• No results found

DERTIG OF TIEN JAAR?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DERTIG OF TIEN JAAR?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D E R T IG O F T I E N JA A R ? door Prof. M r J. V a l kh o f f

In de T w eede titel van het E erste boek van het W e tb o e k van Koop­ handel, „V an B oekhouding”, treft men n aa st de w ettelijke verplichting voor ieder, die een bedrijf uitoefent, tot het houden van „a antekening” van zijn verm ogenstoestand en van alles, w at zijn bedrijf betreft, de b e­ w ijskracht der boekhouding in het algem een, de openlegging (in een proces) en de ouerlegging of afgifte van boeken ( buiten een proces), een w ettelijke plicht voor degene, die een bedrijf uitoefent, tot bew aring van de boeken, de bescheiden, de balansen, de ontvangen brieven en telegram m en en de afschriften van de uitgaande brieven en telegram m en, aan. O orspronkelijk — in het W e tb o e k van K oophandel van 1838 — w as de term ijn van de bew aarplicht ten aanzien van boeken, w aaro n d er toen nog een copie-boek en een balans-boek, voor de „kooplieden” dertig jaar. D oor de w etsw ijziging van 5 M ei 1922, S. 246, w erd de termijn van verplichte bew aring voor de brieven en telegram m en (bij am endem ent van de Commissie van R apporteurs) teruggebracht tot tien jaar. D e R egering had toen w ederom zowel voor de boeken en bescheiden, als ook voor de correspondentie een gelijke bew aringsterm ijn van dertig jaar voorgesteld, m aar uit de kringen van het bedrijfsleven zelf w erd tegen deze lange term ijn voor de brieven en telegram m en op practische gronden bezw aar gem aakt. T ijdens de bezetting van ons land door de D uitsers is de te r­ mijn van de bew aarplicht, die derhalve sinds 1922 voor de boeken en bijbehorende bescheiden aanzienlijk langer w as dan voor de brieven en telegram m en, voor beide gelijk gem aakt. Bij Besluit van de S ecretaris­ G eneraal van Justitie van 23 F ebruari 1943 w erd ook de termijn van verplichte bew aring der boeken, bescheiden en balansen teruggebracht tot tien jaar. Bij de bevrijding van ons land is deze regeling voorlopig gehandhaafd (artikel 16 Besluit B ezettingsm aatregelen, E 9 3 ).

D e bezettingsregeling moest echter op den duur als zodanig verdw ijnen en door een eigen N ed erlan d se w ettelijke regeling in het W e tb o e k van K oophandel vervangen w orden. D e R egering stond nu voor de vraag: dient ten aanzien van de verplichte boekhouding met de daarto e behoren­ de bescheiden alsm ede de balansen de vóóroorlogse lange termijn van dertig jaar terug te keren of moet de thans nog voorlopig geldende korte termijn van tien jaar blijven? V ó ó r de dertig jarig e termijn pleit de een­ heid van rechtssysteem , gelet nl. op de algem ene termijn van de be­ vrijdende of extinctieve verjaring in het V ierd e Boek van het Burgerlijk W etboek. D eze is immers dertig ja a r volgens artikel 2004 B. W ., luiden­ de: „A lle regtsvorderingen, zoo wel zakelijke als persoonlijke, verjaren door dertig jaren, zonder d at hij, die zich op de verjaring beroept ver- pligt zij eenigen titel aan te toonen, of dat men hem eenige exceptie, uit zijne kw ade trouw ontleend, kunne tegen w erp en ” .

(2)

seront tenus de conserver ces livres p endant dix a n s ” ). Bij de parlem en­ taire behandeling van de bovenverm elde wetswijziging van ons W e tb o e k van K oophandel in 1912 op het p u n t van de boekhouding en de b ew aar­ plicht legde ook de toenm alige M inister van Justitie, H eem skerk, de n a ­ druk op de aansluiting met de algem ene term ijn voor verjaring van schuld­ vorderingen van dertig jaar. O n lan g s nog stem pelde de L eeuw ardense advocaat en procureur M r J. R utgers in zijn niet alleen voor juristen, m aar ook voor economen, accountants, ondernem ers enz. belangw ekkend boek over „O penlegging en overlegging van boekhouding” (m et d e onder­ titel: „E enige aanteekeningen bij den T w eed en T itel van het W etb o e k van K oophandel en daarm ede in verband staan d e bepalingen van privaat- en publiekrechtelijken a a rd ” ) de verkorte termijn van tien jaren m et het oog op de ongew ijzigde civielrechtelijke verjaringsterm ijn van dertig jaren „als ongew enscht” (pagina 117). T heoretisch is er zo voor een b ew aar­ plicht van dertig jaar iets te zeggen. Z o oordeelde ook de R egering, w ant op 26 N ovem ber 1948 w erd er door haar een O ntw erp van w et tot v er­ vallenverklaring van de bezettingsregeling betreffende de term ijn van be­ w aring van boeken, bescheiden en balansen van bedrijven ingediend, d at slechts één artikel behelsde, w aardoor de termijn in artikel 6 W e tb o e k van K oophandel wederom , als vóór 1943, dertig jaar zou w orden.

E r b estaan echter sterke argum enten voor een kortere bew aringster­ mijn. A llereerst is de vraag gerechtvaardigd of de algem ene dertigjarige term ijn van de bevrijdende verjaring van schuldvorderingen voor de tegenw oordige tijd niet te lang is. H et levenstem po is, vergeleken met de tijd, w aarin onze nationale codificatie van het privaatrecht tot stand kwam (1838), ontzaglijk versneld. W ij glimlachen nu, w anneer wij in de nog uit genoemd ja a r stam m ende w ettelijke regeling van de zeever­ zekering in het T w eede Boek van het W e tb o e k van K oophandel bij het abandonnem ent artikel 667 lezen. D a a r zien w e immers nog term ijnen in verband met de tij ding loosheid enz. genoemd, die met het oog op de afstan d en tussen N ederland en de diverse havens en kusten in E uropa of in andere w erelddelen variëren van 6 tot 12 m aanden en zelfs 18 m aanden. W e lk e ingrijpende veranderingen hebben m oderne communi­ catiem iddelen als de stoom vaart, de m otorvaart, de luchtvaart, de tele­ graaf, de telefoon, de radio e.d. in dit opzicht gebracht! „D e afstanden h adden een geheel andere betekenis dan tegenw oordig” , schreef ik, dit illustrerend m et voorbeelden, in mijn „E en eeuw rechtsontw ikkeling” , blz. 12 (tw eede druk 1949). W a n n e e r M r V öllm ar in zijn „U nificatie van het H andelsrecht in N ed erlan d en België” (1948) op blz. 69 schrijft: „M oeten de term ijnen bij tijdingloosheid niet w orden herzien?”, klinkt de vraag bijna ironisch en is slechts een bevestigd antw oord verw acht. In de betreffende A m sterdam se en R otterdam se beurscondities w orden deze verouderde term ijnen van artikel 667 W . v. K., dat aanvullend recht behelst, dan ook bij vermissing practisch aanzienlijk verkort. „D eze van d e w et afw ijkende regeling vond h aa r oorzaak in het snellere verkeer, w aardoor de twijfel in geval van vermissing eerder verdw ijnt” , schrijft D orhout M ees in zijn H andboek over „S chadeverzekeringsrecht” (blz. 567). T o en het eigenlijke zeerecht in het T w eede boek van het W e tb o e k van K oophandel eindelijk vernieuw d w erd -— een m odernisering, w aaraan voor altijd de naam van M olengraaff verbonden blijft — zijn vele v er­ jaringsterm ijnen daarin dan ook belangrijk korter gem aakt. H etzelfde gebeurde in het wisselrecht, toen dit in het ja a r 1932 in ons land een vernieuw ing onderging.

(3)

Bij het verm oeden (in artikel 270 van het W e tb o e k van K oophandel: zie ook artikel 597), d at men van de aanw ezigheid d er schade heeft kunnen kennis dragen, zal de rechter nu wel heel w a t eerder dan hon­ derd jaar geleden met inachtnem ing der om standigheden oordelen, dat „er sedert het aanw ezen der schade zoo veel tijds is verloopen, d a t de verzekerde d aarv an had kunnen kennis d ra g en ”. E r b estaa t derhalve een onm iskenbare en ook begrijpelijke tendentie in de rechtsontw ikkeling de verjaringsterm ijnen te verkorten; een punt, d at zeker bij het to tstan d - brengen van een geheel nieuw Burgelijke W etb o ek , w a araa n thans, n aar men weet, door de Leidse hoogleraar E. M . M eyers in opdracht van de R egering gew erkt w ordt, de aan d ach t zal hebben.

Intussen, de dertigjarige termijn van extinctieve verjaring zal nog wel enige tijd in ons p rivaatrecht gelden. E r bestaan echter klem m ende rede­ n en om de bew aringsterm ijn nu reeds van d e d ertigjarige v erjarings­ term ijn los te m aken, zoals de bezettingsregeling deed. D e ervaringen met de tienjarige term ijn bij de bew aring van de correspondentie sinds 1922 zijn gunstig. V a n practische bezw aren tegen de huidige tienjarige te r­ mijn bij de boeken, bescheiden en balansen w ordt, n a a r mijn w eten, niet gehoord: evenmin als men practische bezw aren verneem t uit F rankrijk en België, w a a r de bew aringsterm ijn reeds zo lang tien ja a r is. D e dertig­ jarige bew aringsplicht b re n g t voor het bedrijfsleven last en rompslomp m et zich mee, ervan afgezien d a t hij niet altijd nageleefd w ordt. H e t zal zelden voorkom en, d a t er zich n a een tijd van tien jaar nog onverw acht serieus door derden aangelegde procedures in verband m et de boeken uit vroeger tijd voordoen. D e bedrijfsleiding kan, w anneer zij de mogelijk­ heid van latere geschillen en rechtsvorderingen ducht, ook zonder d a t zij daarto e w ettelijk verplicht is, de belangrijkste delen van de boekhouding en bepaalde bescheiden als facturen, quitanties, koopbriefjes e.d. m et het oog op bijzondere om standigheden vrijwillig langer dan de voorgeschre­ ven tien jaar bew aren, om later to t bew ijs te kunnen dienen.

T o t mijn voldoening vond men in het V oorlopig V e rslag van de V a ste Commissie voor P riv aat- en S trafrech t in de T w eede Kam er der S taten - G eneraal over het w etsontw erp tot vervallenverklaring van de bezettings­ regeling betreffende de termijn van bew aring der boeken, bescheiden en balansen bovengenoem de argum enten tegen een bew aringsterm ijn van dertig ja a r en vóór een korte bew aringsterm ijn van tien jaar, zij het voorzichtig gesteld en veelal vragenderw ijs, aangeduid. Zij zijn inderdaad klem m end en het stem t to t verheugenis, d at de R egering, n a nieuw be­ raad, zich er door heeft laten overtuigen. Bij de M em orie van A ntw oord ■— die lang op zich liet w achten, m aar erkend dient, d a t de R egering th an s andere en belangrijker zorgen heeft dan deze, overigens voor het zakenleven geenszins onbelangrijke aangelegenheid .—- van 24 Septem ­ ber j.1. koos ook de R egering de tienjarige termijn. H e t Gew ijzigd O n t­ w erp behelst nu tw ee artikelen: een, w aarbij de bezettingsregeling van

1943 vervallen verklaard w ordt, en een tw eede, volgens hetw elk in ar­ tikel 6, derde lid van het W e tb o e k van K oophandel de w oorden „dertig ja a r” vervallen, w aard o o r dan voor de verplichte boeken en bescheiden, de balansen en de correspondentie alle een gelijke w ettelijke bew arings­ term ijn van tien jaren zal gelden.

(4)

in de bezettingstijd, w aardoor met één slag en zonder vertraging een nieuw e regeling van de bew aringsterm ijn kwam, die stellig de voorkeur verdient boven de verouderde in het W e tb o e k van K oophandel, toch nog niet zo kw aad w as. T e n eerste h adden de tot-stand-brenging en de in­ voering van de bezettingsregeling bij Besluit geen eigenlijke juridische grond, doch geschiedden zij prim air om louter utilitaire redenen, nl. als een m iddel om de nijpende papiernood in ons land door opruim ing van de oude boeken en bescheiden, die trouw ens dikwijls reeds in deplorabele toestand verkeerden of ernstig aan leesbaarheid ingeboet hadden, enigs­ zins te helpen verlichten. Toevallig kwam er nu, ook juridisch bezien, iets goeds uit de bus. D e Besluiten uit de bezettingstijd hebben echter een ernstig bezw aar voor het rechtsleven, nl. d at er geen officiële stukken als M em orie van Toelichting, V oorlopig V erslag enz. bestaan, w a aru it later bij in terpretatie der betreffende bepalingen door de rechter de gronden en m otieven van ontw erper en w etgever geput kunnen w orden, zodat de rechtsonzekerheid hierbij groter is. M eerm alen is op dit euvel gew ezen; laatstelijk nog door de G a ay F ortm an in zijn artikel in „Sociaal M a a n d ­ b lad ”, Septem ber 1949.

N a a r wij hopen en verw achten zullen de beide Kam ers der S ta ten - G eneraal nu het goed voorbereid Gew ijzigd O n tw erp m et de bew arings­ term ijn van tien jaar, die ook in België geldt, aannem en. D e zaak is thans reeds nauw lettend van alle kanten bekeken en overwogen. G enoem d w erd reeds het vooronderzoek in de V a ste Commissie voor P riv aat- en S tra f­ recht. D a arn a heeft de R egering nog de Staatscom m issie tot herziening van de burgerlijke w etgeving, de R aad van S tate en ook de Kam ers van K oophandel en F abrieken —' de laatste als belangrijke vertegenw oordi­ ging van het bedrijfsleven —- gehoord. Z ow el de Staatscom m issie, als de m eeste Kamers van K oophandel en F abrieken gaven de voorkeur aan de term ijn van tien jaar in plaats van die van dertig jaar.

Laat de volksvertegenw oordiging nog wel even aan d ach t schenken aan een artikel in het W e tb o e k van K oophandel, d a t tot nu toe w a a r­ schijnlijk aan de aan d ach t ontsn ap t is. W ij bedoelen artikel 56 h van dit W etboek, d at t.a.v. een geliquideerde naam loze vennootschap be­ paalt: „Tenzij bij de akte van oprichting hierom trent anders is bepaald, blijven na afloop der vereffening de boeken en bescheiden der ontbon­ den naam loze vennootschap gedurende dertig jaren berusten onder de persoon, daarto e aangew ezen bij de akte van oprichting of, bij gebreke van zodanige aanw ijzing, door de algem ene vergadering benoem d” . W a n ­ neer artikel 6 een algem ene bew aarplicht van tien jaren zal behelzen en artikel 56 h, lid 1 de bew aarplicht van 30 jaar blijft voorschrijven, be­ tekent dit een verschil in bew aarplicht, d at ■— mr R utgers wees erop in zijn bovengenoem d boek over de boekhouding in het N ederlandse recht ■— „door niets gerechtvaardigd" is (blz. 117).

T o t slot van bovenstaande beschouw ingen wil ik op deze plaats niet nalaten te verm elden, d at artikel 3, lid 2 van het in 1946 herzien R egle­ m ent van A rbeid van het N ed erlan d s Instituut van A ccountants, volgens hetw elk voor de leden een plicht tot bew aring der aantekeningen ge­ durende tien jaren bestaat, bij aannem ing van het G ewijzigd W e ts o n t­ w erp in overeenstem m ing zal zijn met de wettelijke, strafrechtelijk ge- sanctionneerde bew aarplicht van artikel 6 W . v. K., zodat er geen diver­ gentie tussen reglem entaire plicht als lid der vereniging en wettelijke verplichting (voorzover uitoefenende een bedrijf) voor de N .I.V .A . leden ontstaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De beheersverordening maakt geen (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen moge- lijk, waardoor er geen sprake zal zijn van negatieve effecten op de waterhuis- houdkundige situatie... In

Nieuwe bedrijfswoningen worden niet meer toegestaan, omdat bedrijfswoningen - gezien de aanmerking als milieugevoelig object – beperkend kunnen zijn voor de

1) Losse vouchers activerende didactiek en samenwerkend leren worden aangeboden door de ASG Academie voor alle ASG-scholen. 2) Jaarlijks wordt een 24 uurs daltonconferentie

1.7 De leraar begeleidt zijn leerlingen en geeft waar nodig sturing, op zo'n manier dat de leerlingen zich vaardigheden eigen kunnen maken om de leerdoelen te behalen en de taak

De leerkrachten zijn in alle groepen zeer wel in staat om de leerlingen de ruimte te bieden die ze nodig hebben om zelfstandig te kunnen werken.. In alle groepen

Als deze twee gerealiseerd zijn, dan willen we ons gaan richten op doelenborden zodat ook de leerdoelen voor de leerlingen inzichtelijk worden en we daarin kunnen differentiëren.

Bij uitkeringsovereenkomsten is het uitvoerbaar om de indicatieve gevolgen voor het pensioeninkomen en de indicatieve hoogte van de afkoopwaarde te tonen als een (gewezen)

‘flexplekken’ willen we in kaart gaan brengen welke ruimtes wij hebben zodat het voor de leerlingen en de leerkrachten nog duidelijker is van welke ruimte in school er gebruik