Vraag nr. 61 van 19 maart 1996
van de heer JOS STASSEN Expansiesteun – Controle
Zoals de minister weet, gelden voor expansiesteun aan bedrijven een aantal criteria en voorwaarden. Tijdens de bespreking in de ondernemingsraad van een groot Antwerps petrochemisch bedrijf, waar de werknemers-afvaardiging vroeg naar de criteria voor de expansie-steun en de mate waarin het bedrijf zich aan de criteria houdt, liet de algemeen directeur zich ontvallen dat "de overheid zeer soepel blijkt te zijn in de controle op de naleving van de tewerkstellingsvoorwaarden".
Zonder op het individuele geval door te gaan, wens ik de minister toch een aantal vragen te stellen vanuit de bezorgdheid voor een correct gebruik van de expan-siesteun aan de ondernemingen.
1. Heeft de minister weet van een (te) soepele contro-le op de nacontro-leving van de steunvoorwaarden ? 2. Welke diensten staan in voor toezicht en controle
op de expansiesteun en hoe wordt die controle georganiseerd ?
3. Kan de minister een overzicht geven van de effecten van de premies voor bijkomende werkgelegenheid voor het jaar 1994 ?
4. Welke maatregelen zijn er uitgewerkt voor het geval de expansiesteun niet de beoogde effecten genereert ?
Antwoord
Vooreerst wil ik het Vlaams parlementslid mijn bereid-heid kenbaar maken om, zodra hij mij de coördinaten van dit expansiedossier bezorgt, deze zaak aan een onderzoek te onderwerpen. Anderzijds kan ik moeilijk verantwoordelijk worden gesteld voor uitlatingen van welke afvaardiging of van welk individu dan ook tij-dens een ondernemingsraad.
1. De controle op de expansiesteun en op de naleving van de daaraan verbonden voorwaarden wordt gedetailleerd beschreven in richtlijnen die moeten worden gehanteerd door de administratie die deze controle uitvoert. Deze strikt opgevatte richtlijnen laten de controlerende administratie niet toe de voorgeschreven richtlijnen (soepel) te interpreteren of ervan af te wijken. Enkel de minister van Econo-mie kan, meestal op a d v i e s van de administratie, beslissen in hoeverre wordt afgeweken van de opge-legde steunvoorwaarden zonder dat de toegekende expansiesteun in het gedrang komt. Ik kan het par-lementslid evenwel verzekeren dat dusdanige afwij-kingen in de praktijk door mij slechts worden toege-staan wanneer de begunstigde onderneming vol-doende gefundeerde argumenten van bedrijfsecono-mische, sectoriële en/of conjuncturele aard naar voor kan brengen.
2. De controle op de expansiesteun wordt uitgevoerd door de administratie Economie en meer bepaald door de afdeling Inspectie Economie van die admi-nistratie.
De controleprocedures verschillen echter naarge-lang de investeringen met eigen middelen worden gefinancierd (kapitaalpremiedossiers) of met lenin-gen bij kredietinstellinlenin-gen (rentesubsidiedossiers). – Bij kapitaalpremiedossiers worden steeds één of
meer controles, – al dan niet ter plaatse in de onderneming – uitgevoerd vooraleer de kapitaal-premie kan worden uitbetaald.
Deze controles slaan zowel op de realisatie van de vooropgestelde investeringen, als op de nale-ving van alle voorwaarden verbonden aan de toekenning van expansiesteun.
Wordt door de afdeling Inspectie Economie tij-dens de inspectie vastgesteld dat de onderne-ming in gebreke blijft inzake de uitvoering van de investeringen of het vervullen van de opge-legde voorwaarden, dan worden deze vaststellin-gen doorgestuurd naar een andere afdeling van de adm ini stra tie, de afdeling Economi sch Ondersteuningsbeleid. Deze laatste oordeelt of de vastgestelde tekortkomingen van die aard zouden kunnen zijn dat de principieel toegeken-de steun geheel of getoegeken-deeltelijk moet wortoegeken-den ingetrokken. In bevestigend geval wordt mij een adviesnota toegestuurd waarop ik, als minister verantwoordelijk voor Economie, een beslissing tref (zie ook vraag 1).
– Bij rentesubsidiedossier werd de controle door de afdeling Inspectie Economie tot op heden uitgevoerd n a d a t de periode waarin de investe-ringen waren gepland verstreken is. Hierbij moet worden vermeld dat de tussenkomende bankinstellingen tijdens de realisatie van de investeringen een inspectie-opdracht toebedeeld kregen conform een afgesloten protocol met het Vlaams Gewest. De controle "a posteriori" door de afdeling Inspectie Economie is dan tegelijker-tijd een controle op de inspectie-opdracht van de bankinstellingen. Wanneer onregelmatighe-den woronregelmatighe-den geconstateerd, zal dit opnieuw lei-den tot een doorsturen van de vaststellingen naar de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid. Deze laatste kan dan weer de minister advi -seren de steun geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te behouden.
Wat ten slotte de controle op de naleving van de tewerkstellingsvoorwaarden betreft, kan ik het Vlaams parlementslid volgende details meedelen. Eerst en vooral moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten opgelegde tewerkstel-lingsvoorwaarden.
1. De tewerkstellingsvoorwaarde die bij het beha-len ervan de uitbetaling van een "meertewerk-stellingspremie" meebrengt.
Uiteraard zal deze premie slechts worden uitbe-taald wanneer aan de opgelegde tewerkstelling v o l l e d i g werd voldaan. Dit kan enkel worden aangetoond aan de hand van officiële RSZ-attesten die aantonen dat de meertewerkstelling binnen de voorziene periode werd behaald. Een verminderde uitbetaling kan evenwel gebeuren
overeenkomstig de reële behaalde tewerkstel-ling.
2. De tewerkstellingsvoorwaarde die bij de steun-beslissing wordt opgelegd, maar niet leidt tot de uitbetaling van een premie (het betreft hier meestal een clausule "behoud van tewerkstel-ling").
In dit geval schrijven de richtlijnen voor dat de directeur-generaal van de administratie Econo-mie bevoegd is zijn goedkeuring te verlenen aan l ichte afwijkingen van de geplande t otale tewerkstelling.
Voorts schrijven de richtlijnen voor, in uitvoe-ring van het expansiedecreet van 15 december 1993, dat terugvordering van de steun ingevolge een daling van de tewerkstelling enkel kan gebeuren indien de toekenning van de steun rechtstreeks afhankelijk werd gesteld van het naleven van de bijzondere bepaling inzake tewerkstelling.
3. Voor de kleine ondernemingen werd, bij toepassing van de expansiewet van 4 augustus 1978, een bedrag toegekend van 1.165.909.000 frank voor de creatie van 7.899 arbeidsplaatsen (gemiddelde kostprijs per arbeidsplaats : 147.602 fr.).
Voor de middelgrote en grote ondernemingen werd, bij toepassing van de expansiewet van 30 december 1970 en het expansiedecreet van 15 decem ber 1993 een bedrag toegekend van 719.597.000 fra nk voor het cre ëren van 3.652 arbeidsplaatsen (gemiddelde kostprijs per arbeids-plaats : 197.042 fr.).
In totaal werd in 1994 een bedrag van 1.885.506.000 frank toegekend voor het creëren van een bijko-mende tewerkstelling van 11.551 personen. Per arbeidsplaats komt dit neer op een kostprijs van 163.233 frank.
4. Wanneer bij de controle wordt vastgesteld dat bepaalde beoogde doelst ellingen niet worden bereikt, of dat zich een drastische tewerkstellingsda-ling bij een onderneming voordoet, zal de adminis-tratie mij hierover omstandig inlichten.
Na onderzoek van het dossier beslis ik als minister van Economie of de steun al dan niet kan worden uitbetaald. Wanneer de steun reeds geheel of gedeeltelijk werd uitbetaald, kan dit leiden tot een terugvordering van die steun.