Besluit
«Openbaar»
Ons kenmerk: OPTA/AM/2010/201575 Zaaknummer: 10.0195.22
Datum: 24 juni 2010
Besluit van het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) op het handhavingsverzoek van BBned N.V., Online Breedband B.V. en Tele2
Nederland B.V. (hierna: BOT) aangaande de beweerdelijke overtreding van gedragsregel 5 (hierna: ND-5) door Koninklijke KPN N.V. en haar groepsmaatschappijen (hierna: KPN).
Samenvatting
BOT is van mening dat twee aanbiedingen van Telfort (4 Mb en 20 Mb Internet) en één aanbieding van XS4ALL (4 Mb Internet) door KPN worden aangeboden voor retailprijzen die lager zijn dan de
wholesale-inkoopkosten van die diensten. Derhalve stelt BOT zich op het standpunt dat voornoemde aanbiedingen in strijd zijn met ND-5. In dat verband heeft BOT het college gevraagd handhavend ten aanzien van KPN op te treden.
Het college heeft na onderzoek naar de desbetreffende aanbiedingen geconstateerd dat deze scherp zijn geprijsd, maar desondanks voldoen aan ND-5. De methodologie die KPN heeft gebruikt om het inkooprecept en incrementele retailkosten van bovenstaande diensten te bepalen, is in lijn met de ND-5-verplichtingen die zijn opgenomen het Marktanalysebesluit wholesale breedbandtoegang
1(hierna: WBT-besluit) en nader zijn uitgewerkt in de beleidsregels inzake ND-5 (hierna: de
beleidsregels)
2. Uit de door KPN aan het college aangeleverde ND-5-toetsen blijkt dat er voldoende marge resteert tussen de retailprijzen van de desbetreffende aanbiedingen van Telfort en XS4ALL en de inkoopkosten van deze diensten. Het college wijst derhalve het handhavingsverzoek van BOT af.
Verloop van de procedure
1. Op 23 juli
32009 heeft BOT het college, voor zover thans van belang, gewezen op twee aanbiedingen van Telfort (4 Mb Internet) en één aanbieding van XS4ALL (4 Mb Internet) die volgens hen niet in overeenstemming zouden zijn met ND-5. BOT heeft het college 21 oktober 2009
4per brief eveneens gewezen op een Telfort-aanbieding voor 20 Mb Internet.
2. KPN heeft op 15 oktober 2009 een rapportage gepubliceerd met betrekking tot de bepaling van de incrementele retailkosten (hierna: het retailopslagendocument
5) ter invulling van beleidsregel 4 van de beleidsregels. In deze rapportage heeft KPN een uniform retailopslagpercentage opgenomen voor de volgende dienstclusters: Spraak (1%), Breedband (3%) en Dataconnect &
1
OPTA/AM/2009/202717, 19 december 2009.
2
OPTA/AM/2009/201145, 27 mei 2009.
3
Brief met kenmerk BOT: overtreding(en) gedragsregel 5, 23 juli 2009.
4
Brief met kenmerk BOT: toepassing ND-5, 21 oktober 2009.
5
Retailopslagenpercentage, beschrijving bepaling incrementele retailkosten 2009, 15 oktober 2009.
Besluit
«Openbaar»
Huurlijnen (1%). Per brief bericht het college op 20 november 2009
6marktpartijen over het door KPN gepubliceerde retailopslagendocument.
3. BOT verzoekt het college om op korte termijn uitsluitsel te geven over de strijdigheid van eerder genoemde aanbiedingen van Telfort en XS4ALL met ND-5. Het college bericht op 19 november 2009
7aan BOT dat de betreffende aanbiedingen niet strijdig zijn met ND-5.
4. Op 27 november 2009
8stelt BOT per brief enkele vragen aan het college over de door KPN gehanteerde rekenmethodiek voor de betreffende ND-5-toetsen. Bij e-mails van 23 en 26 november, en 9 december 2009 wisselen BOT en het college informatie en standpunten met betrekking tot de door KPN gehanteerde retailopslagpercentages.
5. Het college stuurt op 28 december 2009 de openbare versie van de door KPN opgestelde ND-5- toetsen naar BOT.
6. Per brief doet BOT op 8 december 2009
9een handhavingsverzoek inzake de toepassing van ND- 5 op de desbetreffende aanbiedingen van Telfort en XS4ALL. Op 6 januari 2010
10vraagt BOT het college om de besluitvorming over het handhavingsverzoek voor onbepaalde periode uit te stellen.
7. BOT verzoekt het college bij brief van 30 januari 2010
11het retailopslagendocument van KPN opnieuw tegen het licht te houden op basis van de door BOT aangeleverde rekenmethodiek. Op 15 februari 2010 stuurt BOT per e-mail haar zienswijze op ND-5 in het kader van de zogenoemde
‘prijspremie’ die in de marktanalysebesluiten wordt genoemd. Op 20 februari 2010 stuurt BOT per e-mail een rapport van onderzoeksbureau Synovate over de toerekening van overstapkosten aan individuele diensten.
8. Op 3 maart 2010
12geeft BOT aan dat de door KPN voorgestelde incrementele
retailopslagpercentage volgens haar niet acceptabel is. Tevens geeft zij aan waarom de toepassing van ND-5 tot onaanvaardbare uitkomsten leidt. Het college bericht BOT per 1 april 2010
13dat hij geen reden ziet om KPN te verzoeken een herberekening uit te voeren met betrekking tot haar incrementele retailopslagpercentage. Tevens heeft het college in die brief aangegeven dat hij KPN heeft verzocht de berekening van haar kosten voor PC-beveiliging in het
6
Brief met kenmerk OPTA: OPTA/AM/2009/203252, 20 november 2009.
7
Brief met kenmerk OPTA: OPTA/AM/2009/203308, 19 november 2009.
8
Brief met kenmerk BOT: Toepassing gedragsregel 5, 27 november 2009.
9
Brief met kenmerk Bird & Bird: ACTPA0008\P\0001-cer, 8 december 2009.
10
Brief met kenmerk BOT: Uitstel handhavingsverzoek toepassing ND-5, 6 januari 2010.
11
Brief met kenmerk BOT: ACTPA0008, 30 januari 2010.
12
Brief met kenmerk BOT: ACTPA0008, 3 maart 2010.
13
Brief met kenmerk OPTA: OPTA/AM/2010.201184, 1 april 2010.
Besluit
«Openbaar»
inkooprecept aan te passen.
9. BOT verzoekt het college op 13 april 2010 het eerder uitgestelde handhavingsverzoek betreffende de desbetreffende Telfort- en XS4ALL-aanbiedingen ter hand te nemen. Het college heeft bij brief van 16 april 2010
14BOT, KPN en BCPA uitgenodigd voor deelname aan een hoorzitting.
10. Op 22 april 2010
15vraagt KPN het college om relevante stukken van het dossier in het kader van het handhavingsverzoek. Het gaat met name om correspondentie tussen het college en BOT. Het college stuurt deze stukken naar KPN. Per brief stuurt BOT het college op 6 mei 2010
16vooruitlopend op de hoorzitting enkele documenten.
11. Op 20 mei 2010 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij BOT, KPN en BCPA (Business Communication Providers Alliance) aanwezig zijn geweest.
17Handhavingsverzoek BOT
12. Aanleiding voor het onderhavige handhavingsverzoek zijn twee aanbiedingen van Telfort 4 Mb en 20 Mb Internet en één aanbieding van XS4ALL voor 4Mb Internet. BOT is van mening dat deze aanbiedingen strijdig zijn met ND-5 als onderdeel van de verplichtingen uit het WBT-besluit. De wijze waarop ND-5 is toegepast op de aanbiedingen is volgens BOT onjuist.
13. BOT stelt dat zij de desbetreffende aanbiedingen alleen met een negatieve marge kan repliceren, gebruik makend van WBA LK-diensten van KPN. De oorzaken hiervan zijn volgens BOT dat:
- het college ten onrechte het retailopslagendocument van KPN tot uitgangspunt heeft genomen als invulling van de beleidsregels;
- de incrementele kosten voor het aanbieden van diensten zoals marketingkosten,
retentiekosten, customer care, bad debt, billing, disconnection costs, energiekosten, PC-beveiliging, dienstontwikkeling, investeringen in ordering, leverings- en billingsystemen, aanpassingen in IT- systemen, provisioning en overstapkosten zijn ten onrechte buiten beschouwing gelaten voor de bepaling van het retailopslagpercentage en het inkooprecept;
- ten onrechte geen rekening is gehouden met de prijspremie, op grond waarvan BOT 5-10%
lagere prijzen moeten bieden om klanten van KPN te bewegen over te stappen.
14. Het college zal in paragraaf 5.1 kort ingaan op het punt van de “prijspremie”. Voorts zal het college het standpunt van BOT met betrekking tot het retailopslagendocument in paragraaf 5.2.1 A van dit besluit behandelen. Op het standpunt omtrent enkele specifieke incrementele kosten in het retailopslagendocument zal het college in paragraaf 5.2.1 B ingaan. Het inkooprecept van de aanbiedingen van Telfort en XS4ALL en de betreffende ND-5-toetsen zijn aan de orde in
14
Brieven met kenmerk OPTA: OPTA/AM/2010/201294, OPTA/AM/2010/201295 en OPTA/AM/2010/201296, 16 april 2010.
15
Brief met kenmerk Allen en Overy: 0019922-0001552 AMCP:380713.1, 22 april 2010.
16
Brief met kenmerk BOT: ACTPA0008, 6 mei 2010.
17
Het verslag van deze hoorzitting is als bijlage bij dit besluit gevoegd.
Besluit
«Openbaar»
paragraaf 5.2.2.
Juridisch Kader
15. Volgens dictumonderdeel viii, sub 5, van het WBT-besluit is het KPN niet toegestaan tariefdifferentiatie toe te passen voor zover dit in feite betekent dat KPN haar eigen
downstreambedrijf (waaronder het retailbedrijf van KPN) een wholesaletarief in rekening brengt waardoor andere afnemers als gevolg van marge-uitholling op de downstreammarkten niet onder concurrerende voorwaarden hun diensten kunnen aanbieden.
16. Volgens randnummer 837 van het WBT-besluit is een level playing field mogelijk als KPN’s downstreamdiensten prijstechnisch repliceerbaar zijn. Voor de repliceerbaarheid van de diensten wordt uitgegaan van de wijze waarop KPN de diensten voortbrengt. Dit uitgangspunt werkt eveneens door in het in de ND-5-toets gebruikte inkooprecept.
17. Volgens randnummer 838 van het WBT-besluit geldt voor iedere dienst dat de
downstreamtariefstelling van KPN in ieder geval de volgende kosten dient te dekken om te kunnen spreken van een prijstechnisch repliceerbare downstreamdienst:
- de inkoopkosten van gereguleerde wholesalediensten gebaseerd op de (non-discriminatoire) tarieven uit het referentieaanbod;
- de lange termijn incrementele kosten voor de ongereguleerde wholesalediensten;
- in het geval het gaat om een downstream retaildienst dienen daar nog de met de retaildienst samenhangende incrementele retailkosten aan te worden toegevoegd.
18. Voormeld dictumonderdeel viii, sub 5, van het WBT-besluit is vervolgens verder uitgewerkt in de beleidsregels.
19. Volgens randnummer 27 van de beleidsregels wordt er voor de toepassing hiervan uitgegaan van het volgende begrip voor retail downstreamdienst:
“…de aanbieding die door KPN aan een eindgebruiker wordt gedaan of reeds door een eindgebruiker wordt afgenomen. Diensten onderscheiden zich van elkaar indien deze de eindgebruiker een andere toegevoegde waarde bieden. De toegevoegde waarde wordt daarbij bepaald door functionaliteit, prijs, tariefstructuur, kwaliteit en/ of leveringsvoorwaarden. Bij een aanbieding met verschillende keuzemogelijkheden (bijvoorbeeld zelfselectieschema’s) is iedere combinatie van keuzes een aparte dienst.”
1820. Volgens randnummer 59 van de beleidsregels kan KPN het college een voorstel doen om te komen tot een praktische vereenvoudiging middels een uniforme of gedifferentieerde retailopslag.
KPN dient dan de door haar voorgestelde retailopslag met een accountantsverklaring te onderbouwen.
18
In dit citaat zijn de verwijzingen uit de beleidsregels niet overgenomen.
Besluit
«Openbaar»
Overwegingen
1.1 Algemene overwegingen inzake het handhavingsverzoek
21. Het college stelt voorop dat – zoals BOT ook bij de hoorzitting heeft aangegeven – het handhavingsverzoek slechts betrekking heeft op de voormelde aanbiedingen van Telfort en XS4ALL. Het verzoek betreft uitdrukkelijk niet de grieven van BOT over ND-5 die onderwerp van beroep zijn tegen onder meer het WBT-besluit.
22. Meer specifiek stelt het college vast dat reeds aangehaalde ‘prijspremie’-discussie daarom geen onderwerp van bespreking zal zijn binnen het handhavingsverzoek.
23. Voor zover BOT – los van de grieven die zij reeds hebben ingebracht in de beroepsprocedure – aanvoert dat ND-5 geen adequate bescherming biedt tegen marge-uitholling en er zal moeten worden nagedacht over de verbetering hiervan in de toekomst, merkt het college op dat het handhavingverzoek hiervoor geen geschikt instrument is. Argumenten die in dat kader zijn gewisseld heeft het college derhalve evenmin betrokken bij het oordeel over de beweerderlijke overtredingen van ND-5-regulering.
1.2 Dienstdefinitie
24. Gedurende de hoorzitting is er tussen BOT en KPN gediscussieerd over de uitleg van het begrip dienst. In dit verband is door BOT onder andere aangegeven dat de incrementele kosten die gemaakt worden voor meerdere diensten binnen een dienstenfamilie (bijvoorbeeld
consumentenbreedbandinternet) specifiek toegerekend zouden moeten worden aan de afzonderlijke diensten (bijvoorbeeld 4Mb internet).
25. Het college heeft bewust een fijnmazige dienstdefinitie opgenomen in de beleidsregels. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat KPN op strategische wijze afzonderlijke diensten onder de incrementele kosten zou kunnen aanbieden, terwijl zij op het niveau van de betreffende dienstfamilie ruim boven de incrementele kosten blijft (‘kruissubsidie’). Concurrenten zouden hierdoor specifieke diensten niet onder concurrerende voorwaarden in de markt kunnen zetten.
26. Voor zover BOT van mening is dat in de beleidsregels ten onrechte niet een dergelijke uitleg is gegeven aan het dienstbegrip overweegt het college het volgende. Het college is van oordeel dat door de (incrementele) kosten op de wijze van BOT te gaan toerekenen afstand wordt genomen van de door hem in de beleidsregels gehanteerde (fijnmazige) dienstdefinitie, zoals hierboven beschreven. Hierdoor zou een inconsequentie ontstaan tussen de bepaling van de omzet waarbij – ook door BOT – van een fijnmazig dienstbegrip wordt uitgegaan en de bepaling van de
(incrementele) kosten waarbij van een toets op het niveau van een dienstfamilie zou worden
uitgegaan.
Besluit
«Openbaar»
27. Naar aanleiding van hetgeen BOT naar voren heeft gebracht ziet het college geen aanleiding om de in de beleidsregels opgenomen dienstdefinitie aan te passen. Evenmin leidt dit tot het oordeel dat sprake is van een overtreding van de in het WBT-besluit opgenomen ND-5-verplichtingen.
1.3 Retailopslagendocument
28. Volgens BOT zou uit een kritische beoordeling van het college moeten blijken dat het huidige retailopslagendocument van KPN niet voldoet aan de vereisten van de beleidsregels. Het document houdt volgens BOT namelijk onvoldoende rekening met alle relevante incrementele kosten. Daardoor zou KPN haar werkelijke incrementele kosten per dienst onderschatten en is zij in staat om haar retailprijzen onder de incrementele kosten in de markt te positioneren.
29. Het college heeft, in tegenstelling tot wat BOT betoogt, het retailopslagendocument van KPN reeds beoordeeld ten tijde van haar brief van 20 november 2009. Het college wijst er verder op dat het retailopslagendocument is voorzien van een accountantsverklaring van
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V (hierna: PwC). PwC heeft – op basis van de grootboekomschrijvingen en verslagen van interviews met KPN-medewerkers – onder meer vastgesteld dat de classificatie van kostengegevens van KPN in de categorieën incrementeel, niet-incrementeel, dan wel deels incrementeel juist is.
30. Het college heeft marktpartijen per brief op haar website geïnformeerd over de door KPN
gehanteerde retailopslagen. Het retailopslagendocument van KPN is bij deze brief gevoegd. BOT geeft in haar zienswijze aan dat niet duidelijk is wat de status van dit document is en welk
inhoudelijk standpunt het college hierover inneemt. Het college geeft daarom in deze paragraaf aan wat de status van het retailopslagendocument is en welke inhoudelijke overwegingen hier een rol spelen (A). Verder behandelt het college separaat de specifieke bezwaren van BOT over het retailopslagendocument (B). Ten slotte concludeert het college of de bezwaren van BOT voldoende aanleiding geven om het oordeel van het college te herzien (C).
Overwegingen retailopslagendocument
31. ND-5 is bedoeld om marge-uitholling te voorkomen. Downstreamdiensten die KPN aanbiedt
dienen voor concurrenten van KPN repliceerbaar te zijn op basis van door KPN geleverde
whosalediensten, in casu Wholesale Breedband Toegang. Het college heeft bewust voor een
dergelijke fijnmazige benadering op dienstniveau gekozen. Hierdoor kan KPN individuele diensten
niet onder incrementele kosten aanbieden en kunnen concurrenten derhalve een concurrerend
aanbod doen. Deze waarborg op dienstniveau zou niet bestaan op het moment dat ND-5
toegepast zou worden op marktniveau. KPN zou in dat geval bepaalde diensten onder de
incrementele kosten kunnen aanbieden en deze kosten kunnen terugverdienen door andere
diensten in dezelfde markt (ruim) boven de incrementele kosten aan te bieden (bijvoorbeeld in
een minder prijsgevoelig segment van de markt).
Besluit
«Openbaar»
32. Om de incrementele retailkosten per dienst inzichtelijk te maken, heeft KPN alleen retailkosten als incrementeel aangeduid wanneer deze specifiek gelden voor een individuele aanbieding. Een ander criterium is dat deze kosten vermijdbaar moeten zijn in het geval dat de individuele dienst niet zou bestaan of niet meer aangeboden zou worden. Met deze benadering van het begrip incrementeel heeft KPN volgens het college – daar waar het incrementele retailkosten betreft - op juiste wijze invulling gegeven aan het WBT-besluit en de hierop gebaseerde beleidsregels.
33. Ten slotte is ook aan BOT gevraagd om informatie aan te leveren over retailkosten die zij in haar eigen bedrijfsvoering als incrementeel ervaren. Deze informatie heeft het college geen aanleiding gegeven om de door KPN gebruikte methodiek en de omvang van de door KPN aangedragen incrementele kosten niet als uitgangspunt te nemen. Hierop zal het college in het navolgende onder onderdeel B nader ingaan.
34. Het college oordeelt dat KPN een juiste methodiek heeft gehanteerd om te komen tot een praktische vereenvoudiging van haar incrementele retailkosten door een gedifferentieerde retailopslag te bepalen voor verschillende dienstenclusters. Deze methodiek is ook in overeenstemming met de staande praktijk van het college onder het voorgaande
reguleringskader
19. KPN heeft toen op vergelijkbare wijze de uniforme retailopslag van 0,5% voor vaste telefonie berekend in het kader van de combinatorische prijssqueezetoets.
A) Specifieke bezwaren BOT op retailopslagendocument
35. BOT zijn van mening dat meerdere incrementele kostenposten buiten beschouwing zijn gelaten door KPN bij het berekenen van de retailopslagen. Een aantal van deze kostenposten heeft BOT tijdens de hoorzitting nader toegelicht. In de volgende randnummers gaat het college afzonderlijk op deze kostenposten in.
Marketingkosten
36. BOT volgt de door KPN toegepaste methodiek waarbij zij niet alle marketingkosten toeschrijft aan individuele diensten niet. Volgens BOT zouden ook marketingkosten die gemaakt zijn voor meerdere diensten gezamenlijk verdeeld en toegerekend moeten worden aan de individuele diensten. Een dergelijke toerekening verhoudt zich volgens het college niet met een incrementele benadering in relatie tot het gehanteerde dienstbegrip. De kosten voor een gedeelde
marketingcampagne worden immers niet vermeden op het moment dat een individuele dienst wegvalt.
19
OPTA/TN/2006/200162, 27 januari 2006.
Besluit
«Openbaar»
37. De toerekening door KPN van marketingkosten aan de algemene naamsbekendheid (de ‘brand’) is volgens BOT eveneens onjuist. Ook dit betoog slaagt niet. KPN maakt immers ook kosten voor haar algemene naamsbekendheid als een bepaalde individuele dienst niet wordt aangeboden.
Derhalve ziet het college ook hier geen reden om de methodiek van KPN onjuist te achten.
Customer care en kosten voor overstappen
38. Kosten voor customer care zijn volgens BOT “één op één incrementeel en toewijsbaar” aan een specifieke dienst of aanbieding. Het college constateert dat ook deze kostenpost niet herleidbaar is tot individuele aanbiedingen. Een helpdeskmedewerker wordt niet aangenomen voor één bepaalde aanbieding, maar is werkzaam voor meerdere aanbiedingen. Facturatie van de kosten van KPN voor zowel de interne als externe helpdesk wordt dan ook niet verbijzonderd naar individuele aanbiedingen. Het hanteren van een verdeelsleutel voor de toedeling van deze kosten per dienst, zoals BOT dit voorstelt, is volgens het college niet in lijn met het begrip van
incrementele retailkosten op dienstniveau.
39. Met betrekking tot de kosten die voortvloeien uit het overstapproces is het college van oordeel dat de voorgaande overwegingen eveneens van toepassing zijn. De activiteiten van
helpdeskmedewerkers van KPN en eventuele overige kosten die KPN hiervoor maakt worden niet uitgesplitst naar individuele diensten. Dit maakt dat deze kosten niet één op één toewijsbaar zijn aan individuele diensten of aanbiedingen. Daarnaast heeft KPN, tijdens de hoorzitting van 20 mei 2010, aangegeven dat een deel van de eenmalige kosten voor de overstap van klanten reeds wordt afgedekt in de ND-5-toetsen. Dit door middel van de eenmalige wholesalekosten die gemaakt worden voor aansluiting van een nieuwe lijn.
Bad debt
40. Volgens BOT heeft KPN geen kosten opgenomen die zij maakt in verband met zogenaamde bad debt.
41. Het college overweegt in dit verband als volgt. KPN rekent ten behoeve van ND-5 met een verlies op vorderingen voor de verschillende diensten in de retailopslagen. Ook de kosten voor een incassobureau worden door KPN hierin integraal meegenomen.
42. Voor zover BOT verwijzen naar de opslag van 1,6% voor bad debt uit het WPC-model wijst het college erop dat het WPC-model uitgaat van integrale kosten en derhalve niet als voorbeeld kan gelden voor de berekening van de incrementele retailkosten.
Overige bezwaren BOT
43. Voorafgaand aan de eerder genoemde hoorzitting ten kantore van het college heeft BOT uiteengezet
20welke kosten naar hun mening ontbraken in de ND-5-toets van KPN. Onder meer
20
Brief BOT met kenmerk ACTPA0008, 30 januari 2010.
Besluit
«Openbaar»
gaf BOT aan dat de kosten voor het ontwikkelen van een nieuw distributiekanaal en het realiseren van een internetportal als incrementele kosten moeten worden gezien. KPN heeft deze kosten echter, voor zover deze toegeschreven kunnen worden aan individuele diensten, reeds als onderdeel van de saleskosten meegenomen in de bepaling van de retailopslagpercentages.
B) Conclusie
44. Het college kan zich vinden in de methodiek voor het bepalen van de incrementele retailkosten die KPN heeft gebruikt en heeft vastgelegd in het retailopslagendocument. Verder wordt de getrouwheid van de onderliggende cijfers gewaarborgd door een accountantsverklaring. In tegenstelling tot wat BOT beweert, wordt daarmee op adequate wijze invulling gegeven aan de beleidsregels
21.
45. De door BOT aangevoerde informatie over hun eigen retailkosten heeft het college geen
aanleiding gegeven te twijfelen aan de door KPN gehanteerde methodiek. Verder ziet het college in de specifieke kostenposten die door BOT worden aangevoerd geen reden om KPN haar incrementele retailopslag aan te laten passen.
1.4 ND-5 toets van de Telfort en XS4ALL aanbiedingen Het inkooprecept van de ND-5-toetsen
46. De toets is een vergelijking van het retailtarief van een downstreamdienst met de voor deze dienst relevante inkoopkosten. Het uitgangspunt daarbij is de voortbrengingswijze van deze dienst door KPN. Voor een uiteenzetting van de elementen die onderdeel uitmaken van de
voortbrengingswijze verwijst het college naar paragraaf 3.2. van de beleidsregels. Het resultaat is het inkooprecept voor een downstreamdienst. Vervolgens dienen de inkoopkosten van het inkooprecept bepaald te worden. De kosten van de retail downstreamdienst bestaan uit de kosten voor de gereguleerde wholesalediensten, de kosten voor de ongereguleerde wholesalediensten en de incrementele retailkosten. Ook hier verwijst het college naar de beleidsregels.
47. Het college heeft gedurende de implementatie van ND-5 regelmatig toetsen opgevraagd bij KPN.
Deze zijn zorgvuldig bestudeerd en tegen de beleidsregels aangehouden. Hierover heeft ook met KPN overleg plaatsgevonden. Gedurende dit gehele proces zijn de toetsen door KPN verder uitgewerkt en geoptimaliseerd. Het college heeft naar aanleiding van de klacht van BOT de specifieke ND-5-toetsen van de Telfort 4 Mb en 20 Mb en XS4ALL 4 Mb internetaanbiedingen met extra aandacht bestudeerd. Het college heeft geconstateerd dat de aanbiedingen scherp geprijsd zijn, maar desondanks voldoen aan ND-5.
48. In het hierboven geschetste beoordelingsproces is ook de door BOT aangeleverde
benchmarkinformatie meegenomen. Naar aanleiding van de opmerkingen van BOT is de Telfort
21