N
'iïiJbX. •"
*>
ö*Ö
Januari 1978
r
Uitgavevan
DeKerk vanJezus Christus vande Heiligen
der Laatste Dagen
Eerste Presidium:
SpencerW. Kimball N. EldonTanner Marion G. Romney RaadderTwaalven:
Ezra TaftBenson MarkE. Petersen DelbertL.Stapley LeGrandRichards Howard W. Hunter GordonB. Hinckley ThomasS.Monson Boyd
K
Packer MarvinJ.Ashton Bruce R. McConkieL.TomPerry DavidB.Haight Adviseurs
GordonB. Hinckley MarvinJ.Ashton L.Tom Perry Marion D. Hanks JamesA.Cullimore RobertD. Hales Redacteur
kerkelijke tijdschriften
DeanL.Larsen Redactie
InternationaalMagazines LarryHiller,hoofdredacteur Carol Larson,redactrice RogerGylling,designer RedactieDeSter GeorgePh.M.Kraanen KerkelijkVertaalbureau Mauritsstraat 100 Utrecht
EgonFecher,Kerknieuws Porthstr. 5
D-6000 Frankfurt/Main 50 Harry Bohler, layout Druk
Paul Giese
KG
Offenbach/Main Correspondenten
RingDenHaagNederland
J.Thiel Zendingsgebied AmsterdamNederland F.W.Collé-Sirach Zendingsgebied BelgiëAntwerpen D. Taselaar
Abonnementen perkalenderjaar
(Optegeven viawijk-gemeente) EL20,-of 300 BF
CitibankAmsterdam266041 434 TheChurch
of Jesus ChristLDS
Januari 1978
78eJaargang •Nummer 1
CitibankBrussel 5700300314-60 TheChurch
of Jesus ChristLDS USAenCanada
(zeepost):$8.00
©
1978bytheCorporationofthe PresidentofTheChurch of Jesus Christof Latter-daySaints. All rightsreserved.Bijde omslag:
Schets van deprofeet Joseph Smith door TedHenninger, 1977.
In ditnummer:
De
uitgangspunten van leiderschap bij de jeugd en de volwassenen.U
zult de beschouwingen over leiderschap, delegeren en volgzaamheidzekerniet willen missen.Inhoudsopgave
Leidenzoals de Heiland leidde
Door Pres. N. Eldon Tanner 1
Volgzaamheid
Door Roger Merrill 6
Plicht, Uitdaging,Quorum 12
Hoe
bereid ik mij voorHortense H. Child 16
Nog
zeerjongDoor Ruth H. Funk 18
De
positiedie zij innemen is belangrijkDoor
Boyd
K. Packer 21Vijfleiderschapeigenschappen
Door William E. Berrett 23
Sauniatu
Door Brian Kelly 27
f rau
fiofmaim
Door
ElizabethLane
Illustraties Travis
Winn
Op weg
vanschoolnaarhuismoestErnst zichbedwingenom
nietde bakkerswin- kelbinnente gaan,waarhet zo heerlijkrook naar appeltjes met kaneel en vers brood.
Nog
even en hij stond voor de ingangvandeflatmetvijfverdiepingen,I
waarhij
samen
metzijnvaderenmoeder enzijn kleine zusje Helga woonde. Uit zijn zak haalde hij een sleutel en hijmaaktede buitendeuropen.
Op weg
naar bovenvroeghijzichafwatzij dieavond zouden eten.Zes
maanden
geledenwaren zevanhet plattelandnaar destad verhuisd. Bijdie gelegenheidhadzijnmoeder opernstige toontothem
gezegd: „Ernst,we
boffen geweldigmetzo'nmooieflatzodichtbij je vaders werk. Je bent nu een grote jongen,en duswil ik jewatvragen.Frau (mevrouw)Hofmann
woont nualjaren in deflatonderons. Zeis aloudenwe
willen haar niet tot last zijn.
Daarom
moetjeindeflatzachtjeslopen en nietrennen ofspringen ofschreeuwen.Helga
isnogteklein
om
hettekunnenbegrijpen en dusmoetjijervoorzorgendatookzij niet teveel lawaai maakt."Ernst had instemmend geknikt en ge-
zegd:„Ikbegrijphet.Ikzalerg zachtjes doen."
En
Ernstdeedzachtjes.Hijliep altijdop
zijn tenen in de flat en praatte heel zachtjes.
Wanneer
Helga begon te hui- len, dan ging hij haar een verhaaltje voorlezen of gafhijhaarwatspeelgoed.Soms kwam
hij FrauHofmann
op de traptegen.Het waseenkleinvrouwtje en haargebogen hoofden schouderszorg- denervoordat zenogkleiner leek.Alshij haartegenkwam dankniktehijnaarhaar en zei hij: „Guten Tag Frau," (Dag mevrouw), waarop zij dan met haar droeve stem heel zachtjes terugzei:„Gitten Tag".
Op
eendagwarenErnstenHelgaalleen thuis,omdat
moeder boodschappenaan hetdoen was. Helgawas methaar pop aan hetronddansen, toen zij plotseling overeenspeelgoedautootje struikeldeen methaar hoofdjeop
descherperandvan eenhoutenstoelviel.Ze begontehuilen.Ernst gafhaar een speelgoedlammetje, een boek,een bal,
maar
nietskon
haar troosten.Op
haar voorhoofd was een groterode bulttezien, diesteeds groter werd en ze bleefmaar
huilen.Daar werd op de deur geklopt. Ernst rende naar de deur en daar stond Frau
Hofmann
meteenbezorgdeblikophaar gezicht. „Ik heb je moederweg
zien gaan," zei ze, „en toen ik je zusje zo hoorde huilen, dacht ik bij mezelf:'Kom',ik zaleensgaankijken ofikkan helpen." Helga begon
nog
harder te huilen. „Ach,arm
schaap," riep FrauHofmann.
Ze liep snel naar binnen ennam
Helga inhaar armen.Evenlater
kwam
moederthuis.Toen
zebinnenkwam
zagzeFrauHofmann
opde bank zitten, met- naast zich aan de ene kantHelga en aan de andere kantErnst, diezichallebeiheerlijktegenhaar aange-vlijdhadden.Helgahieldeenkoudenatte doektegenhaarhoofdenbeidekinderen luisterden naar een verhaaltje.
Vanafdat
moment
liepenErnstenHelgain
hun
flat ophun
tenen en praattenzij heel zachtjes.Dat dedenzenunietalleenuit gehoorzaamheid,
maar omdat
hun vriendin FrauHofmann
misschien aanhet rusten was.
Soms
nodigde FrauHofmann
de kinderenbij zichthuisuit,waarzijzevoorlas, ofkoekjesgafdieze had gebakken, of zo maar, voor de gezelligheid.
„Moeder," zei Ernst op een dag,
,,
Waarom
kijkt FrauHofmann
toch altijdzo treurig? Ikwou
dat ik iets kon doen dat haar blij maakte."Frau
Hofmann
heefteenverdrietigleven achter de rug, Ernst. Herr (meneer) Ketzlervan de overkantheeftme
verteld dat haarman
en haar zoon velejaren geleden in de oorlog gesneuveld zijn.Vanaf
die tijdiszealtijd alleengeweest.Ikdenkdatzewelvaakergeenzaamis."
Ernstdacht evenna.
Toen
zeihij:„Toenwe
hierkwamen
wonen, wasikbedroefd,omdat oma
niet meeging. Denkt u dat FrauHofmann
hieronzeoma
zouwillen zijn?"„Dat is een geweldig idee, Ernst," zei
moeder met een glimlach.
En
zo werd FrauHofmann, oma Hofmann
voorErnstenHelga.Zelachte enzongliedjesvoorhen,maar
somszag Ernst aan haarogendat zeweertreurigwasen dan was hij ook niet blij meer.
Oma Hofmann
wasbinnenkortjarigen Ernstvroegzichafwathijvoor haarzou kunnen kopenom
haartelaten merken hoeveelzevanhaarhielden. Iederedagliephijnaschooltijdlangsdewinkelsop zoeknaar eencadeautje,
maar
hijkon
er geen vinden.De
avond voor de verjaardag vanoma Hofmann,
toen Ernst met zijn moeder aanhetafwassen was,werderopde deur geklopt.Ernstrendenaar de voordeur en daar stonden broeder Kendall en broe- der Mortenson, de zendelingen die de vorige week voor het eerst op bezoek, warengeweest. Dezetweemannen
had- denhun
zulke prachtigedingen overonze Vaderindehemelenzijnplannenvooral zijn kinderen verteld, datde vader van Ernst hun toenhad gevraagd nogeens terugtekomen.Vader, moeder, Ernst en Helga gingen naarde kamer. Een van de zendelingen sprak een openingsgebed uit en toen begon de andere zendeling met de les.
Ernstluisterde heelaandachtig.Broeder Mortensonliethunvervolgenseen aan-
tal platenvan
mormoonse
tempelszien en zei: „Hier vinden plechtigheden plaats, waardoor het hele gezin niet alleen in dit leven,maar
tot in alleeeuwigheid bijeen blijft."
Wat
zouoma Hofmann
blijzijn,dachtErnst, alszezou weten dat zeindehemelbijhaarman
en haarzoon zoukunnenzijn.„Wat
gebeurt erals iemanduithet gezin al overleden is?" vroeg Ernst de zendelingen.„Kunnen
mensendieoverledenzijnweer methun
familiesamen
zijn?"Broeder Kendall glimlachte.
„Dat is een goedevraag, Ernst, en het antwoordluidtja'.
Ook
voordezemen- sen kan, door waardige leden van de kerk,inde tempelwerk wordengedaan."De
les ging verder. Vader en moeder stelden veel vragen en glimlachten en knikten, wanneer zij het antwoord op hunvragen hoorden. Ernsthadintussen een geweldig idee gekregen en hijkon
bijna niet meer stil blijvenzitten.
Toen
de les voorbij was, zei vader:„Komt
ualstublieft terug.Ikvoeldatwat uonsvertelddewaarheidisenwe
willen graagnog meer van u horen."Toen
de zendelingen weggingen, wrong Ernst zichpijlsneltussenhenin.Hijnam hun
handenindezijneentrokhennaar zich toe, zodat hij wat inhun
oorkon
fluisteren.
„Kunt
umorgen
na school alstublieft terugkomen?" fluisterde hijopgewonden.
„Dan
kunt u onze lieve vriendin,oma Hofmann
over hetevan-gelie vertellen.
Morgen
is ze namelijk jarig en ik wil haar metuw
hulp een cadeautje geven,waarvanzij eeuwigzalkunnen genieten."
Meneer Wasbeer
staptedoor
het bos. Hijhad
het ergdruk
gehad,omdat
hijdehelenachtop
jachtwas
geweest. Iederekeerliephij eenpaar stappenen gingdan op
zijn achter- poten zitten,om met
zijnslimme
oogjes, die achter zijnmasker van
bont heen enweer
schoten,deomge-
vinginzichop
tenemen. Men noemt
dit dier wel de gemaskerde,
maar omdat
hij eruit ziet als een miniatuur-beer en zichook
zo ge- draagtnoemen
de Indianen dewas- beer „Kleine Broervan
de Beer."Het
wasbeertjebewoog
zijn zwarte neuskieskeurigop
enneeren onder- zocht iedere geur die dewind met
zichmeebracht.
De
kleinejager bleefweer
even staan en pakte toenmet
zijn klauwtjes die eruit
zagen
alshanden
heelhandig eentakjeop. Hij besnuffelde hetvan
alle kanten,om
te zien of het
nog
nieuws uit zijnwereldbevatte.
Toen
liethijhettakje vallen alsof het eenoude
krantwas
die hij helemaal
had
uitgelezen en vervolgde zijn weg.Kort voor
dedageraad
aanbrak, bereiktedegemaskerde
zijnhuisdat ineenboom was gebouwd.
Hijkeekom
zichheen enklom
vervolgensdeboom
in.Op weg
naar zijnhoge
schuilplaats in de kruinvan
deboom,
bleef het dier even stilstaanDoor Murray
T. PringleDe
gemaskerde
bifeengat inde stam,
waar
hijwerd
begroetdoor
een aantal schrillepiepstemmetjes.
Nadat
hijhad
vast- gestelddatzijngezin hetgoed maak-
te,
klom
hijnog
verderomhoog.
Ten
slottekwam
hij bij een plaats,waar
een aantal kleine takken zich naar allekantenuitspreidden,zodat ereensoortwielmet spaken rond
de„as"
van
destam
ontstond.Op
ditzorgvuldig uitgekozen plaatsje sliep hij overdag.
Hiervandaan kon
hij snel te hulp schieten als zijn gezinhem
nodighad.Hoewel
hijalleswat
om hem
heen enbeneden hem
ge- beurdegoed kon
zien,was Meneer Wasbeer
zelf niet te zien. Bijna de gehelestam
ging schuilonder
zijn logge lichaam en het dikkedek van
bladeren tussen zijn schuilplaats en degrond beschermde hem
tegen nieuwsgierige blikken. Zelfsvan
dichtbij
konden,
dankzij zijn ge- streepte vacht, alleen de scherpsteogen hem
ontdekken.De dag
gingvoorbij, het
werd
schemerig.De
dagdieren trokken zich terug en de nachtdieren
kwamen
te voorschijn.De
jonge wasbeertjes die wel zinhadden
in het nachtelijkavontuur waren
alop, en vochten en speeldenmet
elkaarop
de dikke tak die alsveranda diende.
Na
een poosjekwam
de Kleine Broervan
de Beervan
zijn uitkijk- post naarhen
toe.Ma Wasbeer
en dekleinewasbeertjesklommen
ach- terhem aan
naar beneden.De
vierwasberen
gingen het bos in.Pa Wasbeer
liepvoorop
enMa
Wasbeer
sloot de rij.Onderweg
snuffelden ze
aan
alleswat
zetegen-kwamen
en betastten zezenuwach-
tig alles dat binnen
hun
bereik lag.Bijeenvijver hieldhetgezelschapstil enhierspattenzij
met hun
pootjesin demodder
en het water rond.Een
onvoorzichtige kikkerwaagde
zich te dichtbij enwerd
onmiddellijkdoor Ma Wasbeer
gevangen.De
kleintjes
waren
laaggroeiende bra-men aan
het verzamelen, die ze in het water wasten.Nadat Ma
Wasbeer
zehad bekeken
enhad
laten
weten
dat ze zekonden
eten, verslonden de kleintjes de vruchtengretig.
Met
een zacht,aanhoudend
gejank riepdegemaskerde
zijngezinsledenweer
bij elkaar,waarna
het gezel- schapweer op weg
ging, langs de oevervan
de vijver, tot zij bij een maisveldkwamen. Het mais was
rijp en zacht en de gestreepte bandieten trokken de kolvenvan
destengelsaf enstampten
de kolfvervolgens los.Zij gingenzeersystematisch te
werk
enontdeden
iedere kolfvan
het omhulsel,waarna
zij dekolfnaar de vijver brachtenom
haar grondig tewassen.
Pas nadat de maiskolf
met modder
bedekt was,kon
zijgegetenworden.
Dit eetfestijn ging gepaard
met
te-vreden
gegrom
en gejank enduurde
voort totdat het veldaan
één kant één ravage was.Ten
slotte lietPa Wasbeer weten
dat het tijdwas om
te vertrekken.
Omdat
hij voorzichtigwas
en allebosgewoonten
kende,nam
de ge-maskerde
nietdezelfdeweg
terug. In plaatsdaarvan
bracht hij zijn gezin naar de eerste de beste eikaan
de overzijdevan
de vijver.Deze
eikvormde met
zijnwijduitstaande tak-ken
eensoorthangbrug
die toegang gaf tot het bos.Het
kroost volgdetrouw
en probeerdezoveel mogelijk het spoorvan hun
vaderaan
tehouden,
bedachtop
mogelijkebewe-
gingendiezouden kunnen
duidenop de
aanwezigheidvan
eenonvoor-
zichtige
mot
ofkever.Hun
buikjeswaren
wel vol,maar
zo'n hapjekon
er altijd
nog
wel bij.Plotseling bleef
Pa Wasbeer
staan,omdat
zijn gevoeligeneushem
ver- teldedaterietsaan
dehand
was.Hijhoorde vaag
hetgezoem van
bijenenzijn neus ging
opgewonden
heen en weer, toen hij de verleidelijke geurvan honing
rook.De
kleine beertjesdwongen hem
tot een beslissing.Ook
zijhadden
dehoning geroken
en uithun
gretige gepiepen hun opwinding kon
hijopmaken
dathijwelkon
zeggendat zegewoon door moesten
lopen,maar
dat dit geen enkele zin had, zolang zede verleidelijke, zoete ho- ninglucht roken.Ze waren
bijnabijdebijenkorf,toen erplotselingeen schril gekrijsvanaf
een tak klonk.Een
rodeeekhoorn was
juist in zijn zomerverblijfwak-
kergeworden
en sloeg nu,alsaarts- vijandvan
de wasbeer,alarm om
aan
tegevendatdegestreepte rovers in de buurt waren.De eekhoorn
gingdoor met
zijn bozegekrijsenletteevennietop
zijnvijand.
Pa Wasbeer
stak voorzichtig zijnpoot
in een hol in deboom
en haalde er een stuk honingraat volhoning
uit. Hij liet het snelop
degrond
vallen,waar Ma Wasbeer
en de kleine beertjes de lekkernij verorberden.De
boze bijenzwermden om
de Kleine Broervan
de Beer en pro- beerdenhem
in zijn ogen, zijn oren enop
zijn neus te prikken, daarhijop
die plaatsen nietvan
vachtwas
voorzien, ondertussen probeerde de krijsende rodeeekhoorn hen weg
te krijgen.Toch
slaagdeMeneer Wasbeer
erinnog
twee stukken ho- ningraat los te trekken,voor
hijmoest
vluchten.De
rodeeekhoorn
ging al krijsend achterhem aan
ensprongvan
de eneboom
in deandere. Plotseling weer- klonkboven
het bozegekrijsvan
deeekhoorn
uit eenopgewonden
ge- blaf.De
schrik sloegdegemaskerde
om
het hart. Hij wist bij wie dit geluidhoorde. Verledenjaarhadden
die twee
honden hem
bijna te pak-ken
gekregen.Maar
toenwas
hij alleen geweest enhad
hijweten
te.ontsnappen.
Nu had
hijzijngezinbij zich!Even
latersprongen
twee jachthon-den
uit het kreupelhout te voor- schijn,enhet scheeldeniet veelofzijhadden Ma Wasbeer
en dekleintjes, die zodruk met de honing
bezigwaren
dat zij geen enkel gevaarvermoedden,
te pakken.Het
enigewaar Pa Wasbeer aan
dachtwas
zijn gezinte redden endus probeerde hijde
honden
naar zich toe te lokken.Luid jankend
enonder
veel lawaaiklom
hijnaarbeneden
toteen meterboven
de grond.De honden waren woedend
en stonden verbluft over deze brutale gestreepte wasbeer.Ze sprongen
en sloegenhun klauwen
uit naar de
boom om
dewasbeer
tepakken. Intussen
konden Ma
Wasbeer
en de kleintjesonopge- merkt
inhetstruikgewasverdwijnen.Op
de een ofanderemanier
slaagde degemaskerde
erinbuiten het bereikvan
dehonden
te blijven,door
gere- geld langs destam
naarboven
of naarbeneden
te schuiven.Maar
dehonden waren
erzo zekervan
datzehem
tepakken zouden
krijgendat ze blevenjanken
en springen.En
datwas
precieswat
dewasbeer
wilde.Hun opgewonden
luidruchtige ge- drag trok deaandacht van
de bijen dienog
steedsop zoek waren
naardegenen
diehun
bijenkorf geplun- derd had. Inde veronderstellingdat dehonden
de schuldigen waren, vielen de bijen aan. Kretenvan
opwinding
veranderden in kretenvan
pijn enangst, terwijl dehonden
naarhuisrenden,
door
debozebijen achtervolgd.De gemaskerde klom
uit de
boom
enverdween
in de struiken, luidjankend
en piependom
deaandacht van
zijn gezin tetrekken.
Toen
het hele gezinweer
bijelkaar was, bracht
Pa Wasbeer hen
door
detoppen van
debomen
naar eennieuw
huis.Boodschap van het Eerste Presidium
Om
een succesvolleiderofleerkrachtte zijn (ikzaldezetwee uitdrukkingendoor elkaargebruiken)inDe
KerkvanJezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen,ishetbelangrijk dat eenieder ten volle begrijpt dat hij eengeestelijk kind vanGod
isen dat degenen die hij leidtook geestelijke kinderen van
God
zijn.Hetisookbelangrijkdatdegenen diehij leidtweten en begrijpen datzijgeestelij-
ke kinderenvan
God
zijn,eninzienwelk een belangrijkerol ditbesefin hunleven speelt. Zij moeten zich ervan bewustzijn, dat
God
in hen geïnteresseerd is,dat hetzijn wensisdatzijleven zoalszij
behorenteleven,endatHijbereidishun gebedenteverhoren enhen,waar moge-
lijk, te helpen als zij
maar
willenluisteren.
Iemand heeft eens gezegd, dat leider- schap een zekere stoutmoedigheid in- houdt. Het is in wezen een kwestievan voorop durven gaan, de eerste zijn;
staan voor de menigte
—
de gemeente, het eenvormige publiek dat uit duizen- den toehoorders bestaat, of voor de scherpe blik van een enkele twijfelaar.Iedereeniseenleiderofbeinvloedtande- ren,zelfs alishijerzich nietvanbewust.
De
vraagis:Wat
voorleider zalhijzijn?Wat
voorinvloed zal hij hebben?Ieder
mens
moetzelf beslissenwatvoor leider hij zal zijn. Hij zou zich vastmoetenvoornemenzo'nleiderte zijndat
hij kanzeggenzoalsJezus gezegdheeft:
„Kom
volgmij"en„Doe
watjemijzietdoen", inhetbesef dathij zijnvolgelin- gen ophet padder waarheid engerech-
Leiden zoals de Heiland leidde
Door PresidentN. Eldon Tanner Eerste raadgeverinhetEerste Presidium
tigheid leidt. Dit moet het doel van iedere leiderzijn.
Wanneer
wijwillenleidenzoalsJezusdit deed,danwordenwij metveleuitdagin- gen geconfronteerd.Om
deze uitdagin- gen het hoofd te kunnen bieden dienen wij allereerst te beseffen, dat Christus het volmaakte beeld is van een goedleider,ennaarmatewij meeren meerde Schriften, het verslag van zijn leven en
zijn leringen bestuderen, wordt het ons steeds duidelijker dat de Schriften één groot voorbeeld van goddelijk leider- schap zijn.
Om
te kunnen leiden zoals Hij leidde, is het belangrijk dat wij de Schriften onderzoeken en begrijpen en ze inonsleven toepassen. Volgens Nefi moeten wij alle schriftuur op onszelf toepassen.(Zie 1 Nephi19:23.)De
Heerzei dat wij moeten leven „bij ieder woord,datde
mond Gods
uitgaat."(ZieLV
84:44.)In 3 Nephi lezen wij:
,En gezegend zijn allen, die
om
Mijnsnaams
wilwordenvervolgd, want hun- ner is het koninkrijk der hemelen.En
gezegendzijt gij,wanneermen
uzalsmadenenvervolgen,enliegendeallerlei
kwaad
tegen u zal sprekenom
Mijnentwil;
Want
gijzultgrotevreugde hebben, enu uitermateverblijden, wantuw
looninde hemel zal groot zijn; want aldus heeftmen
de profeten vervolgd, die vóór u hebben geleefd.Voorwaar,voorwaarzeg Iku:
U
isdoor Mij gegeven het zoutder aarde te zijn;maar
wanneer het zout smakeloos wordt,waarmede
zal de aarde worden gezouten? Hetzout deugtvan dietijdaf nergens meer voor danom
weggewor- pen en door de mensen vertreden teworden.
En
ziet, Ik heb u de wet en de geboden MijnsVadersgegeven, datgijinMijzult geloven,endatgijuvanuw
zondenzult bekeren, en met een gebroken hart en een verslagengeest tot Mij komen. Zietgij hebt degebodenvooru, ende wetis
vervuld.
Komt daarom
tot Mij, en wordt zalig;want voorwaarzeg Ik u, dat, tenzij gij
mijngebodenzultonderhouden,die Iku thans heb gegeven, gij geenszins het koninkrijk der hemelen zult binnen- gaan. (3 Nephi 12:10-13, 19, 20.)
Toen Christus op aarde
kwam om
de mensheid te verlossen, opdat zij terug zoudenmogen
kerentothun Vaderinde hemel, heeft Hij niet gezegd: ,,Deze gehoorzaam ik wel,maar
die niet." Hij heeftoverdegeboden nietgezegd:..Die zalIk welonderhouden,maar
dezeniet."Ondanks
alles wat Hij meemaakte, on- danks alle pijn en lijden in de hof van Getsemane,volharddeHij tot het einde en gaf zijn leven opdat demens
de onsterfelijkheidenheteeuwigelevenzou verwerven.Hetis zo belangrijk datwij de geboden van
God
leren gehoorzamen en onder- houden.Men
heeft gezegd dat gehoor- zaamheid niet een eigenschap van een slaafis,maar
dat het een van de beste eigenschappen van een leideris.Sommige
mensen worden geen grote leidersomdat
zij nooit geleerd hebbeninstructiesoptevolgen;zelfsdeleringen vanChristusniet.
Om
derhalveteleiden zoalsChristus dat deed,moetenwijeerst leren Christus te volgen zoals Hij zijnVader in de hemel volgde. Wij moeten de eeuwige doelen, die ik eerder ver- meldde, voorogenhoudenenalsgeeste- lijke kinderen van
God
hoelanger hoe meer worden als Hij, totdat wij vol-maakt zijn. Laten wij niet alleen in Christus geloven, laten wij
Hem
volgen.Laten wij
Hem
aanbidden en zijn lerin-gen altijd gehoorzamen.
Toen Joseph Smith gevraagd werd hoe
hijzijnvolkzogoedleidde,antwoordde
hij:,,Ikonderwijshundejuistebeginse- len en zij leiden zichzelf." ( Journal of Discourses,hoofdstuk10, blz. 57.)Ditis
het wezen van het leiderschap van de Heer, en het houdt in dat wij zeker
moetenweten dat wij dejuiste beginse- lenonderwijzen endatwijeen getuigenis en een goed begrip van het evangelie hebben. Inzichtinde beginselenvanhet evangelielaat oneindigmeervrijheiden ontplooiing toe dan alleen een training in werkmethodes.
Eenleiderinde kerkisookleraar,eneen van de belangrijkste middelen in het onderwijs is het voorbeeld, het middel dalChristusaltijd gebruikte.Hoewelwij erons misschien nietvan bewustzijn.is
watwijdoorvoorbeeldonderwijzenveel overtuigender dan hetgeen wij door re- gelsenvoorschriftenonderwijzen,enhet maakt ook een blijvender indruk op degeen die met het voorbeeld werd geconfronteerd.
Om
eendoeltreffende leider ofleraar te zijn moetmen
liefdetonen endaadwer- kelijk liefde voelen voor de persoon diemen
trachtteonderwijzen.Geen
kracht motiveertzo sterk als de kracht van deliefde. Christus had iedereen lief
—
de zwakke, de zondaar, de rechtvaardige.Soms
zijn zij diehet meestliefde nodig hebben,juistdegenen die dat het minst schijnen te verdienen. Hoewel wij het misschien niet op prijs stellen of goed- keuren wat iemand doet, moeten wij toch liefde tonen voor de persoon zelf.In zo'n geval heeft de leider geduld en begrip nodig. Hij kan niet altijdhaastig handelen,enhij moetnooittefel reage- ren. Niet iedereen kan zijn tempo aan- houden.PresidentJosephF.Smithheeft gezegd:
„Bij deleiderszijn ongemotiveerd onge- duld en een pessimistische geest wel- haast onvergeeflijke eigenschappen, en erisvaakevenveel
moed
voor nodigom
tewachtenals
om
tehandelen.Hetisdustehopen datdeleiders vanhet volkvan God, en het volk zelf, niet het gevoel zullen hebben dat zij onmiddellijk een oplossing moeten weten voor iedere
voorkomende
kwestiediedegelijkmati- ge gang van hun leven verstoort.{Evangelieleer, blz. 154).
Een zeer belangrijk onderdeel van het leiderschapishetdelegeren. Degeneaan wiegedelegeerd wordt, moet een zinvol rentmeesterschap ontvangen.
De
toewij- zing van het rentmeesterschap is de plichtvandeleider.Iedermens
moethethem
toegewezen rentmeesterschap ac- cepterenen zijnplichten vervullen zoalshem
geleerd is. Hij moet het gezag ontvangen en de verantwoordelijkheid.Naar verluidt, heeft Socrates (Grieks Wijsgeer 470-399 v.Chr.) gezegd:
„Welkeplichtgij mijooktoewijst, liever
zou ik duizend maal sterven dan deze niet nakomen."
Eenleidermoetnooitproberenhetwerk
te doen dat hij aan een ander heeft opgedragen. Zoals president Lee eens zei:,,Laathenallesdoen watbinnenhun macht ligt, blijf op de achtergrond, en
leer hun hoe ze het moeten doen. Ik geloof dat daarin het geheim van de groei ligt; iemand de verantwoordelijk- heidgeven envervolgenslerenhoehijdie verantwoordelijkheid moet dragen. - Geefzedevrijheidhuntaaktevervullen.
Bekritiseer hen nooit, prijs succes en moedig inspanning aan. Wij moeten iedereendoordringen vanhetbelangvan
zijn roeping. Een leider
mag
nooit ie-mand
zijndie„baas"genoemd
wordtof gezien wordt als de baas. Het dient iemand te zijn die midden tussen het volk staat zoals de Heiland leerde. Hij zei:„Wie
de grootsteonder uis, zaluw
dienaar zijn." (Matteüs 23:11.) en Hij gafons hetgoede voorbeeldtoen Hijde voetenvanzijndiscipelen waste. Hijzei
ook: „Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wiezichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden."
(Matteüs 23:12.)
Ikherinner mij dat presidentGrant vaak
heeft gezegd dat hij nooit iemand iets
opdroeg,waartoehijzelfnietbereid was.
Een goed leider stelt belang in het wel- zijn van zijn volgelingen of degenen wiens dienaarhij is.Als ministervan de provincie Alberta in
Canada
moest ik velemoeilijkebesluitennemen. Ikvroegmij altijd af:
„Wat
is het bestevoor de provincie, voor de mensen dieermeetemaken
hebben en voor de werknemers van het ministerie?" Ik besprak de problemen ook met de leiders van de verschillende afdelingenvanhetministe-rie,vooraldegenendie errechtstreeksbij
betrokken waren, en gafze het gevoel dat zij ook tenminste een deel van de verantwoordelijkheid op zich namen, waarna ik altijd tot de Heer ging
om
leidingtevragen endezeookkreeg,enin staat was beslissingen te nemen, die ik
anders niet had kunnen nemen.
Als leiders moeten wij beseffen, dat de Heerheeftgezegd:„Ditis Mijnwerken Mijnheerlijkheid
—
de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot standte brengen." (Mozes 1:39.) Hij heeftookgezegd:„Daarom,
aange- zien gij zaakwaarnemers zijt, hebt gijopdracht van de Heer, en wat gij ook doet volgensdewildesHeren,isde zaak des Heren."
(LV
64:29.)Ja, alsleidershebbenwij inderdaad een opdrachtvandeHeer enmoetenwij de grootst mogelijke aandacht schenken aan de persoonlijke groei van ieder mens,doorhetonderwijzen van dejuiste beginselen en door deze
mens
ertoe tebrengen zich voor te bereiden op de onsterfelijkheid en het eeuwige leven.
Ditmoetenwijdoen dooreenvoorbeeld
te stellen en regels te geven, waarna wij bereidzijn
hem
tehelpenentesteunenin zijnstreven. Wij moetenhem
echterzijn eigen beslissingen latennemen
en zijn eigen levenlaten leiden volgensde vrije wil die hij heeft ontvangen.Laten wij gedenken wat de Heer tot Joseph Smith met betrekking tot het rentmeesterschap heeft gezegd:
„Want
doordeHere wordtvaniedererentmees- ter vereist, dat hij zowel gedurende het leven als in de eeuwigheid rekenschap geeft van zijn rentmeesterschap."(LV
72:3.)
Wanneer
een leider iemand een op- drachtgeeft,moetdeze opdrachtduide-lijk begrepen worden, moet duidelijk
worden aangegeven tot hoever de ver- antwoordelijkheid strekt, en moet de persoon in kwestie vervolgens vrij zijn
om
te handelen en de opdracht uit te voeren. Bovendien moet er op een be- paald tijdstip voor vorderingen ofvol- tooiing van de taak worden gerappor- teerd.Men
moetaltijdrekenschapafleg- gen tegenover de leider, en de leider moet ookeisendaterrekenschapwordtafgelegd.
In de kerk biedt het persoonlijk onder- houd de beste mogelijkheden voor het afleggen van verantwoordelijkheid.
Wanneer
de verhoudingtussen deleider en de persoon die rekenschap aflegt iszoals deze zijn moet, kan het een rijke ervaring voor beiden zijn, wanneer de mogelijkheid bestaat zichzelf te evalue- ren, en wanneerde communicatie open en
opbouwend
is. Het is een ideale gelegenheidom
hulp en steunte bieden en te ontvangen.Mijnervaringen zowelinde regeringen de zakenwereld als in de kerk onder- schrijven mijnstellingdat het vangroot belang is, dat
men
op dejuiste manier gezag delegeert, datmen
de mensen goed begeleidt en ervoor zorgt dat er rekenschap wordt afgelegd van de ver- richtte taak.Erzijnzevenstadiumsteonderscheiden dieJezus „doorliep" bij het delegeren:
1)
De
kerk die Jezus oprichtte steundealshetwareopeengeraamte vangedele- geerd gezag.
2)
Wanneer
Jezus delegeerde deed Hij hetnietvoorkomen
alsofde toegewezen taakgemakkelijk was,maar
zorgdeHij ervoordatde taakopwindenden uitda- gend leek.3)Jezus zorgdeervoor, datdegenendie een taak toegewezen kregen hun plich- ten kenden en tenvolle begrepen.
4) Jezus gafde gedelegeerden zijnvolle vertrouwen,evenalszijnVader
Hem
had gegeven.5)Jezus bleefloyaal tegenover degenen
die Hij geroepen haden verwachttedat
zij loyaal tegenover
Hem
stonden.6) Jezus verwachtte veel van degenen aan wie Hij verantwoordelijkheid dele- geerde en was bereid zelf veel tegeven.
7) Jezus leerde dat hij die leidt, de vorderingen van degenen aan wie ver- antwoordelijkheid gedelegeerd is moet volgen enmoetverwachtendaterreken- schap afgelegd wordt,
om
dan in een geestvanliefdete prijzen ofte berispen waar dit nodigis.Wij kunnen slechtsgrootwordenalswij het voorbeeld van Christus volgen.
Om
een groot leider te kunnen zijn, moet
men
het volgende doen:1)
Onze
Heiland zienals hetvolmaakte voorbeeld van leiderschap.2)
De
taak van leraar en dienaar aanvaarden.3)In deSchriften opzoekgaannaar de juiste beginselen.
4) Bidden
óm
leiding, luisteren en de raad opvolgen.5)Iedermenshelpenzijneigenbeslissin- gen te nemen.
6) Ieder mens verantwoordelijk stellen voor zijnwerk.
7) Voldoende waardering tonen.
8) Zelf het goede voorbeeld geven en zorgen dat dit in overeenstemming is
met dat wat hij onderwijst.
9) Luisteren naar de stem van depresi- dent van de kerk, die een profeet van
God
is,en zijnvoorbeeld en raadgevin- gen opvolgen.Volgzaamheid
Door Roger Merrill
Hier
kwam
hij nadenken, peinzen, bid- den. Het silhouet van de president dielangzaam heen en weer schommelde in zijn tuinstoel, tekende zich duidelijk af tegen het rood van de zonsondergang.
Vanaf de achterveranda van het zen- dingshuishadhijeen schitterenduitzicht over de stad die aan zijn voeten lag,
maar
hij merkte het nauwelijksomdat
hij dacht aan de duizenden die nog
steedsin onwetendheidhongerden naar de waarheid.
Nu
het eindevanbroeder Cardonszen-dinginzicht
kwam,
overtweewekenzouhij vertrekken,zouhijeen nieuweassis- tent moeten zien te vinden.
Wie
van de 120 zendelingen zou hij roepen? Een voor een ging hij de zoneleiders na. Bij één zendeling bleefhij even stilstaan en dacht:,,In menigopzichtishij de meest ervaren en bekwaamste van al mijn leiders. Zijn district volgthem
goed,maar
hijisookdebron vanveelvan mijn problemen.Soms
begint hij aan een nieuwe taak (en doet het goed),maar
danlaathijmijnietwetenwathijgedaanheeft. Ikstaaltijdvoorverrassingen, en moet mijn plannen wijzigen. Ik vraag
hem
iets te doenmaar
hij houdt zich nooitaanzijnopdracht.Hijdoetwathijdenkt dat gedaan moet wordenen pro- beert mij er dan van te overtuigen dat dat in de gegeven omstandigheden de enigjuistehandelwijze was. Ikheb deze zaken met
hem
besproken,maar
hij schijnt mijn oordeel niet te willen aan- vaarden. Neen, .... ikgeloof datikbeter een anderenaam
aan de Heer kan voorleggen."Al te vaak schiet een talentvolle leider tekort
omdat
hijeen slechtevolgelingis.Na
enigetijdvraagtdie leider zichdanafwaarom
hij nooit ten volle vertrouwd schijnt te worden enwaarom
zijn sug- gestiesopsteedsmeerweerstand vanzijn leiders stuiten. Het vermogenom
ver-trouwen en invloedte winnenvanuitde positie van een dienaar is een zeer be- langrijk onderdeel van het leiderschap, en tochwordthet steeds overhet hoofd gezien bij de trainingvan een leider.
De
Schriften bevatten veel waardevolle lessen overhoewijbeter kunnenvolgen en hetvertrouwen van onzeleiderskun- nen winnen.De
ontwikkeling van een groot volgerwordt beschreveninenkele boeiende verzen in het boek Ether.Wanneer
de broeder van Jared wordt vermeld,denkenwij aan desterke,trou-we
en krachtigeleidervan deJaredieten.Nu
blijkt echter, dat deze grote eigen- schappennietzomaar
verleendwerden,maar
over een langere tijd ontwikkeld werdenengestaaldwerden doorbeproe- vingen.Slauw
BoekvanMormon
opbijEther, hoofdstuk2, tebeginnen bij vers
14waarstaat:
„En
aanhet eindevanvier jarenkwam
de Herewederom
tot de broeder van Jared, en Hij stond in een wolk en sprak met hem.En
de Here sprakdrieurenlangmetde broeder van Jared, en bestrafte hem,omdat
hij niet indachtigwasdenaam
desHerenaan teroepen."
Erbestaateengrotetegenstellingtussen de
man
die berispt werd doorde Heeromdat
hij vergat te bidden en deman
waarvan de Heerzegt in Ether, hoofd-stuk3,vers9:,,En
nimmer
isereenmens
tot Mij
gekomen
met zulk buitenge-woon
groot geloof, zoals gij." Welke gebeurtenissseninhetlevenvan debroe- der van Jaredhebbendeze grote veran- deringen ontwikkeling teweeggebracht?In de tussenliggende verzen treffen wij een aantalzeerbetekenisvolleenbelang- rijke beginselen aan.
Het grote karakter van de broeder van Jared blijkt uit het feit, dat hij zich bekeerde vanhet
kwaad
dathijbedreven haden denaam
desHerenaanriepvoorzijn broederen diebij
hem
waren, nadat de Heerhem
berispt had. (Ether 2:15.)Deze nederige reactie op de goddelijke berispingis een tekenvan grootheid.
Hij
nam
één belangrijk besluit dathem
zou helpen eengeslaagdleiderteworden en datwasde Heertevolgendoor
Hem
onvoorwaardelijk te gehoorzamen.
De
Heer gaf de broeder van Jared toen de opdrachtom
schepen te bouwen. Hijdoorstond deze beproeving met goed gevolg,
omdat
hij de instructies precies opvolgde. (Zie Ether 2:16, 17.)Tijdensde
bouw
van de boten deedzich een probleem voor en dusginghij naai- deHeeren vroeg wathijmoest doen:„O
Here,ikhebhetwerkvolbracht, dat Gij mij hebt geboden, en ik heb de boten gebouwd, zoals Gij mij hebt aange- geven.
...ZieoHere,wiltGijonsditgrotewater
in duisternis laten oversteken?" (Ether 2:18, 22.)
In zijn oneindige wijsheid had de Heer ongetwijfeld een groot aantal oplossin- gen voor dat probleem,
maar
het doel van deHeeris,,deonsterfelijkheidenhet eeuwig leven van demens
tot stand tebrengen" (Mozes 1:39),en
daarom
wil- de Hij het geloofen de ijver van deze gewillige dienaar helpen ontwikkelen.Om
dit tebereikensomde
deHeerenkeledingenop diehet probleemnietzouden oplossen en liet het toen over aan de broeder van Jared
om
een voorstel te doen.„Wat
wiltgijdaarom, datikvoorU
zal bereiden,opdatgij lichtmoogt
hebben, wanneer gij in de diepten der zee zijtverzwolgen?" (Ether 2:25.)
Hoe
lang hetduurde, ofwatde broeder van Jared doormaakte voordat hij dit besluitnam
weten wij niet; er wordtslechts vermeld dat hij naar de berg Shelem ging en dat hij uit een rots 16 kleine stenen nam. Blijkbaar was dit creatieve voorstelaanvaardbaar voor de Heer, want Hij raakte deze stenen aan met zijn vinger. Tijdens deze geweldige gebeurteniszei de Heer:
„Nimmer
is er eenmens
tot Mijgekomen
met zulk buitengewoon groot geloof zoals gij.'1
(Ether 3:9.)
Welkestadiumsdoorliepde broeder van Jared
om
eengoedvolgelingteworden;Ten eerste was hij bereid te doen wat
hem
opgedragen werd, zoals bij voor- beeld hetbouwen
van de boten. Ten tweede, gaf hij aan dat hij bereid was vooruitgangtemaken
entewerkendooi de Heerom
meer licht te vragen. Ten derde, accepteerde hij de opdrachtom
natedenken, een plan uit tewerken en een voorstel aan de Heer te doen.
Wanneer
iemandditpuntbereiktheeftis hij gereedom
alleen verder te gaan en van tijd tot tijd rapport uit te brengen.Dit is het soort volgzaamheid dat in afdeling 58 van de Leer en Verbonden wordtbeschreven,waarwijde opdracht krijgen uiteigenvrijewil vele dingente
doen die tot gerechtigheid leiden. Dit soortvolgzaamheidvondook plaatsbij
het scheppen van de wereld. Het werk werdtoenverrichtinzevenscheppings- periodesenerwerdrekenschapafgelegd aan het einde van elke periode.
De
stadiumsvanvolgzaamheidwordenhier weergegeven!
Waar
staatualsopvolger? Proberenuw
leiders altijd u te laten doen wat u opgedragen is? Hebt u zoveel vooruit- gang gemaaktdatuwel eens vraagtwat umeerkuntdoendanhet
minimum
dat van u geëist wordt?Of
bent u zelfsgevorderd tothet puntwaaru probeert vasttestellenwatnodigisenvervolgens voorstellen doet?
Of
bentu zovergevor- derddat uzelfstandigkunt handelen en van tijd tot tijd rapport uitbrengt?Het schijnt dat deze stadiums, evenals alle dingen in het evangelie regel voor regel geleerd moeten worden.
Vaak
wordt de volgorde van de stadiums omgedraaid.Men
wilzelfstandighande-len,
maar men
heeft nog niet aange- toond datmen
kan doen watopgedra- gen is,men
heeft nog niet aangetoond datmen
wilvragen enluisteren,enmen
heeft nog niet veel voorstellen gedaan dieonze leiders kunnenaanvaarden. In staat tezijn zelfstandig te handelen, en vantijdtottijdrapportuit tebrengen,is
volgenopeen niveaudatvoorbehouden
Doewatmenu be volenheeft.(Ether 2:14.)
|
Vraag om meer leidingenweestot
nog meer dienst- baarheid bereid.
(Ether3:18.)
Doe voorstellen;
en wanneer zij
goedgekeurd wor- den,handelerdan naar.(Ether3:23, 25.)
Handelen leg re-
kenschap af. (LV 58:27;72:3.)
isaan degenendiezichdoor hunpresta- tiesvan hetvertrouwen vanhun leiders
hebben weten te verzekeren. Een leider kan een volger slechts grotere vrijheid geven wanneer hij vertrouwen heeft in diensbekwaamheid.
De
eerdergenoem- dezendelinghaddieeigenschappen niet ontwikkeld. Hij volgde de instructies niet op en handelde zelfstandig zonder eerst het vertrouwen van zijn leiders tewinnen.Hijbrachtookgeen rapportuit.
Het boeiendeverhaalvan
Ammon
ende zonen van Mosiah brengt dezelfde be- ginselen naar voren. Nadat zij zich be- keerdhaddenen hetaanbodom
koningteworden haddenverworpen, kregen de zonen van Mosiah ten slotte toestem- ming
om
op zending te gaan naar de goddeloze enwredeLamanieten.Op
zijn nederiggebedtotde Heer, kreegMosiah van deHeerdebeloftedatzijnzonentothem
terug zouden keren. Dat zij deze zegeningwaardigwarenstaatvermeldinAlma, hoofdstuk 17, vers 2 en 3, waar geschreven staat:
„Want
zij warenmannen
van gezond verstanden zij hadden deschriftenijve- rig onderzocht, opdat zij het woordGods
mochten weten.Maar
dit is niet alles: zij hadden veel gebedenen gevast;daarom
haddenzijde geestderprofetieendegeestderopenba- ring, en wanneerzij leerden , leerdenzijmet kracht en gezag van God."
De
zonen van Mosiah,mannen
van God, vatten dus, gedreven door liefde het plan op hetwoord
vanGod
tebrengen aan een goddeloos en wreed volk.Nadatzijuitelkaargegaan waren,
kwam Ammon
in het land van koning Lamoni.De
Schriften vertellen dat het degewoontewas vandeLamanietenom
rondzwervendeNefietengevangentene-
men
enhen voorhunkoningtebrengen, waarna zij volgens de wens van de koning, al naar gelang de stemming waarin hij verkeerde, werden gedood, gevangen gehouden, in de gevangenis geworpen of het land uitgezet, zoals geschreven staat in vers 20. Dit zoubetekenen dat eerdere pogingen vande Nefieten
om
de Lamanieten te bekeren geen succes hadden gehad.Toen
Ammon
voor de koning gebrachtwerd begon hij niet direct te prediken of te vertellen dat hijgekomen
wasom hem
enzijnarmegoddelozeenwrede volkte redden.
Ammon
vroeg slechts ofhij in het landkon blijven. ,,Ja ikverlangeen tijdlang onder dit volk te wonen, ja, misschien tot de dag mijns doods."(Alma 17:23.)Ditwaseenandere bena- dering!Blijkbaardeedditde koningveel genoegenen hij bood
hem
zelfseenvanzijn dochters tot vrouw aan.
Ammon
zorgde er voor dat hij de koning niet krenkte, en wees het aanbod kalm van de hand met de volgende woorden:
„Neen,
maar
ik zaluw
dienstknecht zijn."(Alma17:25.)Ditwasinteressant,iemand dievrijwilligdienstknecht wilde worden, terwijl het een plaatselijk ge- bruik was
om
de verliezers van een veldslag tot dienstknecht te maken.Blijkbaarwist
Ammon
dathijdeze grote natie het beste kon leiden vanuit de positie van een dienstknecht.De
Schriften melden, dat hij nadat hij drie dagen indienst van de koning was geweest, naar de wateren van Sebus ging.Daar
dooddehij enkelevan dege- nendiedekudden vande koning wilden verspreidenenanderen sloeghij dearm
af.
De
koningwasverbaasdtoenhij dithoorde en was blijkbaar nog meer ver- baasd, toen hij hoordedat
Ammon
nietnaar
hem
toegekomen
wasom
doorhem
geprezen te worden voor zijn da- den,maar
bezigwaszijnwagengereedtemaken.
„Toen koning
Lamoni
hoorde, datAmmon
bezigwaszijn paarden en zijnwagens gereed te maken, was hij nog meer verwonderd over de getrouwheid van
Ammon
enhijsprak:Zekerlijk, erisniet één onder al mijn knechten zo getrouw geweestalsdeze man, want hij
onthoudt al mijn bevelen en brengt die ten uitvoer". (Alma 18:10).