• No results found

De strijd om de spilpositie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De strijd om de spilpositie "

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s&..o7/8 1994

In het aprilnummer van s&_o ( 1994/ 4) werden door J .Th.J. van den Berg enige speculatieve kanttekeningen geplaatst bij wat je een 'post links-rechtse coalitiepolitiek' zou kunnen noemen. Tot aan de Twee- de Wereldoorlog was de antithese tussen confessioneel en niet-con- fessioneel de dominante tegenstelling in de Nederlandse politiek, na de oorlog voerden sociaal-economische tegenstellingen de boventoon en thans zou de tijd rijp zijn voor een nieuw politiek spectrum met conservatieve c D A' ers op de ene en hervormingsgezinde liberal en en ecologisch bevlogenen op de andere vleugel. De Partij van de Arbeid zou op dit nieuwe politieke continuum een (bescheiden) middenposi- tie innemen en die zou de PvdA het sinds de oorlog aan de K v P, later het CDA, toevallende privilege opleveren om a) sowieso altijd mee te regeren en b) te mogen kiezen met wie.

Inmiddels heeft Kok, tot ieders verrassing, de opdracht gekregen zelf een regeerakkoord te schrijven en daar de aangewezen coalitie- partners bij te zoeken, zodat wij kunnen vaststellen dat zich inderdaad een voorzichtige spilpositie voor de PvdA lijkt af te tekenen. De PvdA heeft immers ook, geheel in de lijn van het c D A in het verleden (uit- zonderingssituaties daargelaten), aangegeven niemand op voorhand uit te sluiten en sowieso best met iedereen zaken te willen doen. De partij heeft inmiddels zoveel veranderingen doorgemaakt en zoveel tradities afgezworen dat een beetje CDA spelen haar makkelijk afgaat.

Koks keuze gaat echter niet tussen samenwerken met progressieve liberalen en ecologisch bevlogenen enerzijds (PvdA, o66, enkele rea- lo's in Groen Links en een oftwee progressieve vvo-ers op persoon- lijke titel) en samenwerking met het CDA (om getalsredenen aange- vuld met D 66) aan de andere kant. De keuze is een paarse coalitie of niets, aangezien het c DAte kennen heeft gegeven aileen mee te will en doen in een o66-CDA-VVD kabinet, met het argument dat 'de wil van de kiezer zich zou verzetten tegen voortzetting van de huidige coalitie aangevuld met D 66.'

Als Van den Berg gelijk heeft kan deze houding van het CDA op twee manieren worden gelnterpreteerd:

1 • Het c D A verzet zich tegen deze herindeling van het politieke spectrum en is niet van zins haar spilpositie in het oude links-rechts schema in te ruilen voor een plaats ter rechterzijde van de PvdA op een nieuw continuum.

2. Het c DAis direct meegegaan in de herindeling van het politieke spectrum en gedraagt zich nu reeds als een vleugelpartij met de bij- behorende polarisatie-tactiek van ononderhandelbare posities die de PvdA in het verleden niet in dank zijn afgenomen. De curieuze D 66-achtige verwijzing naar de 'wil van de kiezer' van fractievoor- zitter Brinkman zou pleiten voor deze interpretatie. De polarisa- tiestrategie van weleer werd immers ook ingegeven door een hang naar electorale invloed en politieke duidelijkheid.

Vooruitgang gaat soms (ik schrijf dit op I I juli I 994) sneller dan je denkt.

De strijd om de spilpositie

MARGO TRAPPENBURG

Redacteur s &.P

321

(2)

322

s&_o7/8 1994

Voor God en

vader land?

Communitarisme en

De invloed van een Amerikaans debat In de Verenigde Staten is a!

een aantal jaar een interes- sant politiek-theoretisch debat gaande tussen libera- len, communitaristen en

republikanisme in Nederland

narcisme. In plaats van blije wereldburaer, is hij 'citizen if nowhere', losaeslaaen van zijn historische wortels, avera] en neraens thuis. Hem werd vrij- heid beloifd, maar zijn kete- nen zijn slechts vervanaen, niet republikeinen. Dat debat

is niet direct makkelijk te volgen. Een Amerikaanse 'liberal' is bijvoorbeeld niet hetzelfde als de Neder- landse liberaal. 'Liberal' staat voor progressief:

iemand die in vooruitgang gelooft, maar ook in vrij- heid voor het individu en de

MARK BOVENS

verbroken... Hem werd ae- lijkheid beloifd, maar wat hij heift zijn procedurele waarbor- aen en een toeaanaskaartje

voor de vrije markt ... Hem was broederschap beloifd, maar wat hij heift is competitie en een onpersoonlijke, aebureau- cratiseerde hulpverleninB voor MARGO TRAPPENBURG

WILLEM WITTEVEEN Bestuurskundiae R u Leiden, respectievelijk

redactieleden s&P

rechtsstaat. John Rawls, de bekendste 'liberal', werd vanwege dat etiket met meer dan gewone belangstelling bestudeerd door de liberale Telders- stichting, waar men er a! snel achter kwam dat Rawls een sluw systeem had bedacht om de gelijk- heid tussen mensen te vergroten. De ware 'liberal' is dus een liberale sociaal-democraat. Dit ware libe- ralisme staat echter onder vuur vanuit twee kam- pen, het communitaristische en het republikeinse.

De communitaristen kozen als mikpunt voor hun kritiek de liberale theorie over sociale rechtvaardig- heid van Rawls. Waar die liberale theorie uitgaat van autonome, vrije individuen, wijzen communi- taristen op de sociale bindingen van de mens.

Sandel stelt bijvoorbeeld dat de persoon bepaald of geconstitueerd wordt door de waarden en doelein- den waarvoor die persoon kiest; een keuze die gewoonlijk plaatsvindt in het grotere verband van een gemeenschap. Bovens vat de teneur van de kri- tiek op het liberale mensbeeld van de Verlichting als volgt samen:

De moderne mens werd ze!JontplooiinB beloifd, maar wat hij over heift nu hij van het juk van traditie, reliaie en folklore is ontdaan is vervreemdinB, een verpletterend ae-

voel van innerlijke leeate en de bekrompen cultuur van het

de uitvallers. Solidariteit en aemeenschapszin hebben moeten plaatsmaken voor eaoi's- me, cynisme en moreel verval. ('Liberalisme als ge- meenschap', in: J. W. de Beus en P .B. Lehning (red.), Beleid voor de vrije samenlevina, Amsterdam 1989)

Als communitaristen hun altematief schetsen zijn ze vaak minder duidelijk. Maar wie bijvoorbeeld kijkt naar het manifest The Responsive Communitarian Plaiform, ziet onmiddellijk dat gezocht wordt naar een 'evenwicht tussen individuen en groepen, tus- sen rechten en verantwoordelijkheden, tussen in- stituties van de staat, de markt en de burgerlijke samenleving', schrijft Van Seters in de inleiding bij het boek Gedeelde normen? (Zwolle 199 3) waarin profielen worden geschetst van de voomaamste deelnemers aan het communitarismedebat.

De derde, republikeinse stroming in dit debat stelt het burgerschap centraal en verwijst hierbij niet zozeer naar de sociale verbanden waarin auto- nome individuen a! dan niet verantwoordelijk leren leven, burgerzin ontwikkelen, maar naar de partici- patie in de politieke gemeenschap. Nieuwe vormen van participatie, zoals het referendum, zijn nodig om de betrokkenheid bij het politieke proces te ver- groten. Republikeinen hebben met deze door de

(3)

T

J"

::>

1

n

d

n .r

e ij n :e

lt

·ij

)-

:n i- :n ig r- le

Griekse klassieke democratieopvatting ge'inspireer- de participatiegedachte zowel kritiek op de libera- len alsop de communitaristen.

Naar een Nederlands communitarisme

qf

republikanisme?

Hoewel Nederland Amerika niet is, heeft het daar gevoerde debat toch bij ons grote invloed, getuige de in dit artikel besproken publikaties, waarbij het dan ook nog eens gaat om een bescheiden greep uit de beschikbare literatuur. In het PvdA-verkiezings- programma wordt bijvoorbeeld een communita- ristische belangstelling voor 'burgerzin' gecombi- neerd met een republikeinse nadruk op 'burger- schap'. Kennelijk kan men zich in de thema' s van dat debat herkennen, kennelijk hebben ze relevan- tie voor vraagstukken in een Nederlandse context.

Ter discussie staan dan ook de kernpunten van het moderne liberalisme- de concentratie op individu- ele vrijheidsrechten, de scheiding tussen beginselen van rechtvaardigheid en opvattingen over het goede Ieven, de gedachte van een neutrale staat - en die kan men in de W esteuropese traditie ook allemaal aantreffen, en niet aileen bij zich liberaal noemende politieke stromingen. Maar is die discussie over het liberalisme wei even zinvol in de Europese verhou- dingen, en speciaal in de Nederlandse verzorgings- staat? Deze vraag naar het praktische politieke belang valt in drieen uiteen:

1 • In hoeverre zijn deze stromingen toepasselijk en toepasbaar in Nederland?

2. In hoeverre zijn hun denkbeelden wenselijk?

3. In hoeverre is het mogelijk om de huidige N e- derlandse samenleving in communitaristische of republikeinse richting te veranderen?

Wat betreft de toepasselijkheid en toepasbaarheid kan men op veel verschillen wijzen. De communi- taristische stroming in de Verenigde Staten begon aanvankelijk onder politieke en cultuurfilosofen als een reactie op de dominante op individuele rechten georienteerde liberale politieke theorie. Binnen enkele jaren heeft dit tamelijk technisch-filosofische debat zich niet aileen uitgebreid tot economen, so- ciologen, theologen en juristen, maar ook een plaats gekregen op de politieke agenda, tot en met het verkiezingsprogramma van de democraten Clinton en Gore. Deze grote populariteit valt zeer goed te begrijpen in het Iicht van een aantal ingrij- pende wijzigingen in de Amerikaanse samenleving in de afgelopen twee decennia:

- In en rondom de grote steden heeft zich een feitelijke segregratie voorgedaan: in het cen- trum vindt men zwaar bewaakte eilanden van rijken omgeven door getto's waarin een verpau- perde en sociaal ontwortelde onderklasse woont en op enige afstand daarvan uitgestrekte slaapsteden voor de middenklasse.

- Door het sociaal-economisch beleid in de Reagan-periode en de herstructurering van de Amerikaanse economie dreigt voor grote groe- pen de 'fall from grace'. In de afgelopen decen- nia zijn overal in de steden grote aantallen zwer- vers en daklozen in de straten verschenen. Voor grote delen van de middenklasse zij~ de be- steedbare inkomens gedaald en is de arbeidsze- kerheid sterk afgenomen. Vee) gezinnen kunnen aileen het hoofd hoven water houden door de financiele steun van (groot)ouders of doordat beide partners full-time werken, vaak ook nog in meerdere slecht betaalde banen. De afwezig- heid van ontslagbescherming, de geringe om- vang van het stelsel van sociale zekerheid en de hoge kosten van onderwijs en medische verzor- ging maken dat verpaupering en sociale daling voor velen een reele dreiging vormen.

- De Amerikaanse smeltkroes zit verstopt. Het proces van integratie van de (voormalige) immi- granten groepen tot een homogene bevolking van Amerikaanse burgers lijkt te haperen. Op vee) plaatsen is er sprake van etnisering en van een eenzijdige nadruk op groepsbelangen en groepsnormen. Men is geen Amerikaans burger meer, maar 'afro' of 'etnic-american', 'hispa- nic', 'gay' of 'lesbian'. Een orientatie op het algemeen belang en algemene normen en waar- den heeft bij een aantal groepen plaats gemaakt voor een intolerante nadruk op de eigen identi- teit en eigen rechten. Ook de opkomst van azia- tische immigranten en de feitelijke vestiging van het spaans als tweede taal in grote delen van het land doet bij de oorspronkelijk op Europa ge- orienteerde blanke middenklasse de vraag rijzen wat men nu eigenlijk nog gemeen heeft.

- Het publieke domein is in vee) opzichten tot een niemandsland verworden. Oat geldt in de eerste plaats voor de fysieke publieke ruimtes, de straten, de winkelcentra en de pleinen. Ar- moede, drugs en criminaliteit, maar ook stads- planning en het steeds veelvuldiger gebruik van de auto en de TV zijn hiervan belangrijke oorza- ken. Het geldt echter ook voor de sociale

323

(4)

s&._o7/8 •994-

publieke ruimte. Belastinghervormingen en de invoering van het profijt-beginsel hebben de kwaliteit van publieke voorzieningen zoals on- derwijs, openbaar vervoer en infrastructuur sterk aangetast. Zowel in het juridische als in het politieke systeem is er een zeer sterke nadruk op individuele rechten en groepsbelangen en een betrekkelijk geringe bereidheid deze opzij te zetten voor publieke belangen en consensusvor- ming.

In het kort komen deze ontwikkelingen neer op het einde van de Amerikaanse droom. Een dee! van de populariteit van het communitarisme valt dan ook te verklaren uit een nostalgisch verlangen naar de tijd dat die droom nog intact was: de jaren veertig en vijftig van deze eeuw toen de criminaliteit laag was en de gezinnen ongebroken, toen je je buren nog kende en het sociale Ieven bloeide, toen je trots kon zijn op je land en op de bestuurders en toen er voor iedereen materiele welvaart in het verschiet lag. Een tijd die treffend weergegeven is in, bij- voorbeeld, de film Radio Days van Woody Allen.

Oat teruggrijpen op idealen van gemeenschapsle- ven ligt in de Verenigde Staten nog om andere rede- nen voor de hand. De Amerikaanse politieke tradi- tie kent vanouds een sterke communitaristische en republikeinse stroming omdat zij voortgekomen is uit het verzet van de egalitaire gemeenschappen in 'New England' tegen de feodale denkbeelden en gebruiken van 'Old England'. Zowel republikeinen als communitaristen kunnen verwijzen naar de bedoelingen en praktijken van de FoundinB Fathers en naar de lange traditie van srassroot democracy in de Verenigde Staten.

Zowel in sociaal-economisch als in politiek-histo- risch opzicht wijken de ontwikkelingen in Neder- land en delen van West-Europa (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk wellicht) tot nu toe sterk af van die in de Verenigde Staten. De maat- schappelijke desintegratie is vee! minder acuut dan in de vs. Er bestaan in Nederland geen 'no go areas' en geen rassenrellen. De publieke ruimte, zowel in fysieke als in politieke zin is grotendeels intact. Er is geen sprake van een grote geografische mobiliteit onder de bevolking en met uitzondering van som- mige binnensteden zijn de sociale structuren be- trekkelijk bestendig en stevig. Er is een grote mate van etnische diversiteit ontstaan, maar de omvang

in verhouding tot de totale bevolking is nog relatief gering. Dankzij het hoge niveau van publieke voor- zieningen en sociale uitkeringen is de sociale ont- worteling als gevolg van werkloosheid en economi- sche teruggang relatiefbeperkt. Niet toevallig vindt men bij een aantal vooraanstaande Amerikaanse communitaristen zoals Selznick en Walzer plei- dooien voor de invoering van verzorgingsarrange- menten zoals die in West-Europa bestaan.

Oat alles kan verkeren - en er zijn zeker ont- wikkelingen gaande in Nederland die tot 'Ameri- kaanse toestanden' zouden kunnen leiden. Toch doet het de vraag rijzen in hoeverre de Amerikaanse zorg om de gemeenschap van toepassing is op ons land. Wat blijft er eigenlijk over van het communi- taristische programma in een land dat niet geteis- terd is geweest door een decennium van vrije- markt-moraal en casino-kapitalisme, waarin de publieke voorzieningen niet systematisch zijn afge- broken en waarin het politieke en juridische sy- steem in vee! mindere mate wordt gekenmerkt door een sterke nadruk op individuele en groeps- rechten?

De wendinB naar een politieke theolosie

Zoals te verwachten valt, is bij het Nederlandse debat inderdaad sprake van wat andere thema's.

Het meest opvallend daarbij is dat er zo veel auteurs zijn die, over het gehele politieke spectrum, vooral de zingevingsvragen uit het communitarismedebat benadrukken. Er lijkt een nieuwe 'politieke theolo- gie' in de maak. De meest bekende en meest uit- gesproken representant van het communitarisme in Nederland is voormalig minister van Justitie E.M.H. Hirsch Ballin. Onlangs verscheen een bun- del verzamelde toespraken onder de titel /n Ernst.

Orie'ntaties voor beleid (sou, Den Haag 1 994) waarin wordt gepleit voor morele herijking in deze tijd van ideele leegte. Hirsch Ballin bekritiseert het tech- nisch-economische perspectief dat dominant is in de hedendaagse politiek, hij verwijt instituties (ook die op levensbeschouwelijke grondslag) dat zij de innerlijke overtuiging missen om hun socialiseren- de functie in de gemeenschap te kunnen uitdragen, en hij pleit voor een herbezinning op de 'publieke roeping van het geloof. Hirsch Ballin ziet recht- streekse verbanden tussen de ontzuiling, proble- men bij opvoeding en onderwijs, en criminaliteit.

Hij roept zowel individuen als groepen op tot nieu- we zingeving. 'De ontzuiling heeft niet alleen ge- leid tot het verzwakken of wegvallen van interme-

(5)

~r

t- i- It .e i-

i- h e

IS

i-

e

:t :-

e

·s

tl t

e e

] 1

<

s &_o 7/s '994-

diaire structuren met een socialiserende functie voor jongeren. Ware dat het enige probleem, dan zou serieus overwogen kunnen worden om het voetballen in kerkelijk verband weer te propage- ren. Maar er is uiteraard meer aan de hand. Er is tegelijkertijd of zelfs op de eerste plaats een funda- mentele wijziging opgetreden in het denken over normen en waarden door de intellectuele en gees- telijke elite.' En: 'Ideeel kom ik hiermee tot een plaatsbepaling die de vaak impliciete ideologie van de Verlichting in haar individualiserende gedaante aan het Iicht brengt. De idealen van het communi- tarisme, sterk geworteld in de joods-christelijke tradities, bieden daartegen tegenwicht. Hoezeer ik ook overtuigd ben van de authenticiteit van de christen-democratische politieke beweging, ik clainl voor deze denkwijze geen christen-democra- tisch monopolie.' Hirsch Ballin vraagt om een alge- mene herbezinning op normen en waarden en gelooft dat daarbij groepen en organisaties het voortouw moeten nemen.

Het christen-democratisch Nederlandse communi- tarisme wordt uitgebreider en systematischer ge- presenteerd in het lezenswaardige proefschrift van C.J. Klop, De cultuurpolitieke paradox. Noodzaak en onwenselijkheid van overheidsinvloed op normen en waar- den (Kok, Kampen 1993). Bij het lezen van De cul- tuurpolitieke paradox wordt direct duidelijk wat het Nederlandse gemeenschapsdenken onderscheidt van de Angelsaksische variant. Waar Amerikaanse communitaristen verwijzen naar 'morele tradities', 'deugden uit vroeger tijden' en naar 'gedeelde waarden in de politieke gemeenschap' refereert het Nederlandse gemeenschapsdenken aan 'zinbron- nen'. Hirsch Ballin verwijst veelvuldig naar de joods-christelijke tradities; Klop onderscheidt drie belangrijke zinbronnen in onze maatschappij: het christendom, het humanisme en wat hij aanduidt als de 'gnosis' . De wortels van de gnosis gaan terug tot de Gnostiek, aan het begin van onze jaartelling.

Aanhangers van de Gnostiek beschouwden het kwaad als een onveranderlijk kosmisch gegeven, dat niet kon worden overwonnen. Zij zochten het heil daarom in zichzelf. Tegenwoordig vallen onder de gnosis al diegenen die zich bij het nadenken over de zin van het bestaan overgeven aan holistische gedachtenspinsels, 'New Age' denken en speur- tochten naar de eigen ziel. Klop verwijt de gnostici hun 'anti-institutionele instelling, het op zichzelf gericht zijn en het daardoor juist mijden van cui-

tuurvonning.' (p. 66) De gnosis is een zinbron die geen opbouwende waarde heeft in de gemeenschap en die derhalve niet van overheidswege hoeft te worden ondersteund. (Het betreft hier een hypo- thetisch probleem aangezien gnostici zich nog maar zelden bij de overheid hebben gemeld voor geld, zendtijd of ondersteuning in andere zin.) Het chris- tendom daarentegen is een zinbron die vanouds wei gericht is geweest op cultuurvorming en die nog steeds goede diensten kan bewijzen als richtingge- vend beginsel. Het humanisme heeft grote paten- ties als bron van zingeving, rriaar wordt te weinig als zodanig ingezet. Veel humanisten (of potentiele humanisten; iedereen die niet religieus is en geen affiniteit heeft met de gnosis is een potentiele humanist) bedrijven politieke of maatschappelijke actie zonder dat daar een zingevingsdimensie aan te pas komt. Men zet zich in voor Amnesty Inter- national of voor Greenpeace, simpelweg omdat men zich druk maakt om het lot van politieke gevangenen of om het lot van de walvis. Klop:

'Heeft deze positief gewaardeerde algemene huma- niteit nog binding met enige zinbron? Berust deze daardoor niet op een flinterdun laagje cultuur en uit deze zich daarom niet vooral ten aanzien van pro- blemen die ver van het bed liggen?'.

Het Nederlands communitarisme verwijst dus niet, als het Amerikaanse communitarisme, naar 'wat wij vinden of van oudsher vonden in onze poli- tieke gemeenschap'; het refereert rechtstreeks aan zinbronnen zonder dat 'wij in ooze politieke ge- meenschap' daar aan te pas komen. Doordat het Nederlandse gemeenschapsdenken niet refereert aan lokaal gedeelde normen en waarden, maar rechtstreeks verwijst naar de scheppingsorde en naar het christelijk geloof schuilt er een automatisch intemationalisme in de theorie. (Kiop doet een aan- tal behartenswaardige aanbevelingen voor de Euro- pese politiek en sluit niet uit dat wij op den duur vanuit communitaristisch perspectief kunnen stre- ven naar 'een mondiale rechtsorde, die de mensen- rechten handhaaft en de economische ontwikkeling bevordert binnen sociale en ecologische randvoor- waarden. Het is buiten kijf dat christelijk geloof en humanisme voor die orde de culturele fundamen- ten kunnen bieden en omgekeerd van die orde zul- len profiteren, terwijl de demonische machten van de modeme gnostiek naar de achtergrond zullen worden gedrongen.' p. 364) Zinbronnen Iaten zich niet opsluiten binnen de grenzen van de natiestaat.

Enerzijds behoedt dit het communitarisme voor

325

(6)

J26

s &.n 7/8 1994

een afglijden richting nationalisme, anderzijds heeft dit het kwalijke gevolg dat wij burgers niet Ianger degenen zijn die de tradities, de gedeelde normen en waarden in onze gemeenschap definieren. Chris- tenen en humanisten die in contact staan met zin- bronnen kunnen de wenselijke waarden recht- streeks aan die zinbronnen ontlenen. Daar zit toch iets ondemocratisch in. Het is dan ook de vraag of de Partij van de Arbeid er goed aan doet zich, con- form Klops aanbevelingen, te ontwikkelen tot een partij die zich baseert op de neo-Aristotelische humanistische zinbron.

Een sociaal-democraat van wie misschien tot op zekere hoogte kan worden gezegd dat hij Klops advies in deze ter harte heeft genomen is Jos de Beus, die in Economische aelijkheid en bet aaede leven (Contact, Amsterdam I 99 3) een paging doet om het gelijkheidsideaal te baseren op humanistische uitgangspunten en er uitdrukkelijk voor pleit het vraagstuk van de wenselijke mate van sociaal-eco- nomische gelijkheid te definieren als een zedelijk probleem (p. I 6 2). De Beus onderscheidt drie soorten egalitarisme: procedurele gelijkheid, hulp- brongelijkheid en een aan Nussbaum ontleend ge- lijkheidsmaximum dat 'vriendelijke gelijkheid' wordt genoemd. Deze drie soorten gelijkheid wor- den getoetst aan de uitgangspunten van het huma- nisme: de soevereiniteit en de gelijkwaardigheid van personen. Nussbaums vriendelijke gelijkheid is gebaseerd op een tamelijk uitgewerkt idee van wat een goed Ieven zou moeten inhouden: eten, drin- ken, een dak hoven je hoofd, betekenisvolle rela- ties, een bevredigend sexleven, ontspanning en ple- zier, zinvolle bezigheden et cetera. Iedereen heeft in die visie gelijkelijk recht op al deze elementen van het goede Ieven en wordt ook geacht daar prijs op te stellen. Volgens De Beus is dit gelijkheidside- aal oneerlijk tegenover rechtlijnige calvinisten die geen ideeen willen krijgen opgedrongen over de wenselijkheid van lachen, plezier en prettige sex.

Het doet daarmee afbreuk aan de gelijkwaardigheid van individuen en komt dus in strijd met de huma- nistische uitgangspunten. Procedurele egalitaristen die denken te kunnen volstaan met 'equal opportu- nities' (zelfs in een zeer ruime uitleg van dat idee) hebben evenmin de juiste conclusies getrokken uit de humanistische basisprincipes: 'De procedurele egalitarist moet zwijgen wanneer er een radicalere egalitarist ten tonele verschijnt die stelt dat elemen- taire achterstelling niet de enige conditie is waaron-

der de bestaande bezitsverhoudingen te wetmg gelijk zijn. Hij kan immers niet ontkennen ( ... ) dat uit een stringente uitleg van het humanisme veel meer gelijkheid volgt dan aileen procedurele gelijk- heid.' (p. I I 4) Een communitaristisch-humanisti- sche beginselpoliticus zal uitkomen bij de door De Beus voorgestane hulpbrongelijkheid.

Het belang van de zingevingsdimensie komt op een heel andere marrier aan de orde in Ethische consen- sus in een pluralistische samenlevin9. De aezondheids- ethiek als casus, het proefschrift van de filosoof H.A.E. Zwart (Thesis Publishers, Amsterdam I993). Zwart is zijn studie begonnen vanuit een gevoel van onbehagen ten aanzien van de reguliere (goeddeels als liberaal te karakteriseren) medische ethiek. De medische ethiek van tegenwoordig houdt zich bezig met door de medische technologie gecreeerde ethische dilemma's: Is het toelaatbaar een foetus te Iaten aborteren omdat het ongeboren kind een handicap blijkt te hebben? Mag een levens- verzekeraar zijn clienten vragen naar een erfelijke aanleg voor bepaalde ziekten? Mag hij hen onder- werpen aan een genetische keuring? Enzovoort. De dominante medische ethiek percipieert dergelijke dilemma's als kwesties van botsende rechten en belangen waarover een redelijk, rationed debat moet worden gevoerd en waarover via een derge- lijk debat consensus kan worden bereikt. In het maatschappelijk debat geldt wat Zwart noemt 'de imperatief van de discursiviteit'. Gesprekspartners worden geacht bereid te zijn het gesprek aan te gaan en wederzijds respect ten toon te spreiden. Daar- naast dienen zij, en hierin schuilt Zwarts onbeha- gen, afte zien van een beroep op intui"ties en levens- beschouwelijke overtuigingen. Zij mogen uiteraard wei vragen om vrijheid van godsdienst ( een liberale waarde immers), maar zij mogen geen religieuze argumenten inbrengen in de discussie. In term en van Klop zou je zeggen: de medische ethiek is een discours waarin niet wordt verwezen naar zinbron- nen. Zwart betoogt dat het door deze strenge dis- cussieregels onmogelijk wordt om nog zoiets als een 'ethische waarheid' hoven tafel te halen. Het maximaal haalbare in het ethisch debat is een mini- male, procedurele consensus. Zwart vindt dat een ethisch debat aan participanten de ruimte moet Iaten te verwijzen naar 'een onbestemd gevoel van verplichting'. Gezien de titel van zijn hoek (De aezondheidsethiek als casus) geldt die opdracht niet aileen in medisch-ethische kwesties, maar ook in

(7)

-

.g

it

~I ::-

:n

] -

n :n

·e te ig ie

1r :n s-

~e

r- le

~e

:n at

~t

le rs

ill

r- 3.-

s- -d le

:n :n

1-

s- Is

~t

1- :n et

ill )e

et in

publieke debatten over andere onderwerpen. (Men stelle zich een Kamer-debat voor waarin parlemen- tariers het onnodig achten hun standpunt verder te beargwnenteren, maar eenvoudig verwijzen naar een onbestemd gevoel van verplichting.)

De wending naar het burgerschap

Is zo het typisch Nederlandse communitarisme op- vallend door de wending naar varianten van een nieuwe politieke theologie, bij de Nederlandse auteurs die door het republikanisme worden gem- spireerd, is sprake van een wending naar het bur- gerschap. De Nederlandse democratie heeft, zeker ten tijde van de verzuiling, altijd het karakter gehad van een stelsel dat de vertegenwoordigers en niet de vertegenwoordigden in de hoofdrol plaatst . Het gaat om het mandaat dat de kiezers geven, om het politieke primaat dat bij het parlement blijkt te be- rusten, om het regeeraccoord tussen ministers en hun parlementaire achterban. Een interessant pro- bleem dat voorafgaat aan de introductie van eniger- lei republikanisme in Nederland is dan ook de vraag of Nederland een republikeinse traditie bezit. Re- publikanisme zou een typisch Amerikaans project zijn. Amerikanen hebben 'grass roots' democratie, meer gekozen functies dan enig ander land en een vanzelfsprekende betrokkenheid bij de eigen con- stitutie. Is Nederland wei rijp voor Amerikanise- ring in republikeinse richting? Het proefschrift van

!do de Haan (Ze!Jbestuur en staatsbeheer. Het politieke debat over burgerschap en rechtsstaat in de twintigste eeuw, Amsterdam University Press, I993) verschaft nieuw inzicht in deze kwestie. Het klassieke repu- blikeinse vocabulaire heeft zich volgens De Haan ontwikkeld in de Italiaanse stadsstaten in de der- tiende eeuw (die voor hun inspiratie teruggrepen op het oude Rome en op Aristoteles). Het republi- keinse vocabulaire is georgaruseerd rond een aantal centrale begrippen: zelfbestuur, evenwicht tussen de belangrijkste sociale groepen door een zoge- noemde 'gemengde constitutie', burgerlegers, openbaarheid, deugd, bezit (bezitloze burgers heb- ben geen belang bij het voortbestaan van de repu- bliek en kunnen op die manier met loyaal zijn), cor- ruptie als centrale ondeugd en innovatie (p. 7). f?elen van het republikeinse vocabulaire bleken goed te passen in de politiek van de Lage Landen. In de Republiek der Zeven Vererugde Nederlanden werd, voortbouwend op de Italiaanse renaissance een eigen variant van het republikanisme ontwik-

keld, die minder de nadruk legde op militaire deug- den.

Het republikeinse vocabularium raakte zowel in Italie als in de Nederlanden in de loop der eeuwen uit de mode, toen het absolutisme dat in andere sta- ten gepraktizeerd werd, succesvoller bleek dan het republikeinse staatsbestel. 'Tegenover het republi- keinse idee dat politiek als een vorm van conversa- tie moet worden beschouwd waarin door middel van welsprekendheid wordt gepoogd de juistheid van wetten en besluiten te rechtvaardigen, komt het idee te staan dat politiek de zaak is van een bij- zondere gezagsdrager, die met behulp van zijn staatsfunctionarissen de veiligheid van de burgers waarborgt.' (p. 24) Het republikeinse vocabulaire raakte onder invloed van deze ontwikkelingen ver- brokkeld. Elementen ervan zijn terug te vinden in het conservatisme van denkers als Edmund Burke, in de politieke economie (staatsonthouding in plaats van staatsbeheer) en in de -'republiek der let- teren', de gemeenschap van intellectuelen en kun- stenaars. Het republikanisme beleefde in Neder- land later nog een paar hoogtijperioden: het was de ideologie van de Patriotten voor de Franse tijd en van de democratiseringsbeweging in de jaren '6o en '7o. De tragiek van die laatste periode was dat de eisen van de republikeinen voornamelijk leidden tot een groot aantal nieuwe terreinen van staats- zorg, hetgeen de republikeinse beweging buiten- gewoon kwetsbaar maakte. 'Doordat de vernieu- wingen vaak anders uitwerken dan de eraan ten grondslag liggende intenties beloven, kunnen de in ten ties zelf als argument tegen die veranderingen gebruikt worden.' (p. I I 6) Na I 97 5 raakt het repu- blikanisme dan ook weer in diskrediet. De Haan eindigt zijn hoek met een voorzichtig pleidooi voor een nieuwe opleving van het republikanisme, waar- in een aantal aanbevelingen terugkomen die ook te vinden zijn bij andere neo-republikeinen (democra- tisering van maatschappelijke verbanden, staatkun- dige vernieuwing, herziening van het systeem van sociale zekerheid zodanig dat dit democratischer wordt).

Voor de communitarist gaat het erom dat de mens dee! uitmaakt van een gemeenschap, waar bepaalde normen en waarden centraal staan die richtingge- vend zijn bij het handelen en betekenis geven aan het bestaan. Voor de republikein gaat het erom dat men participeert in een politieke gemeenschap, dat

(8)

328

s &.o 7/8 '994

men meedenkt over in die gemeenschap te hante- ren normen en waarden; burger zijn en burgerzin is richtinggevend bij het oordelen en handelen en is althans gedeeltelijk de zin van het bestaan. In het klassieke republikanisme ging het om actieve par- ticipatie van burgers in het politieke Ieven en om traditioneel republikeinse deugden: moed, dapper- heid, heldendom, militaire vaardigheden. In de w R R stu die Eiaentijds buraerschap van Herman van Gunsteren c.s. (Den Haag 1992) en de was publi- katie De republiek der weerbaren van Bas van Stokkom (Bohn Stafleu, Den Haag 1992) wordt een poging gedaan om het republikanisme in een nieuw jasje te steken. Beide auteurs nemen hun toevlucht tot een synthetische aanpak. Modern- of neorepublika- nisme bevat elementen van het liberalisme, vleug- jes communitarisme en brokstukken van het oude republikanisme. Het centrale element uit het oude republikanisme is de veelvuldig door Van Gunsteren geciteerde burgerschapsdefinitie van Aristoteles: burger is hij die zowel regeert als gere- geerd wordt. Burgerschap is een ambt in een repu- bliek (gedefinieerd als een gemeenschap van vrije en gelijke burgers). In afwijking van het klassieke republikanisme is de politieke gemeenschap voor moderne republikeinen niet altijd en niet nood- zakelijk de belangrijkste gemeenschap. Moderne burgers Ieven in een plurale samenleving, vervullen talloze rollen, zijn lid van vele netwerken en ver- banden. Burgerschap is in termen van Van Gunsteren vooral een reservecircuit waarop men terugvalt als de republiek in crisis verkeert. In nor- male tijden moet dat reservecircuit niettemin in tact gehouden worden en dat is niet altijd eenvou- dig. Maatschappelijke verbanden buiten de publie- ke sfeer (het gezin, de kerk, de vereniging, de werkplek) mogen niet worden aangespoord de aan hun toevertrouwde mensen op te voeden tot bur- gerschap. Eigentijds burgerschap wordt gereprodu- ceerd in de publieke sfeer. Een neorepublikeins burger mag zich wei zorgen maken over de teloor- gang van burgerzin bij medeburgers die de tram vernielen, de straat vervuilen of een calculerende opstelling kiezen, hij mag niet, als Hirsch Ballin, het gezin, de kerk en de buurtvereniging wijzen op hun verantwoordelijkheid als socialiserende instituten.

Anderzijds is het wei wenselijk maatschappelijke arrangementen (ook die buiten de politieke sfeer) door te lichten op hun consequenties voor de reproductie van burgerschap. Organisaties die een mod erne vorm van 'slavernij' (gedefinieerd als 'een

positie van machteloosheid, die oneervol is en waarin iemand langere tijd vastzit.' Van Gunsteren, p. 7) bewerkstelligen of in stand houden mogen daarop worden aangesproken. Bij Van Stokkom leidt dit tot een pleidooi voor democratisering van allerlei maatschappelijke verbanden. Modern bur- gerschap in de zin van Van Gunsteren is enerzijds zelfpluraal (men is Nederlands staatsburger, stads- burger, Europees burger) en is anderzijds een manier om om te gaan met maatschappelijke plura- liteit. Burgers bezitten een zekere mate van zelfred- zaamheid, zelfbewustheid en verstandig inzicht die hen er nu eens toe brengt hinderlijk gedrag te nege- ren, dan weer om daar krachtig stelling tegen te nemen en soms ook om daar tot op zekere hoogte aan mee te doen. Van Gunsteren bespreekt de ont- wikkeling van Vaclav Havel die er aanvankelijk van overtuigd was dat je politicus kon zijn zonder mee te doen aan politieke spelletjes in de negatieve zin des woords en die geleidelijk ontdekte dat dit niet mogelijk was.

Neorepublikanisme is geen rechtvaardigheic:!.s- theorie. Van Gunsteren betoogt uitrukkelijk dat burgerschap geen verplichtingen met zich mee- brengt buiten de publieke sfeer in de strikte zin des woords. Burgers hebben niet als burger de plicht om te participeren op de arbeidsmarkt. Werk- schuwe werklozen mogen niet worden gestraft met sancties die raken aan burgerschap. De moderne samenleving mag dan een arbeidssamenleving zijn;

de politieke gemeenschap bestaat uit burgers en burgers hebben het recht niet te willen arbeiden.

Bij Van Stokkom krijgt de ontkoppeling van arbeid en burgerschap een iets ander karakter. Burgers moeten autonoom kunnen oordelen en dat bete- kent dat zij niet langdurig afhankelijk mogen zijn van de staat en dat zij minder afhankelijk moeten worden van hun baas op het werk. Van Stokkom pleit om die reden voor een basisinkomen waar- door die autonomie gehandhaafd kan blijven.

Hiep hiep hoera VOOT aemeenschapszin en buraerschap?

De centrale term en in de hier besproken visies heb- ben een positieve lading. Dat aileen a! is een aanwij- zing voor het politiek-theologische karakter van het Nederlandse communitarismedebat. Wie zou er tegen religieuze inspiratie zijn, tegen normbesef;

wie zou de wenkbrauwen fronsend optrekken over hulpbrongelijkheid; wie zou humanisme, burger- schap of een ethische waarheid naar de prullenbak

(9)

:n

·n n n

,_

Is

n

l-

1-

.e

:e :e

n e n :t

:s

lt

:t

,

e

.

n ' d

n n n

t r

r

s&.o7/8 1994

verwijzen? Maar met positieve klanken is uiteraard nog geen antwoord gegeven op de vraag of een gro- tere nadruk op gemeenschapszin en burgerschap in Nederland wenselijk zouden zijn. Het antwoord op deze vraag is uiteraard sterk afhankelijk van de poli- tieke achtergrond en voorkeur. Laten we de vraag daarom zo stellen: wat is vanuit sociaal-democra- tisch perspectief de aantrekkelijkheid van de recen- te communitaristische of republikeinse stromin- gen? Daartoe zouden we uiteraard moeten weten welke praktische consequenties er aan dit gedach- tengoed zijn verbonden. Hoewel er in het zojuist gegeven overzicht al enkele praktische voorstellen de revue zijn gepasseerd, is daar vaak toch nog on- duidelijkheid over.

Oat geldt met name voor de tendens naar poli- tiek-theologisch argumenteren. Is het een extra ar- gument ten gunste van een bepaalde opvatting over economische gelijkheid als deze blijkt te steunen op de geschiedenis van het humanisme? Heeft dat hu- manistische karakter een meerwaarde, vloeien er consequenties uit voort die op geen enkele andere manier zichtbaar zouden worden? Leidt een huma- nistische aanpak tot een ander beleid? Wat moeten - aan de andere kant van het spectrum - bestuur- ders van scholen, bedrijven of ziekenhuizen eigen-· lijk aan met het morele appel dat aan hen wordt gericht? Wat kunnen en moeten zij in concreto van hun leerlingen, werknemers en clienten eisen? En anderzijds: Verandert er iets in praktische zin als degenen die een medisch-ethisch probleem moeten oplossen niet Ianger te werk gaan volgens de spelre- gels van het liberalisme maar zich beroepen op zin- gevingservaringen en onbestemde plichtsgevoe- lens? Wat kunnen mensen die ethische waarheid zoeken, bijdragen aan de oplossing van problemen dat niet is weggelegd voor wie het zonder zo'n nobel streven doen? Uit deze vragen vloeit een be- wijslast voor de communitarist voort: Iaten zien wat er moet gebeuren en waarin de winst schuilt van het voorgestane zingevende perspectief.

Deze kritiek treft niet het republikanisme. Daar zijn de praktische consequenties vaak beter van te overzien. Ook hier speelt zingeving een rol, omdat het fundament van een 'republiek van weerbaren' het zelfvertrouwen van de burgers zelf moet zijn:

· de overtuiging dat ze zinvol kunnen participeren in het openbaar debat, gekoppeld aan de bereidheid offers te brengen (al was het maar in vrije tijd) voor de publieke zaak. De belangrijkste burgerdeugden zijn tolerantie, burgermoed, solidariteit, gevoel

voor gerechtigheid, pragmatisch oordeelsvermo- gen en bereidheid tot participeren. Hiervan kunnen onder meer de volgende concrete programmapun- ten worden afgeleid:

- handhaving van een fatsoenlijk sociaal mini- mum

- verzorging van algemeen onderwijs, waarbij inrichting en vormgeving wordt overgelaten aan onderwijzers, ouders en leerlingen

- vergroten van de invloed van kiezers op de beleidsvorming (bijvoorbeeld door referendum en volksinitiatief)

- verminderen van de druk van gedetailleerde wet- en regelgeving (werken aan een betere toegankelijkheid van het recht en aan betere bemiddeling tussen overheid en burgers in juri- dische aangelegenheden)

- versterken van 'burgerschapsrechten' binnen complexe organisaties als bedrijven (bijvoor- beeld: bescherming van 'klokkeluiders' die in- terne misstanden aan de kaak stellen)

- breder recruteren voor politieke ambten (en daarvoor onder meer buitengewoon verlofrege- lingen maken).

Een neo-republikeins actieprogramma van deze snit zou zo dienst kunnen doen als beginselprogramma van een nieuwe Progressieve Volkspartij, waarin PvdA en o 66 samengaan met del en ·Van Groen Links. Wei blijft voor republikeinen de volgende belangrijke vraag staan: als !do de Haan gelijk heeft en het republikanisme van de jaren zestig voorna- melijk heeft geleid tot een groot aantal nieuwe ter- reinen van staatszorg, hoe voorkom je dan dat deze tragedie zich in een nieuwe republikeinse periode herhaalt?

De marges van het mogelijke

Vee! van de discussies over gemeenschap en bur- gerschap spelen zich tot nu toe af in wat men in klassiek materialistische termen de 'bovenbouw' zou kunnen noemen. Ze gaan bijna uitsluitend over normen en waarden en het zijn vooral filosofen, politici en theologen die eraan meedoen. Em- pirische wetenschappers en praktische bestuurders zijn er vooralsnog vee! minder bij betrokken. Men praat vee! over de noodzaak van een andere moraal onder de mensen en over het belang van mentali- teitsverandering, maar de· vraag naar de institutio- nele inbedding van die te del en norm en en waarden en naar de sociaal-economische voorwaarden voor

(10)

330

s &._o 7/8 '994

de mentaliteitsverandering wordt maar zelden ge- steld.

Laten we eens aannemen dat een aantal van de communitaristische en republlkeinse idealen inder- daad het nastreven waard zijn-en voor een aantal is dat zeker het geval. Wat zou er dan voor nodig zijn om ze tot werkelijkheid te maken? Hoe zouden we er voor kunnen zorgen dat de moderne mens (weer) een gemeenschapswezen of burger wordt?

Laten we daartoe eens een paar terreinen nemen om te zien water, naast een oproep tot deugdzaam- heid, nodig zou kunnen zijn om de gewenste veran- deringen te bereiken. Wij gaan er daarbij voor het moment vanuit dat de cultuurpessimistische diag- nose op elk van de terreinen correct is.

Gezin: Bij vee! gemeenschapsdenkers, maar in toe- nemende mate ook daarbuiten, vormt het gezin een belangrijke bron van zorg. Het opgroeien in een- oudergezinnen of kindertehuizen wordt als een belangrijke oorzaak gezien van criminaliteit, werk- loosheid, slechte schoolprestaties en psychische problemen. In de Verenigde Staten is er van rechts tot links, van Dan Quayle en Charles Murray tot Clinton, zorg over de 'absent fathers' en de tiener- moeders. Ook in Nederland Ujkt er een brede con- sensus te zijn dat het gezin, ondanks alles, toch de minst slechte plek is om in op te groeien. De over- heid zou derhalve een beleid dienen te voeren dat het in stand blijven van gezinnen bevordert. Hoe zou zij dat kunnen doen? Welke andere instituties zijn er voor nodig om in een moderne samenleving het gezin intact te houden? Welke factoren maken dat moderne gezinnen zo vaak uit elkaar vallen?

Wanneer men hier even over nadenkt, doemen er lastige problemen op. Hethoge percentage echt- scheidingen en het uiteenvallen van gezinnen heb- ben vee! te maken met de afnemende invloed van het geloof, met hogere opleidingsniveau 's, de gro- tere zelfstandigheid van vrouwen en de grote dis- crepantie tussen de eisen van het arbeidsbestel en de behoeften van Gonge) ouders. Betekent dit dat de overheid het buitenshuis werken van vrouwen moet tegengaan zoals tot ver in de jaren zestig het geval was? Of betekent het bijvoorbeeld dat het minimuminkomen zo hoog moet zijn dat een gezin van twee halve banen kan rondkomen? Beide be- leidslijnen staan op gespannen voet met structurele veranderingen in de Nederlandse samenleving: de voortgaande emancipatie van vrouwen aan de ene kant en de onder invloed van de wereldeconomie

verdere verlaging van de lonen en uitkeringen aan de andere kant.

Burenhulp en naastenliifde: Onder communitaristen, maar ook daarbuiten (vergelijk Bellah eta!., Habits

if

the heart; lgnatieff, Needs

if

stranaers) heerst onge- rustheid over de anomie en onverschilligheid die het gevolg is van de verder voortschrijdende indivi- dualisering. Alom leest men pleidooien voor man- telzorg, buurtverantwoordelijkheid en gemeen- schapszin. Veel minder aandacht is er echter voor de structurele ontwikkelingen die tot een afname van de onderlinge sociale controle hebben geleid.

Nederland is sinds de Tweede Wereldoorlog sterk geiirbaniseerd. Dat heeft niet per se geleid tot min- der sociale verbanden, maar wei tot een vee! grote- re geografische spreiding. De gemeenschap en de buurt vallen daardoor vee! minder samen dan vroe- ger en op het platteland het geval was. Men woont, werkt en sport op aparte lokaties en met telkens andere mensen. Vee! wijken van de grote steden kennen bovendien een grote mate van doorstro- ming en heterogeniteit als gevolg van arbeidsmobi- liteit, immigratie en stadsvernieuwing. Dat maakt de sociale verbanden in vee! wijken zeer broos en kwetsbaar. Bij de derde nieuwe buurman in vier jaar geeft men het op nog sociaal te doen. Wil men een duurzame gemeenschapszin op buurtniveau bereiken, dan zal men de voor de economie zo gewenste arbeidsmobiliteit aan banden moeten leg- gen, de instroom van immigranten moeten beper- ken en de stadsvernieuwing pand voor pand moeten aanpakken.

Ook voor de zo gewenste mantelzorg geldt dat deze niet aileen door een Samaritaans appel op bu- renhulp en naastenliefde in de wereld komt. Een grote arbeidsparticipatie van beide partners, een rigide arbeidsorganisatie en de grote arbeidsmobili- teit van werknemers maken het veelal onmogelijk om gedurende langere tijd de zorg voor zieke farni- lieleden op zich te nemen. Men woont om te begin- nen a! niet meer bij elkaar in de buurt en voor inwo- ning van zieke ouders zijn de meeste naoorlogse woningen ongeschikt. Een overheid die vee! van deze zorg terug willeggen bij de burgers zal daarom ook een economisch kostbaar arbeidsmarktbeleid ( calamiteitenverlof, terugdringing mobiliteit en dergelijke) moeten voeren.

Burserzin en patriottisme: Ook de verhouding tussen de burger en de overheid is onderwerp van het

(11)

S<I\.D7/8 1994

debat over normen en waarden. Verantwoorde- lijkheidsgevoel, patriottisme en plichtsbesef zou- den in de plaats moeten komen van calculerend gedrag (vergelijk Hirsch Ballin, De staat van Neder- land). Ook hier rijst weer de vraag hoe men deze morele binding van de burger aan de politieke gemeenschap institutioneel kan inbedden. Welke ontwikkelingen hebben geleid tot anonimiteit en calculerende burgers? Voor Nederland speelt onge- twijfeld het wegvallen van de verzuilde en religieu- ze verbanden een grote rol. Ook speelt hier op- nieuw de schaalvergroting die het gevolg is van bevolkingsgroei, urbanisatie en burgerlijke hete- rogeniteit. De klassieke burgerschapstheorie was van toepassing op betrekkelijk kleine, homogene gemeenschappen. Welke instituties en praktijken maken een dergelijke binding nu ook mogelijk in multiculturele rniljoenensteden? Heeft het eigenlijk nog wei zin om te denken in termen van lokale gemeenschappen in een wereld waarin nationale grenzen en identiteiten steeds minder voorstellen en waarin arbeid en kapitaal zich steeds makkelijker verplaatsen (vergelijk Reich, The Work cfNations)?

Hoe kan men de burgers in een heterogene moloch als de Europese Unie tot gemeenschapszin en burgerdeugd brengen? Vraagt dit juist niet om het tegengaan van schaalvergroting en om het cree- ren van kleine politieke verbanden die zoveel mo- gelijk samenvallen met de dagelijks ervaren sociale verbanden? Zou dit bijvoorbeeld niet sterk pleiten tegen het Nederlandse beleid van gemeentelijke herindeling? lmmers, de protesten van de burgers van de op te heffen kleine gemeenten Iaten telkens weer zien dat juist dat de plaatsen zijn waar men nog oprecht ervaren gemeenschapsgevoelens en lokale politieke betrokkenheid kan aantreffen. Ook

is het duidelijk dat het door christen-democraten en sociaal-democraten vooral op grond van liberale economische argumenten nagestreefde beleid van schaalvergroting in het onderwijs, funest is voor de mogelijkheden om leerlingen sociale verantwoor- delijkheid en inzet voor de publieke zaak aan te leren. Als je als kind alleert dat het openbare Ieven zich afspeelt in een grootschalige, bureaucratisch geordende en anonieme organisatie staat dat zowel gemeenschapsvorming als burgerzin in de weg.

Kortom: ontwikkelingen in de 'onderbouw', zoals de globalisering van de economie, de modeme communicatiemiddelen, de grote mobiliteit van arbeid en kapitaal en de sociale schaalvergroting en dynamiek die hier uit voortvloeien, staan in vee!

opzichten haaks op de door gemeenschapsdenkers en republikeinen gewenste veranderingen in nor- men en waardepatronen. Dat betekent niet dat zij daarmee utopisten zijn, maar het betekent wei dat zij een antwoord dienen te formuleren op de elfde these van Marx over Feuerbach: "De filosofen heb- ben de wereld slechts verschillend aeinterpreteerd;

het komt er op aan haar te veranderen."

In discussie over een debat

Het Amerikaanse debat tussen liberalen, communi- taristen en republikeinen krijgt in de Nederlandse context andere accenten. Het is eigenlijk een nieu- we aflevering van deal vee! Ianger !open de discussie over de toekomst van de verzorgingsstaat. Dat loopt uit op een wending naar zingevingsvragen en een wending naar burgerschap. Zijn dit goede ont- wikkelingen en hebben ze praktische betekenis? De auteurs van de in dit essay besproken geschriften zijn bereid gevonden die discussie aan te gaan.

(12)

332

Zijn naam is Felix. Hij is een republikein en woont in het veertiende eeuwse Florence. Een welsprekende, krachtige, zich op zijn burgerdeugden beroemende man en eigenaar van bezit. Hij voelt zich betrokken op de pu- blieke zaak en is desnoods bereid om zich als soldaat in te zetten voor de vrijheid van zijn stad- staat. Politieke stabiliteit ver- wacht hij van een gemengd regi- me met evenwicht tussen sociale groepen. Weelde en professiona- lisme beschouwt hij als oorzaken van corruptie, waardoor uitein- delijk zowel de externe als de interne vrijheid verloren zullen gaan. Hij vindt het belangrijk om deel te nemen aan het publieke debat, omdat hij onderkent dat er afwegingen nodig zijn. De vrijheid in zijn stadstaat gaat te- loor als burgers daartoe niet meer bereid zijn. Hij is kritisch op het te voeren beleid, maar toont zich tegelijk bereid om de overeengekomen besluiten te ac- cepteren en de wet nate Ieven, want dat vindt hij in het belang van de bloei van de republiek.

Mensen die niet aan dit debat deelnemen, maar wei tegen de uitkomsten ervan protesteren, mensen die alleen opkomen voor een enkel belang zonder zich betrokken te weten op het geheel van de politieke gemeenschap, vindt hij gevaarlijk.

De filosofie achter dit burger- schap en deze burgerzin is door de Florentijnse umanisti via Cicero teruggevonden bij Aristo- teles, die een relationele mens- opvatting huldigde. Mensen ont- plooien zich in relaties en als allen zich richten op een hoge kwaliteit van die relaties ontle- nen zij daaraan een gelukkig be- staan. Deze hoge kwaliteit wordt bereikt als zij niet uit zijn op

s&._o7/8 •994

VOOR GOD EN VADERLAND?

Het verhaal van een republikein

C.J.KLOP

plaatsvervansend directeur Wetenschappelijk

lnstituut voor het c D A

maximaal gewin voor zichzelf, maar zich matigen. De hoogste kwali,teit bieden de relaties in de politiek, zij zijn immers gericht op het welzijn van de gehele gemeenschap. Republikeins bur- gerschap wortelt derhalve in Aristotelisch humanisme. Repu- blikeinen zien een relatie tussen de waarden die zij huldigen en deze filosofische zinbron. Voor hen is het duidelijk dat die waar- den hun kracht verliezen als de band met het zingevend kader niet wordt gecultiveerd. Grote Verhalen ontlenen hun dynarniek immers uiteindelijk daaraan dat zij terug te voeren zijn op fun- damentele antwoorden op de vraag naar de zin van het bestaan.

W ordt die band doorgesneden dan droogt het V erhaal op en gaat de vrijheid teloor in vrijblijvend- heid. De republikein is daar bang voor, hij kent de menselijke zwakte. Hij vindt het daarom, ook in de politiek, altijd zinvol om het verhaal te cultiveren waarin de waarden hun plek en hun rangorde hebben. Politieke theologie is dit niet. In een plura- le republiek is het immers nodig dat ook zij die zich niet door God aangesproken voelen, een taal hebben om deze zingevende ka- ders te verwoorden. Het gaat om politieke filosofie, ethiek en me- tafysica incluis.

In het Athene van Aristoteles vormden de stemgerechtigde burgers ongeveer vier procent van de bevolking. De vrouwen, de slaven en de ongeletterden hadden aan dat burgerschap geen dee!. In het laat-Middeleeuwse Florence was het niet anders. In de huidige W esterse Ianden is het staatsburgerschap gedemocrati- seerd, alle Nederlanders hebben politieke rechten. Is Nederland nu een republikeins land? Laten

(13)

s&_o7/8 1994

wij als maatstaf nemen het lidmaatschap van politie- ke partijen. Aileen daar nemen mensen immers actief aan afweging van belangen dee!. In sociale bewegingen en bij de gang naar de rechter gaat het toch om het opkomen voor een enkel belang, hoe legitiem op zichzelf ook. Het enige wellicht moge- lijke altematief voor partijen is electronische dia- loog, maar die staat nog in de kinderschoenen en wordt gevoerd tussen individuen, niet tussen groe- peringen met een eigen verhaal. Slechts drie pro- cent van het electoraat is echter lid van een politie- ke partij en daarvan neemt eentiende dee! aan de vergaderingen. De conclusie luidt dat een republi- keins politiek gedrag in W esterse democratieen nog minder voorkomt dan in de elitaire Oudheid.

Politiek zal nooit populair worden, maar het huidi- ge extreem !age niveau van betrokkenheid en de af- wending van partijen met een verhaal ten gunste van sinale-issue-partijen, is zorgwekkend. Sommige liberalen hebben deze situatie toegejuichd: als men- sen liever Suske en Wiske lazen, dan de Staatscourant, dan moesten zij daar niet door moraliserende wel- zijnswerkers van af gehouden worden. Inmiddels steekt ook daar ongerustheid de kop op. Moeten we toch niet onderkennen dat een goed functione- rende democratische rechtsstaat de christelijke en humanistische waarden van het conservatisme v66ronderstelt? Die zorg is terecht. De republikei- nen uit de Oudheid en de late Middeleeuwen wis- ten dat al: mensen hebben een bezielend verband nodig. Je moet je grote verhaal cultiveren en als het uitgewerkt is, moet je een nieuw zoeken. Want de 'zone van het verhaal' in de menselijke geest is nooit blijvend leeg. Andere verhalen nemen de lege plaats in. En als dat het verhaal wordt van het eigen volk eerst ofhet verhaal van de onmisbare groei van de materiele consumptie ofhet verhaal van 'blijf uit mijn achtertuin', dan gaat de vrijheid teloor.

Een echte volkspartij

Het verhaal van de arbeidersklasse en andere onderdrukten, die zich met steun van de overheid emanciperen ten opzichte van de bourgeoisie en andere onderdrukkers, lijkt zijn kracht te hebben verloren. De van overheidswege te realiseren hulp- bron-gelijkheid is op de grenzen van het mogelijke

· gestuit. De drager ervan, de Rode Familie, heeft de gezinsleden zich zien verzelfstandigen. De politieke partij die zich op dit verhaal baseerde, ontleent er aileen nog inspiratie tot behoud aan. De grote vraag is echter h6e de verworven vrijheid te behouden en

zinvol te gebruiken. Welk verhaal past daarbij? Het verkiezingsprogram Wat mensen bindt opteert voor een verhaal gebaseerd op de waarden 'weerbaar- heid' en 'wederkerigheid'. Onderdeel van de beoogde burgerzin is 'een publieke moraal, waarin maatschappelijke deelname en betrokkenheid bij het algemeen belang als wenselijk en eervol wordt beleefd' (p.88). Deze moraal verwerpt de liberale 'vrijheid om niet gestoord te worden' (p.s). Als de Florentijn Felix opnieuw geboren zou worden in onze tijd, zou hij dit alles met instemming lezen. In plaats van de klassegebonden solidariteit komt er zoiets als de op wederkerigheid gebaseerde burger- vriendschap van Aristoteles om de hoek kijken.

Omdat niet iedereen arbeider is, maar wei iedereen burger, biedt deze filosofie het draagvlak voor een echte volkspartij. Het aardige is bovendien dat het program deze lijn doortrekt naar grotere politieke gemeenschappen dan de overzienbare stadstaat, met name in de richting van Europees burgerschap

(p.38). Het program kiest daarmee een neo-

Aristotelische positie, die zich nadrukkelijk onder- scheidt van het nationalistische en het conservatieve vasthouden aan de natiestaat. Schaalvergroting - van Maastricht tot Sarajevo - is mogelijk mits men door cultivering van het bijbehorende grote verhaal voorkomt dat de functionele rationaliteit van de markt de republiek domineert, zoals de liberalen willen. Dit verhaal client in 1996 zijn neerslag te krijgen in een Europese Grondwet, waarvoor blij- kens hun Europese programs wei de EVP, de ELD

en de Groenen, maar nog niet de Partij van Euro- pese Sociaal-Democraten opteren.

De sociaal-economische polariteit in de politiek lijkt aldus te worden vervangen door een cultuur- politieke, met enerzijds een neo-republikeins en een christen-democratisch communitarisme met een optimaal staatsethos en anderszijds het liberalis- me met zijn minimale moraal. Maar, wil deze ont- wikkeling niet in wishful/ thinkina blijven steken, dan moet het verhaal wel gecultiveerd worden.

Wie wordt de drager van deze humanistische ge- meenschapsmoraal? Ik krijg de indruk dat sociaal- democraten behoefte hebben aan niet-statelijke institutionele cultuurdragers, maar tegelijk trauma- tisch bevreesd zijn voor een terugval in patemalisti- sche verzuiling. Een structurele relatie met delen van het Humanistisch Verbond ligt daarom logisch wei, maar praktisch niet voor de hand. Het pro- gram ziet onderwijs en wetenschap als terreinen die de bodem voor een vaardig burgerschap leggen

3 3 3

(14)

334

s&..o7/8 1994

(p.86). Nodig is dan wel dat daar weer een positief klimaat groeit voor grote verhalen in plaats van de huidige functionele rationaliteit. De Beus en Scheffer suggereren in NRc Handelsblad van 4 mei 1994 een revival van de natie als cultuurdrager. Mits men het begrip 'natie' niet in etnische zin opvat, maar als een alle burgers omvattend 'staatsvolk' en mits het om een 'nationale' cultuur van actieve tolerantie gaat, is daar - ook historisch - wei iets voor te zeggen. Trappenburg zoekt het in Walzer's spheres ?[justice. In de gemoderniseerde gedifferen- tieerde samenleving client elke sfeer zijn eigen nor- mativiteit te cultiveren en geen sfeer-vreemde cri- teria te hanteren. Ook dat lijkt mij juist, die twee benaderingen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. De eigen normativiteit van de verschil-

lende sferen is, ook in de post-verzuilde samenle- ving, evenals het staatsethos de resultante van een cultuurstrijd, waaraan verschillende stromingen hun inbreng leveren, zoals Zwart terecht bena- drukt.

In de eigen sfeer van de staat zijn de politieke partijen de aangewezen dragers van de politieke normen en waarden. Zij moeten het burgerschap weer revitaliseren bij het electoraat. Daarvoor zijn praktische maatregelen nodig, gericht op een ver- schuiving van sinale-issue-participatie naar functie- herstel van politieke partijen, maar vooral ook een dragend verhaal. Mij dunkt dat het PvdA-program er terecht voor kiest om in het neo-republikanisme dit nieuwe en inspirerende verhaal te zoeken.

Liberalen zijn er al genoeg.

(15)

Ik kan aan de kritiek van Bovens c.s. geen touw vastknopen. Aan het begin zeggen ze dat Neder- land tot nu toe gevrijwaard is gebleven van de extreme 'Ame- rikaanse' vorm van stedelijk ver- val, verarming van de rnidden- klasse, oorlog tussen minderhe- den en instorting van de publieke sector. Aan het eind heet het dat Nederlandse gezinnen, buurten en lokale verbanden bedreigd worden in hun voortbestaan door grensoverschrijdende ver- anderingen, zoals de opkomst van de wereldmarkt. Deze im- pressie roept meteen de vraag op waarom bepaalde Nederlandse (of Europese) tradities en instel- lingen ons tot de zomer van 1994 wei hebben behoed voor sociale ontwrichting, maar toch niet hebben kunnen voorkomen dat ons roemruchte particularisme onder druk staat.

Ik betwijfel of dit wei hele- maal de juiste vraag is. En het juiste antwoord is niet zo snel te geven zonder ethisch en histo- risch huiswerk: De pacificatie van onze religieuze ervaring?

Onze sociale rechtsstaat? Ons burgerlijk-nationale, ja postna- tionale gemeenschapsbesef? On- ze consensusdemocratie? Onze volkspartijen, met inbegrip van de sociaal-democratie? Ons fat- soenlijke bedrijfsleven? Maar ik weet wel dat een dergelijk on- derzoek naar de veerkracht van onze politieke gemeenschap bewijst dat communitarisme en republikanisme tot de actuele stromingen behoren in de filo- sofie. Waarom doen Bovens c.s.

hier zo moeilijk over, en gooien

· ze en passant ook hun eigen werk in deze richting in de prullenbak?

Het antwoord is vermoede- lijk dat ze als de dood zijn voor enge en primitieve gedachten-

s &_o 7/8 '994

VOOR GOD EN VADERLAND?

Een valse start

JOS DE BEUS

Universitair docent bij de vaksroep micro-economie van de u v A en bij- zonder hoosleraar politieke .filosifie

a an de Universiteit T wente

spinsels over 'God en Vader- land', 'nationalisme' en 'zin- bronnen'. Nu staat vrezen vrij, maar slecht lezen niet. Het ver- baast me dat dezelfde mensen die elke zin van Wildavsky, Walzer en Dworkin over cultures, shared meaninss en liberal communities tien keer omdraaien, niet de moeite nemen om het werk van hun Nederlandse collega's een tweede keer te bekijken. Er rijst in luttele pagina's een muur van onbegrip op voor wat Hirsch Ballin tot en met Van Stokkom schrijven en willen zeggen.

De interessante overeen- komst tussen de zeven auteurs wordt gemist. Die is dat er seen terugkeer naar theocratie, strikte wettelijke burgerplicht, een van- de-wieg-naar-het-graf verzor- gingsstaat of welke andere totale natiestaat of democratie dan ook wordt bepleit. Zeker, men wil meer morele binding, politieke betrokkenheid en saamhorig- heid. Maar het gaat hier steeds om eigentijdse, opmerkelijk mil- de en in beginsel met het libera- lisme en pluralisme te verzoenen voorstellen, zoals blijkt uit het rijtje dat Bovens c.s. wel noemen (leefbaar sociaal minimum en zo). Wat is hier bitter nodig? En wat vervolgens simpelweg vol- doende? Oat zijn vragen die elke verstandige politicus vandaag wel moet stellen. Het antwoord draait uiteindelijk om het lastige filosofische en sociaal-weten- schappelijke punt welke soort verantwoordelijkheid, solidari- teit of burgerzin een goede rechtsgrond is voor welke inrich- ting van onze samenleving en welke inrichting diezelfde rechtsgrond vervolgens niet on- dermijnt maar versterkt. Bovens c.s. doen alsof de door hen besproken auteurs gemakkelijke

335

(16)

S&._D]/8 1994

en wereldvreemde verhalen vertellen ('hiephiep- hoera', 'bovenbouw'). Oat is, retorisch gezien, geen zinnige start voor een zinnig de bat.

Maar laat ik voor mezelf spreken. Mijn pleidooi voor economische gelijkheid heeft helemaal niets te maken met politieke theologie op de manier van Buskes, Kuitert of Schillebeeckx. Ik probeer te Ia- ten zien dat een beroep op humanistische gelijk- waardigheid even stevige cement voor de goede samenleving kan opleveren als een beroep op God.

Oeze benadering is niet aileen geschikt omdat ze past bij een geseculariseerde cultuur als de Neder- landse, maar ook omdat ze appeleert aan de over- lappende overeenstemming tussen niet-christelijke politieke stromingen. Maar ik vraag me wei af, zoals het een filosoof en sociaal-democraat betaamt, of bepaalde redelijke opvattingen over de zin van het Ieven (bijv. bepaalde uitingen van calvinisme en elitair gedrag) verenigbaar zijn met het egalitaris- me. Anders dan Bovens c.s. suggereren, staat be- paald niet vast dat geen enkele Nederlander be- zwaar maakt tegen humanisme. Waar halen ze dit trouwens vandaan?

Een voorbeeld. Bolkestein en ik verschillen van mening over de vraag of elke Nederlander die in staat is tot werk toegang behoort te hebben tot banen die aan een minimale kwaliteitseis voldoen met betrekking tot zelfrespect, zelfrealisering en maatschappelijk nut. Ik meen dat dit uit de hulp- bron-selijkheid volgt. Bolkestein vindt die kwaliteits- eisen bemoeizuchtig, en wenst mede daarom ook een opheffing van het minimumloon zonder een

adequate vervanging, zoals een basisinkomen. Ik denk dat zijn standpunt te maken heeft met een beperkte opvatting over levenskansen die ik 'proce- durele gelijkheid' noem. Het voorbeeld geeft aan dat de wenselijkheid van hulpbrongelijkheid wei degelijk omstreden is. In mijn hoek ontwikkel ik bepaalde filosofische toetsen om dit soort discussies over wenselijkheid tot een goed einde te brengen.

Ik pas ze ook toe op de Nederlandse hervorming van de sociale politiek. Oat alles is volgens Bovens c.s. kennelijk overbodig.

Ik zou met de kritici een hele boom willen opzetten over de vraag hoe je een bepaald beginsel, zoals rnijn idee van hulpbrongelijkheid of Bovens' idee van actieve verantwoordelijkheid, zo moet uit- voeren dat het verschil maakt in de dagelijkse prak- tijk. Ik denk dat het succes van een oude staatstaak als de A ow of een nieuwe als het inburgerings- contract afhangt van drie factoren: Is de politieke meerderheid het fundamenteel eens met het doel van de regeling? Zijn de bestuurlijke en juridische procedures voldoende simpel, zodat iedereen weet wat haar of hem toekomt? En: Levert ieder haar of zijn aandeel in de sfeer van de plichten? Het is inderdaad een zwakte van vele politieke filosofen dat ze het vraagstuk van organisatie en uitvoering verwaarlozen (ook het burgerschap uit Wat mensen bindt moet nog op vele beleidsvelden handen en voeten krijgen). Maar het is evenzeer een zwakte van normatieve bestuurskundigen dat ze snel over het vraagstuk van de elementaire rechtvaardiging van de maatschappelijke orde heenstappen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij een voortijdige terug- blik op de paarse periode, georganiseerd door de wbs bij het verschijnen van de publikatie Zeven jaar paars, betoonde zich Hans van Mierlo nog steeds

Wanneer Nederland geen duidelijke in- breng heeft en geen aansluiting zoekt bij andere kleinere landen, zullen de uitkomsten straks door de grotere lidstaten worden gedomineerd..

opzichte van andere politieke stromingen en rich - tinggevend voor verkiezingsprogramma's. Daar ontbreekt het aan bij het concept-beginsel - program 'Tussen droom en daad'.

Te bezien valt of de globalise- ring aile Ianden die zich eraan hebben onderworpen voorspoed heeft gebracht.. Maar wel duidelijk is, dat Ianden die zich eraan hebben pro- beren

Een weinig dankhaar ter - rein voor historische exercities is men geneigd te denken, en dit te- meer waar niet de ontwortelende dynamiek van de socio-economi-

Deze benadering blijkt- hoewel evenmin zonder haken en ogen - veel vruchtbaarder voor het begrijpen van relatiepatronen van de bewoners van Hillesluis, zowel in het

Waar bij de keuringen wel valt te begrijpen dat een discussie ontstaat over de vraag of deze kunnen worden overgelaten aan private verzekeraars, daar geldt dat voor

Als vuistregel en eerste voor- waarde neemt men aan dat dit het geval is zodra de macht meer dan een keer en langs puur parlementai- re weg van de ene naar de andere