Vraag nr. 43 van 3 oktober 1995
van de heer JAAK GABRIELS Schooldirecteur – Politieke activiteit
Volgens het decreet van 27 maart 1991 (Belgisch Staatsblad 25 mei 1991), meer bepaald hoofdstuk II, artikel 12, betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medische-sociale centra, mogen personeelsleden van deze instellingen hun gezag niet aanwenden voor politieke doeleinden.
1. Is de functie van directeur van een gemeenteschool dan verenigbaar met de functie van afdelingsvoor-zitter van een politieke partij ?
2. Zo neen, welke concrete maatregelen heeft de mi-nister genomen om in zulke gevallen de bepalingen van het decreet te doen naleven ?
Antwoord
Het door het Vlaams parlementslid geciteerde artikel 12 maakt deel uit van hoofdstuk II – "Plichten en on-verenigbaarheden", afdeling 1 – "Plichten", van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medische-socia-le centra.
Naast het aangehaalde artikel 12, moet het personeels-lid ook nog de andere plichten naleven, zoals onder andere :
– het belang behartigen van het onderwijs en de instellingen waar zij tewerkgesteld zijn ;
– alles vermijden wat het vertrouwen van het publiek kan schaden of afbreuk kan doen aan de eer of de waardigheid van hun functie in het onderwijs, enzo-voort.
Het beoordelen of al deze plichten al dan niet vervuld worden door de personeelsleden, behoort tot de bevoegdheid van de inrichtende macht, in casu het betrokken gemeentebestuur.
De rubriek "Onverenigbaarheden", afdeling 2 van het-zelfde hoofdstuk, handelt enkel over de onverenigbaar-heden die, voortvloeiend uit de specificiteit van het opvoedingsproject, door de inrichtende macht kunnen worden opgelegd. Ze worden schriftelijk meegedeeld voor de indiensttreding en vastgelegd in de overeen-komst of het besluit van indiensttreding (artikel 16). Het geviseerde decreet voorziet niet in een directe onverenigbaarheid.