• No results found

dertig jaar geen socialistisch partijleven meer mogelijk. In de Ooste-

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "dertig jaar geen socialistisch partijleven meer mogelijk. In de Ooste-"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r n Ik

Antwerpen

Is er in Antwerpen historisch werk gedaan, dat kan worden vergeleken b.v. met het beroemde congres der oude Internationale te Amsterdam?

Het is moeilijk, die vraag te beantwool'den, als men nog zo dicht bij de feiten staat.

Wat is er van Antwerpen verwacht? Niet, dat daar nu een Socinform (dit afschuwelijke woord is t.evoren wel gebruikt) zou worden gesticht, als tegenvoeter van de Cominform. Geen enkele van de ongeveer twintig nationale partijen heeft deze bedoeling gehad. Een Cominform, een internationaal "Politburo", past alleen in een stelsel van wiLsoplegging en dwangorganisatie. Democratieën kunnen nooit zo "sterk" doen, om- dat zij dit niet willen, en hierin ligt hun kracht!

Er heeft dus nooit iets anders in de bedoeling gelegen, dan het reeds bestaande contact-bureau te Londen (S.I.L.O., Socialist International Liaison Office) uit te breiden tot een internationaal socialistisoh centrum tot voorbereiding der halfjaarlijkse conferenties en tot uitwisseling van meningen tussentijds. Enige bevoegdheid ten aanzien van de nationale partijen heeft het niet. Wel hebben met name de Belgen aanvankelijk gehoopt, de oude Internationale in nieu'Ye glorie te kunnen doen her- leven; een ideaal, dat door velen in alle landen wordt gedeeld, maar dat nu niet te verwezenlijken is, zoals .ook deze conferentie heeft be- wezen. Er is <;lan ook, ~ederom door· de Belgen, een tijdelijke oplossing aan de hand gedaan in de vorm van een contact-çentrum, als in Ant- werpen is verwezenlijkt.

Een ander belangrijk punt was de toelating van de Duitse socialistische partij (S.P.D.). In de Conferentie te Zürich konden de Duitsers juist niet de vereiste tweederde meerderheid halen. (Eén stem ontbrak).

Er is toen echter een contact-commissie ingesteld, waarin ook Neder- land zitting had, die in verbinding met de Duitse socialistische partij, en in het bijzonder met Schumacher is getreden, en die tenslotte in een rapport tot de toetreding der Duitsers heeft geadviseerd. In Antwerpen is de tweederde meerderheid ruimschoots verkregen (16 tegen 4 stem- men), zodat de Duitsers thans eveneens van de Conferentie deel zullen uitmaken.

Onder de vier tegenstemmers waren de drie Oosteuropese partijen. en hieruit blijkt, dat het in de zaak-Duitsland niet zozeer ging om de toe- lating van een land, dat tot de vijanden heeft behoord (de Italianen zijn al dadelijk toegelaten), maar om de toelating van een partij, die in de scherpste tegenstelling tot de communisten en de Russen ,staat. Met deze stemming is een tamelijk bevredigend einde gekomen aan een debat, dat in de gehele Conferentie heeft overheerst, en dat zijn hoogte- punt heeft bereikt bij de Resolutie over Vrede en Economische Opbouw.

die men elders in dit tijdschrift vindt, met een toelichting van de Nederlandse delegatie.

(2)

Hoe is de toestand thans in de socialistische wereld? In Rusland is al

dertig jaar geen socialistisch partijleven meer mogelijk. In de Ooste-

lijke zone van Duitsland zitten, zoals Vorrink op suggestieve wijze tot uitdrukking bracht, onze partijgenoten nu in ,de zelfde concentratie- kampen, bewaakt door de Russen, waar zij tot 1945 onder nazi-bewaking hebben gezeten. .

Over de Roemeense partij heeft zich een drama voltrokken. De vorige maand kondigde onze Roemeense vriend ons in Brussel de geforceerde besprekingen over eenheid met de communisten aan, waarvan hij toen nog hoopte: dat zij kon worden afgewend. Nu is die eenheid een feit, en de Roemenen zijn uit ons midden vertrokken. De Bulgaarse socialis- tische meerderheidspartij is als waarnemer op de conferenties toegelaten, .met alleen de stem van Nederland tegen; maar de dag, nadat daartoe was besloten, werd bekend, dat de Bulgaren verklaringen hadden afgegeven over een te voeren eenheidspolitiek en over "volksdemocratie", op een wijze, die volkomen onverenigbaar is met de democratisch-socialistische zienswijze! Als verklaring -:- niet als excuus - mag de druk gelden, waaraan ook deze socialisten blootstaan. De Polen lijden in hun lands- politiek (het is bij de verkIezingen gebleken en daarna door de Poolse socialistische woordvoerder tot uitdrukking gebracht) onder die zelfde druk. Zo valt het te verklaren - maar ook weer niet te excuseren - dat de Poolse Partij niet heeft geprotesteerd tegen de Comintern-verkla- ring, die in haar land werd gepubliceerd, waarin haar en onze partij- genoten Blum en Attlee en verscheidene andere beledigd werden.

Gelukkig :heeft de te Antwerpen aangenomen resolutie hiertegen wèl een protest laten horen!

De TSjechen nemen een afzonderlijke positie in, zoals bekend is uit de jongste ontwikkeling in de Tsjechische partij in de richting van groter zelfstandigheid tegenover de communisten. Deze nieuwe houding was helaas in de Tsjechische delegatie nog niet voldoende doorgewerkt, zoaLs bij het debat over de politieke resolutie en over de toelating van Duitsland bleek; toen er echter door de Italianen een volledige een- heidsfront-resolutie werd voorgesteld, tegen de, later aangenomen, tekst in, stemden wel Hongarije en Polen daarvoor, maar Tsjechoslowakije . niet!

De Hongaren raken er diep onder; dieper wellicht dan nodig is, wan- neer men naar de Oostenrijkse partij kijkt, die zich door niets van haar Westerse opvattingen doet afbrengen. Het resultaat: in Hongarije toe- nemende communistische invloed; in Oostenrijk voor de binnenlandse .communisten geen schijn van een Kans!

Wonderlijk is de houding van de Italiaanse partij. Deze, die nog altijd in een eenheidsfront met de communisten samenwerkt, voelt in wezen niets voor een fusie, waarbij de bekwame communistenlèider Togliati het alleen voor het zeggen zou hebberl. De Italiaanse communisten spelen een subtiel spel van schijn-nationalisme, waardoor zij soms met ,de Katholieke partij samen tegenover de socialisten komen te staan, en waardoor zij ook in de zaak van het vredesverdrag en van Triëst niet met de nationale gevoelens van de Italianen in conflict komen.

Wat doet nu Nenni, de' eveneens bekwame socialistische chef: speelt hij met hen mee, of levert hij een verfijnd tegenspel? Na enkele jaren

(3)

observatie weet ik het nog niet, en ook de Italianen weten het niet, en misschien weet N enni_het zelf niet. Men kan tenslotte in een spel ver- ward raken .... Een feit is het, dat de Italianen, hoewel zij geen Rus- sische bezetting hebben, meestal met -de Oosteuropese partijen mee stemmen, al hebben zij zich in het geval-Duitsland van stemming ont- houden.

Van de ste,mgerechtigde partijen zijn er dus een drie- of viertal, die bij principiële uitspraken in tegenstelling tot de Marshall- en buiten-Euro- pese landen dreigden te komen. Welnu; de grote meerderheid van deze landen heeft in Antwerpen telkens getracht zulke uitspraken te ver- mijden, ook in de politieke resolutie, die daardoor dat vage en verbale karakter van vele vooroorlogse resoluties heeft verkregen, waar wij juist vanaf wilden. Deze meerderheid bestond in het geval Bulgarije uit de gehele conferentie, minus Nederland. Bij het politieke gedeelte der resolutie bestond zij uit veertien landen, tegen vier, die zich ont- hielden: Hongarije, Polen en Italië enerzijds, en Nederland anderzijds.

Onbegrijpelijk was deze houding van de meerderheid niet. Hij, die het ijzeren gordijn nog onherroepelijker maakt, dan het is, laadt een verant- woordelijkheid op zich. Het moet niet het Westen zijn, dat het odium ener complete scheuring op zich moet laden. Wanneer deze toch komt, moet men naar, als in het geval-Roemenië, voor rekening van de een- heidsfronters kunnen laten.

De Nederlandse delegatie was niet .doof voor deze redenering. Maar enerzijds meent zij, dat een onvermijdelijke afscheiding (Roemenië) hierdoor toch niet kan worden voorkomen en dat zulk een afscheiding niet door uitspraken in Antwerpen, maar door berekeningen in Moskou of Belgrado wordt bepaald; anderzijds voelt zij het ogenblik steeds

... nader komen, dat gekozen zal moeten worden tussen een quasi-univer~

sele: organisatie, waarin iedere wilsvorming door onoverbrug!:>are ver- schillen wordt verlamd, en een vereniging van enkel in Westerse zin democratische socialisten, waar gewerkt kan worden. Door zijn blanco stem omtrent het politieke gedeelte der resolutie heeft Nederland te -' kennen gegeven, ,dat het deze tekst, waarin ieder het, zijne kan zoeken en ook zál zoeken, niet als een werkelijke wilsovereenstemming kan beschot,Jwen. Over deze harde waarheden bestond in de Nederlandse delegatie de grootste overéenstemming. Vorrink heeft ze tot uitdruk- king gebracht in de questie Bulgarije en bij het politieke deel der reso- lutie; Van der Goes van Naters eveneens in de Bulgaarse questie, bij de voorbereiding van het economische deel der resolutie, en in het debat over de toelating van Duitsland:

De andere vraagstukken groepeerden zich om dit. hoofdprobleem heen.

Er is een protest-telegram opgesteld tegen de weigering van een uitreis- vergunning uit Griekenland aan de Griekse delegatie onder leiding van onze vriend Prof. Svolos. Dit protest was terecht, en pijnlijk. In de. Spaanse questie ~s een kleine commissie benoemd (waarin ook Neder- land) die zal moeten beslissen, welk gedeelte van. de gesplitste Spaanse socialistische partij tot de conferentie zal worden toegelaten; dat onder leiding van Leopis of dat onder leiding van Negrin. De Engelsen werden gelukgewenst met hun recente verkiezingsoverwinningen en de Pale- stijnen met hun o·nafhankelijkheid. Er is een commissie voor onderling

(4)

I

hulpbetoon ingesteld, en een contact-punt ook voor de vrouwen gesticht.

De voorzitter der Conferentie, ons allel' leidsman en vriend Louis de Brouckère, werd voor zijn

' voortreffelijke leiding gehuldigd. Er waren

vriendschappelijke samenkomsten en recepties.

Maar er was één probleem. En dat probleem staat nog overeind, omdat het in Antwerpen niet is opgelost. Het staat dreigend tussen Oost en West in. Ook voor zover er over gezwegen werd, beheerste het de Conferentie. Het mag niet tot een obsessie worden, die alle werk ver- lamt. Het probleem van de bedreiging van de Mens en van de Vrijheid, van de menselijke vrijheden, kan op den duur

niemand uit

de weg gaan.

Misschien zijn wij, door Antwerpen, de oplossing iets nader gekomen, omdat het nooit zo tastbaar groot en dichtbij werd gevoeld, als nu.

Maar voor de oplossing zelf zullen alle socialisten van goede wil hun krachten moeten inzetten, zolang het nog tijd is.

Mr M. VAN DER GOES VAN NATERS

De resolutie van de Internationale Socialistische Conferentie van Antwerpen over Vrede en Economische Heropbouw. (Geautoriseerde vertaling.)

De Internationale Socialistische Conferentie, bijeen te Antwerpen, van 28 Novem~

ber tot 2 December 1947,

na een brede bespreking over de voornaamste politieke en economische pro~

blemen, die verband houden met de vrede en de taak van de wederopbouw van Qe wereld,

stelt vast, dat het gevaar voor conflicten, waardoor de arbeidende massa's op het huidige ogenblik nog worden bedreigd, een tweeledig karakter geeft aan de strijd, die zij moeten voeren, n.1. die van een strijd voor haar recht op leven als groep; en die van een volkenstrijd voor de verdediging van de democratie, die ten koste van zoveel bloed en puinhopen werd gered.

De Conferentie is van mening dat, tegenover deze gevaren, de plicht van al de socialistische partijen er in bestaat in de respectieve landen de democratische en arqeidskrachten te verenigen en de banden van sociplistische verstandhouding over de wereld te versterken en opnieuw de motieven te bevestigen, die hen verenigen boven hun bijzondere meningsverschillen. Het doel van het socialisme is de verovering van de macht door de arbeiders om aan de volken van alle landen df;l grootst mogelijke welvaart en werkelijke vrijheid te verzekeren in vrede.

Het socialisme is in zijn diepste wezen internationaal.

Het kan niet van de democratie worden losgemaakt.

Het scheidt' de economische oorzaken niet van de politieke, die aan de huidige spanning ten grondslag liggen.

De Vrede

De Internationale Socialistische Conferentie verklaart:

dat het bestaan van vijandige blokken een voortdurend gevaar van conflicten zou betekenen;

dat· elke politiek in die richting door de socialistische partijen moet worden bestreden;

dat deze partijen alles in het werk moeten stellen om zowel op cultureel als op handelsgebied contact en uitwisseling te bevorderen;

(5)

dat de eerste voorwaarde tot de vrede gelegen is in de veremgmg van Europa, in wederzijdse verstandhouding en samenwerking van alle volken van dit wereiddeel;

dat derhalve de socialistische partijen geen definitieve breuk van Duitsland kunnen aanvaarden, die enkel tot gevolg zou hebben een wederopleving van het nationalisme, van het militarisme en van de revanchegeest in Duitsland en die de breuk van de Europese eenheid door kristallisatie der blokken zou voltrekken;

dat het toekomstige stelsel van Duitsland, om waarachtig democratisch te zijn, denazificatie, landbouwhervorming en socialisatie van de sleutelindustrieën moet omvatten, onder internationale controle, en dat de buurlanden van Duitsland door concrete waarborgen moeten worden beveiligd tegen iedere mogelijkheid van nieuwe aanvallen.

De Conferentie oordeelt, dat het herstel van de souvereiniteit en van de onaf~

han'kelijkheid van Oostenrijk een wezenlijke vredesfactor uitmaakt.

De Conferentie oordeelt insgelijks, dat het lot van de democratieën en de toe~

komst van het socialisme verbonden zijn met de wil tot eenheid van de arbei~

dende klassen in Europa en gans de wereld en dat het plicht is voor de socialis, tische partijen, alles te doen in volstrekte trouw aan hun principes om deze eenheid, die tegen hun wil werd verbroken, te herstellen.

Zij betreurt des te meer de verscherping der scheidingen in de schoot der inter~

nationale arbeidersklasse, uitgelokt door de aanval, waarvan het democratisch socialisme onlangs het voorwerp is geweest.

De Conferentie verwerpt de aanvallen o.m. tegen de socialistische partijen van

Groot~Brittannië en van Frankrijk en voornamelijk tegen mannen als Léon Blum en Attlee.

Het anti~semitisme is een gevaar voor de democratie en voor de vrede. De Conferentie doet een beroep op alle socialisten en op alle eerlijke democraten, om zich krachtdadig te verzetten tegen elke poging om de anti~semietische

propaganda opnieuw te doen opleven. Zij schandvlekf het anti~semitisme als een misdaad tegen de mensheid.

Wat de voornaamste actuele internationale vraagstukken aangaat, verklaart de Conferentie, dat de U.N.O., ondanks de onvolmaaktheden van haar handvest, zoals het thans bestaat, het enige internationaal instituut blijft, dat in staat is de ' vrede onder de volken te verzekeren. Zij moet versterkt worden door de uit~

brei ding der democratische krachten in alle landen die er deel van uitmaakten. Er is een reactionnair streven, en ook een streven naar het doordrijven van eigen wil, die hier aangeklaagd moeten worden, omdat zij de werking van de U.N.O.

onzuiver maken. Er moet eerlijker samenwerking en meer vertrouwen heersen onder de grote mogendheden, wier verantwoordelijkheid overwegend is.

'De Conferentie betreurt ten zeerste het ontbreken van een krachtdadige actie der Verenigde Naties ten aanzien van Franco~Spanje. Zij eist de onmiddellijke hervatting van de internationale pogingen tot bevrijding van het Spaanse volk en het herstel van de Republiek .

. Zij veroordeelt elke inmenging van vreemde staten in de aangelegenheden van Griekenland en is van oordeel dat enkel een waarachtige democratische regering de burgervrede en de vrijheid in dit land kan herstellen buiten alle druk of

buitenlandse inmenging om. - •

Op dezelfde wijze veroordeelt de Conferentie elke interventie, in welk land ook, tegen de souvereine volkswil in.

Terwijl de Conferentie de samenwerking van de Europese landen als essentieel beschouwt, erkent ze de behoefte aan, en waardeert ze, de Amerikaanse hulp voor de economische wederopbouw van Europa. Zij onderstreept tegelijkertijd dat geen hulp kan aanvaard worden, die politieke of sociale ondergeschiktheid

(6)

zou medebrengen, of die de mogelijkheid van socialistische hervormingen zou bedreigen in de landen, die van de hulp zouden genieten.

De economische heropbouw

De Conferentie verklaart, dat de wereldvrede en de, welvaart der werkenden afhangen van de spoedige wederopbouw van Europa en andere getroffen gebieden op een socialistische basis. Zij constateert met voldoening de nationalisatie van zekere basisindustrie'ën, alsmede van de landbouwhervormingen; zij beschouwt deze als de eerste maatregelen om de liberaal~kapitalistische structuur te breken.

De Conferentie verheugt zich eveneens over de uitbreiding van de socialistische

plan~economie. Zij eist in dat verband een toenemende medewerking van de arbeiders aan het openbaar beheer van de eoonomie.

De Conferentie betreurt, dat er onmiddellijk na het einde der vijandelijkheden geen plan is geweest tot internat~onale samenwerking voor de wederopbouw van de verwoeste gebieden. Zij onderstreept het belang van een internationaal optreden voor de wederopbouw van' deze streken, die het slachtoffer werden van de nazi-aanval.

De samenwerking van de zestien landen, die bijeenkwamen op de Conferentie van Parijs, werd door de socialisten van de meeste van deze landen goed- gekeurd, omdat zij daarin een weg zagen, die naar het hoger geschetste doel voert. Tegelijkertijd zijn de naties van Oost~Europa bezig met het ontwikkelen van een economische samenwerking, die eveneens wordt goedgekeurd door de socialistische vertegenwoordigers van deze landen, voor zover op de Conferentie aanwezig.

De Conferentie is van oordeel, dat zo spoedig mogelijk een nauwere econo~

mische samenwerking tussen de landen van Europa moet worden verwezenlijkt, om door onderlinge hulpverlening binnen het raam van de Verenigde Naties en onder de drang van de democratisch-socialistische beweging te komen tot een socialistische organisatie van de Europese economie.

Het feit, dat meer dan drie jaar·na de oorlog nog verscheidene honderdduizen- den "verplaatste personen" bestaan, is een schande voor de mensheid en een hinderpaal voor de econon'lische wederopbouw van Europa en de gehele wereld.

De Conferentie doet een beroep op alle democratische 'regeringen, om onmid- dellijk maatregelen te treffen om de "verplaatste personen" de mogylijkheid te bieden, een nieuw leven te beginnen en productieve arbeid te verrichten. De grenzen van alle landen zouden moeten openstaan voor deze ongelukkige slachtoffers van het nazisme, het fascisme en .de oorlog.

Deze resolutie zal toegezonden worden aan alle socialistische partijen en aan alle organisaties" die in verbinding staan met het Bureau voor Contact en Informatie (S.1.1.0.). Zij zal aan de pers worden medegedeeld.

Zij zal aan de openbare opinie van de wereld de gelegenheid geven de stel- lingen van het democratische socialisme te vergelijken met die der verschillende ideologieën die op dit ogenblik tegenover elkaar staan.

Deze resolutie beantwoordt aan het gezond verstand dat allen bezielt die oorlog, verdrukking en sociale ongelijkheid haten, weigeren zich bij het ergste neer te leggen en de onwrikbare overtuiging hebben dat de volken bij machte 'zijn zelf vrijelijk hun lot te. bepalen.

Toelichting

Deze resolutie is in gedeelten in stemming gebracht. Het politieke deel is aan- vaard met 14 tegen 0 stemmen. De Nederlandse delegatie heeft zich van stemming onthouden. Het economische gedeelte is zonder hoofdelijke stemming aanvaard.

(7)

Van de zijde der Nederlandse delegatie vernamen wij over de betekenis van deze resolutie het navolgende:

De abnormale omstandigheden, waaronder thans in een deel van Europa geleefd wordt, maken het voor de Conferentie als geheel onmogelijk, bepaalde dingen in een resolutie openlijk tot uitdrukking te brengen zoals in Nederland en onder Nederlandse socialisten gebruikelijk, terwijl aan de andere kant de ook in de Conferentie onderkende sociale en politieke spanningen hun uitdrukking hebben gevonden in een meer traditionele woordkeus dan in de Partij van de Arbeid gebezigd wordt.

Voor de Nederlanders ligt de kern van de resolutie in de gedachte, dat het socialisme onverbrekelijk verbonden is aan de democratie en waarachtige vrij- heid en vrede, en verder in de politieke en economische doelstellingen van de één wording van Europa, het te boven komen van de door Duitsland lopende breuk, het herstel van een onafhankelijk Oostenrijk, de positieve houding tegen.

over het Marshall'plan en de samenwerking der zestien landen in Parijs, en de wens tot een werkelijke Europese economie op socialistische basis te komen.

Verder moet de resolutie worden gezien als een rechtstreeks antwoord op de Cominform.verklaring, n.l. waar de resolutie spreekt van de verscherping van de scheiding tussen de grote arbeidersgroepen door de aanval, waaraan het democratische socialisme onlangs heeft blootgestaan, en van de terugwijzing van de ·aanvallen, die in bedoelde Cominform.verklaring gericht waren tegen de socialistische partijen, o.a. in Engeland en Frankrijk, en tegen mannen als Léon Blum en Attlee. Vooral dit antwoord werd door de Nederlandse delegatie als een noodzakelijkheid gevoelci.

Ten slotte moet hieraan worden toegevoegd, dat Nederland in zijn opvatting geenszins alleen staat, zij het ook, dat dit, in verband met de natuurlijk ook bij de Nederlanders aanwezige wens tot handhaving van het bestaande contact, niet steeds bij de stemmingen tot uitdrukking kwam. De toelating als lid van de anti.communistische Duitse socialistische partij, met een meerderheid van 16 tegen 4, heeft. dit in het 'vervolg der conferentie bevestigd.

(8)

Palestina:

het . einde van een begin

Wij hebben ons wel eens verbeeld, dat de tegenstellingen "binnen de Verenigde Naties uitsluitend een gevolg waren van de omstandigheid, dat na de oorlog de Ver. Staten en de Sowjetunie zo grote antagonisten waren geworden, dat de verdeling van de wereld in twee "blokken"

er het gevolg van is geweest. Dat deze opvatting misschien wel in hoofdzaak juist is, maar dat zij geen algemene geldigheid bezit, is ons dezer dagen duidelijk kunnen worden.

In de kwestie-Palestina zijn Washington en Moskou het na enig heen en weer gepraat, dat op zichzelf al merkwaardig zakelijk en vrij van propagandistische tendenzen mocht heten, eens geworden over de meest wenselijke oplossing. Maar degenen, die bij het vernemen hiervan een zucht van verlichting slaakten in de. begrijpelijke overtuiging, dat de zaak hiermee bekeken was en dat het verdelingsplan nu een even snelle als voorspoedige weg door de politieke commissie van de Assemblée en de Alg. Vergadering zelf zou kunnen afleggen, zijn tot de ontdekking gekomen, dat zij zich de zaak toch te simpel hadden voorgesteld. De werkelijkheid is precies tegengesteld geweest aan deze ee.nvoudige voor- stelling van zaken: de controverse was groot, de debatten waren buiten- gewoon fel, de .spanning steeg tot een intensiteit, welke ook voor de Alg. Vergadering werkelijk bijzonder mocht heten en tenslotte was het t()t het laatste moment onzeker, of het verdelingsplan de benodigde tweederde meerderheid zou halen. Het feit alleen, dat in de politieke commissie die tweederde meerderheid niet aanwezig was (om het nog spannender te maken ontbrak er maar één stem aan!) en dat zoveel gedelegeerden-zich van stemming onthielden, is een bewijs, hoezeer het een dubbeltje op zijn kant is geweest.

Ik zal mij hier niet wagen aan een beschouwing over het probleem- Palestina in het algemeen, noch een uiteenzetting geven van de wijze, waarop het ontstaan en gegroeid is. Nog veel minder voel ik mij geroe- pen, om een uitspraak te doen over recht en onrecht van de beide par- tijen, die dit probleem in de eerste plaats aangaat, van Joden en Arabie- ren. Ik wijs alleen - en ik ben mij bewust, dat ik dusdoende voor de lezers van dit maandblad een open deur intrap - op de uitzonderlijke gecompliceerdheid van deze he)e kwestie, waarin zowel voor de direct betrokken volkeren als voo"r de regeringen, die in Lake Success hun oor- deel hierover hadden te geven, een hele. reeks van overwegingen en motieven dwars door en over elkaar heen, ja tegen elkaar in lopen. En ik vestig er de aandacht nog even op, dat ook anno 1947 het gebeuren in de wereld niet alleen uit politieke, strategische en economische (eigen- lijk moest de volgorde omgekeerd zijn) overwegingen en belangen kan worden verklaard, maar dat ook psychologische en ideologische factoren een eigen en dikwijls heel belangrijke rol spelen, dat een oplossing, welke

..

(9)

,

alleen op de redelijkheid berust en met het irrationele element in

individu en massa geen rekening houdt, niet anders dan ontoereikend kan worden genoemd.

Ik wil mij bepalen tot het probleem-Palestina in zijn meest concrete en actuele vorm. De Alg. Vergadering der Verenigde Naties heeft het verdelingsplan tenslotte aangenomen. Dit is mogelijk geweest doordat verschillende delegaties, die in de politieke .commissie zich van stemming hadden onthouden, toen puntje bij paaltje kwam vóór hehben gestemd.

En 'het is werkelijk niet nodig, om de enige verklaring hiervoor te zoeken in de veronderstelling, dat zij onder pressie zijn gezet van zekere zijde (lees van Washington), al zal ik de laatste zijn om te zeggen, dat er van een bepaalde druk in een bepaald geval geen sprake zal zijn geweest.

Want ik kan mij zeer goed voorstellen, dat bij meer dan een van deze delegaties doorslaggevend is geweest de zeer respectabele, om niet te zeggen enig juiste overweging, dat het prestige van de Alg. Vergadering, ja van de hele Verenigde Naties bij de uitslag van deze eindstemming op het spel stond. Eigenlijk zou, wanneer de zaak goed was, naar mijn bescheiden mening althims, stemonthouding in een geval als dit niet geoorloofd moeten zijn: voor een zo gewichtige beslissing als deze, waar- van de consequenties reeds nu zo groot zijn en, wie weet, nog veel groter kunnen worden, zou ieder lid der Verenigde Naties zijn deel aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten dragen.

Het zou de moeite lonen, om de standpunten van de vóórstemmers en de onthouders eens uitvoerig te analyseren: een dergelijke analyse zou, naar mijn mening, zeer waardevolle gegevens opleveren voor het begrip van de stromingen en de verhoudingen in het wereldgebeuren van het ogenblik. Zij zou b.v. de op zichzelf niet verrassende, maar door ons, bewoners van (West)-Europa lang niet altijd goed genoeg gerealiseerde feitelijkheid aan de dag brengen, welk een belangrijke plaats het blok der Arabische staten temidden van de actuele controversen inneemt, hoe doorslaggevend in de Algemene Vergadering van de Uno de com- binatie van die Arabische liga met het blok der Latijns Amerikaanse staten kan zijn. Voor een dergelijke analyse ontbreekt mij in deze Kroniek echter de ruimte; ik zal er dus van moeten afzien. Laat ik mij bepalen tot één enkele opmerking. Voor de meeste gedelegeerden, die het verdelingsplan hebben aanvaard, heeft, dunkt mij, vooral het motief gegolden, dat de afgevaardigde van Canada met de meeste nadruk in het geding heeft gebracht en steeds weer aan Zijn collega's heeft voor- gehouden: er is geen alternatief, van alle (noodzakelijk) kwaden is dH nog het beste, laten wij hopen zelfs het enig goede.

De beslissing is dus gevallen: Palestina wordt verdeeld. Maar .... is de zaak hiermee afgelopen? Waarachtig niet, in zekere zin begint zij nu pas recht. Want nu moet het besluit van de Algemene Vergadering nog worden uitgevoerd ook. En dat dit niet zonder enorm grote moeilijk- heden zal kunnen gebeuren, is duidelijk. De Arabische staten zijn niet moe geworden met oorlog te dreigen, een hunner gedelegeerden heeft de Algemene Vergadering zelfs voor ogen gehouden, dat het besluit van de meerderheid wel eens zou kunnen leiden tot pogroms op de Joden in alle Arabische landen. Een merkwaardige taal van een lid ener

(10)

wereldorganisatie, waarvan het Handvest de uitbanning van geweld bedoelt te verzekeren.

Zal de Arabische liga haar bedreiging met oorlog waar maken? Hoeveel bluf, hoeveel zenuwenoorlog.is er geweest in hun "non volimus et non possumus"? Wanneer de lezers deze beschouwing onder ogen krijgen, zullen . zij hierover waarschijnlijk al meer weten, dan ik op het ogenblik, dat ik haar schrijf. Ik kan alleen maar twee opmerkingen maken. In de eerste plaats, dat ik uit de debatten, zowel in de politieke commissie als in de Algemene Vergadering de indruk heb gekregen, dat de ver- schillende. delegaties de uiteindelijke houding der Arabische staten ook 'niet precies wisten te taxeren, dat zijn geen duidelijk antwoord konden geven op de vraag, in hoeverre hun dreigementen au sérieux moesten worden genomen en dat zij ook niet met enige zekerheid konden zeg- gen, of en hoelang de tijdens de debatten zo schijnbaar hechte eenheid van het Arabisch nationalisme stand zou houden. Wat dit laatste betreft wijs ik hier alleen maar op de berichten, die o.a. in de Engelse pers zijn verschenen, waarin geheime onderhandelingen zowel tussen de Moefti en het Joods Agentschap als tussen koning Abdoellah van Trans- jordanië en datzelfde Joods Agentschap werden gesignaleerd. Op-zich- zelf is dit geen wonder, want Ibn Saoed van Arabië en koning Faroek van Egypte hebben tezamen met de Moefti, die meer of minder als hun agent mag gelden, heel andere aspiraties ten opzichte van het oude Syrië, waartoe ook Palestin~ behoort, dan Abdoellah van Transjordanië of dan het tegenwoordige Syrië en de Libanon. Wat onderlinge tegen- stellingen betreft geeft de Arabische wereld aan b.v. de Ver. Staten, de Sowjetunie, Engeland en Frankrijk niets toe.

Maar ook afgezien van de vraag, of de Arabische staten hun dreige- menten ten volle waar zullen maken, zullen de moeilijkheden groot ge- noeg zijn. Dat het in Palestina zelf gedurende de maanden van overgang zonder ernstige botsingen zal aflopen, 'is bijna ondenkbaar. En wie zal in die tijd verantwoordelijk zijn voor het handhaven van de orde (want dit zal toch in de eerste plaats moeten gebeuren)? De commissie uit de Verenigde Naties .. Natuurlijk, maar.... wanneer en waar beginnen precies haar bevoegdheden? En welke reële machtsmiddelen krijgt zij ter beschikking behalve het niorele gezag, dat zij aan haar mandaat van de Uno kan ontlenen?

Engeland heeft op niet mis te verstane wijze te kennen gegeven, dat de Algemene Vergadering gerust elke illusie, welke haar leden hebben gehad, dat Engeland zich nog wel eens zou bedenken en tenslotte toch bereid zou zijn om door' zijn troepen de "ordekastanjes" voor de Ver· enigde Naties uit het vuur te halen, kan laten varen. Londen zal geen hand uitsteken om het besluit van de meerderheid te helpen uitvoeren, de maximum concessie, waartoe zijn gedelegeerde zich kon opwerken,

~was de verklaring, dat liet niet' zal .tegenwerken. Een houding, die op . zichzelf wellicht heel goed te verklaren is uit de belevenissen van de mandataris over Palestina sinds het einde van de oorlog en uit de om- zichtigheid, waarmee de Engelse regering op dit nioment in de wereld- politiek moet manoeuvreren, maar die aan de andere kant toch heel zonderling aandoet voor een der drie grote leden der Verenigde Naties en voor de mogendheid - laten wij dit toch vooral niet vergeten! - ,

(11)

welke de kwestie-Palestina zelf voor het forum der Verenigde Naties heeft gebracht, bij wie het handenwassend gel;>aar van Pilatus dus wel extra vreemd aandoet. Weer moet ik een poging om tot de achtergro1).d van de actuele Engelse politiek inzake Palestina door te dringen achter- wege laten. Ik volsta met aan te geven, dat zij mijns inziens mede gezien moet worden in verband met de algemene tendens, het Foreign Office de laatste tijd eigen, om het aparte van de Engelse politiek tegen- over Washington te onderstrepen, een tendens van Bevin, welke zowel uit de internationale situatie als mt binnenlandse politieke, ja zelfs uit partijpolitieke overwegingen te verklaren is.

Om echter tot de moeilijkheden van de Verenigde Naties bij de uit- voering van het verdelingspl:m terug te keren, zo zal zich thans in de allereerste plaats het grote bezwaar doen gevoelen, dat de in het Hand- vest voorziene internationale politiemacht niet bestaat, dat zelfs de eerste stap op de lange weg naar de oprichting ervan nog niet is gedaan.

De Uno bevindt zich momenteel in hetzelfde stadium als waarin de Volkenbond zijn hele leven gebleven is: zij beschikt over geen feitelijke machtsmiddelen, haar gezag is zuiver moreel. Waar dan nog bijkomt, dat om redenen, welke ik' hier heus niet behoef uit te leggen, dat morele gezag van de Organisatie der Verenigde Naties, - dat op zich- zelf altijd een grote kracht blijft - juist op dit ogenblik, dat het zijn effect zou moeten doen, ernstig geschokt is. Ik acht het niet onmogelijk, dat dit nog wel eens de grootste handicap voor de Algemene Vergade·

ring bij de doorvoering van haar beslissing zou kunnen blijken. De ironie van het wereldgebeuren zou dan zijn, dat dit aan de dag trad op het ogenblik dat, en over een kwestie waarin de Grootste Twee het nota bene eens zijn.

PROF. DR C. D. J. BRANDT

(12)

Uitbreiding van de

leerverplichting naar boven en ...

naar benedén

Minister Gielen heeft gezegevierd: de duur van de leerverplichting is voorlopig van 8 tot 7 jaar teruggebracht. Ç}emakkelijk heeft hij het niet gehad, vooral in de Tweede Kamer openbaarde zich een sterke oppositie tegen de kern van het wetsontwerp, neergelegd in artikel 26

-

welk artikel de tijdelijke opschorting van de 8-jarige leerplicht inhoudt en dat met 40 tegen 38 stemmen is aangenomen.

Deze stemming riep herinnering wakker aan die van 1901, toen de leerverplichting in ons land werd ingevoerd en de Leerplichtwet met 50 tegen 49 stemmen werd aangenomen.

1)

Verscheidene Europese landen waren ons al voorgegaan, Pruisen en Beieren reeds een eeuw vroeger, Denemarken in 1835, Engeland en Italië in 1877 en Frankrijk in 1882.

Van 1901 af oefenf de Leerplichtwet dus haar zegenrijke werking op ons volk uit. Stemmen om haar buiten werking te stellen zijn bijna niet meer opgegaan; daarnaast staat evenwel, dat men nog in bepaalde kringen - hoe waardevol de leerplicht dan nu door vrijwel iedereen moge worden geacht - sterke weerstand biedt, wanneer uitbreiding

.

van de verplichting aan de orde wordt gesteld. Zo

openbaard~

zich groot verzet in 1920 tegen verlenging van de leerplicht tot 7 jaren, en eveneens, zij het ondergronds -- tijdens de bezetting! - tegen die tot 8 jaren.

Helaas kon men zich bij de laatste uitbreiding met enig recht van spreken beroepen op de practijk. De inv'Üering van het 7e leerjaar heeft n.l. - wij schromen niet dit uit te spreken - aanvankelijk niet de bevrediging gegeven, welke de voorstanders cr van verwachtten.

Verschillende oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen; als hoofdfout be-

'

schouw ik echte, dat men

·

dit

ie leerjaar geen apart karakter heeft

gegeven.

In de practijk kwam het vrijwel hierop neer, dat de 6-jarige grondschool met een jaar, of zelfs met twee jaren, werd verleng, d zonder dat het programma van de school principieel veranderde; de bijgevoegde leer- tijd gaf slechts "herhaling en uitbreiding", met de

-nadruk 'Üp herhaling.

GelukkIg werd al vrij spoedig ingezien, dat een andere weg moest wor- den ingeslagen,

'dat n.l. het onderwijs, bestemd voor de grotere kilide-

ren aan speciale eisen moet voldoen en het in verband niet de

'

ver- schillen van psychische geaardheid tussen kinderen beneden 12 jaar en

1) Als een rechtse afgevaardigde, de heer Schimmelpenninck, door een val van zijn paard niet afwezig was geweest, zouden de stemmen hebben gestaakt - hetgeen in een voltallige vergadering gelijk staat met verwerping - en was Nederland nog later met deze wet gekomen.

(13)

die daarboven wenselijk is, dat voor beide groepen afzonderlijke scholen komen, voor , de kinderen van 6-12 jaar de gewone lagere school, voor de 13- en 14-jarigen de voortgezette s<.'hool, de V.G.L.O.-school.

Ook psychologische gronden pleiten hiervoor. Aan het eind van het 6e leerjaar vindt de grote selectie plaats; uit de klassen verdwijnen de abiturienten, bestemd voor het Middelbaar en Voorbereidend Hoger Onderwijs

,

en zelfs in de meeste gevallen zij, die een U.L.O.-school zullen gaan bezoeken. Al deze leerlingen gaan naar een andere, een eigen school.

De enige mogelijkheid om een gevoel van achterstelling voor de min-

'.

del' gelukkigen te voorkomen, is te zorgen, dat ook aan hen hetzelfde

recht wordt ge geven, het

-

recht op een school met een speciaal karakter.

Men maakt daarmede de verdere leerverplichting aantrekkelijker, voor de kinderen én voor de ouders.

Met het geven van onderwijs in de verschillende vakken der lagere school (allemaal oude kost) kan niet worden volstaan. Behalve voor andere vakken behoort ook tijd voor handenarbeid uitgetrokken te worden.

Dez!, arbeid moet niet ontaarden in doosjes-plakkerij. De jongens moe- ten aan het timmeren, zagen, sohaven, verven, witten

'

gezet worden, moeten met metaal leren omgaan, daarvan eenvoudige voorwerpen kunnen maken, een tuin leren bearbeiden, moeten allerlei karweitjes kunnen opknappen, ook op het gebied van electrische gebruiksvoorwer- pen (stopcontact, stekker, strijkijzer, stokzuiger,

enz.). Niet voor een

bepaaM vak moeten ze worden opgeleid, - zelfs niet vóór-opgeleid - het doel is veel beperkter: handigheid kweken en bevorderen.

Voor de meisjes geldt hetzelfde: de v.G.L.O.-school geeft niet, kan niet geven een opleiding tot keukenprinses of tot naaister, maar wel biede het aan de meisjes eenvoudig huishoudonderwijs, het verzorgen van een baby, het leren koken, een naaimachine leren hanteren.

De verschillende doevakken voor jongens en meisjes maken het wense- lijk - hoewel niet strikt noodzakelijk - dat afzonderlijke jongens- en meisjesklassen worden gevormd. Niet alleen bij de doevakken openbaren zich de verschillen tussen de jongens en meisjes met betrekking tot leerstof. Ook met. betrekking tot de overige leerstof tekenen de psychische verschillen op deze leeftijd zich scherper af dan voor die tijd. Bovendien moet de "gewone" leerstof ingesteld zijn op, dienstbaar gemaakt worden aan de doevakken. Daarnaast speelt dan nog het ver- schil in bestemming der beide groepen een belangrijke rol.

Komen we aldus op vèrschillende gronden tot de conclusie, dat afzonder- lijk onderwijs voor jongens en meisjes op de v.G.L.O.-school geboden is, daarnaast onderschatten we de paedagogische bezwaren hieraan ver- bonden allerminst.

Indien het invoeren van gesplitst onderwijs zou inhouden, dat we de

coëducatie, en de voordelen daaraan verbonden, zouden moeten prijs-

geven, we zouden waarschijnlijk aarzelen daartoe te adviseren. De

centrale V.G.L.O.-school biedt echter ruim gelegenheid - bij gecom-

bineerd zangonderwijs, lezingen, het gezamenlijk bezoeken van tentoon-

stellingen, jeugdconcerten, enz. - de jongens en meisjes met elkaar in

aanraking te brengen en gezamenlijk op te voeden.

(14)

N

à

het v.G.L.O. volgt een nieuwe splitsing. Een deel der leerlingen gaat naar het N.O., derhalve naar Ambachtsscholen, Vak- en Industriescholen

óf naar Landbouwscholen, terwijl de overigen de maatschappij ingaan.

De overgang naar de Nijverheids- en Lagere Landbouwscholen zal m.i.

moeten plaats hebben na het vollédig doorlopen van de V.G.L.O.-school, ik wijs hier met nadruk op - dus niet na de zeven-, maar na een acht- jarige schooltijd.

Hieraan zijn grote voordelen verbonden. Eerstens worden geen leerlingen

. tussentijds aan de V.G.L.O.-school onttrokken. Maar van veel groter

betekenis is dit: de leerlingen komen op de N.O.-school - zeer zeker een jaar later - maar.... oneindig veel beter toegerust, geestelijk en manueel. Aldus zal het bezwaar, dat bij ons altijd sterk heeft gewogen tegen het terugbrengen van de 3-jarige N.O.-cursus in een 2-jarige voor een deel althans kunnen worden opgevangen. Z6 zullen wij ambachts- lieden krijgen met een uitgebreider en beter verwerkt fonds van kenni-s, en met een op rijpere leeftijd verkregen en daardoor beter beheerste vakbekwaamheid, en meisjes, die meer ontwikkeling meebrengen, daar- door rijper zijn voor huishoudonderwijs en in het gezin later. bete, een middelpunt kunnen worden dan thans.

Voor het Lager Landbouwonderwijs is. het nog veel klemmender de overgang te doen plaats hebben na de volledige V.G.L.O.-school. Zo men weet, wordt het Lager Landbouwonderwijs, gegeven aan de Lagere Landbouw- en Tuinbouwscholen (waarvan er respectievelijk

80

en 14 in ons land bestaan), in de eerste klas gedurende 2 dagen in de 2e, 3e en 4e klas gedurende slechts één dag per week. De overige tijd zijn de leer- lingen in de practijk, zonder controle door de - school.

Op deze scholen wordt bijna uitsluitend vakles gegeven; wel wordt enige aandacht geschonken aan algemene ontwikkeling, maar dan staan zelfs vakken als Nederlands, Aardrijkskunde en Geschiepenis geheel in het teken van de land- of tuinbouw. Door het uitermate beperkt aantal les- uren lijdt zelfs de vakopleiding aan te grote beknoptheid, is te opper- vlakkig; aan de algemene vorming kan dan ook moeilijk meer aandacht worden geschonken. Deze school voldoet in het geheel niet aan de eisen

,

welke aan een school voor de jeugd van 12 tot 16 jaar gesteld mogen en moeten worden.

Vergelijking met elke andere soort school voor deze leeftijd valt ten nadele van de de Lagere Landbouwschool uit. Zelfs is dit het geval, indien wij de van 3 op 2 jaar ingeschrompelde ambachtsschool en de huishoudschool voor meisjes er mee vergelijken. Toch kan deze land- en tuinbouwschool voor het platteland van grote betékenis worden. Echter, zij dient dan aansluiting te vinden, niet op de Lagere School, maar op de V.G.L.O.-school. Na een stevige grondslag zou zij de voornaamste opleiding in een lflnd- of tuinbouwstreek zelfs kunnen worden; vooral als het niet een schooltje met één leerkracht is, die alle vakken van de zeer gevarieerde rooster geeft, maar wanneer tevens ook aán deze scholen verbonden zijn speciale vakleerkrachten, en het leerlingstelsel óok hier na het doorlopen der school toepassing vindt.

En nu tenslotte de grote groep van I5-jarigen, die niet het N

.O.- of het

Landbouwonderwijs kiest. Het is een uitermate moeilijk probleem, hoe

wij dèze jongeren moeten leiden. Zij moeten o.i. vallen onder gedeelte-

(15)

lijke leerplicht, en zullen zeker + 8 uur per week onderwijs moeten ontvangen. Aan hen kunnen op die manier nog aanvulling en versteviging van de verkregen kennis worden gegeven, en - wat nog veel belang- rijker is

-

zij blijven onder goede, paedagogische leiding.

In overeenstemming met de eisen van deze leeftijdsphase zal dit onder- wijs vooral niet te schools ingericht mogen zijn, zal het zich meer moeten aansluiten bij de aard der vrije jeugdvorming. De bezwaren, die de werkgever mocht hebben, worden gecompenseerd door het feit, dat hij op den duur van beter ontwikkelde arbeidskrachten beter werk kan verwachten. De uitvoerbaarheid van dit systeem is reeds gebleken bij het leerlingenstelsel voor het Nijverheidsonderwijs, bij het landbouw- onderwijs en bij het landbouwhuishoudonderwijs.

Natuurlijk kunnen wij trachten, reeds nu dit denkbeeld in toepassing te brengen, door invoering van deze gedeeltelijke leerplicht; aansluitende op de 7-jarige leerplicht.

Ik vraag mij echter af, of dit voor de overgangstijd verstandig zou zijn en het niet beter is onze wapenen te wetten voor de strijd voor weder- invoering van de 8-jarige leerplicht, en daarop de gedeeltelijke leerplicht te enten. Het was één der redenen, waarom wij aan de motie-Peters, waarin een tweejarige gedeeltelijke leerplicht, aansluitende aan het 8e leerjaar in ernstige overweging werd gegeven, onze steun toezegden, hoewel het in het stadium van het debat over de opschorting van de 8-jarige leerplicht voor de Katholieken een goedkoop doekje voor het bloeden was. Toch mag het genoteerd worden als één der winsten uit de discussie. Een andere winst is, dat de Katholieken juist door het felle verzet in den lande, dat ook hun eigen kring beroerde, en daarna door de forse strijd in de Kamer, die eigenlijk reeds in het voorjaar is ingezet, zich gedwongen zagen duidelijk te laten uitkomen, dat de schorsing ook h.i. niet langer dan tot 1950 mag duren, en dat de 8-jarige leerplicht een eis des tijds is. Natuurlijk zullen wij waakzaam móeten zijn en blijven en zal ons parool moeten zijn: frappez toujours. De 8-jarige leerplicht moet in ere hersteld worden, terwijl er een gedeelte- lijke leerplicht tot 18 jaar op dient te volgen.

Zelfs hiermede zullen wij op den duur niet kunnen volstaan. Niet slechts de maximum-grens van heden achten wij onjuist, dit is ook met de maximum-grens

.het geval. De vraag komt op: op welke leeftijd moet de

leerplicht aanvangen? De toelating tot de school in het zevende leerjaar achten velen psychologisch minder juist; zij valt n.l. midden in de eerste puberteit. Meer en meer komt men tot het inzicht, dat de levensperiode tussen 3 en 7 jaar van groot gewicht is voor de vorming van het karak- ter. Het is een moeilijke, de eerste moeilijke periode in het leven.

Kohnstamm heeft reeds jaren geleden op de geweldige betekenis van de z.g. eerste puberteit, de kleuterledtijd van + 3 tot 7, gewezen. Indien het juist is, dat het kind tussen 3 en 7 jaar één van de moeilijkste perioden van zijn leven doormaakt, is de vraag gewettigd, of het gewenst is de moeilijkheden van dit levenstijdperk te vergroten door een plotselinge overgang van huis naar school, van vrijheid naar ge- bondenheid.

Men weet, het aantal kinderen, dat kleuteronderwijs ontvangt, is nog

betrekkelijk klein. De kleuterschool zou voor allen ingeschakeld moeten

(16)

worden als overgang van het vrije speelse naar het gebonden schoolse leven, als een vorm tussen echt kleuteronderwijs en echt lager onder- wijs, of, zoals mej. Schaap het uitdrukt als "de brug, die het kind uit de kleuterwereld geleidelijk zal voeren in de L.S.-sfeer".

Het is duidelijk, dat bij een d.g. opzet het niet aan ouders kan worden overgelaten, of zij hun kinderen al

"

dan niet naar dit onderwijs aan kleuters willen zenden. Dus: ook voor hen - leerplicht?

Door het overgrote deel der moeders zullen - ongetwijfeld - goed- ingerichte kleuterscholen als een sociale zegen worden gevoeld. Conse- quent redenerende zou men het begin van de leerplicht op 3, 4 jaar moeten stellen en rekening houdend met den duur der eerste puberteit, het kleuteronderwijs eindigen in het 8e levensjaar. Toch durf ik dit niet

adviseren.

Eerstens is mij de oplossing te radicaal, gaat mij de invoering op 4-jarige leeftijd te ver. En in de tweede plaats acht ik het gevaarlijk, ook in ver- band met de constructie der gebouwen, die op een leertijd van 6 jaren zijn ingericht, te breken met het gegroeide. Zouden wij komen tot ver- plicht kleuteronderwijs, dan zou ik de duur slechts op 2 jaar willen stellen, van 5 tot 7 jaar en dus inderdaad een "brug" willen bouwen. En zelfs aarzel ik reeds nu dit advies te geven. Waarom? Ziehier:

Wij zullen àlle krachten al in moeten spannen, om straks, in 1950 de 8- jarige leertijd weer ingevoerd te krijgen en.... om voor de 7- tot 15-jarigen over voldoende schoolruimte de beschikking te krijgen, ook

voor de jaren 1952 e.v., waarin een veel grotere stroom van leerlingen naar de aanvangsklassen wordt verwacht, terwijl we daarnaast nog actie moeten voeren voor de gedeeltelijke leerplicht tot 18 jaar.

Als ik kiezen moet - dat zullen we voor de eerstkomende tijd zeer zeker - tussen

"

leerplicht voor 5 tot 7 jaar en die van 14 tot 18 jaar, kies ik onvoorwaardelijk het tweede, omdat ik het onverantwoord acht deze honderdduizenden jonge mensen in een zo gevaarlijke periode van hun leven zonder leiding te laten.

De klachten, die we horen over het lage ontwikkelingspeil bij velen onzer arbeiders, in de stad en op het platteland, bij mannen en vrouwen, over de ruwheid onzer jeugd, haar ongezeggelijkheid, tuchteloosheid, onzedelijkheid, gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, moeten we voor een groot deel terugbrengen tot de kortzichtigheid der regeerders,

-die de jeugd op haar 13e jaar overlieten aan fabriek en straat en -

opnieuw overlaten.

Hier moet ingegrepen worden, en zo spoedig mogelijk. Dat betekent niet, dat we de kleuters aan hun lot willen overlaten. Erbarmelijke toestanden heersen op het gebied van" de gebouwen, d

e

leermiddelen, de hygiënische en paedagogische verzorging. Ook hier zal de Minister moeten tonen, wat regeren betekent. "

_

,.Gouverner, c'est prévoir". Dat betekent, met betrekking tot het kleuteronderwijs, dat er overal frisse, doelmatige gebouwen moeten verrijzen, beantwoordende aan de eisen des tijds en in voldoende mate goed-opgeleide leerkrachten.

Als aan deze twee eIsen is voldaan, eerst dan komt o.i. de leerplicht- verlenging naar beneden in ernstige aanmerking.

H. VAN SLEEN

f

(17)

Het draagkrachtbeginsel

de prijsvorming

In

In de theoretische discussies, welke zich rondom het vraagstuk van de planning en de socialisatie bewegen, is reeds verschillende malen aan- dacht gevraagd voor het vraagstuk van de prijsvorming in een planmatig geleide socialistische maatschappij.

In het algemeen bleef deze belangstelling voor de wetenschappelijke zijde van het plan-socialisme in hoofdzaak beperkt tot de bedrijfs- economische kant van het vraagstuk: de vraag was, of in een planmatig geleide maatschappij, waar het vrije spel der maatschappelijke krachten was opgeheven, bij het ontbreken van de prijs als regulerende factor, een economisch juiste aanwending van materiaal en arbeidskrachten gegarandeerd kon worden.

De huidige na-oorlogse economische politiek vraagt echter de aandacht voor een andere zijde van het prijzenvraagstuk in de geleide economie, waarvan de mogelijkheden, maar ook de moeilijkheden tot nog toe onvoldoende onderkend waren. Wij hebben hier het oog op de moge- lijkheden om door middel van

d~

prijsvorming de verdeling van de maatschappelijke welvaart in gunstige zin te beïnvloeden en onjuiste en te grote welvaartsverschillen te nivelleren.

Dit laatste wordt veelal als een der doeleinden aangemerkt in de belastingwetgeving. In de belasting ziet men een belangrijk hulpmiddel tot overdracht en transformatie van bepaalde inkomens en vermogens- bestanddelen.

De prijsvorming biedt nu de mogelijkheid om op dezelfde manier als dit bij de indirecte belastingen het geval is, op het moment van besteding van het inkomen een transformatie van inkomens te bewerkstelligen.

De liberale economie berust op het principe van uniforme prijzen voor

alle kopers ongeacht de inkomenspositie waarin men verkeert. Aange-

zien volledige vrijheid op economisch gebied nauwelijks bestaan heeft,

moet dit beginsel van één prijs voor alle afnemers, welke volledig de

kostprijs moet dekken en daarboven nog een redelijke winst toelaat,

niet te absoluut genomen worden. De practijk gaf tal van afwijkingen

op dit principe te zien. Een der vOornaamste was wel een verschijnsel,

dat bij de ontwikkeling van het kapitalisme steeds meer de aandacht

kreeg n.l. de "dumping" waarbij men buitenlandse markten trachtte te

veroveren door aldaar tegen verliesgevende prijzen te verkopen, welke

verliezen hun compensatie vonden in een hogere prijs voor hetzelfde

goed op de binnenlandse markt. De binnenlandse kopers dragen op deze

wijze een gedeelte van de kosten, welke aan de buitenlandse afnemers

in rekening gebracht had moeten worden. Men kan dit zelfde beginsel

ook aldus uitdrukken: bij dumping wordt bij een gedeelte der afnemers

de ko.stprijs niet geheel gedekt door de prijs welke men betaalt: het

verlies, dat men hierdoor lijdt wordt goedgemaakt door extra-winst te

(18)

berekenen aan de binnenlandse afnemers, die op deze wijze een deel van de kosten, welke door het buitenland betaald hadden moeten worden voor hun rekening nemen. Het hierboven aangeduide beginsel van prijsdifferentiatie, dat in het kapitalistisch systeem veelvuldig wordt toegepast omdat men op deze wijze de winsten meent te kunnen ver- groten, kan ook dienstbaar gemaakt worden aan een sociaal gericht welvaartsstreven. In de huidige prijspolitiek komen we dit verschijnsel dan ook op tal van punten tegen. In tegenstelling tot de kapitalistische vorm van dumping zijn het hier sociale overwegingen welke er toe leiden de consumenten als geheel of bepaalde groepen daarvan niet de volledige kostprijs in de prijs van het eindproduct in rekening te brengen.

Het hierdoor ontstane tekort kan dan bijgepasf worden:

8.

door bijdragen uit Rijksschatkist;

b.

door het berekenen van een extra-winst aan bepaalde groepen beter- gesitueerden.

Het subsidiestelsel

Een voorbeeld van het onder

8.

genoemde besluit vindt men in het heden ten dage in vele landen toegepaste systeem van het verstrekken van overheidssubsidies op

.

de prijzen van levensmiddelen. Directe oor- zaak voor het verstrekken van deze bijdragen is het alom bestaand verlangen om het inflatiegevaar in deze na-oorlogse periode te voor- komen. Door nu op de prijzen val). de levensmiddelen te suppleren voorkomt men een prijsstijging van deze artikelen en daarmee tevens een hiermede samenhangende stijging van de lonen. Dat met deze subsidiepolitiek grote bedragen gemoeid zijn, blijkt wel wanneer men weet dat de Nederlandse regering per jaar ongeveer f 60. - per inwoner op de prijzen van artikelen benodigd voor het eerste levensonderhoud toelegt.

In Engeland was dit cijfer f 115.- en in België f 110.- per inwoner.

Het totale bedrag aan subsidies ligt in Nederland in de buurt van een half milliard per jaar.

Voor de financiering van deze prijssubsidies staan de overheid twee wegen open. Men kan de tekorten dekken door het aangaan van leningen

of men kan door middel van belastingen hierin voorzien.

In het tot nog toe in Nederland toegepaste systeem van levensmiddelen- subsidiëring heeft men tot op heden geen sluitend systeem van belas- tingen, welke de middelen verschaffen nodig voor het betalen van de bijdragen. Gegeven het feit, dat wij nog steeds te worstelen hebben met een begroting, die een tekort vertoont en onze betalingsbalans alleen kloppend te maken is door het aangaan van buitenlandse leningen geschiedt dit verstrekken van subsidies voor een belangrijk deel met geleend geld.

Het nadeel van deze wijze van financieren is hierin gelegen, dat men

het gevaar dat men door middel van de levensmiddelensubsidiëring

wilde voorkomen - n.l. de kans op inflatie - door deze leningspolitiek

op andere wijze weer versterkt. De artikelen, welke als gevolg van de

overheidssubsidies goedkoop ter markt komen, worden n.l. ook gekocht

door de betergesitueerden, die daardoor

meer geld dan anders voor

(19)

andere besteding overhouden. Deze meerdere koopkracht zoekt aan- wending en bevordert als zodanig het stijgen van de prijzen. Subsidies op de prijzen van levensmiddelen

' betaald uit leningen geeft dienten- gevolge ook e.

en voordeel aan die bevolkingsgroepen, die het in strikte zin niet nodig hebben, omdat zij zeer wel in staat zijn de volle prijs voor het product te betalen, maar die 'thans door dit stelsel medeprofi- teren van het laag in prijs houden van artikelen nodig ter voorziening in de allereerste behoeften. De extra-koopkrachtinjectie op deze wijze aan alle inkomensgroepen toegediend werkt inflationistisch omdat er niet een daarmede corresponderende vermeerdering van de goederen- voorraad tegenover staat. Om deze reden verdient de financiering van de subsidies uit de belasting de voorkeur boven het dekken van deze lasten uit leningen. Belastingheffing voor dit doel heeft bovendien dit voordeel, dat aangezien het strèven er op gericht is de belastingen naar draagkracht op de bevolking te laten drukken de betergesitueerden het leeuwendeel in de kosten van subsidiëring bijdragen. Terwijl zij

'aan

de ene kant, ten onrechte medeprofiteren van het beneden kostprijs verkopen van de eerste' levensbenodigdheden wordt dit voordeel aan de imdet:e kant weer afgenomen door een extra-belastingheffing. 'Hierin ligt de principiële juistheid van deze financieringspolitiek. Bij de beoor- deling van de vraag welke belastingen meer in het. bijzonder voor de bekostiging' van de subsidies in aanmerking komen zijn door ons Tweede Kamerlid Hofstra die dit punt bij de begrotingsbehandeling van Rijks- financiën nader uitwerkte, een aantal voorstellen gedaan.

Men kan daarbij denken aan:

a. een extra-heffing op de inkomstenbelasting

b.

een weeldebelasting

c. een exportheffing.

Alle drie soorten belastingen hebben de bedoeling, die maatschappelijke

groepen te treffen, die van het stelsel van overheidssubsidies ten

onrechte profiteren. Voor de onder a. en

b.

genoemde groepen is dit

zonder meer duidelijk, omdat deze belastingen in het bijzonder de

betergesitueerden zullen treffen. T.a.v. de exportheffingen ligt het ver-

band enigszins anders. Wij wezen er reeds op, dat mede aLs gevolg van

het bijdragen van overheidswege in het tekort op de prijzen van de

eerste levensbenodigheden het loonpeil lager kan zijn dan bij een

vrijlaten van de prijzen het geval zou zijn. Zou de Staat geen subsidies

verstrekken dan zouden levensmiddelen- e.d. sterk in prijs stijgen en de

lonen zouden zich daarbij aan moeten passen. Het zijn in het bijzonder

de exporteurs, die van dit kunstmatig laaghouden van de lonen door

middel van prijssubsidies profiteren. Voor hen werkt deze overheids-

bijdrage ter compensatie van de verliezen op levensmiddelen als een

exportsubsidie waarvan zij de vruchten dankbaar incasseren. Wanneer

er dan ook in deze tijd in sommige exportindustrieën grote winsten

gemaakt worden, dan is dit een direct gevolg van het presentje, dat

deze exportbedrijven door de werking van de overheidssubsidies op de

levensmiddelen ontvangen. Het is dan ook niet meer dan redelijk dat

deze zelfde exporteurs via een exportheffing bijdragen.in de kosten,

welke aan deze politiek van subsidiëring verli'onden zijn. Wij zijn er

ons van bewust, dat men bij deze afroming van de

.exportwinsten

(20)

verstandig te werk zal moeten gaan teneinde de lust tot exporteren niet de kop in te drukken. Afroming tot honderd procent is dan ook zeker geen bereikbaar doel. Een matige afroming behoort echter zeker tot de mogelijkheden zonder

·dat men daarbij de export en de ver-

vangingsmogelijkheden in de exportbedrijven in gevaar brengt.

Het uit een belastingbron verlenen van overheidssubsidies op de prijzen van levensmiddelen e.d. teneinde het mogelijk te maken deze beneden kostprijs aan de man te brengen, leidt er dus uiteindelijk toe, dat de minder draagkrachtigen in de prijzen, die zij voor de artikelen betalen, niet ten volle de kosten vergoeden terwijl de meer draagkrachtigen enerzijds, gelijk een ieder, mede profiteren van dit onder de prijs verkopen van het artikel maar anderzijds dit voordeel weer te niet zien gaan door de extra-belasting, die zij zullen moeten betalen teneinde deze politiek van subsidiëring mogelijk te maken.

Na bovenstaande zal het duidelijk zijn dat er een vrij ingewikkeld systeem van subsidiëring en belastingheffing nodig is teneinde het mogelijk te maken, dat de minder-gesitueerden ni

et alleen naar draag-

kracht belasting betalen maar ook naar draagkracht bijdragen in de kosten van de levensmiddelenvoorziening.

Bovenstaand systeem van overheidssubsidiëring van levensmiddelen ten einde daardoor de. prijzen en de lonen laag te houden heeft ook uit monetair oogpunt aantrekkelijke kanten. De subsidies vormen als het ware een stootkussen tussen de binnenlandse en de buitenlandse waarde van de gulden hetgeen in de huidige onzekere toestand op monetair gebied, waarbij de onderlinge verhouding van de wisselkoersen nog niet als volkomen definitief is te beschouwen zeker niet van belang ontbloot is. Door het stelsel van subsidiëring is men in staat rustig en op het juiste moment zijn stabiHsatievlak te kiezen, terwijl men tevens de sociale gevolgen die dit met zich meebrengt zo goed mogelijk beheerst en in de hand houdt. Voorts heeft het systeem van prijssubsidiëring van de eerste levensbenodigdheden tot consequentie gehad dat men in het vervolg bij het kiezen van het loonpeil niet langer uitsluitend afhankelijk

-

is van de concurrentieverhoudingen in binnen- en buitenland. Het ver-

strekken van overheidssubsidies heeft het n.l. mogelijk gemaakt, dat niet

elke loonsverhoging direct haar weel1s1ag vindt in een prijsverhoging

Daardoor is de mogelijkheid geopend een sociaal gerechtvaardigd loon-

peil te kiezen, dat in een verwijderd verband staat tot het uit de con-

currentiestrijd resulterende

prijs~iveau.

Dit is vooral van belang voor

die groepen van loonarbeiders, die wat hun loonpeil betreft altijd enigs

-

zins ten achter gebleven zijn, omdat de marktpositie van de onderneming

of de bedrijfstak waarin zij werkten, geen doorberekening van deze

hogere lonen in de prijzen toeliet. Zolang dit geval zich voordoet, is een

planmatige loonpolitiek die gelijk loon voor gelijke bekwaamheid o-ver

de gehele linie d.w.z. niet allen per o1).derneming maar voor het gehele

bedrijfsleven nastreeft, onmogelijk. Het is dan ook geen toeval dat

vanaf het moment dat het stelsel van prijssubsidiëring ingang vond,

achtergebleven groepen als b.v. landarbeiders, textielarbeiders e.d. de

achterstand in beloning vergeleken bij andere vergelijkbare groepen met

gelijke vakbekwaamheid, snel zagen verminderen. Wil deze politiek van

planmatig gelijktrekken van lonen van arbeiders met gelijke vakbe-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Is het echter juist, dat met het bereiken van veel collectieve voorzieningen ook de onderlinge welvaartsverschillen in ons land hun grootste betekenis verloren

aftrekregeling kan overigens nooit leiden tot een negatieve score bij deze samenvattingsopgave. De minimumscore voor de opdracht is 0 punten. Zie Vakspecifieke regel 2 voor

Volgens zijn wettelijke vertegenwoordiger Jan, die wil dat van de patiënt enkel zijn initiaal ‘E.’ in de krant komt, was hij al lang voor die zelfmoordpoging van zichzelf en van

&#34;Tijdens de gesprekken is het een paar keer gebeurd dat Frank continu bezig was over de omstandigheden van zijn opsluiting en veel minder over het ondraaglijk lijden ten gevolge

Onder andere dient rekening gehouden te worden met verschillen in troebelheid die mogelijk niet overal hetzelfde zullen zijn en met de praktische mogelijkheden voor plaatsing (aan

Deze methoden berusten op de strategie dat ^(x) zodanig moet worden bepaald dat, wanneer ermee wordt geclassificeerd, de kosten veroorzaakt door optredende

T o t mijn voldoening vond men in het V oorlopig V e rslag van de V a ste Commissie voor P riv aat- en S trafrech t in de T w eede Kam er der S taten -

9: Verschil tussen winter- en zomergemiddelden van nitraat- en ammoniumconcentraties langsheen de longitudinale gradiënt van de Zeeschelde. Het