• No results found

Vraag nr. 102 van 28 maart 1996 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 102 van 28 maart 1996 van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 102 van 28 maart 1996

van de heer ETIENNE VAN VAERENBERGH

Aquafin – Uitvoering investeringsprogramma en finan-ciële planning

De uitvoering van de Aquafin-projecten loopt steeds vertraging op, waardoor de NV Aquafin haar financiële meerjarenplanning jaarlijks naar beneden moet her-zien. In feite impliceert dit dat de NV Aquafin telken-jare een te groot beslag legt op de budgettaire midde-len. Daarenboven wordt vastgesteld dat vele projecten worden doorgeschoven naar volgende jaren, waardoor de financiële planning van het Vlaams Gewest even-eens in het gedrang komt. Bovendien blijkt dat de ver-wachte uitgaven voor Aquafin in 2002 de totale ont-vangsten van het MINA-fonds zullen overschrijden. Rekening houdende met wat voorafgaat, zou een dras-tische verhoging van de dotatie en/of de milieuheffin-gen dus noodzakelijk worden.

Deze vaststelling contrasteert met de beleidsopties van de Vlaamse regering, die in haar verschillende begro-tingen stelde geen verhoging van de dotaties of de heffingen inzake waterverontreiniging door kleinver-bruikers te plannen, terwijl er voor de grootgekleinver-bruikers een regulerend karakter van de milieuheffingen in het vooruitzicht wordt gesteld.

Door deze situatie wordt het basisprincipe van het MINA-fonds – de vervuiler betaalt – ondergraven. Welke maatregelen heeft de minister genomen om aan deze situatie een einde te stellen ?

Klopt het dat in 2005 inderdaad het basisprincipe van het MINA-plan – de vervuiler betaalt – volledig onder-graven zal zijn ?

Antwoord

De vertraging in uitvoering van het investeringspro-gramma kan worden vastgesteld uit volgend overzicht.

Overzicht van de aanbestedingen Aquafin tot 31 maart 1996

Volgens Reële Afwijking Technisch aanbe-Plan stedingen Totaal aantal 476 456 -20 bedrag in fr. x 1000 16.369.118 15.914.531 -454.587 RWZI aantal 20 19 -1 bedrag in fr. x 1000 2.412.958 2.235.729 -177.229 Leidingen aantal 456 437 -19 bedrag in fr. x 1000 13.956.160 13.678.802 -277.358 De afwijking ten opzichte van de vooropgestelde plan-ning in het Technisch Plan beloopt 2,8 %, of 20 projec-ten voor een investeringsbedrag van 454.587.000 frank.

De belangrijkste reden is van deze vertragingen is, voor de RWZI's (rioolwaterzuiveringsinstallaties), het niet binnen het geplande tijdsschema kunnen beschikken over de definitieve vergunde vestigingsplaatsen. Voor de leidingenprojecten zijn de belangrijkste rede-nen van vertraging het uitvoeren van MER-studies (34 %), de betrokkenheid van andere openbare instan-ties bij gemengde dossiers (27 %) en aanpassingen van de ontwerpen van tracéwijzigingen ingevolge vergun-ningen, MER's, ... (19 %).

Bij de financiële meerjarenplanning van Aquafin werd tot 1995 onvoldoende rekening gehouden met vastge-stelde vertragingen in uitvoering.

Voor 1996 werden zowel budget als financiële meerja-renplanning gecorrigeerd op vastgestelde vertragingen in uitvoering.

Vertragingen in uitvoering hebben echter geen directe weerslag op de begroting.

De investeringskosten tijdens de werken in uitvoering worden gefinancierd door externe kredieten. De bud-gettaire weerslag hiervan betreft de rentelasten op uit-staande kredietschulden.

De budgettaire kosten van de gerealiseerde investe-ringsprojecten ontstaan op het ogenblik dat de projec-ten aan het Vlaams Gewest worden opgeleverd. De raming van het begrotingskrediet op artikel 3.10 van het MINA-fonds voor het jaar n betreft een raming van 5 variabelen :

a) de afschrijvingskosten ten belope van 1/15e van de investeringskosten van alle tot het jaar n-1 opgele-verde projecten ;

b) de afschrijvingskosten ten belope van 1/15e van de in het jaar n op te leveren projecten ;

c) de forfaitaire kosten van de in het jaar n op te leve-ren projecten ;

d) de nagekomen forfaitaire kosten van de in het jaar n-1 opgeleverde projecten ;

e) BTW op de som van a+b+c+d.

De afschrijvingskosten vermeld onder a) liggen vast. Het aandeel ervan in de totale budgetttaire kosten zal toenemen naarmate meer en meer projecten worden opgeleverd.

Bij de budgettering werd onvoldoende rekening gehou-den met een overloop van projecten die op het einde van het jaar worden opgeleverd.

De afwijking budget-realiteit (art. 3.10) bedraagt : voor 1992 : -43,49 % (126,3 miljoen fr.)

1993 : -47,31 % (574,1 miljoen fr.) 1994 : -20,13 % (378,3 miljoen fr.) 1995 : -14,71 % (422,5 miljoen fr.)

De overeenkomst van 10 november 1993 voorziet voor het investeringsprogramma 1994 in een investeringspla-fond van 6 miljard (exclusief BTW en forfaitaire kos-ten) voor nieuwe projecten, en 1 miljard voor renova-tieprojecten.

(2)

Dit plafond is absoluut naar uitvoering. De overeen-komst voorziet derhalve in de mogelijkheid projecten naar volgende jaren door te schuiven.

Naar uitvoering is de situatie per 31 maart 1996 met betrekking tot de investeringsprogramma's 1991-1995 als volgt :

Status uitvoering Max. Totaal Opgele- Aanbesteed/ Ontwerp

budget verd gegund (raming)

TP 91 7.100,0 7.066,7 6.685,0 380,2 1,5 T2 92 10.626,0 10.605,4 7.024,4 3.467,1 113,9 TP 93 8.100,0 8.077,1 1.928,6 4.921,7 1.226,8 TP 94 6.000,0 5.934,2 267,1 4.120,3 1.546,8 TP 95 6.000,0 5.963,7 9,4 3.527,2 2.427,1 Totaal 37.826,0 37.647,1 15.914,5 16.416,5 5.316,1 Naar uitvoering blijft Aquafin binnen de maximum-budgetten.

Belangrijkste afwijkingen worden evenwel vastgesteld tussen het bedrag van het opgedragen investeringspro-gramma en het bedrag van de goedgekeurde Techni-sche Plannen.

Voor de investeringsprogramma's 1991-1995 betekent dit per 31 maart 1996 :

– opgedragen investeringsprogramma's 1991-1995 : 29.393,0 miljoen frank ;

– goedgekeurde Technische Plannen 1991-1995 : 36.527,7 miljoen frank ;

Dit betekent een afwijking van 7.134,7 miljoen frank (24,3 %), wat onder meer resulteert in een doorschui-ving van oorspronkelijk geplande investeringsprojec-ten.

Bij de opdracht van het investeringsprogramma dienen in dit stadium noodgedwongen enkele vereenvoudigin-gen te worden doorgevoerd ; de kwaliteit van de onder-grond is bv. niet gekend, evenmin als de exacte lengte van het tracé, noch de exacte riooldiameter.

Daarnaast blijkt uit een studie van de projecten van het investeringsprogramma 1994 dat de afwijking wordt verklaard door :

– het aanleggen van dienstrioleringen en leidingen voor de afvoer van oppervlaktewater ;

– het voorzien van noodzakelijke huisaansluitingen ; – duurdere buismaterialen, bv. in

waterwinningsge-bieden of voor afvoer van industrieel afvalwater ; – een onderraming van de te bouwen overstorten. De uitgaven Aquafin tot 2002 kunnen als volgt worden geraamd, op basis van een geactualiseerde projectie van de bijzonder gevolmachtigde :

1997 : 10,2 miljard fr. 1998 : 11,6 miljard fr. 1999 : 12,3 miljard fr. 2000 : 13,0 miljard fr. 2001 : 13,7 miljard fr. 2002 : 14,5 miljard fr.

Gelet op de toename van de jaarlijkse uitgaven en uit-gaande van een constant beleid, zal er bij de

goedkeu-ring van de begroting telkens op worden toegezien dat de balans van het MINA-fonds in evenwicht blijft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze dienstorder nummer 7 van de provincie Vlaams- Brabant lijkt inderdaad niet alleen duidelijk te zijn, maar ook een correcte toepassing in te houden van de taalwetgeving in

Sinds haar ontstaan wordt het Clearing House gefinan- cierd door de drie gemeenschappen en de Raad van Europa via directe subsidies en indirect via het ter

De Vlaamse Gemeenschap heeft het Kasteel De Hoof in Voeren (Teuven) via het vroegere Vlaams Commis- sariaat-generaal voor Toerisme (nu Toerisme Vlaande- ren) in erfpacht

De door de Vlaamse regering bestelde studie van de vzw Mens en Ruimte (De Vlaamse Rand rond Brussel : Bouwstenen voor een Strategisch plan) geeft dit ook aan?. Welke initiatieven

Voor de niet-direct aanwijsbare uitgaven (gebouwen, informatica, ...) worden door de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij verdeelsleutels vastge- legd. Deze

Artikel 36, paragraaf 2 van het decreet van 18 decem- ber 1991 betreffende het bestuurlijk beleid schrijft voor dat de Vlaamse Gemeenschap bepaalde roerende en onroerende goederen

Tot op heden geldt voor het Bloso het koninklijk besluit (KB) van 28 april 1965 als wettelijke basis voor het toekennen van subsidies voor activiteiten die de propaganda

Elke codeur beschikt over codeerinstructies die wor- den aangepast en/of aangevuld wanneer de reglemente- ring wijzigt of wordt uitgebreid, of wanneer principiële beslissingen