Vraag nr. 14 van 17 januari 2002
van de heer CHRIS VANDENBROEKE
Verkiezing binnengemeentelijke territoriale organen – Bevoegdheid
Op het colloquium van 16 november 2001 aan de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) over de Lambermontakkoorden werd door de academi-sche wereld gewezen op een fundamentele tegen-strijdigheid inzake de verkiezing van de binnenge-meentelijke territoriale organen.
Er werd gewezen op het feit dat de Bijzondere Wetgever de eigen theorie inzake de door de Grondwet aan de wetgever voorbehouden mate-ries op het vlak van de bevoegdheid met betrek-king tot de verkiezing van de organen van de on-dergeschikte besturen, niet op consistente manier heeft toegepast.
Ingevolge de Lambermontwet (de Bijzondere We t van 13 juli 2001) bepaalt het nieuwe artikel 19, § 1 van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instel-lingen dat de gewesten niet kunnen treden op de bevoegdheden die (na de inwerkingtreding van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980) door de Grondwet aan de "wet" zijn voorbehouden.
Terzelfder tijd draagt de Lambermontwet de be-voegdheid inzake de regeling van de verkiezing van de binnengemeentelijke territoriale organen over aan de gewesten.
In die optiek stipuleert het Vlaams regeerakkoord eveneens onder "constitutieve autonomie" als een hervorming die snel moet worden doorgevoerd : "de uitbreiding tot meer autonomie inzake de or-ganisatie van de eigen instellingen".
Artikel 41 van de Grondwet bepaalt echter inzake de verkiezing van de binnengemeentelijke territo-riale organen :
"De wet stelt de bevoegdheden, de werkingsregels en de wijze van verkiezing vast van de binnenge-meentelijke territoriale organen die aangelegenhe-den van gemeentelijk belang kunnen regelen. Die binnengemeentelijke territoriale organen wor-den opgericht in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners op initiatief van hun gemeenteraad. H u n leden worden rechtstreeks verkozen. Ter uitvoering van een wet aangenomen met de in artikel 4, l a a t-ste lid, bepaalde meerderheid, regelt het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel de overige
voor-waarden waaronder en de wijze waarop dergelijke binnengemeentelijke territoriale organen kunnen worden opgericht".
Aldus wordt in dit artikel van de Grondwet de be-voegdheid inzake de verkiezing van de binnenge-meentelijke territoriale organen voorbehouden aan de "wet".
Op het colloquium werd dan ook opgemerkt dat het merkwaardig is dat in de Lambermontwet be-voegdheden worden overgedragen aan de gewes-ten die volgens dezelfde Lambermontwet in com-binatie met de Grondwet helemaal niet kunnen worden overgedragen.
De academische wereld durft zelfs opmerken dat "enkel de federale wetgever bevoegd kan zijn inza-ke de verkiezing van de binnengemeentelijinza-ke terri-toriale organen, zodat de bevoegdheidstoewijzing door de Bijzondere Wet aan de gewesten ongrond-wettig is".
Vandaar volgende vragen aan de minister.
1. Werkt de Vlaamse regering aan een regeling om de verkiezing van de binnengemeentelijke terri-toriale organen – zoals aangekondigd in het Vlaams regeerakkoord – uit te werken en te organiseren ?
2. Vooraleer een parlementair initiatief of een ini-tiatief van de Vlaamse regering wordt genomen inzake het regelen van de verkiezing van de bin-nengemeentelijke territoriale organen, dient het Vlaams Gewest zekerheid te hebben omtrent zijn bevoegdheid terzake.
Kan de minister bevestigen dat het Vlaams Ge-west bevoegd is inzake de verkiezing van de binnengemeentelijke territoriale organen ? Heeft de minister dit reeds laten onderzoeken, of gebeurt dit alsnog ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse A a n g e l e g e n h e d e n ,A m b t e-narenzaken en Buitenlands Beleid.
Antwoord