• No results found

Vraag nr. 50 van 20 december 2001 van de heer ANDRE DENYS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 50 van 20 december 2001 van de heer ANDRE DENYS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 50

van 20 december 2001

van de heer ANDRE DENYS

Onroerende voorheffing – Materieel en outillage Vanaf 1998 bestaat er in het Vlaamse gewest een afwijkende regeling om het basistarief te bepalen van de onroerende voorheffing (OV) die verschul-digd is op het kadastraal inkomen (KI) van mate-rieel en outillage. Deze afwijkende regeling komt erop neer dat de indexatie van het kadastraal inko-men van materieel en outillage wordt geneutrali-seerd via een verlaging van het basistarief. D e z e verlaging van het basistarief wordt verkregen door het te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die kleiner is dan 1 en is het resultaat van een deling van het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar 1996 door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat het belastbaar tijdperk voorafgaat. Bovendien is het zo dat er vanaf het aanslagjaar 1998 in het Vlaamse gewest geen onroerende voor-heffing geheven wordt op het kadastraal inkomen van nieuw materieel en outillage waarvoor voor de eerste maal een kadastraal inkomen wordt vastge-steld.

Vanaf hetzelfde aanslagjaar wordt eveneens van belasting vrijgesteld, het nieuw materieel en outil-lage die de bestaande uitrusting vervangen. D e vrijstelling ten aanzien van deze vervangingsinves-teringen wordt echter maar toegepast op het ge-deelte van het kadastraal inkomen dat het per 1 ja-nuari 1998 vastgestelde kadastraal inkomen over-schrijdt.

Het is duidelijk dat deze afwijkende regelingen ten aanzien van materieel en outillage een budgettaire minderontvangst voor de begroting van de V l a a m-se Gemeenschap tot gevolg hebben, maar ook voor de Vlaamse gemeenten, aangezien zij opcentiemen heffen op de onroerende voorheffing.

Wat is per aanslagjaar de budgettaire weerslag van genoemde maatregelen sedert de inwerkingtreding e r v a n , en dit zowel voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap als voor de gemeenten van het Vlaamse gewest ?

Antwoord

1. Zoals de Vlaamse volksvertegenwoordiger w e e t , betreft de maatregel vermeld in de vraag-stelling een algemene lastenverlaging voor de

b e d r i j v e n , tenminste voor de investerende be-drijven.

Naast deze algemene lastenverlaging bestaat er ook nog een andere, maar dan selectieve maat-r e g e l , met name de vmaat-rijstelling vemaat-rleend in het kader van de wet van 30 december 1970, het de-creet van 15 december 1993 en de expansiewet-geving voor de kleine ondernemingen.

Ofschoon deze laatste maatregelen selectief en tijdelijk zijn (voor 5 jaar), gaat het over aanzien-lijke vrijgestelde bedragen :

– 1999 : op 63 miljard frank activa, – 2000 : op 70,3 miljard frank activa, – 2001 : op 58,8 miljard frank.

Ofschoon de waarde van het actief niet noodza-kelijk overeenstemt met het KI en dit actief ui-teraard niet alleen materieel en outillage omvat, gaat het toch om aanzienlijke bedragen, die bo-vendien sterk fluctueren.

Hierdoor is het onmogelijk om uit de cijfers die het Kadaster kan aanleveren en die geen onder-scheid maken tussen de verschillende catego-rieën vrijstellingen, enige conclusie te trekken over het budgettair effect van deze selectieve maatregel.

2. Wat het budgettaire effect van de algemene maatregel betreft, kan ik het volgende meede-len.

(2)

– 1999 : 2,44 %, – 2000 : 2,41 %, – 2001 : 2,35 %.

De totale opbrengst OV van materieel en outil-lage voor het Vlaams Gewest voor de laatste drie jaar bedroeg :

– 1999 : 678.095.041 frank, – 2000 : 618.127.726 frank, – 2001 : 508.126.972 frank.

Dit bedrag wordt in mindering gebracht van de totale opbrengst die verkregen zou zijn indien er niet gedeïndexeerd werd en dus tegen 2,5 % zou zijn ingekohierd :

– 1999 : 694.769.509 - 678.095.041 = 16.674.468 frank (413.349 euro), – 2000 : 641.211.334 - 618.127.726 = 23.083.608 frank (572.228 euro), – 2001 : 540.560.609 - 508.126.972 = 32.433.637 frank (804.009 euro).

Het resultaat van dit verschil is dus het bedrag dat het Vlaams Gewest minder te ontvangen heeft als gevolg van de toepassing van de desin-d e x a t i e. Voor desin-de desin-drie jaar samen komt desin-dit neer op een totaalbedrag van 72.191.713 frank of 1.789.589 euro.

De budgettaire kosten stijgen elk jaar, wat nor-maal is vermits de desindexatie elk jaar groter w o r d t . Daarenboven zal het uiteindelijke be-drag nog stijgen, aangezien nog een aantal inko-hieringen (vooral voor 2001) moeten gebeuren. Deze stijgende trend zal zich nog een aantal jaren doorzetten tot het in te kohieren KI sub-stantieel zal zijn gezakt ten gevolge van de maatregel om nieuw materieel en nieuwe outil-lage niet meer te belasten (cfr. artikel 253, 4 ° WIB) en het feit dat oud materieel en oude ou-tillage uit roulatie worden genomen en niet meer vervangen worden. Dit zal concreet ge-beuren bij faillissementen, c o n c o r d a t e n ,g e r e c h-telijke akkoorden en vereffeningen, v o o r z o v e r materieel en outillage worden vernietigd. Deze bedragen zijn enkel de basisbedragen voor het Vlaams Gewest zonder toepassing van de opcentiemen. Wanneer wordt aangenomen

dat de gemiddelde opcentiemen voor de ge-meenten 1.150 zijn, bedraagt de derving voor de gemeenten :

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij brieven van 17 januari 1997 en 8 oktober 1997 werd aan de federale minister van Buitenlandse Zaken – met het oog op de verdere toekenning van eervolle onderscheidingen

Bedrijfsgebonden mestver- werking kan op agrarische bedrijven in hoofd- of nevenberoep worden georganiseerd, op voorwaar- de dat de relatie met de landbouwactiviteit op het

In elk geval zullen de wegen langs de Leie in stand worden gehouden en zullen indien nodig lokale herstellingen worden uitgevoerd. Ook indien de veiligheid van de

[r]

Het lijkt mij volstrekt onaanvaardbaar dat een Vlaamse openbare instelling de Vlaamse bedrijven en KMO's op een dergelijke wijze in de kou laat staan?. Bestaan er hieromtrent

Voor de Vlaamse openbare instellingen, d i e onder het toepassingsgebied van het stambesluit (een personeelsstatuut met gemeenschappelijke bepalingen voor de betrokken Vlaamse

In het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 werden richtlijnen opgenomen voor de betrokken besturen van de Vlaamse Gemeenschap inzake toekenning van een

Worden bij- voorbeeld de mandaten en de middelen die worden toegekend door het FWO-Vlaanderen (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek), het IWT (Vlaams Instituut voor de Bevordering