• No results found

University of Groningen On the role of macrophages, microglia and the extracellular matrix in remyelination Wang, Peng

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen On the role of macrophages, microglia and the extracellular matrix in remyelination Wang, Peng"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

On the role of macrophages, microglia and the extracellular matrix in remyelination

Wang, Peng

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Wang, P. (2018). On the role of macrophages, microglia and the extracellular matrix in remyelination. University of Groningen.

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

227

Nederlandse Samenvatting

(3)

228

Multiple Sclerose (MS) is een aandoening van centraal zenuwstelsel waarbij onder andere sprake is van typische kenmerken als chronische ontsteking, demyelinisatie en falen van remyelinisatie van axonen, waardoor de zenuwgeleiding van elektrische pulsen wordt onderbroken. Het verloop van de ziekte wordt sterk beïnvloed door immuuncellen, van nature aanwezige in de hersenen en die welke ‘van buiten’ de hersenen binnendringen als gevolg van de ontsteking, door passage over de bloed-hersen barrière. Ook andere, tot nu toe slecht gedefinieerde omgevingsfactoren dragen bij aan het beloop van de ziekte. Verschillende studies hebben ook aangetoond dat structurele verstoring van bepaalde extracellulaire matrix (ECM) moleculen kunnen bijdragen aan dat beloop. Bijvoorbeeld, aggregatie van fibronectine kan plaatsvinden in de ontstekingsletsels, de zogenaamde MS laesies, waardoor de differentiatie van voorlopercellen tot oligodendrocyten, verantwoordelijk voor de aanmaak van myeline, wordt geremd. Het gevolg is dat remyelinisatie van axonen in de laesies niet langer plaatsvindt. Het is daarom belangrijk inzicht te krijgen in de wijze waarop fibronectine aggregatie plaatsvindt om het proces te voorkomen, maar ook om mogelijkheden te onderzoeken om de aggregaten te verwijderen. Daardoor wordt inzicht verkregen in het oorzakelijk verband tussen fibronectine aggregaten en de ziekte. Tevens kunnen er dankzij dergelijk inzichten therapeutische mogelijkheden worden ontworpen om remyelinizatie weer mogelijk te maken.

In Hoofdstuk 1 wordt een overzicht van de literatuur gegeven over de rol van ECM-moleculen in (re)myelinisatie en de rol van cellulaire eiwitafbrekende (‘proteolytische’) enzymen, die de extracellulaire matrix onder normale fysiologische omstandigheden aanpassen of moduleren, om een juiste functionering van cellen mogelijk te maken. Voor succesvolle remyelinsatie, is een tijdelijke expressie van bepaalde ECM moleculen nodig. In MS laesies blijkt die expressie echter permanent te zijn, waardoor remyelinisatie vermoedelijk niet plaatsvindt. Waarschijnlijk worden er geen myeliniserende

(4)

Nederlandse Samenvatting

229

oligodendrocyten gevormd uit de voorlopercellen, die daarvoor verantwoordelijk zijn. Met name fibronectine aggregaten zijn dominant aanwezig in MS laesies en vormen daarmee een obstakel voor remyelinisatie. Proteolytische enzymen, die bekende staan onder de naam matrix metalloproteases (MMPs) zijn enzymen die ECM moleculen in fragmenten kunnen knippen. Ook fibronectine is gevoelig voor deze enzymen. Tijdens het verloop van MS blijkt de expressie van MMPs zich te wijzigen. Die wijziging zou kunnen bijdragen aan de oorzaak van het falen van remyelinisatie. Die mogelijkheid vormde de basis voor de hypothese dat plaatselijke toepassing en activering van MMPs, die in staat zouden zijn fibronectine aggregaten af te breken, mogelijk een uitstekend therapeutisch middel kunnen zijn om myelinisatie in de aangetaste laesies opnieuw te laten plaatsvinden.

In Hoofdstuk 2 bestuderen we daartoe de expressie van MMPs in demyeliniserende dierlijke modellen en in MS laesies. We tonen aan dat de expressie van twee typen metalloproteases, MMP3 en MMP7, toenemen na experimenteel-geïnduceerde demyelinisatie en tijdens de remyelinisatie fase. In een reageerbuis kon worden aangetoond dat MMP7, maar niet MMP3, dimeren van het fibronectine en ook fibronectine aggregaten kan afbreken. Echter, het afgebroken fibronectine, zgn fibronectine fragmenten, bleken nog steeds in staat te zijn de rijping van voorlopercellen tot myeliniserende oligodendrocyten, te remmen. In actieve MS laesies blijkt MMP7 aanwezig te zijn en tevens een (inactieve)voorloper daarvan, pro-MMP7. Pro-MMP7 bevindt zich vooral in immuuncellen, die werden geïdentificeerd als HLA-DR-positieve microglia en macrofagen. Er werd tevens vastgesteld dat onder condities waarbij MMP wordt geactiveerd (van pro-MMP7 naar werkzaam MMP7), geaggregeerd fibronectine door medium, afkomstig van IL-4 geactiveerde microglia en macrofagen, dus buiten de cellen, kan worden afgebroken. Met andere woorden, een verlaging in de MMP7 niveaus,

(5)

230

bijvoorbeeld door verminderde uitscheiding in het medium (buiten de cel) kan wellicht bijdragen aan een verminderde afbraak van remyelinisatie-remmende fibronectine aggregaten in de MS laesies.

Om volledige remyelinzatie te laten plaatsvinden, is de ondersteuning vereist van een alternatief regenererend microglia en macrofaag fenotype. Het is ook waarschijnlijk dat geaggregeerd fibronectine niet alleen op directe wijze de differentiatie van oligodendrocyt voorlopercellen verstoort, maar dat het remyelinisatie in de MS laesie ook voorkomt door het moduleren van het fenotype van de natief in de hersenen aanwezige microglia en de infiltrerende macrofagen. In Hoofdstuk 3 werd daarom onderzocht of geaggregeerd fibronectine mogelijk in staat is microglia en macrofaag fenotypes te wijzigen. Er kon inderdaad worden aangetoond dat zowel fibronectine dimeren als aggregaten microglia en macrofagen aanzetten tot een vormverandering (tot een zgn. amoeboide morfologie), terwijl de fagocytose activiteit (het etend vermogen van externe deeltjes) van macrofagen daardoor wordt gestimuleerd. Geaggregeerd fibronectine, maar niet fibronectine dimeren, stimuleert het vrijkomen van stikstofoxide van microglia en macrofagen, een bekend fenomeen wanneer microglia en macrofagen worden gestimuleerd door het cytokine interferon-. Daarnaast stimuleren fibronectine aggregaten macrofagen om het enzym arginase-1 tot expressie te brengen en de activiteit ervan te stimuleren, analoog aan wat wordt waargenomen in cellen, geactiveerd met het cytokine IL-4. Opvallend was dat het effect van fibronectine aggregaten niet afhankelijk was van receptoren als TLR-4 en integrine. Verdere analyse van de fibronectine aggregaten toonde echter aan dat het aggregaat als platform kan dienen voor andere signaalmoleculen, zoals Hsp70 en thrombospondin-1, eiwitten die geassocieerd zijn met de aggregaten. Dit fenomeen zou dus het verschil in mechanisme kunnen verklaren waarmee fibronectine aggregaten, maar niet fibronectine dimeren, microglia en macrofagen activeren. In overeenstemming daarmee zijn waarnemingen dat

(6)

Nederlandse Samenvatting

231

Hsp70 macrofagen stimuleert tot productie van iNOS (een pro-inflammatoire marker) en de expressie van arginase-1 in macrofagen, een effect dat ook werd geïnduceerd door trombospondin-1. Samengevat toonde deze studie aan dat fibronectine aggregaten macrofagen, en vermoedelijk ook microglia, aanzetten tot het aannemen van een fenotype met pro-inflammatoire en regeneratieve eigenschappen.

Niet uit te sluiten valt dat naast fibronectine aggregaten, andere ECM-moleculen, zoals plasma fibronectine en chondroitin sulfaat proteoglycanen (CSPGs) op overeenkomstige wijze pro-inflammatoire en regeneratieve eigenschappen van microglia en macrofagen kunnen bewerkstelligen. In Hoofdstuk 4 werd dit verder onderzocht voor CSPGs, een ECM waarvan kon worden aangetoond dat het aanwezig is aan rand van MS laesies. Ook werd onderzocht of geaggregeerd fibronectine, plasma fibronectine en CSPGs pro-inflammatoire (geïnduceerd door IFNϒ +LPS) of regeneratieve (IL-4) activering van microglia en macorfagen kunnen beïnvloeden. De resultaten lieten zien dat zowel geaggregeerd fibronectine als plasma fibronectin, maar niet CSPGs, interfereren met regeneratief-geactiveerde (IL-4) microglia en macrofagen. Geaggregeerd fibronectine induceert iNOS expressie, een pro-inflammatoire merker, terwijl plasma fibronectine arginase-1 expressie reduceert, een regeneratieve merker, in IL-4 geactiveerde cellen. Alle drie ECMs - CSPGs, plasma fibronectine en geaggregeerde fibronectine – zetten microglia en macrofagen aan tot het uitscheiden van moleculaire factoren, die de differentiatie van voorlopercellen tot oligodendrocyten remmen. Deze remming kon echter worden opgeheven als de cellen tezelfdertijd werden behandeld met IL-4. In deze context hebben we eerder in Hoofdstuk 2 aangetoond dat geaggregeerd fibronectine door MMP7 kan worden afgebroken, en dat proMMP7 voornamelijk wordt uitgescheiden door IL-4 geactiveerde macrofagen. In de studies in dit hoofdstuk (Hoofdstuk

(7)

232

4) namen we waar dat hoewel geaggregeerd fibronectine de uitscheiding van

proMMP7 door IL-4 geactiveerde macrofagen verminderde, geaggregeerd fibronectine desalniettemin nog steeds werd afgebroken in het cellulaire medium door IL-4 geactiveerde macrofagen, onder condities waarbij MMP was geactiveerd. De data laten zien dat IL-4 activering van aan fibronectine aggregaten blootgestelde microglia en macrofagen niet alleen voldoende is om differentiatie-ondersteunende microglia en macrofagen van voorlopercellen van oligodendrocyten te genereren, maar daarmee tevens bijdraagt aan een aanpassing van de eigenschappen (‘remodeling’) van de ECM.

Om verder vast te stellen of IL-4 voldoende is om een microglia fenotype te induceren dat in staat is de differentiatie van oligodendrocyt-voorloper cellen te induceren en daarmee myelinisatie mogelijk te maken in aanwezigheid van geaggregeerd fibronectine, werd in Hoofdstuk 5 het effect van de cytokines IL-4 en IFN onderzocht op een voorbrein-weefselkweek (OFSCs). Demyelinisatie in dit systeem werd tot stand gebracht door toevoeging van een toxine. Omdat fibronectine niet spontaan aggregeert wanneer toxine-geïnduceerde demyelinisatie wordt geïnduceerd, was het noodzakelijk om eerst fibronectine aggregatie in de kweek te bewerkstelligen. We konden aantonen dat het mogelijk is fibronectine aggregaten te laten ontstaan wanneer de OFSCs werden geїncubeerd met de TLR3 agonist poly(I:C) na, maar niet voordat demyelinisatie door het toxine werd geïnduceerd. Ook remyelinisatie werd ontregeld in poly(I:C) behandelde gedemyeliniseerde OFSCs. Een buitengewoon belangrijke en interessante waarneming was dat een enkelvoudige behandeling met IL-4, maar niet IFN, de remyelinisatie herstelde in fibronectine aggregaat bevattende OFSCs. Verdere analyses toonden aan dat IL-4 een ander morfologisch microglia fenotype induceerde en het aantal microglia dat de regeneratieve merker CD206 tot expressie bracht, met 35 % deed toenemen. Ook zorgde behandeling met IL-4 ervoor dat

(8)

Nederlandse Samenvatting

233

proMMP7 werd uitgescheiden in het medium, wat mogelijk zal kunnen bijdragen (na activering tot MMP7) aan een verdere afbraak van geaggregeerd fibronectine. Anderzijds kan niet geheel worden uitgesloten dat IL-4 ook een direct effect uitoefent op oligodendrocyten door de differentiatie van voorlopercellen tot myeliniserende cellen te optimaliseren. Deze studies tonen aan dat IL-4 als interessant therapeutisch middel zou kunnen dienen om de remming van de differentie van voorlopercellen tot myeliniserende oligodendrocyten in aanwezigheid van fibronectine aggregaten te niet te doen, waarbij het werkingsmechanisme tot stand kan worden gebracht via een dubbel gunstig effect: zowel op microglia als oligodendrocyten.

(9)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit ons onderzoek blijkt dat de bepaling van fibronectine bij patiënten met symptomen van dreigende vroegge- boorte ook in de Nederlandse situatie, waarbij frequent

In addition, unlike A1AT, mutant ZA1AT polymerizes and attracts neutrophils in the lung (Mulgrew et al. The article by Mulgrew et al. has not investigated the intracellular

We have demonstrated that TLR3 agonist poly(I:C) induced aggregation of fibronectin in demyelinated, but not myelinated OFSCs, and that remyelination was perturbed in

Thus, our findings demonstrate that aFn induces features of pro-inflammatory, classically activated and alternatively regenerative in macrophage in vitro (chapter 3

Here, I will especially thank the support from China Scholarship Council, my co-promotor Wia Baron, and my promotor Dick Hoekstra.. I also owe many sincere thanks

On the role of macrophages, microglia and the extracellular matrix in remyelination. University

Indeed, as shown in figure 1 (white bars), when BMDMs were cultured on uncoated dishes, exposure to IFNγ+LPS induced the expression of the pro-inflammatory marker iNOS

Microglia change activation along with regions and stages of multiple sclerosis, while macrophages like cells are derived from different sources in active multiple