• No results found

Reactie van Continuon Netbeheer op het “Consultatiedocument Meetgroep Netbeheerders Elektriciteit”.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reactie van Continuon Netbeheer op het “Consultatiedocument Meetgroep Netbeheerders Elektriciteit”."

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Reactie van Continuon Netbeheer op het “Consultatiedocument Meetgroep

Netbeheerders Elektriciteit”.

Continuon Netbeheer maakt gaarne gebruik van de gelegenheid om een reactie te geven op het door de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) opgestelde

“Consultatiedocument Meetgroep Netbeheerders Elektriciteit” (hierna: consultatiedocument). Onze reactie betreft niet alleen de beantwoording van de technische vragen uit het consultatie-document, maar tevens een aantal procedurele zaken, alsmede opmerkingen van algemene en conceptuele aard.

1) Procedurele zaken

a) In de bijlage bij Overeenkomst Nettarieven Elektriciteit 2001-2006 (hierna: overeenkomst) is in artikel 12 lid 2 aangegeven: “Ieder jaar in juli zullen de netbeheerders elektriciteit worden

geïnformeerd over de gewogen gemiddelde productiviteitverandering over het voorgaande jaar”. Met het achterwege laten van de informatie ter zake van de productiviteitsontwikkeling over 2003 en 2004 is de Raad tot op heden in gebreke gebleven inzake de uitvoering van dit artikel. Wij verwachten dat de Raad op zeer korte termijn deze verplichting nakomt en aan de netbeheerders de ontwikkeling van de productiviteit t/m. 2004 ter beschikking stelt.

b) In de overeenkomst en het Methodebesluit zijn de criteria (en bijbehorende regels en reken-formules) vermeld, waaraan netbeheerders moeten voldoen om te kunnen toetreden tot de meetgroep. In randnummer 39 van bijlage B bij het methodebesluit staat vermeld dat een voldoende representatieve doorsnede van de sector tot de meetgroep moet behoren. Echter, dat is geen vrijbrief om de vastgestelde criteria (eenzijdig) te wijzen. Ad hoc reparatie van de aangegeven criteria kan slechts plaatsvinden onder de voorwaarde dat daarvoor bij álle ondertekenaars van de overeenkomst draagvlak bestaat.

2) Opmerkingen van algemene en conceptuele aard a) Problematiek

i) Uitbreiding van de meetgroep met een of meerdere niet-efficiënte netbeheerders is complex omdat de productiviteitsontwikkeling van de desbetreffende niet-efficiënte netbeheerders moet worden onderscheiden naar enerzijds het deel dat te maken heeft met het wegwerken van de vastgestelde historische inefficiëntie en anderzijds het deel dat beschouwd kan worden als algemene productiviteitsontwikkeling1.

b) Oorzaken ontstane problematiek

i) De overeenkomst en het methodebesluit zijn in korte tijd tot stand gekomen. In de hectiek bij de totstandkoming hiervan is een aantal zaken niet consistent behandeld, waardoor de huidige problematiek ter zake van de meetgroep is ontstaan. De inconsistenties betreffen onder andere:

(1) ambivalent model2 ;

1

Stel een netbeheerder, waarvoor de historische inefficiëntie is vastgesteld op 10 % behaalt een verbetering van 7%. De vraag is dan welk deel toegeschreven moet worden aan algehele productiviteits-verbetering en welk deel aan historische inefficiëntie (bijvoorbeeld respectievelijk 0% en 7% of –3% en 10%).

2

(2)

2 (2) foutieve kostengegevens3;

(3) incomplete output4; (4) tijdsvertraging5;

(5) objectiveerbare regionale verschillen6.

ii) De conclusie moet helaas zijn dat de oorzaak voor de huidige problematiek is te wijten aan inconsistenties van zowel conceptuele als van rekentechnische aard die tijdens de hectiek van de besluitvorming ter zake van de tweede reguleringsperiode niet zijn opgemerkt. Het is onjuist om op deze fouten voort te borduren en daarop een reparatie te baseren. Anderzijds is herstel van de fouten helaas ook ondoenlijk. Een en ander betekent dat de te ontwikkelen reparatiemethode een ad hoc karakter zal kennen en dientengevolge nauwelijks van betekenis kan zijn voor toekomstige reguleringsperioden (in tegenstelling tot de verwachting uit randnummer 9 uit het consultatiedocument).

iii) Op grond van het feit dat a) de oorzaak van de problematiek is te herleiden tot een aantal onjuistheden, b) het onmogelijk is om eenduidig onderscheid aan te brengen tussen productiviteitsverandering en wegwerken van historische inefficiënties en c) op alle reparatiemethodes wat valt af te dingen, zouden wij ons ook kunnen voorstellen dat alle belanghebbenden het redelijk en plausibel achten om verdere inspanningen om te komen tot de ‘beste’ methode achterwege laten en afzien van nacalculatie, c.q. de geschatte productiviteitsverandering als definitief vaststellen. M.a.w. de netwerkbedrijven hebben de voorcalculatorische efficiëntieverbeteringen gestand gedaan.

c) Opmerkingen van algemene aard

i) In de overeenkomst en in het Methodebesluit is gesteld dat de productiviteitsverandering voor 50 % wordt vastgesteld rekening houdend met accres en voor 50% met behoud van accres. De te ontwikkelen reparatie dient voor beide situaties geschikt te zijn;

ii) In randnummer 51 van het consultatiedocument staat vermeld dat de geschatte gemiddelde productiviteitsverandering voor de tweede reguleringsperiode 1.5 % bedraagt. Dat is onjuist. De schatting bedraagt 2% (n.b. hierop wordt ten behoeve van de verwerking in de x-factoren (en tarieven) een korting van 0.5% wordt toegepast).

3) Beantwoording vragen uit het consultatiedocument

verbetering van de sectorproductiviteit is verdisconteerd ad 3.7 % per jaar. Daarop zijn de x-factoren afgestemd en daarop kan worden getoetst. Overigens kan het nog eenvoudiger, want per saldo gaat het hier om het verschil tussen de verwachting (uit de overeenkomst/methodebesluit) en de realisatie in het eindjaar.

3

Als gevolg van niet-eenduidige regulatorische accounting regels 2000 zijn regulatorische kosten van de netbeheerders niet eenduidig vastgesteld. Met name de kosten van eenmalige aansluitingen 2000 zijn zeer verschillend behandeld (in operationele kosten, dan wel bruto of netto geactiveerd) met als consequentie dat de berekening van de historische inefficiënties en mogelijk zelfs vaststelling van de peer ONS onjuist is geweest. Bovendien is in een enkel geval ten onrechte een hoeveelheid fictieve kosten in de regulatorische kosten van opgenomen.

4

De totale samengestelde output 2000 dient in beginsel gelijk te zijn aan de sectoromzet 2000. Echter, de samengestelde output is –achteraf bezien- incompleet gebleken als gevolg van onder andere het ontbreken van de producentenoutput (lup) met als consequentie dat onder andere de outputs van netbeheerders met HS-activiteiten te laag zijn vastgesteld en de historische inefficiënties dientengevolge te hoog.

5

De maatstafberekening wordt om pragmatische redenen uitgevoerd met gegevens van de jaren 2002-2005, en zijn daarmee één jaar vertraagd ten opzichte van de werkelijke reguleringsperiode (2004-2006). De berekening vindt dus plaats met gegevens van jaren, waarin door netbeheerders mogelijk nog historische inefficiënties weggewerkt worden, hetgeen een zuivere productiviteitsmeting complex maakt.

6

(3)

3 a) Vraag 1: Wat vindt u van het criterium dat er bij een gegeven omvang van de meetgroep, de

meetgroep zo efficiënt mogelijk moet zijn ?

i) Uitbreiding van de meetgroep kan alleen bij een bevredigende oplossing voor de catch-up; ii) We zijn het eens met de stelling dat het eenvoudiger moet zijn om een oplossing te vinden

voor de catch-up problematiek bij bedrijven die het dichtst bij de peer liggen en dat dientengevolge de keuze voor de meest efficiënte netbeheerders in beginsel de voorkeur geniet7.

b) Vraag 2: Wat vindt u van het criterium dat de meetgroep uit minimaal twee netbeheerders

moet bestaan ?

i) Dit criterium kan niet los gezien worden van criterium 3. Het gaat om minimaal twee qua omvang vergelijkbare bedrijven;

ii) Uitbreiding van de meetgroep kan alleen bij een bevredigende oplossing voor de catch-up. c) Vraag 3: Wat vindt u van het criterium dat de meetgroep uit minimaal twee ‘grote’

netbeheerders moet bestaan ?

i) We zijn het eens met de stelling dat minimaal twee grote netbeheerders tot de meetgroep dienen te behoren. Overigens hoort daar ook een definitie van groot bij (bijvoorbeeld netbeheerders met een marktaandeel van minimaal 10%, of netbeheerders met een boven gemiddeld marktaandeel);

ii) Uitbreiding van de meetgroep kan alleen bij een bevredigende oplossing voor de catch-up. d) Vraag 4: Vindt u dat er naast bovenstaande criteria nog andere criteria moeten zijn ?, Zo ja

welke ?

i) Gegevens van de netbeheerders uit de meetgroep dienen niet alleen op juistheid en volledigheid, maar ook op vergelijkbaarheid te worden getoetst, d.w.z. getoetst op uniforme en consistente toepassing van definities en grondslagen.

e) Vraag 5: Kunt u zich vinden in het voorstel van de Raad om de meetgroep te laten bestaan uit

vier netbeheerders, te weten ONS Netbeheer B.V., Netbeheerder Centraal Overijssel B.V., ESSENT, en ENECO ?

i) Wij kunnen ons vinden in deze samenstelling mits de catch-up problematiek bevredigend wordt opgelost.

f) Vraag 6: Vindt u dat de Raad moet afwijken van de variant van methode gas ? Zo ja, waarom? i) Het toevoegen van tenminste één van de drie grote netbeheerders betreft een alternatief op

vraag 3 ter zake van criterium 3. De vraagstelling 6 behoort dientengevolge bij hoofdstuk VI van het consultatiedocument;

ii) Hiernaast is de verwijzing naar artikel 11 uit de overeenkomst incompleet weergegeven, waardoor een onjuist beeld wordt geschetst. Immers, naast uitbreiding met een van de drie grote netbeheerders staat er vermeld: ‘in dat geval zal DTe de gemeten

verandering toetsen op representativiteit en vervolgens de gerealiseerde productiviteits-verandering vaststellen’. De toets behelst hier niet zozeer de samenstelling van de meetgroep, maar juist of de berekende productiviteitsverandering representatief (plausibel) is voor de sector. Dat laatste is bij voorbeeld niet het geval indien de

productiviteitsverandering vervuild wordt door de catch-up (van de toegevoegde ‘grote’ netbeheerder);

iii) Wij achten de variant gas dientengevolge niet strijdig met elektriciteit. In beide gevallen gaat het om een toets op de representativiteit (plausibiliteit) van de uitkomst, mede beoordeeld op basis van eventuele vervuiling door catch-up.

g) Vraag 7: Wat vindt u van de methode 1 ?

i) Deze methode 1 is onacceptabel, aangezien het wegwerken van de historische

inefficiënties wordt verdisconteerd in de nacalculatie van de productiviteitsverandering,

7

(4)

4 terwijl dit wegwerken reeds is meegenomen in de vastgestelde kortingsfactoren. Deze methode 1 leidt ten onrechte tot double dipping.

h) Vraag 8: Wat vindt u van de methode 2a ?

i) Deze methode ligt het dichtst bij de uitgangspunten uit de overeenkomst, namelijk dat netbeheerders in 2006 de historische inefficiëntie volledig zullen hebben weggewerkt. De afwijking ten opzichte van het geschatte niveau 2006 is dan te herleiden tot de extra ontwikkeling van de sectorproductiviteit;

ii) Deze methode 2a kan verder worden vereenvoudigd door de productiviteitsverandering te berekenen op basis van louter de gegevens in het eindjaar, namelijk het verschil tussen de verwachte (overeenkomst) en de gerealiseerde kosten per output8. De start is eigenlijk niet relevant;

iii) Deze methode 2a is ook eenvoudig uitbreidbaar voor de berekening van de productiviteit onder behoud van accres.

i) Vraag 9: Wat vindt u van de methode 2b ?

i) Deze methode 2b is veel bewerkelijker dan methode 2a. Methode 2b vergt inschatting van het geleidelijk pad, waarbij deze methode ook weer gevoeliger wordt voor datafouten en/of voor benodigde datacorrecties (bijvoorbeeld voor fictieve kosten);

ii) Bovendien is de veronderstelling van een geleidelijk pad arbitrair. De productiviteit wordt berekend met behulp van de werkelijke kosten in het startjaar 2002. Dit startjaar ligt aan het begin van het tijdvak van de zes jaren, waarin de netbeheerders naar het efficiënte niveau zullen gaan. Het te volgen pad zal bij iedere netbeheerder anders kunnen zijn. Daarbij kan deze methode 2b tot overschatting van de productiviteitsverandering leiden. Immers, in een aantal gevallen gaan de kosten voor de baat uit, d.w.z. worden ter

verbetering van de toekomstige productiviteit eerst (zeg in 2002) kosten gemaakt om later (in 2005) grotere besparingen te kunnen realiseren (een kostenverloop van 100 in 2002 naar 100 in 2005 wordt omgebogen in een kostenverkoop van bijvoorbeeld 110 in 2002 naar 80 in 2005. Per saldo is 20 (100-80) verbeterd, maar de berekende productiviteits-verbetering komt uit op 30 (110-80) en is dientengevolge te hoog.

iii) Mede op basis van de geringe verschillen in uitkomst bij de voorbeeldberekeningen (onder zeer verschillende uitgangspunten) tussen de methode 2a en 2b heeft methode 2b weinig of geen toegevoegde waarde ten opzichte van methode 2a.

j) Vraag 10: Welke methode ter uitbreiding van de meetgroep verdient uw voorkeur (1,2a,2b) en

waarom ?

i) Methode 2a verdient uit oogpunt van eenvoud en transparantie de voorkeur; ii) Methode 1 is onacceptabel aangezien daarbij sprake is van double dipping;

iii) Methode 2b houdt weliswaar ook rekening met een correctie voor catch-up, maar wij achten deze methode minder geschikt dan methode 2a op grond van de grotere bewerkelijkheid en grotere kans op fouten (zie vraag 9).

Arnhem, 14 december 2005

8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Operationele kosten worden gedefinieerd als alle kosten die betrekking hebben op de netbeheerder en toerekenbaar zijn aan de uitoefening van de taken zoals bedoeld in artikel 16 van

1) Overige parameters waardes van DTe; 2) Gemiddelde Bron: TenneT, brief aan DTe (24-10-2004), Lally, “ The equity beta for ETSA utilities”, Consultatiedocument DTe, Gupta

Land Onderneming Activiteit Asset bèta o.b.v. wekelijkse data 13 Asset bèta o.b.v. Voor de asset bèta van de regionale netbeheerders elektriciteit en gas stelt de Raad een

Omdat niet alle netbeheerders in de meetgroep efficiënt zijn 3 , wordt de gemiddelde catch-up meegenomen in de productiviteitsmeting.. Dit heeft als gevolg

Toepassing van deze tarieven bij de bedrijven genereert voor de sector een totale opbrengst gelijk aan die bij toepassing van de eigen tarieven:5. gewogen opbrengst opbrengst

Op de component voor exploitatiekosten zou dan een x-factor kunnen worden toegepast (mogelijk gebaseerd op de nieuwe nader overeen te komen tariefbenchmark systematiek)..

In formules in bijlage 1 en in appendix bij bijlage 3 worden efficiente kosten (2007, 2010) per samengestelde output berekend. Kunnen kosten

De functie van de door ACM vastgestelde rekenvolumina is om, gecombineerd met de totale inkomsten, de tarieven die netbeheerders ten hoogste in rekening mogen brengen bij