uit de beide deelvragen werden vervolgens voorstellings- en receptieanalyses uitgevoerd van drie verschillende jeugdtheatervoorstellingen.

Onderzoeksmethode

Aan de hand van Pierre Bourdieu’s veldtheorie zijn begrippen als ‘veld’ en ‘artistieke positie’ nader uitgewerkt en toegepast op de situatie in Groningen anno 2010-2011.11

Er is gekozen voor het onderzoeken van één seizoen, zodat het onderzoek realiseerbaar was voor een masterscriptie. De situatie in Groningen is gebaseerd op inventarisaties van het aanbod van jeugdtheater in de stad. Hierbij wordt onder jeugdtheater verstaan: theater voor kinderen tot en met 12 jaar. Er is gekeken naar wat er gespeeld is in theaters, scholen, buurthuizen, bibliotheken et cetera. Verder is onderzocht hoeveel voorstellingen

7 Hans van Maanen, Van kunstenaars voor kinderen. De toestand van het jeugdtheater in Groningen

(Groningen: PAW, 1990), 21. 8 Idem, 27. 9 Idem, 41. 10 Idem, 4. 11

(6)

6 er gespeeld zijn, van welke disciplines en door wie ze zijn gespeeld. De gegevens zijn verzameld via internet, brochures en gesprekken met interne cultuurcoördinatoren.12

Om tot de bepaling van posities te komen van de deelnemers in het Groningse jeugdtheaterveld zijn categorieën geformuleerd die deels gebaseerd zijn op de theorie van Bourdieu en deels zijn voortgekomen uit dit onderzoek.

Bij de voorstellingsanalyses is gebruik gemaakt van het analysemodel ‘Theatre

Event Analysis Model’ van Hans van Maanen.13 Door middel van dit model kon geanalyseerd worden wat de verschillende jeugdtheatervoorstellingen artistiek interessant maakten. De keuze van de voorstellingen die geselecteerd zijn voor de analyses is gebaseerd op logistieke en artistieke redenen. Er is gekeken naar welke gezelschappen uit Groningen kwamen en schoolvoorstellingen speelden (zodat gesprekken met kinderen gevoerd konden worden). Daarnaast is gekeken naar de professionaliteit van de gezelschappen en de verschillen daartussen. Hier wordt in deel II nader op in gegaan. De voorstellingen zijn apart van elkaar geanalyseerd en vervolgens aan het einde van de analyses met elkaar vergeleken.

De receptieanalyses zijn gebaseerd op tien focusgesprekken over de bezochte voorstellingen, met kinderen uit groep 6 van verschillende basisscholen in de stad Groningen. Omdat enquêtes organisatorisch niet mogelijk waren en bovendien geen mogelijkheid open laten om dieper op de vragen in te gaan, zijn er focusgesprekken georganiseerd. De focusgroepen bestonden uit ongeveer vijf á zes leerlingen, jongens en meisjes, die gezamenlijk naar de desbetreffende voorstelling zijn geweest.14 De analyses van deze gesprekken zijn gestructureerd door eveneens het analysemodel van Van Maanen te hanteren. In deze analyses zijn de voorstellingsrecepties meteen met elkaar vergeleken.

Structuur van dit onderzoek

Dit onderzoek bestaat uit twee delen; in deel I (hoofdstuk 2 en 3) wordt onderzocht hoe het jeugdtheaterveld van Groningen in het seizoen 2010-2011 er uit ziet en welke posities die deelnemers innemen in dit veld, in deel II (hoofdstuk 4 en 5) worden de bevindingen uit deel I getoetst door middel van voorstellings- en receptieanalyses.

In hoofdstuk 1 (voorafgaand aan deel I), wordt allereerst ingegaan op het functioneren van theater in de samenleving. Hierbij is kort ingegaan worden op de politieke situatie van het jeugdtheater in Nederland.

In hoofdstuk 2 wordt het Groningse jeugdtheaterveld beschreven. Hiertoe zijn gegevens verzameld van de verschillende deelnemers uit het veld. Daarna is in hoofdstuk 3 met behulp van de theorie van Bourdieu vastgesteld wat de posities zijn van de verschillende deelnemers in het veld.

In Deel II worden in hoofdstuk 4 de voorstellingen geanalyseerd En in hoofdstuk 5 de focusgesprekken die op basis van deze voorstellingen gevoerd zijn..

12 Een interne cultuurcoördinator is naast leerkracht of directeur van een basisschool ook verantwoordelijk

voor de cultuureducatie op school. De coördinator maakt een beleidsplan om cultuureducatie te implementeren op school en zet dit plan om in lessen, activiteiten en projecten. Hierbij wordt de cultuurcoördinator ondersteund door kunstencentra in de stad of provincie. Bron: Interne Cultuurcoördinator, “Ik ben cultuurcoördinator,” Interne cultuurcoördinator

http://cultuurcoordinator.nl/cultuurcoordinator (geraadpleegd op 6 augustus 2011).

13

Hans van Maanen, Ongepubliceerd collegemateriaal, KCM, 2010.

(7)
(8)

8

1. Theater en de samenleving

Met de artistieke ontwikkeling binnen het jeugdtheater begin 1980 in Nederland kwam ook een organisatorische ontwikkeling op gang, wat resulteerde in (financiële) steun vanuit de overheid.15 Op dit moment valt het jeugdtheater onder de sector Theater binnen de subsidies voor de podiumkunsten van de Rijksoverheid. Met de beoogde bezuinigingen van het nieuwe kabinet op het cultuurbeleid zullen extra subsidies voor jeugdtheatergezelschappen niet realistisch zijn.

1.1 Bezuinigingen

Vanaf januari 2013 treedt de wetswijziging voor de bezuinigingen op cultuur in werking. Het doel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is om in 2015 200 miljoen euro te bezuinigen.16 In de nota “Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid” liet staatssecretaris Halbe Zijlstra weten dat er binnen de theatersector acht theater- en jeugdgezelschappen in acht verschillende kernpunten in het land ondersteund zullen worden door de rijksoverheid.17 Op dit moment, in de periode 2009-2012, zijn dit elf jeugdtheatergezelschappen. Zijlstra zei over de nieuwe plannen dat:

“De kerntaak van de acht theaterinstellingen in de basisinfrastructuur is het op de planken brengen van grootschalige theaterproducties.”

Het kabinet geeft er de voorkeur aan dat gezelschappen die theater maken voor volwassenen, fuseren met jeugdtheatergezelschappen. Dit wordt niet afgedwongen, maar er is wel kenbaar gemaakt dat samenwerkingsverbanden een voorkeur hebben. Voor de jeugdtheatergezelschappen in Nederland betekent dit dat er organisatorisch veel zal veranderen de komende tijd.

1.2 Criteria

Het belangrijkste criterium voor gezelschappen die in aanmerking willen komen voor financiering van het Rijk is ‘hoge artistieke kwaliteit’:

“instellingen geven in hun aanvraag aan hoe hun artistieke kwaliteit zich heeft ontwikkeld en hoe zij deze in de toekomst willen uitdragen. Zij gaan daarbij in op hun artistieke profiel en de rol van hun artistiek leider. Zij leggen daarbij een relatie met het aanbod dat zij verzorgen of hun collectie, die van nationaal of internationaal belang moet zijn. Ook geven zij aan wat de meerwaarde van hun instelling is.”18

15 L. van Heteren en A. Wenzel, Jeugdtheater, kinderen, en hun binnenwereld. Onderzoek naar de

binnenwereld van kinderen tussen 8 en 11 jaar in Noord-Nederland (Groningen: Uitgeverij Passage, 2002),

14.

16 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid.

Beleidsnota, (Den Haag, 2011), 42.

17

Idem, 17-18.

(9)

9 In beleidsvorming wordt veel waarde gehecht aan artistieke criteria. Het belang van het functioneren van kunst in de samenleving wordt echter ook steeds meer ingezien. Uit de beleidsnota van het ministerie van OCW komt naar voren dat het Rijk waarde hecht aan onderzoek naar het maatschappelijk functioneren van kunst in de samenleving:

“Onderzoek en statistiek zijn belangrijk om de maatschappelijke en economische betekenis van cultuur in beeld te brengen.”19

Dit betekent dat het Rijk onderzoek binnen de culturele sector zal stimuleren en deze zal gebruiken bij toekomstige besluitvorming, ook in internationaal verband. Bovengenoemde uitspraak is bijvoorbeeld van belang voor onderzoeksprojecten als het “STEP-city Project on European Theatre Systems”.

1.3 STEP-city Project on European Theatre Systems

STEP-city is een internationaal onderzoeksproject, gericht op onderzoek naar de theaterstructuur in zeven Europese landen.20 Het project is geïnitieerd door Prof. Dr. Hans van Maanen en Prof. Dr. Andreas Kotte. Onder andere door het gebrek aan onderzoek naar theatersystemen in de deelnemende landen in vergelijking met landen als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, ontstond bij de initiators het idee om dit onderzoeksproject op te zetten.21

De deelnemers van STEP – een groep van twintig onderzoekers van zeven universiteiten uit zeven landen – komen jaarlijks in één van de participerende landen bijeen om kennis en opvattingen uit te wisselen en om jonge onderzoekers de kans te geven een netwerk op te bouwen.22 Door de uitwisseling van kennis en opvattingen kunnen inzichten verschaft worden bij specifieke vraagstukken. De resultaten van onderzoek worden regelmatig gepubliceerd. Eerder onderzoek behelsde de invloed van theatersystemen (de manier waarop productie, distributie en receptie georganiseerd zijn) op de soorten theater en de werking daarvan in verschillende gebieden in Europa.23

In 2009 leidde onderzoek vanuit verschillende invalshoeken naar de relaties tussen veranderingen op mondiaal en lokaal niveau op het gebied van theater, in een periode van twintig jaar, tot publicatie van het boek Global Changes - Local Stages. How

Theatre functions in Smaller European Countries.24

Op dit moment (2010-2011) is er vanuit STEP een vierjarig vergelijkend onderzoek gaande naar het functioneren van theater in vijf Europese steden (Groningen, Aarhus, Bern, Ljubljana en Tartu). Hiertoe wordt kwantitatief en kwalitatief onderzoek

19 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op

cultuurbeleid. Beleidsnota, (Den Haag, 2011), 32.

20 Nederland, Ierland, Denemarken, Estland, Hongarije, Slovenië, en Zwitserland. Bron: Institute of Theatre

Studies, “Step”, University of Berne, Institute of Theatre Studies

http://theaterwissenschaft.ch/en/research/projekte/step (geraadpleegd op 3 augustus 2011).

21 Institute of Theatre Studies, “Step”, University of Berne, Institute of Theatre Studies

http://theaterwissenschaft.ch/en/research/projekte/step (geraadpleegd op 3 augustus 2011).

22 Idem.

23 Rijksuniversiteit Groningen, “Research”, Rijksuniversiteit Groningen, 10 mei 2011

http://www.rug.nl/staff/j.j.van.maanen/research (geraadpleegd op 3 augustus 2011).

24

(10)

10 gedaan aan de hand van alle theatrale evenementen die in de steden plaats hebben (gehad) in het seizoen 2010-2011. Van deze theatrale evenementen zijn gegevens verzameld, disciplines en sub-disciplines zijn gecategoriseerd, er zijn gegevens verzameld van de soorten en grootte van publieksgroepen van deze theatrale evenementen en van het kwantitatieve en kwalitatieve gebruik van de theatrale evenementen door toeschouwers en bevolkingsgroepen.25

1.4 STEP en jeugdtheater

Bij het onderzoek van STEP naar het functioneren van theater in de verschillende steden worden jeugdtheatervoorstellingen wel meegenomen in het kwantitatieve onderzoek, maar niet in het kwalitatieve onderzoek. De prioriteit in het onderzoek van STEP ligt bij de theatervoorstellingen voor volwassenen. In dit onderzoek – naar het jeugdtheater in Groningen – wordt zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve gegevens gebruik gemaakt. Dit onderzoek kan daarom gezien worden als een aanvulling op het onderzoek van STEP in Groningen.

25

(11)

11

DEEL I Jeugdtheater in Groningen

Inleiding

In deel I van dit onderzoek wordt het Groningse jeugdtheaterveld in kaart gebracht (hoofdstuk 2) en worden de posities van alle actoren in dit veld vastgesteld (hoofdstuk 3). Als basis is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de sociale veldtheorie van Pierre Bourdieu (1930-2002) zoals hij die beschreef in “The Rules of Art” (1996) en in “The Field of Cultural Production” (1993).26

Bourdieu – van oorsprong een Franse filosoof – maakte de stap naar sociologie om meer concreet, objectief en wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen.27 Hij werd vooral bekend door zijn distinctietheorie (1979), een gedetailleerde studie naar het verband tussen sociale klasse en culturele voorkeur.28 Veel terminologie uit latere theorieën van Bourdieu is afkomstig uit dit onderzoek.

In zijn veldtheorie stelde Bourdieu dat een samenleving is opgebouwd uit verschillende velden, zoals politieke velden, wetenschappelijke velden en culturele velden. Elk van deze velden, die elkaar deels overlappen en beïnvloeden, heeft zijn eigen structuur van relaties waarin de posities van individuen en groepen gedefinieerd kunnen worden in verhouding tot andere deelnemers in het veld.29 Ieder veld heeft een bestaande hiërarchie. Daarnaast gelden binnen het veld bepaalde ‘spelregels’ waaraan de deelnemers zich dienen te houden en is er in ieder veld een constante strijd tussen de deelnemers van het veld.

In dit onderzoek wordt alleen ingegaan op een subveld van het theaterveld, namelijk het jeugdtheaterveld van Groningen anno 2010-2011. De feitelijke gegevens die hierbij zijn gebruikt, zijn verzameld door middel van direct contact met deelnemers uit het veld en met behulp van informatie van websites van deelnemers. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van alle jeugdtheatervoorstellingen die in seizoen 2010-2011 gespeeld hebben in de stad Groningen. 30 Het overzicht hiervan is te vinden in bijlage 1. De gegevens die in hoofdstuk 2 en 3 zijn beschreven, zijn gebaseerd op het overzicht in deze bijlage.

2. Het veld

Om het jeugdtheaterveld in Groningen te kunnen omschrijven, moet eerst worden vastgesteld wat er onder de term ‘veld’ wordt verstaan en vervolgens wat tot het

26 Pierre Bourdieu, The Rules of Art. Genesis and Structure of the Literary Field, Vert. door Susan Emanuel

(Cambridge: Polity Press, 1996), 231;

Pierre Bourdieu, The Field of Cultural Production. Essays on Art and Literature, red. Randal Johnson (Cambridge: Polity Press, 1993), 189.

27 Jeremy F. Lane, Pierre Bourdieu: a critical introduction, (London: Pluto Press, 2000), 10. 28 Idem, 140.

29

Idem, 73.

30

(12)

12

8

Samenwerkings-Verbanden

Groningse jeugdtheaterveld wordt gerekend. Voor de omschrijving van de term ‘veld’ wordt gebruik gemaakt van de definitie van Pierre Bourdieu.

Het veld zoals Bourdieu het omschrijft, bestaat uit posities die ingenomen worden door actoren.31 Het artistieke veld, in dit geval het Groningse jeugdtheaterveld, wordt onder andere gevormd door de relaties tussen de artistieke posities die de actoren innemen. Op de artistieke positie wordt in hoofdstuk 3 verder ingegaan.

2.1 Het ‘Groningse jeugdtheaterveld’

Het jeugdtheaterveld in Groningen kan onderverdeeld worden in twee niveaus: een macro- en een microniveau. Op macroniveau wordt het Groningse jeugdtheaterveld beschreven in de ruimste zin van het woord. Dit betekent dat alle actoren die van invloed zijn geweest op wat er in Groningen aan jeugdtheater te zien was in het seizoen 2010-2011 zijn meegenomen. In totaal zijn dit 172 actoren, bestaande uit 71 jeugdtheater gezelschappen, 8 primaire theateraccommodaties, 18 secundaire theateraccommodaties, 45 basisscholen, 22 subsidieverstrekkende instanties en 8 samenwerkingsverbanden.32 In figuur 1 is een overzicht van het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau te zien.

Figuur 1: Netwerk Macroniveau Jeugdtheater Groningen

31 Pierre Bourdieu, The Rules of Art. Genesis and Structure of the Literary Field, Vert. door Susan Emanuel

(Cambridge: Polity Press, 1996), 231.

32 Het aantal gezelschappen is inclusief incidentele gezelschappen. De gezelschappen zijn niet allemaal

afkomstig uit Groningen. Primaire theateraccommodaties zijn de locaties waarvan de primaire functie theater is, zoals de Stadsschouwburg. Onder de secundaire theateraccommodaties vallen buurthuizen, bibliotheken, vensterscholen en hogescholen. De subsidieverstrekkende instanties en de samenwerkingsverbanden zijn niet altijd gevestigd in Groningen.

(13)

13

Het aantal basisscholen heeft betrekking op de scholen waar een voorstelling in de school heeft plaatsgevonden.

Op het microniveau wordt ingezoomd op het Groningse jeugdtheaterveld in de engste zin van het woord. Dit betekent dat enkel ingegaan wordt op de jeugdtheatergezelschappen die gevestigd zijn in Groningen. Dit zijn dertien gezelschappen. In figuur 2 is het overzicht van het microniveau van het producerende deel van het Jeugdtheaterveld in Groningen te zien.

Figuur 2: Netwerk Microniveau Jeugdtheater Groningen

2.2 Het veld en de verdeling van kapitaal

Hoe het jeugdtheaterveld er op macro- en microniveau uitziet wordt mede bepaald door de verdeling van het kapitaal over de verschillende actoren in het veld. In zijn theorie maakt Bourdieu onderscheid tussen drie vormen van kapitaal: economisch, sociaal en cultureel. Economisch kapitaal heeft betrekking op geld, eigendommen en inkomen. Voor gezelschappen in het Groningse jeugdtheaterveld op macro- en microniveau heeft dit betrekking op het ontvangen van structurele subsidies en op het bezit van een eigen theateraccommodatie. Sociaal en cultureel kapitaal ziet Bourdieu als symbolisch kapitaal. Het symbolisch kapitaal is kapitaal dat in eerste instantie niet herkend wordt als kapitaal, maar wat volgens Bourdieu een hogere waarde heeft in het artistieke veld dan economisch kapitaal.33 Dit is bijvoorbeeld prestige. Het ontvangen van structurele

33

(14)

14 subsidies is niet alleen een onderdeel van economisch kapitaal, maar ook van specifiek symbolisch kapitaal. Prestige kan namelijk opgebouwd worden door subsidiënten doordat toezeggingen een bepaalde mate van artisticiteit impliceren.34 Enkel artistiek interessante gezelschappen worden structureel gesubsidieerd door overheden.

Sociaal kapitaal omvat de sociale netwerken in een veld die voor de actoren zowel economisch als sociaal gezien winst kunnen opleveren.35 Binnen het jeugdtheaterveld van Groningen op macro- en microniveau zijn verschillende samenwerkingsverbanden te onderscheiden die beschouwd kunnen worden als sociaal kapitaal. De samenwerkingsverbanden hebben verschillende functies. Soms is het een netwerk om gegevens uit te wisselen, soms is het een keurmerk. Andere samenwerkingsverbanden bieden financiële of productionele ondersteuning. Sommige samenwerkingsverbanden bieden enkel een overzicht van gezelschappen en theatermakers.

Cultureel kapitaal omschrijft Bourdieu als de kennis en vaardigheden van een organisatie of individu met betrekking tot culturele relaties en kunstuitingen (in dit onderzoek jeugdtheater).36 Bourdieu verdeelt het cultureel kapitaal vervolgens onder in drie vormen: belichaamd, geobjectiveerd en geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal.

De belichaamde vorm van cultureel kapitaal behelst de kennis en aanleg die een actor bezit om met culturele uitingen om te gaan. Deze kennis is opgedaan door middel van educatie op school, door opvoeding en door de sociale omgeving. 37 De professionaliteit van de actoren in het jeugdtheaterveld van Groningen op macro- en microniveau kan gezien worden als de belichaamde vorm van cultureel kapitaal.

De geobjectiveerde vorm verwijst naar materiaal, zoals boeken, schilderijen en films. Deze materialen kunnen omgezet worden in economische goederen en zo economisch kapitaal genereren.38 Dit geeft echter geen garantie voor de waardering voor het kunstwerk als symbolisch object. Deze waardering kan alleen toegekend worden door toeschouwers met een esthetische dispositie. De producties van de verschillende actoren in het jeugdtheaterveld van Groningen op macro- en microniveau zijn – ongeacht de waarderingen van toeschouwers voor deze producties – uitingen van de geobjectiveerde vorm van cultureel kapitaal.

De geïnstitutionaliseerde vorm omvat uitingen van institutionele erkenning, zoals diploma’s en titels.39

Deze kwalificaties geven een persoon een tastbaar bewijs van zijn kennis, waarmee toegetreden kan worden tot een bepaalde arbeidsmarkt. De samenwerkingsverbanden die als keurmerk dienen kunnen omschreven worden als cultureel kapitaal in de geïnstitutionaliseerde vorm. In de eerste plaats zijn dat diploma’s van kunstvakopleidingen, maar ook het lidmaatschap van een samenwerkingsverband is een tastbaar bewijs dat deze actoren een bepaald mate van cultureel kapitaal hebben.

Betreffende de mate van professionaliteit is in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen ‘professioneel’, ‘semiprofessioneel’ en ‘amateur’. Een actor is professioneel wanneer deze beroepsmatig in het veld werkzaam is. De actor heeft een opleiding

34 Artisticiteit heeft betrekking op het theatraal kapitaal van actoren, maar ook op de kunstwaarde van een

kunstproduct.

35

(15)

15 gevolgd om het betreffende beroep uit te kunnen voeren. Daarnaast worden de actor en het werk van de actor kwalitatief hoogstaand bevonden door andere actoren in het veld. Een professionele actor is vakbekwaam en heeft een bepaalde expertise, waarvoor hij/zij van andere actoren erkenning krijgt. Actoren die semiprofessioneel genoemd worden, zijn meestal in deeltijd werkzaam in het veld. De actor verdient wel geld met de werkzaamheden in het veld, maar heeft daarnaast nog een andere baan om in het levensonderhoud te voorzien. De actor heeft meestal geen opleiding gevolgd voor de uitvoering van de werkzaamheden in het veld. Het werk van semiprofessionele actoren wordt doorgaans kwalitatief van redelijk niveau gevonden door andere actoren in het veld. Een actor die als amateur werkzaam is in het veld, doet dit niet beroepsmatig. De voornaamste motivatie van een amateur is de eigen interesse in het werkveld. Een amateur heeft vaak geen tastbaar bewijs in de vorm van een diploma. Wel komt het vaak voor dat amateurs cursussen en workshops hebben gevolgd in verband met de werkzaamheden in het veld. Als een amateur langer werkzaam is in het veld, kan de werkervaring (referenties) tastbaar bewijs worden voor de kennis van de actor. De kwaliteit en waardering van andere actoren voor het werk van de amateur actor kan verschillen.

Binnen de professionele, de semiprofessionele en de amateursector bestaan niveauverschillen tussen de verscheidene actoren. Twee professionele actoren kunnen bijvoorbeeld verschillen in de mate van professionaliteit door de hoeveelheid werk- en levenservaring die ze hebben. Dit geldt ook voor semiprofessionele en amateur actoren. In de beschrijvingen van het veld en bij de positiebepalingen van de actoren in het veld is rekening gehouden met de mate van professionaliteit en de verschillende niveaus daarbinnen.

De verschillende vormen van kapitaal kunnen omgezet worden in andere vormen van kapitaal. Het symbolisch kapitaal kan uiteindelijk altijd omgezet worden in economisch kapitaal. Binnen het artistieke veld kan het cultureel kapitaal gezien worden als artistiek kapitaal, binnen het jeugdtheaterveld op zowel macro- als microniveau kan dit gezien worden als theatraal kapitaal.

Bij de feitelijke beschrijving van het veld op beide niveaus is de verdeling van de verschillende vormen van kapitaal over de actoren in kaart gebracht, zoals structurele subsidies, het bezit van een eigen theater, samenwerkingsverbanden, de producties van actoren en de professionaliteit van de actoren. Daarnaast is bij de theateraccommodaties gekeken naar de schaal waarop ze producties programmeren en of de accommodatie ook als werkplaats (broedplaats voor jonge kunstenaars) dient. Verder is er een overzicht gemaakt van de disciplines waar de actoren in de producties gebruik van maken.

2.3 Macroniveau

In het seizoen 2010-2011 zijn in de stad Groningen in de verschillende theaterlocaties 230 jeugdtheatervoorstellingen van 98 producties gespeeld door 71 verschillende gezelschappen.

2.3.1 Theaters

(16)

16 Theatre, het Prinsentheater, het Kruithuis, Martiniplaza, de Oosterpoort, de Stadsschouwburg, Theater de Citadel en Cultureel Studentencentrum de Usva.40 In tabel 1 zijn de primaire theaterlocaties weergegeven.

Locatie Professionaliteit Schaal Subsidie Voorstel-lingen

Producties

Grand Theatre Professioneel Klein OCW, Gemeente en Provincie 18 11 Het Prinsentheater Amateur Klein Gemeente en provincie 7 7 Kruithuis Professioneel Klein Gemeente en provincie 30 27 Martiniplaza Professioneel Groot Gemeente 14 9 Oosterpoort Professioneel Groot Gemeente en provincie 9 9 Stadsschouwburg Professioneel Groot Gemeente en provincie 15 12 Theater de Citadel Professioneel Klein OCW, Gemeente en Provincie 50 3 Usva Amateur Klein Gemeente en provincie 1 1

Totaal: 8 Totaal: 144 Totaal: 79

Tabel 1: Overzicht van de primaire theaterlocaties in het jeugdtheaterveld van Groningen op macroniveau Het aantal voorstellingen en het aantal producties hebben alleen betrekking op jeugdtheatervoorstellingen.

Het Grand Theatre en Theater de Citadel ontvangen structurele subsidie van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (OCW). Verder worden alle theaters structureel gesubsidieerd door de gemeente Groningen. De provincie Groningen subsidieert alle theaters, behalve Martiniplaza, ook structureel.

In de meeste theaters is er een mogelijkheid voor het huren van zalen. De theaters die dit niet doen zijn het Grand Theatre, het Kruithuis en Theater de Citadel.

Van de primaire theateraccommodaties in Groningen zijn drie theaters gericht op het programmeren van grootschalig theater: de Oosterpoort, de Stadsschouwburg en Martiniplaza. De meeste gezelschappen die in één van deze locaties spelen, komen uit de Randstad.

De Oosterpoort is van deze accommodaties de enige in Groningen die zich hoofdzakelijk op muziek en muziektheatervoorstellingen richt. In het seizoen 2010-2011 werden hier negen jeugdtheaterproducties opgevoerd door zeven verschillende muziektheatergroepen. De meeste gezelschappen die in de Oosterpoort optreden hebben een eigen theater elders in het land en ongeveer de helft van de groepen wordt structureel gesubsidieerd. Dit zijn dus vormen van economisch kapitaal voor de gezelschappen die in de Oosterpoort spelen. Daarnaast is iets meer dan de helft van de groepen betrokken bij een samenwerkingsverband.

De Stadsschouwburg biedt het meest gevarieerde aanbod van de theaters in Groningen. Hier werden vijftien voorstellingen van twaalf producties opgevoerd door tien verschillende theatergroepen. Van de gezelschappen die in de Schouwburg spelen heeft de helft een eigen theaterzaal elders. Daarnaast worden bijna alle groepen structureel gesubsidieerd en is ongeveer de helft betrokken bij een

40

(17)

17 samenwerkingsverband. Een groot deel van deze gezelschappen is werkzaam op internationaal niveau.

Martiniplaza is de enige locatie in Groningen die grootschalige commerciële evenementen programmeert. De negen jeugdtheaterproducties die hier dit seizoen geprogrammeerd waren, zijn gespeeld door zes verschillende theatergezelschappen. Alle voorstellingen die in het Martiniplaza plaatsvinden zijn shows of musicals. De groepen die optreden hebben meestal geen eigen theater, ze zijn niet betrokken bij een samenwerkingsverband en ze ontvangen geen structurele subsidie. Een aantal gezelschappen die in Martiniplaza geprogrammeerd werden, zijn afkomstig uit België, zoals de producties van Studio 100.

De Usva is, net als het Prinsentheater, gericht op de ontwikkeling van amateurkunstenaars en programmeert voorstellingen van amateurtheatergroepen. Deze voorstellingen zijn van verschillende amateurniveaus en vertegenwoordigen verschillende disciplines. De gezelschappen die in deze theaters spelen hebben geen eigen theater en ontvangen geen structurele subsidie. Daarnaast zijn de meeste gezelschappen niet betrokken bij een bepaald samenwerkingsverband. De theatergroepen die in deze theaters spelen, zijn voornamelijk afkomstig uit de stad of de provincie Groningen. Deze theaters hebben naast de theaterprogrammering een cursusaanbod voor geïnteresseerden.

De Usva is voornamelijk gericht op studenten. Daarom zijn de voorstellingen op het gebied voor jeugdtheater die in het Usva theater te zien zijn, alleen mogelijk door verhuur van de zaal. Er was dit seizoen maar één jeugdtheatervoorstelling in het Usva theater. Het Prinsentheater trekt een breder publiek dan de Usva. Hier vinden voorstellingen plaats voor jong en oud. In het seizoen 2010-2011 waren er zeven voorstellingen in het Prinsentheater geprogrammeerd. Het Prinsentheater en de Usva bieden verder de mogelijkheid voor amateurkunstenaars om (met hulp van deze organisaties) ideeën te ontwikkelen en uit te voeren. Onder het Prinsentheater vallen onder andere de jeugdtheaterschool en de amateurtheaterschool.

Besloten voorstellingen vinden soms plaats in Theater de Citadel en het Grand Theatre. Het komt namelijk voor dat een voorstelling alleen voor schoolklassen is bedoeld. Theater de Citadel programmeert voornamelijk voorstellingen van het eigen gezelschap. Daarom zijn de drie producties die dit seizoen gespeeld werden, waarvan in totaal 50 voorstellingen gespeeld werden, in het theater van De Citadel alledrie van het eigen gezelschap. Dit waren professionele producties met verschillende disciplines, maar vooral vertel- en muziektheater. De Citadel wordt structureel gesubsidieerd en is bij verschillende samenwerkingsverbanden betrokken. Behalve in hun eigen theater speelt De Citadel ook op scholen in het speellokaal en op locatie.

Het Grand Theatre heeft in Groningen een bijzondere positie omdat dit het enige professionele productiehuis is. Hier krijgen kunstenaars de mogelijkheid om met (financiële) steun de eigen artistieke ideeën te ontwikkelen. De elf jeugdtheaterproducties die dit seizoen in het Grand Theatre speelden, zijn vooral muziektheatervoorstellingen van professionele gezelschappen. Van deze elf gezelschappen ontvangen de meesten structurele subsidie, zijn ze betrokken bij een samenwerkingsverband en hebben ze een eigen theater. Deze gezelschappen komen meestal uit de Randstad.

(18)

18 danstheatervoorstellingen kwamen echter het meeste voor. Van de gezelschappen die in het Kruithuis optraden, heeft ongeveer de helft een eigen theaterzaal elders en worden bijna alle groepen structureel gesubsidieerd. De meeste gezelschappen zijn betrokken bij een samenwerkingsverband. De groepen zijn afkomstig uit de Randstad of uit Vlaanderen. Veel van deze gezelschappen zijn op internationaal vlak werkzaam.

2.3.2 Andere theaterlocaties

Naast de voorstellingen in de acht primaire theaterlocaties, vonden er ook jeugdtheatervoorstellingen plaats op secundaire theaterlocaties. Dit zijn bijvoorbeeld buurthuizen, bibliotheken, scholen en Vensterscholen, maar ook Het Paleis en Het Kasteel.41 De voorstellingen die op al deze locaties speelden waren voornamelijk muziektheater- en poppentheatervoorstellingen van gezelschappen van verschillende niveaus binnen het amateur- of semiprofessionele jeugdtheater. Kenmerkend is ook dat de meeste gezelschappen ‘terugspeeltheater’ maken. Dit kan omschreven worden als een vorm van improvisatietheater waarbij de verhalen van het publiek worden gespeeld. De nadruk ligt op de interactie met het publiek, dat ‘meespeelt’ met de theatervoorstelling en reageert op de theatermakers. Tabel 2 geeft een overzicht van de secundaire theaterlocaties weer.

Locatie Besloten Professionaliteit Schaal

Scholen Ja Amateur en Semiprofessioneel Klein Bibliotheken Nee Amateur en Semiprofessioneel Klein/middel Buurthuizen Nee Amateur en Semiprofessioneel Klein/middel Het Kasteel Ja Amateur n.v.t. Het Paleis Nee Amateur Klein

Tabel 2: Overzicht van de secundaire theaterlocaties in het jeugdtheaterveld van Groningen op macroniveau

In totaal zijn in het seizoen 2010-2011 in Groningen op secundaire theaterlocaties 31 voorstellingen opgevoerd van veertien verschillende producties, door tien jeugdtheatergezelschappen. Deze gezelschappen ontvangen geen structurele subsidies en zijn bijna allemaal niet betrokken bij een samenwerkingsverband. Daarnaast hebben de meeste gezelschappen geen eigen theater. De gezelschappen zijn voor het grootste gedeelte afkomstig uit de stad Groningen of uit de omliggende provincies.

41

Het Paleis is een cultureel woon- en werkcomplex, waar de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van professioneel beeldende kunstenaars. Het Paleis organiseert iedere maand een culturele zondag waarbij soms een (jeugd)theatervoorstelling te zien is. Bron: Het Paleis, “Het Paleis Groningen”, Het Paleis, http://www.hetpaleisgroningen.nl/index.php?page=307&lang=nl (geraadpleegd op 28 maart 2011);

Het Kasteel is een vergaderlocatie. Soms worden hierbij (jeugd)theatervoorstellingen gespeeld ter ondersteuning van een onderwerp of ter vermaak. Bron: Het Kasteel, “Congres en vergaderruimte”, Het

Kasteel, http://www.hetkasteel.com/Home.aspx (geraadpleegd op 28 maart 2011);

Een Vensterschool is een samenwerkingsverband in de wijk tussen basisscholen en organisaties gericht op kinderen, ouders en andere wijkbewoners. Dit zijn bijvoorbeeld bibliotheken en naschoolse opvang. Meestal is de Vensterschool gevestigd in het wijkcentrum/buurthuis. Vanuit de Vensterschool worden allerlei activiteiten voor kinderen, jongeren en volwassenen georganiseerd. Bron: Vensterschool Vinkhuizen, “Welkom,” Vensterschool Vinkhuizen

(19)

19

2.3.3 Basisscholen

Hoewel de basisscholen gerekend kunnen worden tot de secundaire theateraccommodaties, worden ze hier toch apart besproken. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de leerlingen die in het seizoen 2010-2011 voorstellingen hebben gezien, deze niet altijd op de scholen zelf hebben bijgewoond maar ook in primaire theateraccommodaties. Daarnaast waren de voorstellingen die door de leerlingen werden bezocht verplichte onderdelen van het lesprogramma. Dit maakt dat de basisscholen gezien kunnen worden als een aparte groep actoren.

De leerlingen die de jeugdtheatervoorstellingen bijwoonden kunnen klassikaal één van de bovengenoemde locaties bezocht hebben, maar het kwam ook dikwijls voor dat de voorstellingen op de scholen zelf plaatsvonden. In Groningen zijn 45 basisscholen, hiervan hebben dertien scholen geen voorstellingen gezien. In totaal hebben 57 groepen leerlingen 22 verschillende jeugdtheaterproducties gezien, van vijftien verschillende gezelschappen. Hiervan hebben 36 groepen leerlingen (van 23 verschillende scholen) voorstellingen op school gezien en 21 groepen leerlingen (van dertien verschillende scholen) een voorstelling in een andere theateraccommodatie bijgewoond.42 Het overzicht van de voorstellingen die door scholen zijn bezocht, is te zien in tabel 3.

Gezelschap Voorstelling Scholen Locatie

Arling & Arling De Vlindervangmachine 1 Grand Theatre Danstheater ZiRR BENnieBANG 1 School/Speellokaal Danstheater ZiRR Spiegelbeeld 1 School/Speellokaal Danstheater ZiRR Zelluf 1 School/Speellokaal De Dames Slier n.v.t. 1 School/Speellokaal De Dames Slier De boomhut 1 School/Speellokaal De Twee Heeren Aan de lijn 2 School/Speellokaal De Twee Heeren Zweet 3 School/Speellokaal Docenten Muziekschool De Fantastische meneer Vos 3 Stedelijke Muziekschool Gonda Jonker Luister eens wie ik ben… ik

wil je graag ontmoeten!

1 School/Speellokaal Het Houten Huis Beet 1 Grand Theatre Leerlingen

Noorderpoortcollege

Kunt u mij de weg naar Groningen vertellen?

1 School/Speellokaal Martin Forget n.v.t. 1 School/Speellokaal Metafora Kalverliefde 2 School/Speellokaal

NNO Peer Gynt 6 Oosterpoort

Rob Heiligers dOKtr Z 5 School/Speellokaal Rob Heiligers ZAALVOLVERHAAL 7 School/Speellokaal Stichting Broot Shakespeare op school 1 School/Speellokaal Stichting Vertellus Beestenbos is boos 5 School/Speellokaal Stichting Vertellus Groningse Ridderverhalen 2 School/Speellokaal Theater de Citadel Een goed mens uit China 1 School/Speellokaal Theater de Citadel Iemand Issum, Niemand Issum 10 Theater de Citadel

Totaal: 15 Totaal: 22 Totaal: 57

Tabel 3: Overzicht van de voorstellingen gezien door scholen in het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau

(20)

20 De reden dat het Noord Nederlands Orkest (NNO) in het onderzoek is meegenomen is dat het in het voorjaar een concert heeft gegeven in samenwerking met theatermaker Rene Groothof. Daarom wordt dit door veel scholen gezien als een theatervoorstelling.43 Dit geldt overigens voor meerdere voorstellingen die op het grensgebied zitten van muziek en theater of dans en theater. Een ander voorbeeld hiervan zijn de voorstellingen van Danstheater ZiRR. Dit gezelschap benadrukt zelf dat zij dans als theatervorm aanbieden aan een jong publiek.44 Sommige scholen wisten niet meer exact welke voorstelling ze hadden gezien van een bepaald gezelschap, maar dit kon naderhand altijd achterhaald worden. Martin Forget heeft een voorstelling over omgangsvormen gespeeld op de Dom Helder Camaraschool die speciaal voor de school gemaakt was. Omdat het een speciaal project was heeft de voorstelling geen titel.

De meest bezochte voorstellingen zijn Iemand Issum, Niemand Issum van Theater de Citadel, dOKtr Z van Rob Heiligers, het Peer Gynt van het NNO en de voorstellingen van Stichting Vertellus en De Twee Heeren. Van deze gezelschappen zit één gezelschap in de basisinfrastructuur, namelijk Theater de Citadel. De voorstelling Iemand Issum,

Niemand Issum van dit gezelschap is dit jaar het meest bezocht. De voorstellingen van

Rob Heiligers en Stichting Vertellus komen op de tweede plaats, deze gezelschappen krijgen geen structurele subsidie van het Rijk.45 De gezelschappen De Twee Heeren en De Dames Slier krijgen eveneens geen structurele subsidie. Deze gezelschappen hebben wel bekendheid binnen de scholen en worden vaak geboekt. Meerdere scholen hadden van deze gezelschappen gehoord en waren positief over de voorstellingen. Veel van de voorstellingen die door deze gezelschappen worden gemaakt, worden in het aanbod opgenomen van Cultuur Educatie Stad.46 In dit aanbod is Theater de Citadel niet meegenomen. Dit kan zijn omdat De Citadel zelf contact opneemt met de scholen om ze uit te nodigen voor hun voorstellingen.

Veel scholen kiezen voorstellingen op basis van budget en tijd. Daar komt bij dat de vervoerskosten hoog op kunnen lopen als een voorstelling in een theateraccommodatie buiten de school wordt gespeeld. Dit is een extra drempel voor scholen om naar voorstellingen toe te gaan. Voor de voorstellingen van de gezelschappen Het Houten

43 Dit betrof een eenmalig evenement. Bron: Het Noord Nederlands Orkest, “Concerten”, NNO

Startpagina, http://www.nno.nu/nl/concerten/peer-gynt-familieconcert (geraadpleegd op 28 januari 2011).

44

Danstheater ZiRR, “Over ZiRR”, Danstheater ZiRR, http://www.zirr.nl/ (geraadpleegd op 18 januari 2011).

45 Rob Heiligers wordt voor de voorstellingen dOKtr Z en ZAALVOLVERHAAL wel financieel ondersteund

door Provincies Drenthe, Fryslân, Groningen, Gemeente Groningen, Prins Bernhard Cultuur Fonds, Stichting DOEN, VSBfonds, Kunstraad, Je Maintiendrai Fonds, Stichting Albino, Emmaplein Foundation, Old Burger Weeshuisfonds. Bron: Rob Heiligers, “Theater Rob Heiligers,” Theater Rob Heiligers http://www.robheiligers.nl/nl/theater/index.htm (geraadpleegd op 16 aug. 2011);

Voor Stichting Vertellug, De Twee Heeren en De Dames Slier geldt dat zei voor sommige voorstellingen incidentele subsidies ontvangen (vergelijkbaar met de fondsen waar Rob Heiligers subsidies van ontvangt), maar op de voorstellingen die zij in het seizoen 2010-2011 hebben gespeeld was dit niet van toepassing.

46 Cultuur Educatie Stad is een expertisenetwerk op het gebied van kunst- en cultuureducatie in de stad

(21)

21 Huis en Arling & Arling is dit bijvoorbeeld een nadeel. Deze gezelschappen speelden dit jaar in het Grand Theatre in Groningen. Het Houten Huis is een gezelschap van buiten Groningen en daarom voor scholen in de stad lastiger te boeken als schoolvoorstelling. Arling & Arling komt wel uit Groningen. Zij hebben meerdere schoolvoorstellingen van de productie De Vlindervangmachine in het Grand Theatre gespeeld. Deze voorstelling is echter maar door één school uit de stad bezocht. Theater de Citadel speelde Iemand Issum,

Niemand Issum in het eigen theater. Daardoor waren niet alle scholen in staat de

voorstelling te bezoeken. De scholen die in de buurt zitten van De Citadel, zoals De Nassauschool en de RKBS Bisschop Bekkersschool, hadden deze mogelijkheid wel.

2.3.4 Gezelschappen

Op macroniveau waren er 71 gezelschappen actief in het jeugdtheaterveld van Groningen. Hiervan zijn 54 gezelschappen professioneel, zeven semiprofessioneel en tien amateur.47 Van alle gezelschappen hebben 25 groepen een eigen theater elders, buiten Groningen.

Binnen het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau ontvangen 31 jeugdtheatergezelschappen structurele subsidie van Nederlandse overheidsinstanties. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat groepen door meerdere instanties tegelijk gesubsidieerd worden. Alleen de combinatie van een subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) met een subsidie van het Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten (NFPK) is niet mogelijk.

In totaal worden vijftien groepen gesubsidieerd door het ministerie van OCW. Het NFPK subsidieert structureel tien groepen voor vier jaar en vijf groepen voor twee jaar. Daarnaast worden twaalf gezelschappen structureel gesubsidieerd door een gemeente, waarvan één door de gemeente Groningen (De Citadel).48 Verder worden er negen gezelschappen gesubsidieerd door provincies, waarvan één door de provincie Groningen (eveneens De Citadel). Veertien groepen worden door meerdere instanties gesubsidieerd. Van de jeugdtheatergezelschappen in het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau in 2010-2011 zijn zeven groepen afkomstig uit Vlaanderen. Hiervan worden zes groepen gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. De overige 34 gezelschappen worden niet gesubsidieerd. In tabel 4 is een overzicht van de gesubsidieerde jeugdtheatergezelschappen te vinden.

47 Binnen deze ‘professionaliteitslagen’ onderscheiden de gezelschappen zich van elkaar door de

(22)

22

Gezelschappen die structurele subsidie ontvangen Soort subsidie

Arling&Arling/GTP FPK 2 jaar Beumer & Drost FPK 4 jaar

BonteHond OCW, Gemeente Almere, Provincie Flevoland Brisk FPK 2 jaar

Citadel OCW, Gemeente Groningen, Provincie Groningen Danstheater Aya OCW, Provincie Noord-Holland

David Middendorp/Slagwerk Den Haag FPK 4 jaar

De Stilte OCW

De Toneelmakerij OCW, Gemeente Amsterdam, Provincie Noord-Holland Fabuleus Vlaamse Overheid

Frank Groothof FPK 4 jaar Het Filiaal OCW Het Laagland OCW

Het Paleis Vlaamse Overheid

Hetpaarddatvliegt Gemeente Eindhoven, Provincie Brabant Internationaal Danstheater voor de Jeugd FPK 4 jaar

ISH Nieuwe Makers FPK 4 jaar

Jeugdtheater Sonnevanck OCW, Gemeente Enschede, Provincie Overijssel Kopergietery Vlaamse Overheid

Kwatta OCW, Gemeente Nijmegen, Provincie Gelderland Laika Vlaamse Overheid

Marcel Sijm/STIP FPK 2 jaar

Meekers OCW, Gemeente Rotterdam

NNO OCW

Plan D FPK 2 jaar RO Theater OCW

Stella Den Haag OCW, Gemeente Den Haag

Stichting Speeltheater Holland FPK 4 jaar, Provincie Noord-Holland Tafel van 5 FPK 2 jaar

TG Siberia FPK 4 jaar, Gemeente Rotterdam

Theater Artemis OCW, Gemeente Den Bosch, Provincie Noord-Brabant Theater Gnaffel FPK 4 jaar

Theater Terra FPK 4 jaar, Gemeente Amsterdam Toneelgroep Max. OCW, Gemeente Rotterdam Villanella Hanneke Paauwe Vlaamse Overheid

Xynix Opera FPK 4 jaar, Gemeente Amersfoort, Provincie Utrecht 4 Hoog Vlaamse Overheid, Gemeente Gent, Provincie

Oost-Vlaanderen

Tabel 4: Gesubsidieerde jeugdtheatergezelschappen in het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau

(23)

23 samenwerkingsverband. Tabel 5 laat de gezelschappen zien die betrokken zijn bij een samenwerkingsverband.

Gezelschap KIJKUIT Stip Theaterland Overig

Beumer & Drost X X BonteHond X X

Calefax Rietkwintet Oorkaan Citadel X X Platform 11+ De Stilte X

De Toneelmakerij X X X

Frank Groothof Vrije Val Het Filiaal X X

Het Houten Huis X

Het Laagland X X X Zomerzone Hetpaarddatvliegt X

ISH Nieuwe Makers X Jeugdtheater Sonnevanck X X

Kwatta X X

Marcel Sijm/STIP X Meekers X

Pauni Trio Oorkaan Slagwerkgroep Percossa Oorkaan Stella Den Haag X X X

Stichting Heisa Casa Via Stichting Speeltheater Holland X X Oorkaan Tafel van 5 X X TG Siberia X X Theater Artemis X Theater Gnaffel X X Theater Terra X Toneelgroep Max. X X X Xynix Opera X

Tabel 5: Jeugdtheatergezelschappen en samenwerkingsverbanden binnen het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau

De meeste gezelschappen die actief zijn in het jeugdtheaterveld van Groningen op macroniveau komen niet uit deze stad. Van de 71 gezelschappen komen dertien groepen uit Groningen. Van de overige 58 gezelschappen zijn 27 groepen afkomstig uit de Randstad, 22 uit overige gebieden van het land (een aantal daarvan is afkomstig uit de drie noordelijke provincies) en zeven uit Vlaanderen. Van twee gezelschappen is de vestigingsplaats onbekend, namelijk van de Theaterfamilie en van Willemijn en Paulus Morssink.

2.3.5 Disciplines

(24)

24 theatrale middelen hun verhaal. Theatrale middelen zijn bijvoorbeeld monologen, dialogen, mimiek, gestiek, beweging en allerlei objecten. Naast deze overkoepelende categorisering zijn in dit onderzoek de volgende disciplines gebruikt: beeldend theater, circustheater, objecttheater, teksttheater (toneel), terugspeeltheater, muziektheater, musical, opera, show, danstheater en kleinkunst.

Binnen het jeugdtheaterveld van Groningen op macroniveau kunnen tien groepen gezien worden als groepen die beeldende theatervoorstellingen maken. In totaal kunnen de voorstellingen van zes groepen gezien worden als circustheatervoorstellingen. De helft van de amateurgroepen in het Groningse jeugdtheaterveld op macroniveau maakt objecttheatervoorstellingen. In totaal zijn er zeventien gezelschappen die bij deze discipline geplaatst kunnen worden. Van de 71 gezelschappen in het jeugdtheaterveld in Groningen op macroniveau maakten zestien groepen teksttheater. In Groningen werden in het seizoen 2010-2011 zeven terugspeeltheatervoorstellingen gespeeld. In totaal ging het om vijf amateurgroepen en twee semiprofessionele groepen. Er waren geen professionele groepen die deze discipline in hun voorstellingen hanteerden. Er waren dertien groepen in het veld op macroniveau die danstheater maakten. In totaal zijn er 46 groepen die voorstellingen maakten met de disciplines muziektheater, musical en opera en show. Hiervan maakten 41 groepen muziektheatervoorstellingen, zeven maakten musicals en één maakte opera, namelijk Holland Xpress (voorheen Xynix Opera). Verder waren er zeven gezelschappen die tot de showdiscipline gerekend konden worden. De muziekdisciplines liggen dicht bij elkaar, het zijn allemaal vormen van theater waarbij muziek een belangrijke rol speelt.

Muziektheater is de discipline die door het grootste aantal jeugdtheatergezelschappen werd gehanteerd. Deze discipline werd meestal gecombineerd met de andere theaterdisciplines. Bij de muziekdisciplines is show als aparte discipline weergegeven, omdat show verschillende elementen van bovenstaande disciplines kan bevatten. Een show kan een spektakel zijn met zang, spel en dans, zoals een grootschalige musical, maar het kan ook een circusshow zijn met acrobatische kunsten.

Tot slot is Kindertheater Ithaka de enige jeugdtheatergroep in het veld op macroniveau die zegt kleinkunst te verwerken in de voorstellingen. In Tabel 6 is een overzicht te vinden van de verschillende disciplines en het aantal voorstellingen dat daaronder valt. Discipline Aantal Beeldend Theater 10 Circustheater 6 Danstheater 13 Objecttheater 17 Terugspeeltheater 7 Teksttheater 16 Muziektheater 41 Musical 7 Opera 1 Show 7 Kleinkunst 1

(25)

25 2.4 Microniveau

Binnen het Groningse jeugdtheaterveld op microniveau zijn in het seizoen 2010-2011 door 13 jeugdtheatergroepen uit Groningen 105 jeugdtheatervoorstellingen opgevoerd van 21 verschillende producties.

2.4.1 Middelen

Van de dertien Groningse jeugdtheatergezelschappen zijn vier groepen professioneel, vijf groepen zijn semiprofessioneel en de overige vier zijn amateurgroepen.49 In totaal hebben twee gezelschappen een eigen theater in Groningen. Er zijn vier gezelschappen die structurele subsidie ontvangen, hiervan ontvangen twee groepen subsidie van het ministerie van OCW (De Citadel en het NNO), ontvangt één groep een tweejarige subsidie van het FPK (Arling&Arling) en ontvangt één gezelschap structurele subsidie van de provincie en de gemeente Groningen (De Citadel). De overige tien jeugdtheatergroepen ontvangen geen structurele subsidie. Van de gezelschappen zijn twee groepen betrokken in een samenwerkingsverband, namelijk De Citadel (KIJKUIT, Theaterland, Platform 11+) en Stichting Heisa (Casa Via). Een overzicht van de middelen van de Groningse jeugdtheatergezelschappen is te zien in tabel 7.

Gezelschappen Professionaliteit Eigen theater

Structurele Subsidie

Samenwerkings-verband

Arling&Arling Professioneel Nee 2 jaar NFPK+ Nee Circustheater Stier Professioneel Nee Nee Nee De Dames Slier Amateur Nee Nee Nee De Twee Heeren Amateur Nee Nee Nee Krabbenbos en Ko Amateur Nee Nee Nee Leerlingen 'Kunst,

Theater en Media'

Amateur Ja Nee Nee Martin Forget Semiprofessioneel Nee Nee Nee Metafora Semiprofessioneel Nee Nee Nee Muzi Semiprofessioneel Nee Nee Nee NNO Professioneel Nee OCW Nee Rob Heiligers Semiprofessioneel Nee Nee Nee Stichting Heisa Semiprofessioneel Nee Nee Casa Via Theater de Citadel Professioneel Ja OCW G.Groningen

P.Groningen

KIJKUIT Platform 11+

Tabel 7: Overzicht van de middelen van gezelschappen in het Groningse jeugdtheaterveld op microniveau

2.4.2 Disciplines

Binnen het jeugdtheaterveld van Groningen op microniveau maakten drie groepen in het seizoen 2011-2011 beeldende theatervoorstellingen. In totaal produceerden twee groepen circustheatervoorstellingen en maakten twee gezelschappen objecttheatervoorstellingen. Van de gezelschappen waren vier groepen gericht op het ontwikkelen van teksttheater en vijf op terugspeeltheater. Tot slot waren er tien voorstellingen met de discipline muziektheater en één met musical. De disciplines locatietheater, danstheater, kleinkunst,

49

(26)

26 opera en show kwamen niet aan bod bij de voorstellingen binnen het Groningse jeugdtheaterveld op microniveau in seizoen 2010-2011. Een overzicht van de disciplines die bij de Groningse jeugdtheatergezelschappen aan bod komen is te zien in tabel 8.

Gezelschappen Beeldend theater Circus-theater Object-theater Terugspeel-theater Tekst-theater Muziek-theater Musical Arling&Arling X X X X Circustheater Stier X Citadel X X X De Dames Slier X X De Twee Heeren X Krabbenbos en Ko X X Leerlingen ‘Kunst, Theater en Media’ n.v.t. Martin Forget X X X Metafora X Muzi X X NNO X X Rob Heiligers X X X Stichting Heisa X

Tabel 8: Disciplines van de gezelschappen binnen het Groningse jeugdtheaterveld op microniveau

2.5 Samenvattend

In het Groningse jeugdtheaterveld op micro- en macroniveau van het seizoen 2010-2011 bevindt zich een uiteenlopende hoeveelheid actoren. De verschillende primaire theateraccommodaties bieden een podium aan zeer uiteenlopende gezelschappen. Er zijn theaters voor amateurgezelschappen, die daar de kans krijgen om zichzelf te ontwikkelen, en er zijn theaters voor professionele groepen. Tevens kan er onderscheid gemaakt worden tussen theaters voor een groot publiek (groots amusement) en theaters voor een klein publiek (vlakke-vloer-theaters).

In de secundaire theaterlocaties vinden voornamelijk voorstellingen plaats van amateur- of semiprofessionele groepen. Meestal zijn dit gezelschappen die meespeeltheater en objecttheater maken. Vanuit de scholen in Groningen wordt er naar gestreefd om zoveel mogelijk de voorstellingen in de scholen te laten plaatsvinden. De scholen hebben namelijk niet veel geld en tijd voor voorstellingen, een productie op een andere locatie zou extra geld en (reis)tijd kosten.

Van de 71 groepen in het jeugdtheaterveld op macroniveau is het grootste deel professioneel. Deze groepen komen echter allemaal uit andere delen van het land. De amateurgezelschappen komen voornamelijk uit Groningen en omstreken. Opvallend is dat de meeste jeugdtheatergroepen muziektheater maken.

(27)

27

3. Posities

Aan de hand van de beschrijving van het jeugdtheaterveld van Groningen in het seizoen 2010-2011, kan met behulp van de veldtheorie van Pierre Bourdieu gekeken worden naar de verhoudingen tussen de verschillende actoren in het veld en de posities die ingenomen worden. Hiertoe wordt eerst een introductie gegeven van het begrip ‘positie’ zoals Bourdieu dat hanteert en van de theoretische elementen die hierop betrekking hebben. Vervolgens wordt dit uitgewerkt voor het jeugdtheaterveld van Groningen.

3.1 Positie Bourdieu

Zoals al eerder werd opgemerkt bestaat een artistiek veld uit posities die ingenomen worden door actoren, aldus Bourdieu.50 De positie van een actor – een organisatie of een individu – in het artistieke veld kan gezien worden als een artistieke positie die verwijst naar het type kunst dat geproduceerd wordt, waarmee de actor in die artistieke positie zich onderscheidt van andere artistieke posities in het veld.51

Het artistieke veld, in dit geval het jeugdtheaterveld, en de artistieke posities worden onder andere gevormd door de relaties tussen deze posities. Hierbij gaat Bourdieu er vanuit dat de hiërarchie die in een veld bestaat, bepaald wordt door de artistieke posities en niet door de actoren die deze posities innemen.52 Wel zijn de actoren constant met elkaar in strijd over de dominantie van de eigen positie en de legitimering van het eigen artistieke product.53

Bij de verschillende artistieke posities horen positiebepalingen. Een artistieke positie bestaat namelijk alleen als deze positie ook daadwerkelijk wordt ingenomen. De positiebepalingen worden gedefinieerd in de ruimte van mogelijkheden in een veld. Een artistieke positie is namelijk gerelateerd aan andere positiebepalingen, die een positiebepaling begrenzen en vormgeven.54 Actoren worden bekend met de ruimte van mogelijkheden door de relatie tussen de eigen set van disposities (de structuur van percipiëren en handelen van een actor) en de mogelijke toegang tot de verschillende posities in het veld. De waarneming van de ruimte van mogelijkheden op basis van disposities stimuleert actoren om een bepaalde positie in te nemen in het veld. 55 Actoren met verschillende sets van disposities hebben de mogelijkheid om gelijksoortige posities in te nemen.

De ruimte van mogelijkheden kan gezien worden als een artistieke traditie. Bourdieu omschrijft het als volgt:

“De ruimte van mogelijkheden dringt zich aan een ieder die de logica en noodzaak van het veld heeft verinnerlijkt op als een soort historisch

transcendentaal systeem, een systeem van (sociale) categorieën van waarneming

en waardering, van sociale mogelijkheids- en legitimiteitsvoorwaarden die, net als

50 Pierre Bourdieu, The Rules of Art. Genesis and Structure of the Literary Field, Vert. door Susan Emanuel

(Cambridge: Polity Press, 1996), 231.

(28)

28 de begrippen van genres, scholen, stijlen of vormen het universum van het denkbare en het ondenkbare definiëren en afbakenen – dat wil zeggen het eindige universum van de op het moment in kwestie denkbare en realiseerbare mogelijkheden – vrijheid – maar ook het systeem van dwangen waarbinnen wordt bepaald wat iemand te doen en te denken staat – noodzaak.”56

Door middel van dit systeem wordt gedefinieerd wat mogelijk is in het veld. Iedere gemaakte (artistieke) keuze van een actor houdt hiermee verband. 57 Actoren onderscheiden zich van elkaar door de keuzes die ze gedurende een artistiek proces maken over bijvoorbeeld de soort voorstelling, interactie met het publiek, spel en ruimte. De artistieke positie van een organisatie of individu wordt mede bepaald door de habitus en het symbolisch kapitaal van de actor. De habitus is in Bourdieu’s theorie een set van disposities, die verwijst naar een duurzame manier van waarnemen, denken en handelen die vorm krijgt binnen de wisselwerking van verschillende organisaties en individuen in het artistieke veld.58 Bourdieu omschrijft de habitus ook wel als inzicht of gevoel voor het spel, waarbij hij doelt op het onbewust aanvoelen van een actor hoe te handelen in het veld.

Het symbolisch kapitaal – kapitaal dat in eerste instantie niet herkend wordt als kapitaal, in dit geval theatraal kapitaal – is in hoofdstuk 2 al aan bod gekomen. De verdeling van het theatraal kapitaal bepaalt mede de artistieke posities in het jeugdtheaterveld die actoren innemen. Daarnaast is het van belang dat een actor zich met het eigen artistieke product onderscheidt van andere artistieke producten van andere actoren in het jeugdtheaterveld:

“Alle posities zijn voor hun bestaan en voor de manier waarop zij degenen die die posities bekleden determineren afhankelijk van hun actuele en potentiële situering in de structuur van het veld, dat wil zeggen in de structuur van de verdeling van de verschillende soorten kapitaal (of macht), waarmee de specifieke winsten (zoals literair prestige) die in het veld op het spel staan te behalen zijn.”59

3.2 Kapitaal en posities in het Groningse jeugdtheaterveld

De verdeling van het kapitaal in het jeugdtheaterveld kan bepaald worden met behulp van de middelen waar de actoren toegang tot hebben.

3.2.1 Macroniveau

Het economisch kapitaal kan gedefinieerd worden in de zichtbare eigendommen van actoren. Dit is bijvoorbeeld het bezit van een eigen theater en de hoeveelheid geld die een actor tot zijn beschikking heeft. De beschikking over geld heeft betrekking op de eigen inkomsten (bijvoorbeeld uit de verkoop van producties), maar ook op de subsidies die

56 Pierre Bourdieu, De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld, vert. Rokus

Hofstede (Amsterdam: Van Gennep, 1994), 285.

57 Idem, 285, 150.

58 Pierre Bourdieu, Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip, gekozen door Dick Pels (Amsterdam:

Van Gennep, 1992), 177.

59

(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toen aan hem te Innsbruck een heerlijk paleis vertoond werd, dat pas voor hem gebouwd was, fluisterde hij zijn oudste kamerling deze woorden in het oor: 'Wat

Dat sociale media het recht- streekse sociaal contact onder jongeren doen afnemen, blijkt overigens niet te kloppen.. „On- derzoek wijst erop dat online ge- sprekken

„Het zijn niet meer alleen mensen die slechts tot hun veer- tiende naar school konden gaan, maar bijvoorbeeld ook jongeren met een migratie-achtergrond.. Andere oorzaken

Niet het leven is heilig, maar de  kwaliteit ervan: als die ontbreekt, mag de trekker overgehaald en het gif verdeeld. Bij

Niet alleen heb je meer kosten voor het materieel, de brandstof, het water en het inge- zette personeel, ook is er veel meer uitval van nieuwe aanplant die het niet redt.. Daarom

Enkele minuten later staat wel de 0-2 op het score bord Rinagel Ogenio passeert zijn direc- te tegenstander schuift de bal door naar de weer mee opgekomen Ste- fan Tichelaar en

Laat mij Jezus, nooit vergeten zijn.. Laat mij Jezus, nooit

Homo-, lesbische en bi-jongeren worden vaak omringd door heteroseksuele mensen in wie zij zich niet of weinig kunnen herkennen en waarbij zij het gevoel hebben ‘anders’ te