• No results found

Jaarverslag 1999

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag 1999"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Missie

(3)

Inhoud

4 Voorwoord

Deel 1 5 Beeld van de markt en visie op de toekomst Marktontwikkeling

I 16 Vaste telecommunicatie

I-1 16 Concurrentie-intensiteit neemt toe I-2 20 Prijzen dalen

I-3 26 Interne effectiviteitmaatstaven

I-4 30 Consumentenopinie (vaste telecommunicatie) II 30 Mobiele telecommunicatie

II-1 30 Concurrentie-intensiteit sterk toegenomen

II-2 31 Prijzen mobiele telefonie dalen, maar tariefstelling weinig transparant II-3 32 Interne effectiviteitmaatstaven

II-4 34 Consumentenopinie (mobiele telecommunicatie) III 34 Omroepnetwerken vertonen verdere concentratietendens

IV 35 Liberalisering post wordt ook in gang gezet Deel 2

1 37 Activiteiten van OPTA in 1999

1.1 37 Het vaste net

1.1.1 37 Ontwikkelingen nieuwe diensten 1.1.2 39 Eindgebruikerstarieven 1.1.3 42 Interconnectie 1.1.4 45 Huurlijnen 1.1.5 46 Internet 1.1.6 47 Nummers en registraties 1.1.7 48 Verplichtingen marktpartijen 1.2 49 Mobiele telecommunicatie 1.2.1 49 Aanmerkelijke marktmacht 1.2.2 51 Nummers 1.3 52 Omroepnetwerken 1.4 53 Post 2 56 Beleidsomgeving 2.1 56 Internationaal 2.1.1 56 De Europese Commissie 2.1.2 56 Herziening ONP-regelgeving 2.1.3 57 De Independent Regulators Group

2.2 57 Nationaal

2.2.1 57 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 2.2.2 58 Nederlandse Mededingingsautoriteit

3 60 OPTA in bedrijf

3.1 60 De organisatie 3.2 61 De ondernemingsraad 3.3 62 Een optimale dienstverlening 3.4 64 Kengetallen 1999

3.5 66 Jaarrekening

77 Noten

Bijlage 1 79 Besluiten en gebeurtenissen 1999 Bijlage 2 81 Lijst van begrippen

Bijlage 3 84 Interessante websites

(4)

Voorwoord

1999 was een jaar met turbulente economische ontwikkelingen in Nederland op het gebied van de ICT. Vooral het verschijnsel ‘gratis’ internet en mobiele telefonie zorgden voor explosieve groei van de telecommunicatiemarkten.

Conform de OPTA-wet, die het college verplicht tot het uitbrengen van een zienswijze op de marktontwikkelingen, bevat het eerste deel van dit jaarverslag van OPTA een impressie van de markt: wat is de huidige balans van concurrentie in de verschillende deelmarkten en wat is de rol van OPTA hierin geweest? Het tweede deel bevat de hoofdlijnen van de belangrijkste besluiten van het college (hoofdstuk 1), een beschrijving van de voor OPTA relevante beleidsomgeving in 1999 (hoofdstuk 2) en een overzicht van OPTA als organisatie, inclusief de jaarrekening over 1999 (hoofdstuk 3). Terugblikkend op 1999 kan worden geconstateerd dat de concurrentie op de

telecommunicatiemarkten verder is toegenomen, evenals de keuzevrijheid voor consumenten. De feiten nuchter overziend, moeten wij evenwel vaststellen dat op de markten een groot aantal specifieke problemen resteert. De effecten van sommige interventies van OPTA doen zich pas op langere termijn voor. Voor nieuwe marktpartijen zijn er nog veel belemmeringen, waardoor voor consumenten en zakelijke gebruikers het prijs- en kwaliteitsaanbod nog niet zodanig is dat de met concurrentie beoogde keuzevrijheid voor hen werkelijk aanwezig is. OPTA ziet zich voor de uitdaging om datgene wat op de markten al bereikt is vast te houden en anderzijds een verdere bijdrage te leveren aan het bevorderen van bestendige concurrentie en zo nodig de consument te beschermen, daar waar het aanbod tekortschiet. Het onlangs door het college vastgestelde missie-statement van OPTA ziet hierop1.

Eind december 1998 stemde de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in met een uitbreiding naar 110 formatieplaatsen. De bezetting over 1999 was gemiddeld 84 formatieplaatsen. Eind 1999 resteerden nog vijftien vacatures.

Dit jaar van gestage groei, waarin ook het beroep van de dynamische markt op OPTA zo snel zou blijken toe te nemen én te veranderen, stelde onze organisatie voor bijzondere uitdagingen. OPTA heeft in het licht van die groei gewerkt aan verdere professionalisering, onder andere door interne werkprocessen te verbeteren en te stroomlijnen. Het college dankt directie en medewerkers voor de bijzondere inzet tijdens de dubbelslag in 1999.

Den Haag, 30 maart 2000

(5)

Deel 1

Beeld van de markt en visie op de toekomst

Waar staan we, en wat moet er nog gebeuren?

Dit onderdeel geeft in vogelvlucht een overzicht van de belangrijkste marktlingen en de rol die OPTA hierin heeft gespeeld. Daarbij zal het accent op de ontwikke-lingen op de telecommunicatiemarkten liggen. De nieuwe Postwet is inmiddels door het Parlement aanvaard, waardoor de deur thans open staat voor meer marktwerking in de postsector.

Kernvraag in het navolgende is: wat heeft de liberalisering van de Nederlandse telecommunicatiemarkt tot nu toe teweeggebracht, welke onvolkomenheden of problemen zijn er thans nog op de markt, en wat is het perspectief voor de toekomst? Om die drieledige vraag te beantwoorden worden de marktontwikkelingen beoordeeld vanuit het perspectief van achtereenvolgens de nieuwe toetreders, de eindgebruikers en de ex-monopolist (incumbent) KPN:

K Hoe aantrekkelijk is de Nederlandse markt voor nieuwe toetreders?

K Wat merken gebruikers van telecommunicatie tot nu toe van de liberalisering? K Hoe doet de incumbent het in de nieuwe situatie?

Toetreders zien kansen op de Nederlandse markt…

Toetreders en potentiële toetreders op de Nederlandse markt voor vaste telecommuni-catie zijn in 1999 geconfronteerd met een snel groeiende markt, waar sprake is van toenemende concurrentie. KPN neemt echter op vrijwel alle (deel)markten nog een dominante positie in. In de lokale openbare telefonie is de concurrentie het minst voelbaar, ondanks het nieuwe aanbod via de televisiekabel. Invoering van ontbundelde toegang tot de aansluitlijn2en de invoering van carrier-preselectiediensten3in 2000

kunnen de prille concurrentie verder doen toenemen. Wel is het vooralsnog onduidelijk welk tarief voor ontbundelde aansluitlijnen door KPN gehanteerd zal worden. Zolang deze ontbundeling voor concurrenten in de praktijk nog niet daadwerkelijk beschikbaar is, vallen bovendien vraagtekens te stellen bij de snelheid waarmee KPN ADSL-diensten gaat verzorgen voor consumenten. Feitelijk biedt KPN hiermee zichzelf een vorm van ontbundelde toegang aan, terwijl voor concurrenten nog geen heldere vooruitzichten bestaan. Hebben concurrenten hier – op grond van een mogelijk first mover advantage van KPN – het nakijken? OPTA staat voor de uitdaging dit dossier nauwlettend te volgen en waar nodig bij te sturen.

Op de markt voor het interlokaal bellen zijn in 1999 veel ondernemingen toegetreden die carrier select diensten aanbieden, waardoor de bekendheid en het gebruik van bellen via een toegangscode ook duidelijk zijn toegenomen. In 1999 zijn 32 nieuwe nummercodes toegewezen voor nieuw toetredende carrier select-ondernemingen, nadat er in 1998 al 48 nummers waren toegewezen. Hoewel het aantal ‘gewone’ consumenten dat gebruik maakt van de nationale diensten van carrier select-bedrijven verdubbelde, gaat het nog steeds om een minderheid. Internationaal telecommuni-catieverkeer wordt wel in sterke mate in concurrentie aangeboden. Ook op de zakelijke markt is de concurrentie aanzienlijk.

…maar er bestaan nog steeds knelpunten voor nieuwe toetreders

Belangrijk voor de positie van nieuwe ondernemingen op de markt is in hoeverre het mogelijk is duurzaam te concurreren met de dominante aanbieder. Welke factoren bepalen nu of ondernemers worden geprikkeld om toe te treden en welke problemen spelen hierbij in Nederland een specifieke rol?

(6)

zijn een belangrijke kostenfactor voor toetreders, aangezien zij vrijwel in alle gevallen van (delen van) het netwerk van KPN gebruik zullen moeten maken. Afhankelijk van de vraag of het om toetreders zonder of met een eigen netwerk gaat, zullen die

inkoopkosten hoger of lager. Toetreders die zich puur op de dienstenmarkt richten en geen eigen netwerk ambiëren, zullen de hogere (nationale) interconnectietarieven moeten betalen. Toetreders die wel over een eigen netwerk beschikken, kunnen, afhankelijk van de vraag hoe uitgebreid dat netwerk is, meer op regionaal of lokaal niveau interconnecteren. Voor toetreders die een eigen centraal netwerk voor ‘snel’ telecommunicatieverkeer (backbone) ambiëren, blijven vooral de lokale interconnectie-tarieven relevant.

In Europees perspectief bezien, vallen de Nederlandse regionale en nationale

interconnectietarieven binnen de door de Europese Commissie vastgestelde marges van de ‘best practice’. Dat betekent dat deze tarieven in Europees perspectief niet extreem hoog, maar ook niet de laagste zijn. De lokale interconnectietarieven zijn in Nederland naar Europese maatstaven wel aan de hoge kant4. Hoge lokale interconnectietarieven

kunnen een toetredingsdrempel opwerpen voor concurrenten met een eigen backbone-netwerk.

Voor toetreders zijn naast de hoogte van de interconnectiekosten ook de opbrengsten relevant. De marge tussen eindgebruikerstarieven en interconnectietarieven bepaalt immers – gedeeltelijk – de winst. Marktpartijen zullen hun beslissing om toe te treden mede af laten hangen van de verwachtingen omtrent toekomstige marges.

Hoewel het verschil in Nederland tussen de eindgebruikerstarieven enerzijds en de interconnectietarieven anderzijds thans relatief klein is ten opzichte van andere landen, lijkt dit nog geen gevolgen te hebben gehad voor de mate van toetreding, gelet op de komst van veel nieuwe carrier select-bedrijven en operators die een eigen vast netwerk exploiteren en uitrollen.

Het is relevant om te constateren of aanbieders ook investeren in nieuwe netwerken. Wanneer dat niet gebeurt, is er blijkbaar weinig vertrouwen in de toekomstige marktvraag, of zijn de tarieven zo laag dat investeren in een eigen netwerk niet rendabel is. Wanneer ondernemingen verder verwachten dat de marge tussen eindgebruikerstarieven en interconnectietarieven kleiner wordt, zullen die ondernemingen geen business case zien om te gaan investeren.

Het is evenwel duidelijk dat er in 1999 grote bedragen zijn geïnvesteerd in concurrerende vaste netwerken, ook door nieuwe marktpartijen. De omvang van de marge tussen eindgebruikerstarieven en interconnectietarieven lijkt de investeringen niet nadelig te beïnvloeden. Investeringen vinden vooral plaats in hoogwaardige netwerken in de Randstad, die bovendien meestal onderdeel uitmaken van Europese of wereldwijde netwerken. Ook kabelexploitanten geven nu te kennen belangrijke investeringen in hun netwerken te doen, om zo in de nabije toekomst toe te kunnen treden tot de telecommunicatie- en multimediamarkten.

Hoewel het huidige investeringsniveau op zichzelf ook geen reden geeft om aan te nemen dat (tarief)regulering de investeringen ontmoedigt, wil OPTA – ook met het oog op de toekomst – de relatie tussen (tarief)regulering enerzijds en investeringsbereidheid anderzijds beter in kaart brengen. Hiertoe zal in 2000

onderzoek worden verricht. Bovendien zal OPTA in 2000 een nieuw economisch model ontwikkelen ter beoordeling van de interconnectietarieven. Het streven is dat het model meer zekerheid vooraf verschaft omtrent het niveau van de interconnectie-tarieven, zodat marktpartijen bij hun investeringsbeslissingen meer zicht hebben op de hoogte van de tarieven en aldus tot een betere afweging omtrent het doen van investeringen kunnen komen. De prikkel om te investeren kan hierdoor verder worden versterkt.

(7)

Ten aanzien van de interconnectiecapaciteit blijft een punt van zorg dat het aanbod ervan nog steeds onvoldoende is, vooral door de razendsnelle toename van het internetgebruik. Blijkens onderzoek door Pro Active International5is het aantal

internetgebruikers in 1999 met ruim 1,5 miljoen toegenomen tot ruim 6 miljoen (48% van de bevolking). Hoewel er minder officiële klachten zijn dan voorheen, wordt OPTA nog steeds geconfronteerd met geluiden uit de markt over problemen met levering van capaciteit. De schaarste uit zich in het feit dat bellers via carrier select-diensten nog vaak de ‘ingesprektoon’ krijgen en dat het inbellen naar veel internetproviders traag verloopt of niet lukt. De procedures die nieuwe toetreders moeten uitvoeren voor het aanvragen van interconnectiecapaciteit bij KPN zijn tijdrovend en weinig flexibel, waardoor het voor veel marktpartijen niet mogelijk is om snel en slagvaardig in te spelen op de – vooral als gevolg van de eerder genoemde toename in het gebruik van internet – explosief groeiende vraag.

Door minder internetverkeer via het telefoonnet te leiden, wordt de problematiek rond schaarste van de interconnectiecapaciteit verlicht. KPN is doende om plannen voor uitkoppeling van het internetverkeer via aparte datanetwerken te realiseren. Hierbij is van belang dat er geen concurrentieverstoringen optreden. Uitkoppeling mag er niet toe leiden dat andere, niet aan KPN gelieerde internetproviders en telecommunicatie-aanbieders, onvoldoende toegang – of toegang tegen onredelijke voorwaarden – verkrijgen tot de datanetwerken van KPN. OPTA zal hierop toezien, voor zover zij op grond van de Telecommunicatiewet bevoegd is. De grenzen van deze wet komen echter snel in zicht, nu deze wet is toegesneden op spraaktelefonie, en van technologische neutraliteit van de Europese regels nog geen sprake is.

Verder is voor nieuwe toetreders het aanbod van huurlijnen belangrijk. Terwijl het medegebruik van het netwerk van KPN in theorie, net als bij interconnectieverbin-dingen, goed geregeld lijkt te zijn (kostengeoriënteerde tarieven en non-discriminatie door KPN), blijkt ook hier het aanbod in de praktijk onvoldoende. Op de huurlijnen-markt heeft KPN nog een zeer dominante positie, vooral in de regio’s buiten de Randstad. In de grootste zakelijke dienstencentra, met name in Amsterdam, is het aanbod van huurlijnen door concurrenten van KPN wel sterk toegenomen in 1999. Ondanks die toename is er echter per saldo nog steeds sprake van schaarste op de huurlijnenmarkt. De prijzen voor huurlijnen zijn in Nederland vergeleken met andere landen bovendien hoog. Het aanleggen van nieuwe, eigen netwerken kost veel tijd en vergt hoge investeringen, waardoor de afhankelijkheid van KPN niet op korte termijn zal verdwijnen. OPTA verwacht dat naarmate deze afhankelijkheid voor andere marktpartijen kleiner wordt, de tarieven voor huurlijnen kunnen dalen.

Meer algemeen is ten slotte van belang dat de dominante positie van KPN op een aantal terreinen en (deel)markten mede tot gevolg lijkt te hebben gehad dat op veel terreinen de concurrentie trager op gang is gekomen dan wettelijk mogelijk.

Obstakels in dit verband zijn de als bureaucratisch ervaren afhandeling van aanvragen van interconnectiecapaciteit en het feit dat onderhandelingen over bijvoorbeeld

carrier-preselectie en ontbundelde toegang traag verlopen, evenals de procedurele

onderhandelingen over interconnectie in het daarvoor opgerichte forum van marktpartijen ‘FIST’6. In al deze gevallen is sprake van een duidelijke afhankelijkheidsrelatie tussen

nieuwe marktpartijen en de voormalige monopolist.

Dominantie van KPN vertraagt mogelijkheden concurrentie Ook aanbod van huurlijnen is onvoldoende

Uitkoppeling internetverkeer kan schaarste verlichten, maar mag niet de concurrentie verstoren

(8)

Toetreders mobiele markt groeien snel, maar problemen

met netwerk-opbouw nog groot

Op de mobiele markt is Telfort eind 1998 toegetreden en volgden Ben en Dutchtone in 1999, zodat er in Nederland nu vijf GSM-operators zijn. De nieuwkomers hebben, ondanks het feit dat ze een groot deel van 1999 geen landelijke dekking konden aanbieden, een substantieel klantenbestand kunnen opbouwen. Zij hadden begin 2000 een aandeel van ongeveer 16% van de mobiele bellers. Maar ook de oudste marktspelers, Libertel en KPN, hebben op de mobiele markt hun omzetten en klantenbestanden wezenlijk zien toenemen. Al met al verdubbelde het totale aantal mobiele bellers in 1999 tot ongeveer 6,8 miljoen. De investeringen waren bij de toetreders substantieel, dit vooral in verband met het uitrollen van hun netwerken. Naarmate de mobiele markt verder groeit, is het vinden van voldoende antenne-opstelpunten een knelpunt voor de operators geworden. Niet alleen omdat gemeenten vaak geen toestemming geven of hoge prijzen vragen, maar ook omdat er ondanks de in de Telecommunicatiewet vastgelegde verplichting tot ‘site sharing’ (het delen van antennemasten door de verschillende operators) in de praktijk nog belangrijke

twistpunten bestaan tussen vragende en aanbiedende partijen van site sharing, bijvoorbeeld over de informatie die een partij moet verstrekken met betrekking tot aantallen en locatie van zijn bestaande antenne-opstelpunten. OPTA verwacht dat in 2000 verdere beslissingen kunnen worden genomen omtrent de concrete invulling van de verplichting tot site sharing, hetgeen ook uiterst belangrijk is voor de onbelemmerde introductie van de volgende generatie mobiele netwerken (UMTS).

Eindgebruikers zien prijzen dalen…

De liberalisering heeft tot op heden onmiskenbaar gunstige gevolgen gehad voor de gebruikers. Zowel op de mobiele als de vaste markt zijn de keuzemogelijkheden toegenomen én de prijzen gedaald. Er is meer keuze, niet alleen omdat er meer aanbieders zijn, zowel van mobiele als van vaste telefonie, maar ook omdat er veel soorten abonnementen zijn. Gemiddeld genomen zijn de prijzen voor consumenten en zakelijke gebruikers in Nederland laag in vergelijking met andere landen, afgezien van de hoge tarieven voor huurlijnen. De snelle en volledige herbalancering van telefoontarieven, alsmede het toezicht van OPTA op de interconnectie- en eindgebruikerstarieven van KPN, hebben hieraan bijgedragen.

De kosten voor het wisselen van aanbieder kunnen bovendien verder afnemen, als gevolg van de in 1999 ingevoerde nummerportabiliteit voor vaste en mobiele telefonie, en doordat in 2000 ook carrier-preselectie mogelijk wordt. De problemen rond de invoering en afwikkeling van nummerportabiliteit (zoals gebrekkige voorlichting aan mobiele abonnees dat zij hun nummer na afloop van het abonnement konden porteren en lange wachttijden voordat portering daadwerkelijk plaatsvindt) laten zien dat concurrentiebevorderende maatregelen niet zonder slag of stoot werken, maar flankering behoeven door monitoring en – waar nodig – ingrijpen door de toezichthouder om de gewenste voordelen van concurrentie ook daadwerkelijk te realiseren.

Uit een overzicht van de telefoonkosten voor verschillende typen bellers met een abonnement bij KPN, blijkt dat alle typen bellers er vanaf begin 2000 op vooruit gaan ten opzichte van 1999. In 1999 was er nog sprake van een kostentoename voor de ‘weinigbeller’, als gevolg van de herbalancering tussen vaste kosten (abonnement) en variabele tarieven (gesprekken) die in 1998 plaatsvond. Via de herbalancering heeft OPTA aan KPN immers toegestaan zijn abonnementstarieven te verhogen, omdat die

(9)

tot dan toe onder het kostprijsniveau lagen. Consumenten en (kleine) bedrijven die gebruik maken van een carrier select-aanbieder kunnen verdergaande besparingen op hun telefoonrekening realiseren. Geconstateerd moet echter worden dat de gemiddelde daling van de jaarlijkse kosten voor de verschillende typen bellers thans kleiner lijkt te zijn geworden of zelfs tot stilstand is gekomen. De in 1999 door OPTA opgelegde daling (via een zogenaamde price cap) van 5,3% per jaar (minus de inflatie) zal de tarieven van KPN de komende jaren wel verder doen afnemen.

Het bellen met een mobiel toestel is – ondanks de gerealiseerde tariefdalingen – nog steeds duur, zeker in vergelijking tot vaste telefonie. Internationaal gezien behoren de Nederlandse tarieven tot de middenmoot.

Het bellen van een vast naar een mobiel toestel is vaak drie tot vijf maal zo duur als het omgekeerde traject, van mobiel naar vast. Deze ongelijkheid of anomalie heeft geen technische achtergrond. Bij internationaal bellen van en naar mobiele toestellen bestaat een vergelijkbaar probleem. De dominante operators in verschillende landen vragen zeer uiteenlopende prijzen. De aanwijzing door OPTA van KPN en Libertel als partij met aanmerkelijke marktmacht op de mobiele markt had mede als doel te stimuleren dat de tarieven vast-mobiel omlaag zouden gaan. OPTA zal bezien of de mobiele aanbieders zich als gevolg van deze aanwijzing voldoende geprikkeld zullen voelen om hun interconnectietarieven verder te verlagen en daarmee een daling van de vast-mobiele tarieven veroorzaken. Zo nodig kan OPTA – in navolging van een aantal toezichthouders in andere lidstaten van de Europese Unie – een zwaardere aanwijzing overwegen waarbij ten minste KPN alsnog tot kostengeoriënteerde mobiele

interconnectietarieven kan worden verplicht, waardoor het bellen van vast naar mobiel goedkoper wordt. Dit is zeker het geval als de andere operators het voorbeeld volgen.

…maar keuzemogelijkheden waren op de meeste deelmarkten nog

beperkt, ook door gebrek aan transparantie

De consument heeft zeker meer te kiezen dan voor de liberalisering en maakt van deze keuzemogelijkheden ook meer gebruik. Toch blijft er nog veel te wensen. Zo kan bij de vaste telefonie nog slechts een zeer beperkt deel van de consumenten kiezen voor een andere operator die ook een aansluiting aanbiedt. Een keuze voor een telefoonaanslui-ting bij een kabelexploitant brengt dikwijls met zich mee dat er decoders nodig zijn; de geboden kwaliteit is soms inferieur. Hoewel alle consumenten goedkoper

interlokaal, internationaal en van vast naar mobiel via een carrier select-aanbieder kunnen bellen, vinden velen het aanbod van deze bedrijven nog onduidelijk: naar

(10)

schatting slechts 16% van de consumenten maakt gebruikt van carrier-selectie. Met name het vergelijken van de prijzen tussen de operators wordt door consumenten als lastig ervaren. Hetzelfde geldt voor de vele soorten mobiele-abonnementsvormen, waarvan prijzen vaak in niet onderling vergelijkbare grootheden worden gepresenteerd. Ook over de kwaliteit van de verbindingen van nieuwe toetreders (ingesprektoon bij gebruik van carrier select, onvoldoende dekking bij mobiele netwerken) en de kwaliteit van de overige dienstverlening van telecommunicatiebedrijven zijn veel consumenten nog ontevreden.

Bovendien kan door de bovengenoemde tariefanomalieën (hoge tarieven bij bellen van een vast naar een mobiel toestel) mobiele telefonie nog niet als volwaardig alternatief van vaste telefonie worden beschouwd. Kortom, de consument heeft nog lang geen volledige keuzevrijheid.

Liberalisering pakt in internationaal perspectief goed uit voor

prestaties dominante aanbieder

Hoe is de positie van KPN in deze turbulente markt? Uit een internationale vergelijking van enkele prestatiemaatstaven blijkt dat KPN in staat is goed te presteren vergeleken met andere ex-monopolisten in het buitenland. Dit ondanks de toenemende

concurrentie en maatregelen van OPTA die KPN soms in haar commerciële vrijheid beperken.

De werkgelegenheid bij KPN is in 1999 toegenomen. Tegelijkertijd nam ook de arbeids-productiviteit toe. De rentabiliteit van KPN is weliswaar licht afgenomen, maar dat hangt ook samen met versnelde afschrijvingen in het vaste netwerk. De ervaringen in het Verenigd Koninkrijk (BT) laten zien dat in een geliberaliseerde markt ook de oude dominante marktspeler blijvend een zeer goede rentabiliteit kan realiseren.

De druk op de tarieven is voor KPN geen reden geweest om niet verder te gaan investeren. In 1998 en vooral 1999 is door KPN veel geïnvesteerd in kwaliteit en uitbreiding van het netwerk. De door OPTA – als eerste toezichthouder in Europa – toegestane herbalancering in 1998 tussen (te lage, onder de kostprijs liggende) abonnementstarieven en (te hoge) gesprekstarieven lijkt ook hier een positieve invloed te hebben gehad. Wanneer de prijs van het abonnement voor de vaste aansluiting niet had mogen stijgen, was investeren in infrastructuren voor KPN en haar concurrenten minder aantrekkelijk geweest.

Op de mobiele markt is – naast KPN – ook Libertel een zeer aanzienlijke speler. OPTA heeft, zoals eerder vermeld, beide spelers in 1999 aangewezen als partijen met aanmerkelijke marktmacht, met als doel de onvolkomenheden van de concurrentie op de mobiele markt te verhelpen. De bestuursrechter heeft de geldigheid van dit besluit voor Libertel na een verzoek om een spoedvoorziening echter voorlopig geschorst, zodat de additionele verplichtingen van een aanbieder met aanmerkelijke marktmacht voorlopig alleen voor KPN mobiel gelden.

De balans opmakend…

Nederland heeft in 1999 de telecommunicatiemarkt – mede als gevolg van de

liberalisering – sterk zien groeien. Deze groei, onder andere tot uitdrukking komend in de investeringscijfers, heeft een positief effect gehad op de werkgelegenheid in de gehele sector. OPTA heeft maatregelen genomen die de groei en de concurrentie op de verschillende (deel)markten hebben versneld en vergroot, zoals de invoering van nummerportabiliteit, en maatregelen om ontbundelde toegang en carrier-preselectie van de grond te krijgen. Verder heeft OPTA – waar mogelijk – voor efficiënte methoden

(11)

van regulering gekozen. Voorbeelden daarvan zijn het invoeren van een price cap-systeem – dat stevige prikkels voor verbeteringen in de efficiëntie kent –, de

voorbereidingen om het LRIC-model in te voeren ter bepaling van kostengeoriënteerde interconnectietarieven en het stimuleren van partijen om problemen zoveel mogelijk onderling op te lossen.

Ondanks de marktgroei, de sterke toetreding en de prijsdalingen, zijn er nog steeds veel knelpunten die een goede marktwerking in de weg staan. De posities van KPN en TPG zijn dominant op bijna alle deelmarkten en dat brengt met zich mee dat de vele problemen die toetreders ondervinden niet vanzelf op korte termijn door marktwerking opgelost kunnen of zullen worden. De hierboven gesignaleerde problemen spreken voor zichzelf.

Als we een kenschets moeten geven van de grote veranderingen in de concurrentie-verhoudingen die zich op de ICT-markten de afgelopen jaren hebben voltrokken, dan laat zich dat het beste als volgt in beeld brengen.

Begin jaren ’90: verticale monopolistische markt

1990-1997: alternatieve infrastructuren en huurlijnen; horizontale differentiatie

Eind jaren tachtig en begin jaren negentig was sprake van een telecommunicatiemarkt die geheel gedomineerd werd door één grote marktpartij die zowel het netwerk exploiteerde, als de vaste en mobiele diensten verzorgde. Ook de levering van

Primafoon Consumenten PTT Netwerkbedrijf Service-winkels concur-rentie Telf ort En ertel Libertel PTT Telecom (diensten) PTT mobiel

Ericsson Alcatel Siemens

Lucent Grootverbruikers MKB Toeleveringsindustrie PTT Netwerkbedrijf Primafoon Shell PTT Telecom (diensten) Unilever ... Consumenten PTT mobiel

Ericsson Alcatel Siemens

AT&T, Philips, Telecomindustrie Grootverbruikers

Toeleveringsindustrie

(12)

randapparatuur aan consumenten (Primafoon) was hoofdzakelijk in handen van de monopolist. Er was sprake van een ‘verticaal geïntegreerde monopoliemarkt’. Sinds het midden van de jaren negentig is het beeld duidelijk veranderd en de markt gevarieerder geworden. Er is een proces in gang gezet, dat in economische termen ook wel ‘horizontale differentiatie’ wordt genoemd. KPN is concurrentie gaan ondervinden, enerzijds van ondernemingen die zowel over een netwerk beschikken als diensten via dat netwerk leveren. Te denken valt aan ondernemingen als Telfort, Energis en Libertel. Anderzijds ondervindt KPN ook concurrentie op het niveau van diensten van carrier

select-bedrijven die niet (of slechts ten dele) over een netwerk beschikken. Op de

lokale aansluitlijn ondervindt het netwerkbedrijf van KPN nog geen concurrentie. Op het gebied van overige dienstverlening aan consumenten ondervindt Primafoon eveneens meer concurrentie van andere spelers. Hoewel het beeld wat betreft de stand van de concurrentie dus duidelijk gedifferentieerder is geworden, blijft KPN wel een dominante marktpartij op een groot aantal terreinen.

…naar een visie op de toekomst

De geschetste ontwikkelingen in de huidige markten laten zien dat de marktwerking in de telecommunicatiesector nog geen gelopen race is. Wat staat er in de toekomst te gebeuren en wat moet daarin de rol van de regelgeving en het toezicht zijn? Sterke marktdynamiek: convergentie, mondialisering en concentratie

De convergentietendens waar thans sprake van is en als gevolg waarvan uiteenlopende telecommunicatiediensten via meer soorten netwerken kunnen worden geleverd, zal de komende jaren doorzetten. Zo zal het onderscheid tussen vaste en mobiele diensten allengs verdwijnen. Telefonie zal in de toekomst ten opzichte van datacommunicatie een steeds bescheidener rol gaan spelen. De huidige explosieve groei van het gebruik van het internet en e-commerce duidt daar reeds op.

Spelers in het telecommunicatieveld gaan steeds meer grensoverschrijdend te werk en worden soms global players. De huidige golf van fusies en overnames hangt hiermee nauw samen. Ook verticale integratie speelt bij die fusies en overnames een steeds grotere rol (bundeling van aanbod van content met aanbod van netwerken). Wat betreft de capaciteit van de netwerken zullen breedbandtechnieken in toekomst aan een sterke groei bijdragen. Thans is daarvan nog onvoldoende sprake en is schaarste het fenomeen dat de markt kenmerkt.

Issues die blijvende overheidsaandacht verdienen

De geschetste tendens tot convergentie en concentratie leidt tot een aantal potentiële gevaren voor de marktstructuur. Het beeld is reëel dat in de telecommunicatiesector straks slechts een beperkt aantal verticaal geïntegreerde netwerkaanbieders actief is. In een marktsituatie met slechts enkele aanbieders (oligopolie) bestaat het risico dat voldoende concurrentie niet aanwezig is of tot stand kan komen, bijvoorbeeld door onderling afgestemd gedrag tussen marktspelers of doordat (verticaal geïntegreerde) marktspelers hun machtspositie misbruiken door marktafscherming (foreclosure). In het bijzonder dit laatste kan sterk belemmerend werken voor de toetreding van nieuwe dienstenaanbieders. De toegang tot netwerken dient in een oligopolistische marktsituatie daarom voldoende gewaarborgd te zijn.

Omdat de informatiesnelweg van vitaal belang wordt voor het functioneren van een moderne open markteconomie als de Nederlandse, zullen er ook op de langere termijn taken voor de overheid blijven bestaan op het gebied van de telecommunicatie. Zo zal de continue modernisering en veiligheid van netwerken alsmede de voorzieningszeker-heid niet onder druk mogen komen te staan. Daarnaast is de waarborging van ordelijk verkeer over de netwerken van evident belang en kan overheidsinterventie vereisen.

(13)

Naarmate de informatiesnelweg zich in omvang uitbreidt, is een goede bewegwijzering (transparantie) steeds essentiëler voor de eindgebruikers. Lang niet altijd voorzien marktpartijen echter zelf in de voor gebruikers zo onontbeerlijke transparantie. Bovendien zal in de gevallen waarin de markt nog onvoldoende concurrentie kent, bescherming van (groepen van) eindgebruikers noodzakelijk zijn.

Omdat telecommunicatie een basisvoorziening is in onze samenleving en er van telecommunicatiediensten bovendien sterke spin-off effecten uitgaan naar andere sectoren, zal ook in de toekomst de toegang voor de burger, de consument, het bedrijfsleven, alsmede de op kennis gerichte onderwijs- en onderzoekswereld gewaarborgd moeten zijn.

Toekomstige regelgeving en toezicht

Wat zijn de belangrijke aandachtspunten voor regelgeving en toezicht in de toekomst? De tendens tot convergentie vraagt om een samenstel van regels die niet op één specifiek netwerk maar op alle netwerken toepasbaar is die worden gebruikt voor verschillende telecommunicatiediensten (horizontalisering). De genoemde onzekerheid over de mogelijke bevoegdheden van OPTA met betrekking tot datanetwerken in verband met de uitkoppeling van internet spreekt in dit verband voor zichzelf. De snelle technologische ontwikkelingen in de ICT-markten nopen verder tot flexibiliteit, zowel in de regelgeving als het toezicht. De voorstellen van de Europese Commissie uit november 1999 met betrekking tot de herziening van het huidige Europese regelgevingskader zien op een dergelijke horizontalisering en flexibilisering van de regelgeving vanaf circa 2003. OPTA ondersteunt dat streven.

Het risico van machtsmisbruik en onvoldoende effectieve concurrentie is groot in een oligopolistische markt met verticaal geïntegreerde spelers, met name daar waar de innovatiesnelheid en first mover advantages groot zijn. Effectief en slagvaardig toezicht dat de toegang voor andere marktspelers tot de netwerken van verticaal geïntegreerde netwerkaanbieders (third party access) helder en tijdig waarborgt, is daarom onontbeerlijk7. Dit laatste roept tegelijkertijd de vraag op of er

noodzakelijkerwijs een nationale keuze voor (stimulering van) concurrentie tussen meerdere infrastructuren dan wel voor (stimulering van) concurrentie tussen diensten via infrastructuur moet worden gemaakt. Het kabinet heeft aangegeven – voor zover mogelijk – de voorkeur te hebben voor infrastructuurconcurrentie9. Stimulering van

infrastructuurconcurrentie kan OPTA op zichzelf alleen maar toejuichen, maar de keuze voor infrastructuurconcurrentie dient geen eenzijdige of opgelegde te zijn. Stimulering van dienstenconcurrentie is minstens zo belangrijk, zeker als het gaat om het van de grond komen van innovatieve dienstenverlening en een breed aanbod voor de consument, die niet in infrastructuur als zodanig geïnteresseerd is. Vaak fungeert dienstenconcurrentie als opstap voor meer infrastructuurconcurrentie, omdat geavanceerde dienstenaanbieders na verloop van tijd veelal ook zelf een netwerk zullen willen exploiteren. Een analyse van de wisselwerking tussen infrastructuur-concurrentie en diensteninfrastructuur-concurrentie en hoe deze zich tot elkaar verhouden, met daaraan gekoppeld de vraag wat de relatie is tussen regelgeving en infrastruc-tuurconcurrentie, is dan ook noodzakelijk om vanuit het perspectief van de gebruikers van netten en diensten de toekomstige marktontwikkelingen te kunnen beoordelen. Naarmate concurrentie, marktomvang en het aantal spelers verder toenemen, is de kenbaarheid en de transparantie van tarieven en andere voorwaarden van belang voor de consument. Deze moeten voldoende zijn gewaarborgd door regulering en effectief toezicht. Omdat KPN op een groot aantal (deel)markten nog steeds dominant is, valt niet uit te sluiten dat regulering van eindgebruikerstarieven ook op langere termijn

(14)

nog nodig en wenselijk zal zijn. Meer in brede zin zal de overheid vanuit maatschap-pelijk oogpunt ook in de toekomst moeten garanderen dat verschillende groepen burgers kunnen participeren in de samenleving. Waarborging van brede toegang tot uitstekende telecommunicatievoorzieningen is daarbij de sleutel tot succes in de nieuwe kenniseconomie.

Ten slotte

In het politieke klimaat lijkt sprake te zijn van een toenemende huiver voor privatisering en marktwerking. Mogelijkerwijs wordt de scepsis over privatisering en liberalisering ingegeven door zorgen over universele beschikbaarheid van diensten: zal de spreekwoordelijke weduwe in Appelscha ook in de toekomst tegen redelijke tarieven kunnen bellen? Ook kunnen er zorgen ontstaan doordat structuuraanpassingen niet altijd pijnloos verlopen of doordat de politieke controle over nutsbedrijven als gevolg van privatisering wegvalt. Het antwoord op deze terechte vraagpunten is dat zekerheid over marktwerking pas ontstaat wanneer sprake is van heldere en adequate regelgeving, met daaraan gekoppeld een effectief toezicht. Op die manier wordt de markt het middel om consumenten daadwerkelijke keuzevrijheid te geven en kunnen de voordelen van concurrentie op de post- en telecommunicatiemarkten ten volle benut worden. Immers, juist het proces van liberalisering in de telecommunicatiesector laat zien dat er via concurrentie belangrijke baten voor burgers, bedrijven en de samenleving als geheel kunnen worden behaald.

(15)

Internationaal vergelijkende tariefindicatie voor een bepaald profiel mobiele beller

1998 1999 2000

Ontwikkeling jaarlijkse telefoonkosten voor verschillende consumenten Guldens 1996 1997 1998 Productiviteitsontwikkeling KPN Index 0 500 1000 1500 2000 2500 3000 internetter veelbeller gemiddelde beller weinigbeller 1998 1999 Investeringen in de Nederlandse telecommunicatiemarkt Miljoen guldens 0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 9000 10000 Concurrenten mobiel KPN mobiel Concurrenten vast KPN vast 1998 1999 Werkgelegenheid in de telecommunicatiesector Aantal werknrs 0 10000 20000 30000 40000 50000 60000 Concurrenten mobiel KPN mobiel Concurrenten vast KPN vast Marktaandelen % 0 20 40 60 80 100 6 Concurrenten vast (wholesale) 5 KPN vast (wholesale) 4 Concurrenten mobiel 3 KPN mobiel 2 Concurrenten vast (retail) 1 KPN vast (retail) 0,95 1,00 1,05 1,10 1,15 1,20 1,25 Ontwikkeling arbeids-productiviteit Ontwikkeling totale factor productiviteit 1996 1997 1998 Investeringsratio KPN (Investeringsniveau/Netto opbrengsten) Ratio 0 10 20 30 40 British Telecom Deutsche Telekom KPN 2001 2000 1999 2002

(16)

Marktontwikkeling

Dit onderdeel geeft een inzicht in de marktontwikkelingen9in de deelmarkten waar

OPTA zich op richt, te weten vaste telecommunicatie, mobiele telecommunicatie, omroepnetwerken en post. Voor de eerste twee deelmarkten maken we gebruik van een voor OPTA ontwikkelde ‘marktmonitor telecommunicatie’, die dit jaar voor het eerst is uitgevoerd10. De marktmonitor is een verzameling van kwantitatieve en enkele

kwalitatieve indicatoren, die gezamenlijk een overzicht geven van de ontwikkelingen in concurrentie-intensiteit, prijzen en interne effectiviteitmaatstaven op de

Nederlandse telecommunicatiemarkt. Nederland wordt vergeleken met andere landen en een aantal indicatoren is voor Nederland verder uitgewerkt. Over enkele jaren, wanneer er lange-termijnontwikkelingen zichtbaar zijn, zal de monitor ook behulpzaam kunnen zijn bij het analyseren van de gevolgen van beleid. De effecten van marktontwik-kelingen voor de consument worden apart belicht, mede aan de hand van de resultaten van een apart onderzoek11. Bijlage 4 gaat verder in op het consumentenonderzoek.

Vaste telecom

municatie

m

De markt voor vaste telecommunicatie omvat de markten voor aansluitingen, voor lokaal, nationaal en internationaal verkeer via vaste netwerken en de markt voor huurlijnen. Het gaat naast spraaktelefonie ook om dataverkeer.

Ruim een jaar na het inwerkingtreden van de nieuwe Telecommunicatiewet en meer dan twee jaar na de liberalisering van de markt heeft concurrentie de Nederlandse markt voor vaste telecommunicatie behoorlijk veranderd. De concurrentie neemt toe, en is in enkele deelmarkten ook al duidelijk merkbaar in de prijzen. Toch bezit KPN nog op alle deelmarkten veruit het grootste marktaandeel.

Uit onderzoek van OPTA blijkt dat de concurrentie het sterkst is op de deelmarkt voor zakelijke internationale telefonie, waar een kwart van de markt in handen is van nieuwe concurrenten. Op de consumentenmarkt voor internationale telefonie is het marktaandeel van KPN nog 85% en ook op de deelmarkten voor gesprekken van vaste naar mobiele toestellen en het nationale verkeer heeft KPN een marktaandeel van tussen de 80% en 95%. Op de markt voor lokale gesprekken is het aandeel van KPN nog tussen de 90% en 99%.

Marktaandeel KPN wordt langzaam kleiner

.I.1.

Concurrentie-intensiteit neemt

toe

.I.

(17)

Figuur I.1 laat een marktconcentratie-index zien. Hieruit komt dezelfde conclusie naar voren. Op de markt voor vaste telefonie ligt deze index – de Hirschman Herfindahl index12– namelijk nog relatief dicht in de buurt van het maximum van 10.000,

wat aangeeft dat er één grote partij is en dat de concurrentie nog relatief gering is. Wel is de index in 1999 gedaald ten opzichte van 1998, wat een teken is dat de concurrentie is toegenomen. Op de wholesale-markt, waar netwerkcapaciteit verhandeld wordt ten behoeve van andere operators, is de concentratie minder sterk dan op de eindgebruikersmarkt. Er zijn dan ook meer ondernemingen actief in de

wholesale-markt dan in de eindgebruikersmarkt.

Figuur I.1 Hirschman Herfindahl Index voor vaste telefonie; eindgebruikers- en wholesalemarkt

Concurrentie op deelmarkten

Concurrentie is in geliberaliseerde landen over het algemeen het eerst merkbaar op deelmarkten waar de grote gebruikers zitten. Ook in Nederland was de grootzakelijke markt de eerste markt waar toetreders zich op richtten. Deze toetreders hebben vaak eigen backbone-netwerken en investeren ook in het aanleggen van kabels naar individuele bedrijven toe. In 1999 was te zien dat er steeds meer toetreders kwamen die zich ook op de markt voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) richtten. Hier ging het naast de operators met eigen backbone-netwerken soms om kabelexploitanten, die zakelijke gebruikers huurlijnen aanbieden, of dienstenbedrijven, die bijvoorbeeld al het telefoon- en dataverkeer afhandelen via de goedkoopste route. Ook de carrier select-bedrijven, waarvan er inmiddels in ieder geval meer dan twintig actief zijn in de markt, richten zich op het MKB. Carrier select-bedrijven bieden goedkopere tarieven via een toegangscode van vier cijfers13. Veel van deze bedrijven hebben ook zelf netwerken,

terwijl anderen belminuten goedkoop inkopen en weer doorverkopen.

Gelijktijdig met de MKB-markt, richtten nieuwe bedrijven zich ook sterker op de consumentenmarkt. Hier is in 1999 vooral de concurrentie op de interlokale en vast-mobiele markt toegenomen, door de activiteiten van de bovengenoemde carrier

select-bedrijven. Uit het consumentenonderzoek blijkt dat inmiddels al 61% van de

consumenten bekend is met het bestaan van carrier select-bedrijven, in 1998 was dat nog slechts 25%. Ongeveer 16% van de consumenten maakt gebruik van een carrier

Nieuwe telecommunicatieaanbieders richtten zich eerst op de grootzakelijke markt, maar nu ook op midden- en kleinbedrijf en consument

0 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 HHI wholesale HHI vast 1998 1999

(18)

select-aanbieder. In 1998 was dat nog slechts 8%.

Op de markt voor lokaal verkeer is de concurrentie nog nauwelijks op gang gekomen. In tabel I.1 is te zien dat er al wel enige concurrentie is in het lokale telefoonverkeer. Er wordt alleen in (een deel van) de plaatsen waar de kabelexploitant UPC actief is ook telefonie via de televisiekabel aangeboden. Er zijn tot nu toe twee kabelexploitanten (A2000/UPC in de regio Amsterdam en United Telekabel in de regio Arnhem) die ook telefonie aanbieden aan hun abonnees. In 2000 zullen naar verwachting meer kabelexploitanten telefonie aan consumenten gaan aanbieden.

Tabel I.1. Concurrentie in de local loop

In de tabel is te zien dat ontbundelde toegang in Nederland thans nog niet tot abonnees heeft geleid.

Een verzoek tot ontbundelde toegang tot de aansluitlijn is echter sinds december 1997 al mogelijk. OPTA heeft in maart 1999 via richtsnoeren de kaders aangegeven op welke wijze OPTA eventuele geschillen over ontbundelde toegang zal beslechten. Sindsdien testen marktpartijen de mogelijkheden voor implementatie van ontbundelde toegang tot de aansluitlijn. Het gaat hier om de mogelijkheid voor concurrenten om toegang tot de verdeelcentrale van KPN te krijgen, zodat consumenten niet meer bij KPN een abonnement af hoeven te sluiten. Al in 1998 werd ontbundelde toegang door OPTA als redelijk verzoek om bijzondere toegang aangemerkt, en had het dus aangeboden kunnen worden. Ontbundelde toegang zal vooral gebruikt gaan worden voor geavanceerde diensten zoals video-op-verzoek, snelle internetaansluitingen en vast en mobiel bellen met één nummer. Naast extra concurrentie voor KPN zal ook extra concurrentie optreden voor kabelbedrijven op het gebied van omroepdiensten (zie ook paragraaf 1.1.1).

De Wireless Local Loop (WLL) kan een alternatief zijn voor het vaste aansluitnet (de local loop) van KPN. Met behulp van mobiele (straal)verbindingen wordt de verbinding vanuit huizen of bedrijven met een lokale telefooncentrale (voor vaste telefonie) gelegd. De frequenties die benodigd zijn voor het aanleggen van een WLL zijn nog niet beschikbaar voor marktpartijen. Naar verwachting zullen in juli 2000 tussen de vijf en zeven vergunningen voor WLL worden geveild.

Ook het aantal mobiele aansluitingen wordt in de tabel genoemd, omdat mobiele telefonie in sommige gevallen als alternatief fungeert voor een vaste aansluiting. Hoewel de penetratie van mobiel al bijzonder sterk is, zijn er nog geen aanwijzingen dat (de groei van) het aantal vaste aansluitingen afneemt. Dit wordt mogelijkerwijs ook veroorzaakt door het feit dat mobiel bellen nog altijd duurder is dan vaste telefonie, ondanks prijsdalingen.

Concurrentie-intensiteit Nederland in internationaal perspectief is goed

In internationaal opzicht kan de Nederlandse telecommunicatiemarkt als een van de voorlopers in het liberaliseringproces gezien worden, zoals ook blijkt uit de

onderstaande tabel.

Aansluitingen (in duizenden) 4e kwartaal 1998 4e kwartaal 1999

Aansluitingen van KPN (analoog + digitaal) 9.128 10.193

Vaste aansluiting via ontbundelde local loop 0 0

Aansluiting via catv 20 41

Aansluitingen van KPN mobiel 2.219 3.500

Aansluiting mobiele telefonie (excl. KPN) 1.231 3.300

(19)

Tabel I.2 Stand van zaken liberalisering telecommunicatiemarkt in aantal Europese landen

Bron: BT Liberalisation Milestones, januari 2000

Uit een onderzoek van British Telecom (BT) waarin de mate van liberalisering in Europese landen is gemeten, komt Nederland na het Verenigd Koninkrijk als meest geliberaliseerde land naar voren. In het rapport zijn aan vier meetindicatoren punten toegekend, die opgeteld tot een totaalscore leiden. De verschillende maatstaven worden beoordeeld met een liberaliseringindexcijfer van 1 tot 25.

De indicatoren zijn effectiviteit van regelgeving, interconnectie, infrastructuurconcurrentie en non-discriminatie.

K ‘Effectiviteit van regelgeving’ betreft onder meer een duidelijke doelstelling, transparantie en onafhankelijkheid van een toezichthouder.

K Bij ‘eerlijke interconnectie’ wordt onder andere gemeten de mate van kostenoriëntatie van tarieven en de mate waarin interconnectie concurrentiebevorderend wordt aangeboden.

K De indicator ‘infrastructuur concurrentie’ meet het aantal alternatieve aanbieders,

carrier selectie en nummerportabiliteit.

K Bij de laatste indicator wordt discriminatoire prijsvorming en

non-discriminatoir gedrag van de incumbent tegenover concurrenten en eindgebruikers gemeten.

Ondanks de goede voorwaarden voor concurrentie, deels het gevolg van een consistent en concurrentiebevorderend toezicht, loopt Nederland in vergelijking met andere landen niet op alle indicatoren voor concurrentie-intensiteit voorop. Met name de ‘bruto marktactiviteit index’, ofwel het marktaandeel van de incumbent, is nog relatief hoog.

Bruto marktactiviteit index

De bruto marktactiviteit index in tabel I.3 geeft het aandeel van de incumbent aan in de totale markt voor telecommunicatiediensten (dus inclusief mobiele telefonie). Uit de tabel blijkt dat het aandeel van KPN in Nederland in 1998 nog relatief hoog was in vergelijking met dat van BT in het Verenigd Koninkrijk en dat van DT in Duitsland. Wel is er een sterke daling van het aandeel te zien van 1998 op 1999.

Tabel I.3 Bruto markt activiteit index

‘Switching costs’

De inspanning die een klant zich moet getroosten bij het overstappen naar een andere operator, is een belangrijke indicator voor de concurrentie-intensiteit. Hoe lastiger het is over te stappen naar een andere operator, hoe minder snel consumenten en bedrijven een dergelijke overstap zullen maken en hoe geringer de kans op effectieve concurrentie. Tabel 1.4 geeft een kwalitatieve switching costs index voor Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Duitsland lijkt voorop te lopen bij deze indicator.

Land Jaar 1998 Jaar 1999

Nederland 84,8 73,8

Duitsland 79,4 71,6

Verenigd Koninkrijk 67,4 n.a.

Land Bel Fra Dui Ier Ita NL Spa VK Zwe Zwi

(20)

Tabel I.4 Overzicht switching costs in 1999

Nummerportabiliteit voor het vaste net (het meenemen van het eigen telefoonnummer bij wisselen van operator) is in alle landen mogelijk, evenals carrier-selectie. In Duits-land is echter naast de carrier-selectie ook third party billing mogelijk, wat daar de concurrentie een grote vlucht heeft doen nemen. Third party billing maakt het mogelijk te bellen via een concurrent, terwijl de rekening via de incumbent wordt betaald.

Carrier-preselectie was in 1999 nog niet mogelijk in Nederland, maar is begin 2000

ingevoerd. Carrier-preselectie houdt in dat consumenten via een concurrent van KPN kunnen bellen (over het KPN-aansluitnetwerk), zonder eerst een toegangscode te hoeven kiezen. Voor een deel van de gesprekken kan dan gewoon het KPN-abonnement gebruikt worden (m.n. de lokale gesprekken). Ook deze maatregel heeft in Duitsland de mate van concurrentie doen toenemen, wat tot uitdrukking komt in lagere tarieven. In Nederland wordt een wat geringer effect van deze maatregel verwacht, omdat de herbalancering van de vaste en variabele tarieven in 1997 al heeft gezorgd voor minder grote prijsverschillen tussen KPN en de toetreders dan in Duitsland – zonder herbalancering – het geval was.

De prijsontwikkeling is een van de meest concrete indicatoren om aan te geven hoe de concurrentie zich heeft ontwikkeld en hoe de positie van Nederland is ten opzichte van andere landen.

Belprofielen

Tabel I.5 laat de verandering in de kosten van telefoneren zien, voor vijf ‘typische gebruikers’: de weinigbeller, de gemiddelde beller, de veelbeller, de internetter en de kleinschalige ondernemer. Voor elk van deze gebruikerstypen is een profiel opgesteld, waarvan de kosten zijn berekend voor begin 1998, begin 1999 en begin 2000. Bij alle profielen is het ‘BelBasis’-abonnement van KPN als uitgangspunt genomen. Alle typen gebruikers gaan in 2000 minder betalen, uitgaande van hetzelfde belgedrag als voor het jaar 1998 werd verondersteld. De afname is echter gemiddeld genomen kleiner dan de afname in de periode van januari 1998 tot januari 1999. Voor de weinigbeller geldt een uitzondering. Ging van 1998 naar 1999 de jaarlijkse nota voor een weinigbeller bij KPN nog licht omhoog, in 2000 gaat ook deze groep er licht op vooruit. De toename in 1999 was een gevolg van de ‘herbalancering’ die KPN dat jaar doorvoerde. De vaste tarieven (abonnementskosten) gingen omhoog en de variabele tarieven (gesprekskosten) omlaag. Dit had als doel de kostenoriëntatie van de prijzen te verbeteren. Dit ging echter onontkoombaar gepaard met een kostenstijging voor met name de kleine gebruikers. Overigens wordt de stijging vertekend door het gebruik van het ‘BelBasis’-abonnement van KPN voor alle typen gebruikers. Weinigbellers zullen – gegeven een aantal belminuten per maand – goedkoper uit zijn wanneer zij voor het ‘BelBudget’-abonnement kiezen.

Verder blijkt uit de tabel dat met name de kleinschalige ondernemer een sterke kostendaling van het telefoonverkeer realiseerde. De prijzen voor bellen tijdens de piekuren zijn dan ook relatief sterk afgenomen. Een sterkere prijsdaling zal mogelijk zijn wanneer de ondernemer voor het ‘BelPlus’-abonnement kiest. De internetter realiseert een vrij geringe daling, omdat deze vooral lokale verbindingen maakt, die .I-2.

Prijzen dalen

Nummer- Nummer- Carrier- Carrier- Third party

portabiliteit portabiliteit selectie preselectie billing

(vast) (mobiel)

Nederland Ja Ja Ja Nee Nee

Duitsland Ja Nee Ja Ja Ja

(21)

niet zo sterk in prijs zijn gedaald. De lokale tarieven waren overigens al tamelijk laag. In de rechterkolom van de tabel zijn de besparingen te zien die een KPN-abonnee kan realiseren wanneer via een carrier select-aanbieder gebeld wordt. De carrier select-code wordt alleen gebruikt voor interlokaal, internationaal en vast-mobiel verkeer. KPN blijft goedkoper bij de lokale tarieven. Er blijken grote besparingen mogelijk, die oplopen tot bijna 300 gulden per jaar voor de veelbeller en meer dan 1000 gulden voor de ondernemer. Hier is uitgegaan van tarieven van carrier select-aanbieders met de grootste marktaandelen (februari 2000), zodat een klant eventueel meerdere toegangscodes moet gebruiken.

Tabel I.5 Verandering in telefoonkosten bij verschillende belprofielen, in guldens per jaar (op basis van het ‘BelBasis’-abonnement van KPN)

* Indien de weinigbeller 39 minuten of minder per maand belt, is het voordeliger om een prepaid mobiele telefoon te nemen. Tussen 39 en 66 belminuten per maand is het voor de weinigbeller goedkoper om een BelBudget-abonnement te nemen. Indien de weinigbeller meer dan 66 minuten per maand belt, is de voordeligste keuze een BelBasis abonnement. Bij de berekening van deze aantallen belminuten is uitgegaan van een 50%/50% verhouding tussen bellen in piekuren en in daluren en een 50%/50% verhouding tussen lokaal en interlokaal verkeer.

** De tarieven voor de ondernemer zijn inclusief BTW. Bron: OPTA

Nederlandse prijzen in internationaal perspectief relatief laag

De prijzen voor telecommunicatie in Nederland zijn in vergelijking met enkele andere Europese landen al langere tijd relatief laag, vooral voor consumenten en zakelijke gebruikers. Dit blijkt uit figuur I.6. Dit gold ook al in de periode voorafgaand aan het liberaliseringproces. Dit volgt uit een vergelijking van ‘mandjes’ met prijzen voor verschillende typen eindgebruikers (consumenten en zakelijke gebruikers) en voor verschillende diensten (huurlijnen en datacommunicatie), die is opgesteld op basis van OECD-gegevens. Door verschuiving van de inhoud van de mandjes zijn de ontwikkelingen in de tijd niet goed weer te geven. Belangrijker is de vergelijking tussen de landen per jaar.

Op de consumenten- en zakelijke markt waren de prijzen eind 1999 vooral in Zweden laag. Nederland neemt een tweede plaats in. Opvallend is dat de prijzen in de verschillende landen (met uitzondering van Italië) redelijk dicht bij elkaar liggen. Hoewel uit de internationale vergelijking blijkt dat de prijzen in Nederland relatief laag zijn, betekent dat niet dat de prijzen niet nog verder omlaag kunnen.

Bij hetzelfde belgedrag gaan alle typen gebruikers in 2000 minder betalen. Ging van 1998 naar 1999 de jaarlijkse nota voor een weinigbeller bij KPN nog licht omhoog, in 2000 gaat ook deze groep er op vooruit

Type gebruiker Vaste telefonie via KPN Vaste telefonie

(22)

Figuur I.6 Nationale PSTN-basket voor consumenten en zakelijke gebruikers, 4e kwartaal 1999 (in ƒ)

Voor de grote zakelijke telecommunicatiegebruikers zijn ook de prijzen van huurlijnen en datadiensten relevant. Figuur I.7 geeft een vergelijking van de mandjes voor huurlijnen en voor PSDN-diensten (packet switched data network, gebaseerd op X25-diensten). Op deze zakelijke markten is het beeld van prijzen in Nederland minder positief. Behalve in Italië (en het Verenigd Koninkrijk voor de data-diensten) zijn de prijzen zelfs overal lager. De Scandinavische landen hebben de laagste prijzen voor huurlijnen. OPTA onderzoekt momenteel de huurlijnenmarkt, om beter zicht te krijgen op de achtergronden van de hoge prijzen.

Nationale PSTN-basket voor consumenten Nationale PSTN-basket voor zakelijke gebruikers 0 500 1000 1500 2000 2500 Zweden Verenigd Koninkrijk Italië Frankrijk Duitsland Finland Nederland

(23)

Figuur I.7 Basket voor huurlijnen en PSDN-basket, 4e kwartaal 1999 (in ƒ)

Herbalancering in Nederland effectief

Figuur I.8 geeft een overzicht van de herbalancering tussen vaste (abonnement) en variabele (gesprekken) tarieven in internationaal perspectief. De figuur laat zien dat deze herbalancering in Nederland verder doorgevoerd is dan in andere landen. Nederland loopt wat dat betreft voorop in Europa, maar uit de figuur valt af te leiden dat ook in andere lidstaten inmiddels een zekere mate van herbalancering heeft plaatsgevonden. Herbalancering naar kostengeoriënteerde tarieven is belangrijk om concurrentie tussen infrastructuuraanbieders op gang te kunnen brengen. In de monopolistische markten zijn abonnementskosten kunstmatig laag gehouden, wat ten goede is gekomen aan de ‘kleingebruikers’ van telefonie (weinigbellers), maar waardoor er geen prikkel was voor KPN om te investeren in lokale infrastructuur. In figuur I.9 is een zelfde type verhoudingsgetal te zien, dit keer voor de verhouding tussen lokale en interlokale tarieven. Bij een hoge concurrentiedruk mag verwacht worden dat deze ratio oploopt, omdat concurrentie vooral de interlokale tarieven zal laten afnemen. De concurrentie op het lokale netwerk komt over het algemeen veel trager op gang, zodat de lokale tarieven in het begin meestal niet sterk zullen veranderen. Ook deze ratio is in Nederland hoger dan in de vergelijkingslanden, wat een relatief sterk toegenomen concurrentie impliceert.

Basket voor huurlijnen Nationale PSDN-basket 0 10000 20000 30000 40000 50000 60000 Zweden Verenigd Koninkrijk Italië Frankrijk Finland Duitsland Nederland

D Jaaruitgaven per (groot)gebruiker van huurlijnen in duizenden guldens

D Jaaruitgaven per (groot)gebruiker in guldens

(24)

Figuur I.8 Gevolgen van de herbalancering voor de verhouding tussen vaste en variabele tarieven

Figuur I.9 Gevolgen van de herbalancering voor de verhouding tussen lokale en interlokale tarieven

Ondanks relatief geringe marge tussen eindgebruikerstarief en

interconnectietarief in Nederland toch aanzienlijke

investeringsbereidheid

Eindgebruikersprijzen van nieuwe aanbieders worden sterk beïnvloed door de inter-connectietarieven die zij betalen voor het gebruik van het netwerk van KPN. Figuren I.10 en I.11 laten het verschil zien tussen eindgebruikers- en interconnectietarieven. Een grote marge tussen deze twee tarieven betekent dat er een relatief hoge

winstmarge is voor het telecommunicatiebedrijf. Een kleine marge laat zien dat de oude winstmarges onder druk staan. Dit kan het gevolg zijn van (te) hoge interconnectietarieven of van lage eindgebruikerstarieven door bijvoorbeeld sterke concurrentie. Een kleine marge kan toetreding en investeringen frustreren. Overigens zullen marktpartijen daarbij vooral hun verwachtingen omtrent de toekomstige

(25)

ontwikkelingen in de winstmarge in hun afweging betrekken.

Internationaal gezien blijkt – zoals uit onderstaande figuren is af te leiden – in Neder-land de marge tussen eindgebruikers- en interconnectietarieven relatief klein te zijn. Wat betreft het niveau van de interconnectietarieven is van belang dat te lage interconnectietarieven het doen van investeringen door marktpartijen kunnen ontmoedigen. De regionale en de nationale interconnectietarieven vallen blijkens analyse door de Europese Commissie binnen de marge van de best practice van de Europese Unie. Dat betekent dat deze tarieven in Europees perspectief niet extreem hoog, maar ook niet de laagste zijn. Uit publicaties van de Europese Commissie blijkt voorts dat het lokale interconnectietarief niet binnen de marge van de best practice valt en relatief hoog is. Hoge lokale interconnectietarieven kunnen een toetredings-drempel opwerpen voor toetreders die een eigen backbone-netwerk ambiëren. Omgekeerd kunnen hoge lokale interconnectietarieven het voor telecommunicatie-bedrijven wel interessant maken om lokale netwerken aan te leggen, als gevolg waarvan de concurrentie op lokale netwerken zou kunnen toenemen.

Figuur I.10 De tariefmarge voor bedrijven met een eigen netwerk (alleen lokale interconnectie)

(26)

Figuur I.11 De tariefmarge voor bedrijven zonder eigen netwerk (double transit interconnectie)

Per saldo lijkt de hoogte van de marge tussen de eindgebruikerstarieven en de interconnectietarieven, noch het niveau van de interconnectietarieven zelf de aanleg van eigen netwerken te ontmoedigen, aangezien er in 1999 zeer fors geïnvesteerd is in netwerken. Dit betreft met name netwerken in gebieden met veel telecommunicatie-en dataverkeer. Door de conctelecommunicatie-entratie van deze (zakelijke) ctelecommunicatie-entra blijkt het voor nieuw toegetreden ondernemingen interessant om een eigen netwerk aan te leggen.

Naast het inzicht in de markt in algemene termen is het ook relevant om te kijken naar bedrijfsmatige aspecten.

Productiviteit

Een belangrijke maatstaf om de productiviteitsontwikkeling van een bedrijf of een sector te beoordelen is de Total Factor Productivity (afgekort TFP)14. Daarnaast speelt

ook de arbeidsproductiviteit een rol.

In figuur I.12 is de TFP van KPN afgezet tegen die van Deutsche Telekom (DT). De TFP in 1996 is op 1 gezet om een vergelijking in de ontwikkeling tussen de bedrijven beter mogelijk te maken. De TFP van KPN steeg licht in 1997 en nam af in 1998. Bij DT was de TFP in 1997 duidelijk sterker toegenomen dan die van KPN, terwijl er in 1998 voor beide ondernemingen weer een lichte afname te zien was. Het verschil in productivi-teitsstijging kan verklaard worden vanuit de kostenkant. DT had in 1996 hoge investeringskosten, die vervolgens elk jaar zijn afgenomen, terwijl KPN juist in 1998 een sterke investeringsimpuls heeft doorgevoerd. De resultaten daarvan zijn nog niet zichtbaar in de figuur.

Het feit dat de ontwikkeling van de TFP voor DT gunstiger was dan die van KPN kan mogelijk verklaard worden uit het gegeven dat er in de Duitse telecommunicatiemarkt meer carrier select-bedrijven actief zijn, die DT mogelijk tot een efficiëntere

bedrijfsvoering dwingen. .I.3.

Interne

effectiviteit-maatstaven

(27)

Figuur I.12 Total Factor Productivity in Nederland (KPN) en Duitsland (DT)

De arbeidsproductiviteit is sterk gerelateerd aan de TFP, maar concentreert zich op de invloed van arbeid. De input-index wordt hier alleen gevormd door de input-factor arbeid. De arbeidsproductiviteit bij KPN steeg in de periode 1996-1998 gecumuleerd met zo’n 22%, die van DT met 28%. De sterke arbeidsproductiviteitsstijging komt ook overeen met de verwachting. Tijdens de liberalisering van een markt zullen oud-monopolisten in het algemeen processen rationaliseren waardoor arbeidsplaatsen verdwijnen. Dit is dan terug te vinden in een stijging van de arbeidsproductiviteit van de overgebleven werknemers. Bij DT daalt de werkgelegenheid vanaf 1996 ook daadwerkelijk (met ruim 5% gemiddeld per jaar). Bij KPN is de werkgelegenheid echter de laatste jaren toegenomen. Door de sterke groei van de telecommunicatiemarkt is ook bij KPN de arbeidsproductiviteit toch sterk gestegen.

Werkgelegenheid in telecommunicatie neemt toe

Voor de marktmonitor zijn schattingen gemaakt van de werkgelegenheid in de Nederlandse telecommunicatiesector. Er is een onderscheid gemaakt naar KPN en de overige telecommunicatiebedrijven (exclusief internetaanbieders, telecommunicatie-detailhandel, apparatuurproducenten, etcetera). De werkgelegenheid in vaste telecommunicatie bij KPN nam in 1999 toe met ruim 2000 arbeidsplaatsen. Dit is vooral te verklaren uit de groei van de totale telecommunicatiemarkt in Nederland. Ook bij de concurrenten nam het aantal arbeidsplaatsen in dezelfde periode toe, met meer dan 500. Concurrenten zijn onder meer aanbieders van eigen netwerkcapaciteit en carrier select-bedrijven. In totaal nam de werkgelegenheid in de vaste telecommuni-catiemarkt met zo’n 2500 arbeidsplaatsen toe, tot een totaal van 39,5 duizend (een groei van bijna 7%).

Rentabiliteit belangrijke graadmeter

Het meten van de rentabiliteit is onder meer van belang om een van de doelstellingen van OPTA, het ‘beschermen van de consument’, te kunnen controleren. Een te hoge rentabiliteit betekent dat de consument te veel betaalt voor de afgenomen diensten. Een te lage rentabiliteit betekent dat het telecommunicatiebedrijf relatief weinig verdient, wat het voortbestaan en de investeringen in bijvoorbeeld nieuwe diensten en technologie kan bedreigen. In een vrije markt bepaalt vooral de marktdynamiek de rentabiliteit. Een hoge rentabiliteit lokt nieuwe toetreders, een (te) lage rentabiliteit

(28)

kan leiden tot uittreding van bedrijven. In een gereguleerde markt spelen ook andere factoren een rol. Een strengere price cap kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de rentabiliteit daalt. Als echter gelijktijdig de productiviteit stijgt, dan kan de rentabiliteit toch stijgen. Inzicht in de marktontwikkelingen is dus belangrijk bij het interpreteren van ontwikkelingen in de rentabiliteit.

In figuur I.13 zijn rentabiliteitsgegevens opgenomen van drie incumbents, waaronder KPN, gemeten in return on capital employed (ROCE15). BT heeft een duidelijk hogere

ROCE dan KPN, en de rentabiliteit van KPN is relatief hoog vergeleken met DT. Ondanks de in het Verenigd Koninkrijk verder geliberaliseerde markt, blijkt BT dus toch een goede rentabiliteit te behalen. Aangezien er geen onderscheid is gemaakt in binnenlandse en buitenlandse opbrengsten, kan deze hoge rentabiliteit mogelijk veroorzaakt worden door meer rendabele buitenlandse activiteiten. Een andere verklaring kan liggen in het feit dat BT door de eerdere en grotere concurrentie productiever is dan incumbents die pas later onder de tucht van de markt zijn komen te staan. Bij DT zien we een stijging van de (relatief lage) rentabiliteit. De daling van de werkgelegenheid die hier de laatste jaren is doorgevoerd, plus het relatief achterblijven van de investeringen in 1998, kan een bijdrage hebben geleverd aan de rentabiliteitsgroei.

Figuur I.13 Return on Capital Employed van KPN, British Telecom en Deutsche Telekom

Investeringen nemen sterk toe

KPN investeerde in 1997 f 2,6 miljard en in 1998 f 3,7 miljard in het vaste netwerk. Op basis van cijfers van het eerste halfjaar ziet het er naar uit dat de investeringen ook in 1999 sterk zijn toegenomen. Gegevens over de Nederlandse investeringen van concurrenten in een vast netwerk zijn moeilijk te verkrijgen. Vaak zijn het internatio-naal opererende ondernemingen waar de gegevens over investeringen niet zijn opgedeeld per land. De meeste investeringen zijn geconcentreerd rond de grote steden, in het bijzonder rond Amsterdam. De kabels worden met name gelegd rond zakelijke-dienstencentra waar veel vraag naar telecommunicatieverkeer is. In 1999

0 5 10 15 20 D ROCE in procenten Deutsche Telekom British Telecom KPN 1997 1998

(29)

werden naast Amsterdam ook steeds meer andere steden voorzien van nieuwe hoogwaardige glasvezelnetwerken door bedrijven als MCI WorldCom en VersaTel. Verwacht mag worden dat de investeringen van de concurrenten in de toekomst nog verder zullen stijgen als ze zich ook meer op het midden- en kleinbedrijf gaan richten. Ook zijn er in 1999 belangrijke investeringen gedaan door kabeltelevisiebedrijven, die hun netwerk geschikt maken voor telefonie- en multimediatoepassingen. De branche-organisatie voor kabelbedrijven (VECAI) komt tot een bedrag van 5,5 miljard dat geïnvesteerd is in de periode 1997-1999. Na 1999 zou nog ruim 3 miljard moeten worden geïnvesteerd.

Vaak wordt tegen liberaliseringsmaatregelen, zoals het invoeren van een price cap, ingebracht dat dit het investeringsgedrag negatief zou beïnvloeden. Voor Nederland lijkt dit in ieder geval niet op te gaan. In figuur I.14 is de sterk gestegen investe-ringsratio16van KPN in 1998 te zien. Dit heeft vooral te maken met investeringen in

de uitbreiding van transmissiecapaciteit en de overname van netwerken. Bij Deutsche Telekom is een constante daling te zien, hetgeen te maken zou kunnen hebben met het feit dat er in Duitsland geen herbalancering van vaste en variabele tarieven heeft plaats gevonden. In het Verenigd Koninkrijk is een constante investeringsratio van rond de 18 - 19% waar te nemen.

Figuur I.14 Investeringsratio’s van KPN, British Telecom en Deutsche Telekom

1996 1997 1998 5 10 15 20 25 30 35

British Telecom Deutsche Telekom KPN

(30)

Uit de consumentenenquête die voor OPTA is uitgevoerd komt naar voren dat het abonnement voor vaste telefonie voor bijna alle respondenten nog bij KPN loopt, terwijl 1% van de respondenten een telefonieabonnement heeft bij een kabelmaat-schappij. De toegenomen concurrentie blijkt duidelijker uit de bekendheid met, en het gebruik van carrier select-diensten. Ongeveer 61% van de consumenten is ermee bekend, en 16% maakt gebruik van carrier select-diensten. Vorig jaar waren deze percentages 25% en 8%. Verder blijkt inmiddels 40% van de consumenten thuis internet te gebruiken. Ook dit is een sterke toename ten opzichte van vorig jaar, toen was het 25%. Bij internetaansluitingen is de positie van de kabelbedrijven sterker. 11% van de geïnterviewde internetabonnees is via een kabelexploitant aangesloten17.

Over de hoogte van de rekening voor vaste telefonie denkt 44% van de respondenten dat deze is toegenomen. Dit is een kleiner deel dan vorig jaar: toen dacht 61% dat de rekening was toegenomen. De reden van de toename zien gebruikers vooral in de toename van het belverkeer (onder andere door het gebruik van internet en een toename van het bellen naar mobiele nummers). Van de 11% die denkt dat de rekening is afgenomen, denken eveneens de meesten dat het door het eigen, afgenomen, belgedrag komt. 20% van degenen die de rekening zien dalen schrijft deze daling toe aan een lager abonnementstarief of lagere gesprekskosten, en 9% aan het gebruik van

carrier-selectie. De totale kosten van de vaste telefoonrekening schatten de meeste

respondenten (32%) tussen de ƒ 600 en ƒ 900 per jaar. 17% denkt minder dan ƒ 600 te besteden, eveneens 17% denkt tussen ƒ 900 en ƒ 1200 te besteden, 21% geeft tussen ƒ 1200 en ƒ 3600 per jaar uit en een kleine groep van 4% geeft een schatting die hoger is dan ƒ 3600 per jaar. Het internetabonnement is door de helft van de respondenten met internet afgesloten bij een gratis provider.

Tot slot is er gevraagd naar oordelen van consumenten over enkele aspecten van de kwaliteit. De ontwikkeling van de telefoontarieven wordt door de respondenten gewaardeerd met een 6,5 op een schaal van één tot tien. De kwaliteit van de vaste telefoonverbinding krijgt gemiddeld een 7,6 en over de kwaliteit van de dienstverlening van de operator oordeelt men met een 7,2. De snelheid van het contact maken met de internetaanbieder wordt met een gemiddeld cijfer van 6,4 gewaardeerd. Internetters via de televisiekabel oordelen hierover beduidend positiever, met een 7,4.

Mobiele telecommunicatie

Voor de mobiele telefoniemarkt in Nederland is 1999 het jaar van de definitieve doorbraak geweest. Het aantal mobiele telefoonbezitters is verdubbeld, van het nog relatief lage aantal van 3,4 miljoen in januari, tot 6,8 miljoen eind december. Inmiddels bezit dus al meer dan 40% van de totale bevolking een mobiel toestel. Hiermee is Nederland van een relatieve achterstandspositie in Europa binnen een jaar opgeklommen tot een van de voorlopers in de penetratie van mobiele telecommunicatie.

De snelle marktgroei viel samen met de toetreding van drie nieuwkomers tot de markt (Telfort in september 1998, Ben en Dutchtone in februari 1999), zodat er samen met KPN en Libertel nu vijf mobiele-telecommunicatienetwerken zijn.

Het marktaandeel van KPN was eind 1999 nog steeds meer dan de helft, met 52% van de abonnees. Libertel heeft een marktaandeel van rond de 30%. De drie nieuwkomers hebben in 1999 samen ongeveer 16% van de markt kunnen bedienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Page 2 Opta moet regels tarieven mobiele telefonie herzien Het Financieele Dagblad October

Bron: Dialogic, September 2005 en OPTA Marktanalysebesluit

De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op de relevante markt voor toegang en gespreksopbouw op openbare mobiele telefoonnetwerken.. Hieronder wordt verstaan toegang

• Kosten bellen uit het buitenland gedaald van €0,71 naar €0,47 per minuut.. • Kosten gebeld worden in het buitenland gedaald van €0,45 naar €0,22

De verplichting van KPN tot het leveren van toegang ten aanzien van C(P)S-diensten en overige opbouwdiensten op grond van artikel 6a.17 van de Tw jo. artikel 6a.16, eerste lid, van de

De verplichting van KPN tot het leveren van toegang ten aanzien van C(P)S-diensten en overige opbouwdiensten op grond van artikel 6a.17 van de Tw jo. artikel 6a.16, eerste lid, van de

Voor zover de hogere uitgaven aan afgifte niet worden gecompenseerd door hogere inkomsten betalen vaste en mobiele eindgebruikers hogere tarieven voor het bellen van vast naar

Voor zover de hogere uitgaven aan afgifte niet worden gecompenseerd door hogere inkomsten betalen vaste en mobiele eindgebruikers hogere tarieven voor het bellen van vast naar