Reactie RENDO Netbeheer B.V.
In het consultatiedocument aangaande de bepaling van een representatieve meetgroep, heeft de DTe 10 vragen gesteld. In deze mail vindt u de beantwoording van deze vragen.
Vraag 1: Wat vindt u van het criterium dat er bij een gegeven omvang van de meetgroep, de meetgroep zo efficiënt mogelijk moet zijn?
Wij zijn van mening dat de meetgroep dient te bestaan uit de (meest) efficiënte bedrijven Vraag 2: Wat vindt u van het criterium dat de meetgroep uit minimaal twee netbeheerders moet
bestaan?
In de huidige reguleringsperiode dient de meetgroep te bestaan uit de peer group, dus ONS Netbeheer B.V
Vraag 3: Wat vindt u van het criterium dat de meetgroep uit minimaal twee “grote” netbeheerders moet bestaan?
Wanneer de meetgroep zou worden uitgebreid, dan zou deze naar onze mening voldoende relevant moeten zijn. De vraag is of dit met het criterium wordt bereikt van minimaal twee “grote” netbeheerders. Dit criterium houdt al snel in dat de meetgroep > 50% van de markt omvat. Bij drie “grote” netbeheerders is er al sprake van > 90% marktaandeel. Misschien kan beter aangesloten worden bij een minimum en/of maximum omvang (in % van de markt) van de meetgroep.
Vraag 4: Vindt u dat naast bovenstaande criteria nog andere criteria moeten zijn? Zo ja, welke Wij zijn van mening dat de regionale verschillen moeten worden meegewogen in de bepaling van het (meest) efficiënte niveau.
Vraag 5: Kunt u zich vinden in het voorstel van de Raad om de meetgroep te laten bestaan uit vier netbeheerders, te weten ONS Netbeheer B.V., Netbeheerder Centraal Overijssel B.V., ESSENT en ENECO?. Zo nee, wat stelt u voor?
Zie het antwoord op vraag 2, dus alleen ONS Netbeheer B.V. Als second best kunnen wij ons vinden in de vier voorgestelde bedrijven.
Vraag 6: Vindt u dat de RAAD moet afwijken van de variant van methode gas? Zo ja, waarom? Wij zijn van mening dat de methodiek voor gas en elektriciteit gelijk zouden moeten zijn. Als er afgeweken wordt van de methodiek van gas, dan dient ook de methodiek voor gas aangepast te worden.
Vraag 7: Wat vindt u van methode 1?
Als de meetgroep wordt uitgebreid, dient rekening gehouden te worden met “catch-up”. Dientengevolge is methode 1 niet wenselijk.
Vraag 8: Wat vindt u van methode 2a?
Wij vinden de tijdshorizon voor het bepalen van de gemiddelde productiviteitsverandering te beperkt. Derhalve verdient deze methodiek niet onze voorkeur.
Vraag 9: Wat vindt u van methode 2b?
Deze methode heeft onze voorkeur. Dit vanwege de gehanteerde tijdshorizon voor de bepaling van de gemiddelde productiviteitsverandering. Deze langere tijdshorizon
weerspiegeld beter de werkelijke productiviteitsverandering en houdt derhalve indirect ook rekening met de veranderingen in taken bij de netbeheerders.
Vraag 10: Welke methode ter uitbreiding van de meetgroep verdient uw voorkeur (1, 2a of 2b) en waarom?