• No results found

DEEL II Verbeelding in het jeugdtheater

4. Voorstellingsanalyses

4.2 Zweet

Zweet gaat over vier vrienden die in een flessenfabriek werken en op een dag een schat

vinden ter waarde van 27 miljoen euro. Alle vier hebben ze een andere bestemming voor het geld. Drie van hen willen het geld gebruiken voor eigen gewin, de vierde wil een huis kopen waar ze met elkaar kunnen wonen. Deze vierde ziet dat de anderen te blind worden van hebzucht en besluit om de schat door het toilet te spoelen. Op het moment dat de anderen erachter komen dat de schat weg is, slaat de paniek toe. Als blijkt dat hun vriend ervoor gezorgd heeft dat de schat weg is, ontstaat er een hevige ruzie. Aan het einde zien de mannen uiteindelijk toch het belang in van vriendschap boven geld.

4.2.1 Contextuele dimensie

De voorstelling Zweet is gemaakt voor kinderen vanaf 8 jaar. Deze voorstelling werd in het speellokaal opgevoerd voor de hele school. De kinderen in het publiek kenden elkaar allemaal omdat ze bij elkaar op school zaten. Theatergroep De Twee Heeren werd dit seizoen bij cultuurcoördinatoren onder de aandacht gebracht door middel van het geselecteerde culturele aanbod op de website van Cultuur Educatie Stad. Voorstellingen konden vervolgens via de website of e-mail van De Twee Heeren geboekt worden.

De leerlingen in het publiek kenden elkaar al. In het leven buiten het theater zijn deze kinderen klasgenoten, of zitten ze bij elkaar op school. Om die reden was er vaak geroezemoes tussendoor.

Rondom de voorstellingen waren geen ondersteunende activiteiten georganiseerd, zoals een voorbereidende les of een nagesprek. Dit was voor de werking van de

55 voorstelling niet van belang, omdat de voorstelling duidelijk te volgen was. Het onderwerp ‘vriendschap’ is een algemeen terugkerend thema voor leerlingen. Wellicht is dit onderwerp in de klas al eerder aan bod gekomen of hebben de leerlingen er al eens een tv-programma over gezien.

4.2.2 Communicatieve dimensie

Het contact van het publiek onderling voor, tijdens en na deze voorstelling, was optimaal omdat de kinderen elkaar al kenden. In een informele sfeer konden de bezoekers praten over wat ze zouden gaan zien en over wat ze uiteindelijk gezien hadden. In de klas is hier waarschijnlijk meteen na de voorstelling ook aandacht aan besteed door de leerkracht.

Voorafgaand aan de voorstelling was er geen inleiding of voorbereidende les georganiseerd. De kinderen kwamen de zaal binnen en konden gaan zitten. De acteurs waren van te voren niet te zien, ze kwamen pas tevoorschijn toen het stuk begon. Tijdens de voorstelling werd er door de spelers weinig contact gemaakt met het publiek. De acteurs richtten hun dialogen voornamelijk op de andere acteurs en nauwelijks op het publiek. De liedjes die tussendoor gezongen werden, waren meestal wel op het publiek gericht. Er was geen nagesprek georganiseerd. Wel kregen de kinderen de mogelijkheid om het decor van dichtbij te bekijken.

De voorstelling werd gespeeld in het speellokaal van basisschool De Hoeksteen te Groningen. De kinderen moesten hun eigen stoel meenemen vanuit het lokaal waar ze les hadden. Het speellokaal was een bekende ruimte voor hen en daardoor vertrouwd. De toeschouwers voelden zich op hun gemak en de kinderen kletsten met elkaar. De ruimte was zo ingedeeld dat aan één kant het decor van De Twee Heeren was opgebouwd en dat het publiek zich daarvoor kon opstellen. De acteurs gebruikten enkel de ruimte van het decor voor hun spel. Vanuit het decor speelden de acteurs hun voorstelling en zongen ze hun liedjes voor het publiek.

Zweet speelde zich af in een flessenfabriek. De acteurs speelden het verhaal in

deze theatrale ruimte. Hierbij gebruikten ze het gehele decor. Ze liepen over podium heen en weer, versjouwden kratjes met flessen, lazen de krant en gingen naar het toilet. Al deze handelingen waren in lijn met het verhaal dat ze speelden.

4.2.3 Theatrale dimensie

De spelers hadden zelf een decor gemaakt dat gemakkelijk op- en afgebouwd kon worden. Dit was belangrijk omdat Zweet alleen op scholen opgevoerd werd en het decor dus steeds meegenomen moest worden.

Het decor bestond uit een houten podium dat schuin omhoog liep naar achteren. Onder dit podium lag een grijs doek ter bescherming van de vloer. Een ander groot grijs doek fungeerde als achterwand. Aan het achterdoek was aan beide uiteinden bovenaan een luidspreker bevestigd. Hier gebeurde in de voorstelling niets mee, maar het wekte wel de illusie van een mogelijke sirene die af kon gaan tijdens het werken, of een bericht dat omgeroepen zou kunnen worden. Tussen de achterkant van het houten podium en het achterdoek was ruimte voor de acteurs om te lopen. Linksachter het houten podium was op een standaard horizontaal een langwerpige houten kist te zien met vier gekleurde gloeilampen erop; een rode, groene, blauwe en gele lamp. In de kist, die opengeklapt kon worden, zat een elektrische piano. Links naast de kist stond een trechter waar de werknemers in moesten schreeuwen om te melden dat ze aanwezig waren op het werk.

56 Aan de rechterkant achter het podium en voor het achterdoek, werd de suggestie van een toilet gewekt. Enkel de stortbak en het doortrektouw waren boven het podium uit te zien. Achter het podium stonden vier grote rode kratten opgesteld met lege (frisdrank)flessen erin. Deze kratten kwamen tevoorschijn toen de acteurs als werknemers in de fabriek aan het werk waren. In het podium zelf zaten vier luiken. Het linker luik was groot genoeg voor een persoon om doorheen te kruipen. Het rechter luik was net zo groot, maar hier zat aan de andere kant een tweede elektrische piano bevestigd die tevoorschijn kwam wanneer het luik werd open geklapt. In het midden van het podium zaten twee kleine luikjes, de ene met aan de deksel een theedoek bevestigd en de andere fungeerde als afvoerputje.

De theatrale ruimte was een (flessen)fabriek. Om dit te herkennen als zodanig was voor een deel verbeeldingskracht van het publiek nodig, omdat de ruimte niet een fabriek was zoals die er uitziet in de wereld buiten het theater. De verwijzingen naar de fabriek waren echter duidelijk en gemakkelijk te herkennen voor de toeschouwers.

In de voorstelling werd geen gebruik gemaakt van speciaal theaterlicht, maar enkel van het licht in de zaal zelf. Verder werden de gloeilampen gebruikt die in het decor verwerkt waren. Deze hadden echter niet de functie om een bepaalde sfeer te creëren. De gloeilampen fungeerden als teken van de aanwezigheid van de werknemers in de fabriek. De werknemers schreeuwden iets in de trechter en de bijbehorende lamp ging branden. De kleur van de bijbehorende lamp correspondeerde met de kleur van het hemd dat de desbetreffende werknemer aan had (dus bij een werknemer met een geel hemd aan, ging de gele gloeilamp branden).

De liedjes die in de voorstelling voorkwamen waren door de leden van de theatergroep geschreven. Deze liedjes ondersteunden het verhaal doordat ze over dezelfde gebeurtenissen gingen als waar het verhaal over ging. Naast de vier acteurs speelde er ook een pianist mee in de voorstelling. Terwijl de acteurs zongen, begeleidde hij hen op de piano. De liedjes waren op sommige momenten voorzien van een tweede stem, wat voor een harmonieus geluid zorgde. Behalve dat er een waarde aan de liedjes verbonden kon worden, zoals ‘mooi’ of ‘leuk’, waren ze een welkome onderbreking van het verhaal. De liedjes gaven de toeschouwers de gelegenheid om even achterover te leunen en te ontspannen, waarna het verhaal weer verder ging en er weer aandachtig geluisterd diende te worden.

In hun spel waren de acteurs voornamelijk realistisch. De acteurs zelf waren nauwelijks zichtbaar; ze lieten vooral de figuren zien die ze speelden. Hierbij namen de spelers karakteristieke houdingen van typetjes aan en gebruikten zij groteske uitdrukkingen en gebaren. Het spel was voornamelijk grappig bedoeld. Dit kwam over als een vrolijk geheel.

De spelers en de pianist droegen simpele kleding. De vier werknemers hadden een donkerblauwe overall aan die verwees naar de arbeid die ze moesten verrichten. Een overall is zeer herkenbaar als werkkleding en voldeed daarom in deze voorstelling. Onder de overall droegen de werknemers een gekleurd hemd. Elke werknemer droeg zijn eigen kleur hemd, geel, rood, groen of blauw. De pianist – in het stuk werd hij ‘Compressie’ genoemd – droeg een gele oliejas met een gele helm. Hij hoorde niet bij de vier werklieden en had daarom andere kleding aan. Compressie deed wel mee in de voorstelling, maar het werd niet duidelijk wat zijn functie op de werkvloer was. Zijn voornaamste functie in de voorstelling was het begeleiden van de liedjes.

57

4.2.4 Narratieve dimensie

Het hele verhaal van de voorstelling speelde zich af in de fabriek. De duur van het fictieve verhaal was twee dagen. De duur van de voorstelling was ongeveer 45 minuten. Van begin tot het eind was het verhaal van de voorstelling duidelijk gestructureerd. De beginsituatie was helder: er zijn vier vrienden aan het werk in de flessenfabriek, de sfeer is gezellig. Dan gebeurt er iets waardoor deze situatie verandert: er wordt een schat gevonden. Hierdoor veranderen de verhoudingen tussen de personages in de voorstelling. Het gevolg is dat de vrienden niet meer tevreden zijn met hun vriendschap en alleen nog maar aan het geld kunnen denken. Het vinden van de schat was in de voorstelling een belangrijk moment, omdat hierdoor een verandering van de situatie in gang werd gezet. De vriendschap dreigde verloren te gaan door ieders eigen hebzucht. Dit was een nieuwe situatie in de voorstelling. Deze situatie werd vervolgens weer veranderd doordat één van de vrienden doorhad wat er stond te gebeuren en ingreep. Het kwijtmaken van de schat was eveneens een belangrijk moment in de voorstelling, omdat hierdoor opnieuw een verandering van de situatie plaatsvond. De consequentie hiervan was dat de vrienden elkaar beschuldigden en elkaar wantrouwden. Het volgende belangrijke moment was de openbaring dat één van de vrienden de schat had kwijt gemaakt. De situatie veranderde hierdoor weer. De verhouding tussen de vrienden werd vanaf dat moment vijandig en de sfeer werd gespannen. Door onderhandeling van twee van de vrienden kwam iedereen uiteindelijk tot inkeer. Hierna kwam alles goed en was het verhaal weer rond. Er werd geen script ontwikkeld bij het stuk, maar wel een format waarin aan de situaties uit het narratief bepaalde emoties waren gekoppeld. Elke voorstelling speelden de acteurs aan de hand van het format en de bijbehorende emoties het verhaal. Hierdoor konden ze voor de voorstelling een bepaald stramien volgen zodat ze niet alles hoefden te improviseren en het ook niet precies vastlag welke tekst ze gebruikten.

Er waren een paar momenten die van belang waren voor de spanningslijn in de voorstelling. Dit waren het vinden van de schat, het kwijtmaken van de schat, de openbaring dat één van de vrienden de dader was en de bemiddeling van de twee vrienden. Deze momenten werden allemaal duidelijk door de dialogen en de handelingen van de acteurs. Op een bepaald moment kan het narratief als ingewikkeld ervaren zijn door de toeschouwers, omdat de vier vrienden ‘sterke verhalen’ gingen vertellen en daarbij om de beurt een deel van hun verhaal vertelden. Hierdoor hoorde het publiek vier verhalen door elkaar (eerst een deel van de ene vriend, vervolgens een deel van de andere vriend, enzovoort). De structuur van dit deel van het narratief was anders dan de rest en daardoor wellicht lastig te volgen. Aan de andere kant was dit deel een uitdagende onderbreking van het basisverhaal van de voorstelling. Hierdoor werden de toeschouwers aangespoord om hun fantasie te gebruiken.

In de beginsituatie werden de vier vrienden als gelijken gezien. Langzaamaan werd duidelijk wat de verhoudingen tussen de vier waren in de voorstelling. Eén van hen kon gezien worden als de ‘domme goedzak’ omdat hij constant over het hoekje van het podium struikelde en altijd te laat op het werk kwam, maar wel altijd vrolijk was. Een andere van de vier kon gezien worden als de ‘verstandige’, omdat hij voorstelde om met het geld een huis voor hun vieren te kopen zodat ze met elkaar van de schat konden genieten. De twee overige vrienden stonden tussen deze twee in. De ruzie om de verdwenen schat vond voornamelijk plaats tussen de domme en de verstandige.

58 Uiteindelijk werd de bemiddeling bewerkstelligd door de twee vrienden die er tussenin stonden.

Doordat er geen psychologische achtergrond van de personages was uitgewerkt was inleving vanuit het publiek lastig. Over het narratief kan gesteld worden dat het om een gesloten verhaal ging. Aan het einde was het verhaal weer aan het begin: vier vrienden die het gezellig met elkaar hebben.

4.2.5 Thematische dimensie, stof en bronnen

In feite was de voorstelling gebaseerd op menselijke eigenschappen en prioriteiten. Het vraagstuk over de keuze tussen vriendschap of rijkdom is iets van alle tijden en is om die reden voor veel mensen herkenbaar. De voorstelling is gebaseerd op ervaringen waar iedereen (in meer of mindere mate) wel eens mee te maken kan hebben gehad. De Twee Heeren was in het productieproces van de voorstelling uitgegaan van de emoties behorende bij de situaties en situatieveranderingen, zoals die in de narratieve dimensie naar voren zijn gekomen. De voorstelling werd als het ware opgebouwd vanuit de emoties die de theatermakers associeerden met de stof.

De thema’s van de voorstelling waren vriendschap en geld en de keuzes die tussen deze thema’s gemaakt kunnen worden. Hier draaide het hele verhaal om. Deze thema’s waren niet ingewikkeld, maar juist herkenbaar.

4.2.6 Mogelijke ervaringen en waarden

Deze voorstelling kan de toeschouwers aan het denken hebben gezet over de thema’s vriendschap en geld, doordat deze thema’s in de narratieve en theatrale dimensies duidelijk tot uiting zijn gekomen. In de narratieve dimensie werden deze thema’s vormgegeven door de dialogen tussen de acteurs en door de structuur van het verhaal. Dit werd ondersteund in de theatrale dimensie doordat de acteurs in hun spel aan het publiek lieten zien dat hun vriendschap op het spel stond. Door de verhouding tussen deze dimensies en de stof van de voorstelling kon het publiek weggaan met de vraag: wat is belangrijker, vriendschap of geld? Waarschijnlijk zullen de kinderen hier in de klas nog over hebben door gepraat.

Het narratief van de voorstelling was erg duidelijk en voor de toeschouwers voor het grootste gedeelte daardoor niet uitdagend. Een uitzondering hierop was het gedeelte over de ‘sterke verhalen’. Doordat het narratief daar voor een deel ingewikkelder werd, kan dit bij de toeschouwers voor verwarring hebben gezorgd. De toeschouwers kunnen hierdoor aan het denken zijn gezet. Verder kunnen de gebeurtenissen in de narratieve en theatrale dimensie van de voorstelling de kinderen aan het denken hebben gezet over iets soortgelijks wat ze zelf hebben meegemaakt in het leven buiten het theater. Daarnaast kan het zo zijn dat elementen en emoties uit de voorstelling zoals de ruzies, het boos zijn en vriendschap meegenomen worden in het eigen leven van de leerlingen.

Mogelijk zouden de toeschouwers die deze voorstelling hebben gezien een amusant gevoel er aan over kunnen houden. Doordat de spelers in de theatrale dimensie gericht waren op ‘grappig’ en karakteristiek acteren, werd er in het publiek veel gelachen tijdens de voorstelling.

Het decor van de voorstelling Zweet kan de toeschouwers hebben aangemoedigd om hun verbeeldingskracht te gebruiken om de ruimte te herkennen als fabriek. De

59 theatrale tekens in het decor waren niet ingewikkeld, maar ook niet de exacte realiteit. Er was voor een deel verbeelding nodig om de ruimte als fabriek te herkennen.

Doordat de kinderen allemaal achter elkaar zaten op normale stoelen, waren de zichtlijnen waarschijnlijk niet altijd even goed. Het kan zijn dat sommige toeschouwers hierdoor het gevoel hadden dat ze delen van de voorstelling misten. Binnen de communicatieve dimensie had de indeling van de zaal wellicht beter gecoördineerd kunnen worden, zodat stof van de voorstelling optimaal overgebracht kon worden aan het publiek.

De helderheid van de stof en de bronnen van de voorstelling en de ondersteuning van de stof in de theatrale en narratieve dimensie, zorgden ervoor dat het publiek zich bewust werd van de thema’s. De communicatieve en contextuele dimensie zijn niet volledig benut waardoor uitgebreidere theatrale ervaringen en percepties niet mogelijk waren. De voorstelling kan bij het publiek meer sociale ervaringen hebben bewerkstelligd dan theatrale ervaringen, doordat de nadruk in de verschillende dimensies van de voorstelling voornamelijk op de maatschappelijk-sociale thema’s van geld en vriendschap werd gelegd. De thematische dimensie in combinatie met de context kan de voorstelling interessant hebben gemaakt doordat er in de klas is nagepraat over de thematiek van de voorstelling. Op die manier zou de voorstelling door kunnen werken in de levens van de kinderen buiten het theater.

In document Schoolplein der verbeelding (pagina 54-59)