• No results found

* *

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "* *"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

*20.0013777*

20.0013777

College van burgemeester en schepenen dinsdag 28 juli 2020

Wonen & Ruimtelijke Ordening – omgeving – verlenen van een omgevingsvergunning - Gebroeders Van De Woestyneplein 12

Aanwezig

Luc Vandevelde, Christophe De Waele, Bob D'Haeseleer, Marc Windey, Ann Van den Driessche, Isaura Calsyn, Danny Smessaert, Meike Van Grembergen

Dossiernummer Omgevingsloket Inrichtingsnummer Gemeentelijk dossiernummer

OMV_2020025649 20200225-0004 2020/91

BEVOEGDHEID

Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd op grond van artikel 56 van het decreet over het lokaal bestuur en op grond van artikel 15 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

JURIDISCH KADER

De Vlaamse codex ruimtelijke ordening en diens uitvoeringsbesluiten.

Het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid van 5 april 1995 en diens uitvoeringsbesluiten.

Het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.

Het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid, wat betreft de omgevingsvergunning en diens uitvoeringsbesluit van 24 maart 2020 en 22 april 2020.

MOTIVERING

De aanvraag ingediend door de bvba Hellas, J. Anthierenslaan 27 te 9840 De Pinte, werd per beveiligde zending verzonden op 12 maart 2020. Er werd bijkomende informatie opgevraagd op 6 april 2020 en aangeleverd op 7 en 10 april 2020.

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 14 april 2020.

De aanvraag heeft betrekking op volgend terrein:

EEKLO 2 AFD F 0686 Y 3

EEKLO 2 AFD F 0686 B 4

Het betreft een aanvraag tot het bouwen van een sportruimte met behoud van de industriële gevel en kopgebouw gelegen Gebroeders Van De Woestyneplein 12, 9900 Eeklo.

Het college van burgemeester en schepenen neemt kennis van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar van 14 juli 2020. Dit verslag omvat volgende beoordeling van de aanvraag:

Omschrijving van de aanvraag

Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

De aanvraag omvat het herbestemmen van een erfgoedkundig waardevol restant van een industrieel gebouw naar sportcomplex. De oostgevel en het kopgebouw worden beiden gerestaureerd en ingevuld met een nieuwbouwgedeelte. Een centrale, betonnen structuur in het gebouw wordt gesloopt. Het gevelschrijnwerk van het kopgebouw wordt vervangen door zwarte industriële steellook in aluminium. Twee raamopeningen van de noordgevel van het kopgebouw worden dichtgemaakt en afgewerkt met grijze crepi. De bestaande poorten worden verwijderd, één wordt vervangen door een poort in zwarte aluminium en de andere opening wordt een open doorgang. In de oostgevel wordt in het middendeel een opening gemaakt in het metselwerk om de toegang te voorzien. Er wordt in deze gevel zwart aluminium schrijnwerk voorzien. Boven de toegang wordt een naamsbelettering van de zaak voorzien HELLAS met een hoogte van ongeveer 1 m.

Het nieuwbouwgedeelte wordt voorzien met twee sportzalen/fitness, cafetaria, kleedruimtes en uittreksel uit het register

van het college van burgemeester en schepenen

(2)

voorzien en op de verdieping een conciërgewoning. Het nieuwe volume bestaat deels uit twee bouwlagen en deels drie bouwlagen en komt dus één bouwlaag boven de bestaande oostgevel uit. Het nieuwbouwgedeelte wordt afgewerkt met plat dak (deels 8,64 m en deels 10,42 m). De nieuwe gevels worden voorzien van grijze crepi met een 3 m hoge plint in betonsteenstrip. Het gelijkvloers van de westgevel wordt deels afgewerkt met witte polycarbonaatplaten.

De buitenaanleg maakt geen deel uit van de aanvraag.

Beschrijving van de aangevraagde ingedeelde inrichtingen of activiteiten De aanvraag strekt ertoe een nieuwe ingedeelde inrichting of activiteit te exploiteren.

De aanvraag omvat voor de ingedeelde inrichting of activiteit:

Rubriek Aard Omschrijving Totale

hoeveelheid + eenheid

Klasse

32.2.2. nieuw 2 sportzalen met plaats voor boxlessen en fitness

2 sportzalen/

fitness

3 Beschrijving van de inrichting/bedrijf

In het gebouw komen er 2 sportzalen/ fitness met bijhorend sanitair en een cafetaria. Op het gelijkvloers komt een garage/werkplaats, waar de eigenaar kan klussen aan de fitnesstoestellen of waar hij zijn camionette kan parkeren en dingen kan uitladen die nodig zijn voor de fitnesszaal (niet ingedeeld). Er komt een stookinstallatie op gas met een vermogen van 60 à 65 kW (niet ingedeeld). Er wordt geen airco voorzien.

Toetsing aan de regelgeving en de stedenbouwkundige voorschriften Planologische voorschriften

De aanvraag is volgens het bijzonder plan van aanleg nr. 18 ‘Kaaiken’ d.d. 04-06-2007 gelegen in een zone voor diensten, horeca en handel met overdruk van een zone voor ‘te behouden constructies’.

In deze zone gelden de volgende stedenbouwkundige voorschriften:

‘Bestemming: diensten, horeca (met uitsluiting van dancings) en handel.

Bebouwing: de te behouden constructies en gevels worden op het bestemmingsplan aangeduid.

De bestaande te behouden constructies moeten gerestaureerd worden en kunnen slechts 10%

worden uitgebreid. Maximale hoogte gebouwen = 11 m t.o.v. nulpas Gebr. Van De Woestijneplein.’

De voorschriften van het bijzonder plan van aanleg primeren op het gewestplan, zodat hier wordt geoordeeld louter op basis van de voorschriften van dit B.P.A.

De aanvraag is gelegen binnen de grenzen van het PRUP 'Afbakening Kleinstedelijk Gebied Eeklo', zoals vastgesteld door de Vlaamse regering op 16 september 2009, maar in dit uitvoeringsplan werd geen specifieke bestemming toegekend aan het perceel in de aanvraag, zodat de voormelde bestemming volgens het gewestplan van kracht blijft.

Andere relevante gegevens betreffende de ruimtelijke context

Het terrein is niet gelegen op minder dan 30 m van het domein van autosnelwegen, hoofdwegen of primaire wegen categorie I volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of langs gewest- of provinciewegen.

De aanvraag is gelegen binnen de grenzen van dat deel van de stad waarop de krachtlijnen van het beeldkwaliteitsplan zoals goedgekeurd in de gemeenteraad in zitting van 27 april 2015, van toepassing zijn.

Het bestaande pand is als deel van het vroegere grotere geheel sinds 14 september 2009 opgenomen op de lijst van bouwkundig erfgoed van de stad Eeklo onder volgende omschrijving:

‘Stoomspinnerij en weverij Tissage de la Liève d’Eecloo:

Voormalig "Ets A. Van Damme, De Lieve", gelegen aan de Dullaert en het vroegere Leiken. Deze firma is een uitbreiding van het langs de Tieltsesteenweg/ Raveschootstraat gelegen bedrijf, dat steeds de hoofdzetel bleef. Van deze moederfirma resteren nog enkele productiehallen.

Het bedrijf ontstond 1902/1903 als stoom-katoen- en wolspinnerij en weverij "S.A. Tissage de la Liève d’Eecloo", en werd in 1917 verworven door Lionel, Jules, Edgar en Maurice Van Damme, nijveraars uit Eeklo - later de n.v. Van Damme. Dezen zouden het bedrijf vanaf de jaren 1920 grote uitbreiding geven.

Er was slechts een langzame groei (onder meer plaatsing van een gasmotor in 1908) rond het centrale gedeelte (met ketelhuis en fabrieksschouw) tot aan de Eerste Wereldoorlog. Dit veranderde tijdens het interbellum. Vanaf dan zouden de bedrijfsgebouwen een stormachtige

(3)

beeld van de ontwikkelingen van de textielnijverheid in secundaire centra vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog.

Grote uitbreidingen kwamen vanaf de jaren 1920 tot stand, een eerste maal in 1921-27 met een bijna-verdubbeling van de bedrijfsoppervlakte, gevolgd door omvangrijke nieuwbouw en verbouwingen in 1933 en in 1949. De recentere uitbreidingsfasen, die het pand zijn huidig uitzicht gaven, dateren in hoofdzaak van 1951, 1961 en het begin van de jaren 1970.

De oudste delen betreft één tot tweelaagse industriële gebouwen, hoofdzakelijk opgebouwd in metaalconstructies met betonnen vloeren, een recentere bijbouw (1970) telt drie bouwlagen. Het spel met verschillende bouwvolumes, het gebruik van bleke baksteen en de fraaie indeling van de grote raampartijen geven een gemengd beeld van 'romantisch kubisme' gecombineerd met industriële nieuwe zakelijkheid. Typisch is dat de ontwerpers steeds in alle bouwfasen consequent functionalistische principes toepasten, die resulteerden in versobering, vereenvoudigde sterke bouwvolumes, zichtbaar gelaten materialen en constructief gehouden decoratie.

In essentie blijven nu van het oorspronkelijke bedrijfje vermoedelijk slechts enkele centraal gelegen muurdelen over, het verbouwde ketelhuis (later deels verbouwd tot één van de laboratoria), de hoge ronde fabrieksschouw op vierkante basis, het gedeelte waarin zich thans de elektrische cabines bevinden.

De zogenaamd oude kaarderij en het oude gedeelte van de kamgarenspinnerij dateert uit het interbellum (1932/1933); productieruimten van één en twee bouwlagen onder geklonken en met bouten geassembleerde metalen spanten (sheds en zogenaamd Engelse spanten); aangevuld met magazijnen en dienstruimten uit verschillende bouwcampagnes, zowel voor als na de Eerste Wereldoorlog, maar telkens uitgevoerd in dezelfde constructies. Uit 1932 bleef een constructieplan van spanten bewaard, geleverd door de nabijgelegen "Etablissements Steyaert- Heene" in de Zuidmoerstraat. Vermoedelijk werden bij latere verbouwingen regelmatig ofwel gerecupereerde oude spanten gebruikt of werden spanten volgens bestaande modellen geconstrueerd, zoals blijkt uit de wijze waarop de doorgang tussen de magazijnen (1936-1939) en dekamgarenspinnerij overkapt werd.

In 1947 had het bedrijf om en bij de 750 man in dienst. Vanaf dat jaar werd na afbraak van de oude strijkgarenspinnerij een nieuwe kaardenspinnerij gebouwd naar ontwerp van ir. A. Rottiers (Temse), betonberekeningen Ir. P. De Mueleneere (Brugge), uitgevoerd door aannemer A. Van Cauwenberghe (Eeklo). De metalen vakwerkliggers waarop de sheddaken rusten werden geleverd door de S.A. des Ateliers de Construction d’Hérinnes-lez-Enghien. De kaardenspinnerij kreeg in 1950/1951 een uitbreiding, deels over de bestaande elektriciteitscabines. Deze gebouwen zijn gekenmerkt door het gebruik van zware ijzeren I-balken en kolommen op de begane grond, op de verdieping deels gelaste sheddaken rustend op enkelgekruiste metalen vakwerkliggers zonder verticalen, rustend op ijzeren I-kolommen. De muurpartijen zijn uitgevoerd in machinesteen. Deze industriële productieruimten werden in 1948-1949 aangevuld met een hoofdgebouw en conciergerie aan het Gebr. Van de Woestyneplein, naar ontwerp van architect Jean Hebbelynck. Het staat op een sokkel van blauwe hardsteen, is uitgevoerd in Scheldesteen, met gedeelten tussen de raampartijen in kunststeen.

In 1951 en 1961 werden door de firma NEMAHO uit Doetinchem (Nederland) rond de bestaande productiegebouwen drie opvallende ververijhallen met ventilatieopeningen en verluchtingskokers gebouwd, in verlijmde houten driescharnierspanten, voorzien van opgehangen metalen trekkers en een loopbrug onder de ventilatieopeningen.

In 1959-1961 werd het bedrijf uitgebreid door een overbouwing van het Leiken, waardoor Dullaert op deze plek haar huidige breedte kreeg. Het Leiken werd daarbij afgedamd en ingekokerd, het nieuwe gebouw werd gefundeerd op een hele reeks Franki-palen en een betonnen vloerplaat.

Tegen de oude kamgarenspinnerij werd recent (1975) nog een nieuwe kamgarenspinnerij met drie bouwlagen naar ontwerp van ir. W. Fiems gebouwd. Deze bestaat uit gelaste holle stalen kolommen, waarop betonnen vloeren, rustend op stalen balken. Bij deze nieuwbouw werd ook een vals plafond (Linex) aangebracht onder de shedkappen van de oude kamgarenspinnerij.’

Verordeningen en andere wetgeving

De aanvraag voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Er wordt een hemelwaterput van 10.000 l voorzien en een infiltratieput met een inhoud van 10.000 l en een infiltrerende oppervlakte van 18 m². Omwille van

(4)

plaatsgebrek op eigen terrein, worden deze voorzien op het aanpalende perceel in eigendom van een derde private eigenaar door middel van een erfdienstbaarheid.

De aanvraag bevat een archeologienota ID 11855 waar het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid op 2 augustus 2019 akte van genomen heeft. Er moet geen verder archeologisch vooronderzoek plaatsvinden.

Externe adviezen

De intergemeentelijke Vereniging Veneco IOED Meetjesland verleende op 7 mei 2020 een voorwaardelijk gunstig advies:

‘Gezien het vooroverleg en het preadvies, adviseert de IOED Meetjesland dit dossier gunstig.’

Dit pre-advies omvatte volgende elementen:

1. Schrijnwerk

IOED Meetjesland en Werkgroep ELS gaan akkoord met het gebruik van aluminium of staal met industriële look. Hierbij gaat de voorkeur naar de kleur zwart en fijne profielen. Voor het kopgebouw zal de roedeverdeling hernomen worden.

2. Kleurgebruik nieuwbouw

De witte bezetting op plan wordt niet aangehouden bij de uitvoering. Men wil de kleur van de gewapende betonnen pijlers in het kopgebouw gebruiken als referentie voor de bezetting van de nieuwbouw. Zowel IOED Meetjesland als Werkgroep ELS gaan hiermee akkoord.

3. Restauratie kopgebouw en langsgevel fabriek

De gevels worden gereinigd en gerestaureerd. IOED Meetjesland wijst erop dat er met de betonnen pijlers omzichtig omgegaan moet worden. Hier en daar zijn stukken verdwenen of losgekomen. De langsgevel wordt eveneens gereinigd en plaatselijk gerestaureerd. Centraal komt een hoofdtoegang.

4. Betonnen structuur

Zowel IOED Meetjesland als Werkgroep ELS vinden het jammer dat de betonnen structuur niet in het nieuwe ontwerp is meegenomen maar beseffen dat dit moeilijk te herbestemmen valt.

Werkgroep ELS deed de suggestie om binnenin grote canvassen aan de muur te hangen, met afbeeldingen van de oude site. IOED Meetjesland doet de suggestie om eventueel bepaalde elementen van de structuur op te nemen of te verwerken in het interieur, louter ter evocatie.

5. Rechter deel kopgebouw

Alle partijen vragen aan de stad Eeklo om na te gaan wie de eigenaar is van de gevel met grote poort (en achterliggend terrein). Dit werd momenteel niet in de plannen. Echter, een restauratie en verbouwing van dat deel in lijn met wat AIKO momenteel voorlegt, is van belang voor de heropwaardering van de site en het ondersteunen van de overgebleven erfgoedwaarden. Idealiter wordt ook de portierswoning, nu bewoond, overeenkomstig gerestaureerd/gerenoveerd.

Eventueel kan na overleg met de eigenaars reeds een gevelreiniging plaatsvinden.

Zowel IOED Meetjesland als Werkgroep ELS zijn het herbestemmingsplan genegen. Het sportcomplex kan antwoord bieden op de vraag van de school en vele studenten in de buurt.

Daarenboven wordt rekening gehouden met het industriële erfgoed die er nog aanwezig is. Het heropwaarderen van de site heeft op enkele punten een impact op de erfgoedwaarden, zoals de betonnen structuur aan de binnenzijde, maar zorgt daarnaast evenzeer voor een ondersteuning van de overige erfgoedwaarden.

De dienst Brandpreventie van de zone Meetjesland verleende op 16 april 2020 een voorwaardelijk gunstig advies met kenmerk P401-00148702.

Op 29 april 2020 verleende de dienst mobiliteit van de stad Eeklo een voorwaardelijk gunstig advies:

‘Er is een hoge parkeerdruk zowel in de Zuidmoerstraat, Gebr. Van De Woestyneplein en Dullaert.

Anderzijds zal op korte termijn ook de schoolomgeving en parkeren worden bekeken. Positief is dat er gekeken is naar parking in de buurt. Krüger is een goede optie. Dit moet gecommuniceerd worden met de bezoekers.’

Op 27 september 2019 werd advies gevraagd aan Fluvius, de Burggravenstroom, Veolia en Ecopower. Geen van deze instanties verleende een advies.

Fluvius verleende op 18 mei 2020 een voorwaardelijk gunstig advies. Er is een uitbreiding van het elektriciteitsnet vereist.

Op 4 mei 2020 verleende het polderbestuur Watering De Burggravenstroom een voorwaardelijk gunstig advies.

(5)

Het openbaar onderzoek Wettelijke bepalingen

De aanvraag valt onder de categorie van aanvragen die moeten openbaar gemaakt worden volgens titel 3, hoofdstuk 5 van het Omgevingsvergunningsbesluit. De aanvraag wijkt namelijk op volgende punten af van de bepalingen van het bijzonder plan van aanleg nr. 18 ‘Kaaiken’ van 4 juni 2007:

1. De vastgelegde bestemming van zone 3 omvat diensten, horeca en handel.

Sportaccomodatie en wonen valt hier niet onder.

2. Zone 3 heeft als overdruk ‘te behouden constructies’. De centrale betonnen structuur met verbindingsbogen wordt afgebroken.

3. Op het inplantingsplan staat een toerit naar een garage aangeduid die gesitueerd is in de zone voor waterloop.

Evaluatie van de procedure/aantal bezwaren

De voorgeschreven procedure werd gevolgd. Het openbaar onderzoek liep van 30 april 2020 tot en met 29 mei 2020. Er werden geen bezwaarschriften ingediend.

Historiek van de vergunningstoestand

Op 16 september 2008 werd voor het gebouw reeds een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor de renovatie van het bestaand poortgebouw / industrieel pand met gedeeltelijke uitbreiding in nieuwbouw tot commerciële polyvalente ruimte. De werken vervat in deze vergunning werden nooit aangevat.

Op 3 september 2013 verleende het schepencollege een stedenbouwkundige vergunning voor het verbouwen van het pand tot een kantoorgebouw met handelspand. Ook deze werken werden nooit aangevat. Ook deze vergunning werd nooit uitgevoerd.

Op 5 april 2016 verleende het college van burgemeester en schepenen een stedenbouwkundige vergunning voor het verbouwen van het bestaande pand tot kantoorgebouw. Ook deze vergunning is inmiddels vervallen.

Op 10 december 2019 weigerde het college van burgemeester en schepenen de aanvraag tot omgevingsvergunning van bvba Hellas voor het bouwen van een sportruimte.

Beschrijving van de bouwplaats en de omgeving van de aanvraag

De aanvraag is gelegen op een voormalig industriële site die via het bijzonder plan van aanleg

‘Kaaiken’ herbestemd werd naar een stedelijk woonproject met publieke ruimtes en groenzones.

Het zuidelijk deel van deze site werd inmiddels omgevormd tot woonsite met omgevingsaanleg.

Juridische beoordeling van de aanvraag Mer-screening

In navolging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 (BS 29 april 2013) dient er voor de aanvraag een project-m.e.r.-screening te gebeuren (bijlage III bij het project-m.e.r.- besluit). De aanvrager heeft in het Omgevingsloket de velden die betrekking hebben op de m.e.r.- screening ingevuld. In deze bevragingen zijn de mogelijke effecten van het project op de omgeving onderzocht en gemotiveerd waarom deze niet aanzienlijk zijn. Bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek werd reeds vastgesteld dat de milieueffecten niet aanzienlijk zijn.

Bijgevolg was de opmaak van een milieueffectenrapport niet vereist.

Watertoets

De bouwplaats ligt volgens de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden in een niet- overstromingsgevoelige zone. De constructie heeft beperkte dimensies en geeft geen aanleiding tot een verminderde infiltratie in de bodem, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat het schadelijk effect beperkt is. Enkel wordt door de toename van de verharde oppervlakte de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit wordt gecompenseerd door de plaatsing van een hemelwaterput en een infiltratievoorziening, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening. Onder deze voorwaarden is het ontwerp verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Planologische en juridische beoordeling

De vergunningverlenende overheid dient de aanvraag te toetsen aan de gebruikelijke inzichten en noden betreffende een goede aanleg der plaats, gebaseerd op de eerder geciteerde voorschriften van het van kracht zijnde voormelde bijzonder plan van aanleg als meest recente en gedetailleerde plan.

(6)

De aanvraag is op volgende punten niet in overeenstemming met de bepalingen van dit B.P.A.:

1. De vastgelegde bestemming van zone 3 omvat diensten, horeca en handel.

Sportaccomodatie met een conciërgewoning vallen hier niet onder. De aanvraag doet hierbij beroep op een zonevreemde functiewijziging voor gebouwen opgenomen op de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

2. De volledige zone 3 heeft als overdruk ‘te behouden constructies’. Het kopgebouw en de noord- en oostgevel worden gerestaureerd. Het centrale waterreservoir en de draagstructuur worden verwijderd.

1) Met betrekking tot de bestemming:

Artikel 4.4.1. van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening bepaalt dat afwijkingen niet kunnen toegestaan worden voor wat betreft de bestemming.

Artikel 4.4.23 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening bepaalt evenwel dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een vergunningsplichtige functiewijziging van een gebouw of een gebouwencomplex, afwijken van de bestemmingsvoorschriften, voor zover voldaan is aan beide hiernavolgende voorwaarden :

1° het gebouw of het gebouwencomplex beantwoordt op het ogenblik van de aanvraag aan alle hiernavolgende vereisten :

a) het gebouw of het gebouwencomplex bestaat, b) het gebouw of het gebouwencomplex is niet verkrot,

c) het gebouw of het gebouwencomplex is hoofdzakelijk vergund, d) het gebouw of het gebouwencomplex is niet gelegen in:

1) ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden en agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde,

2) recreatiegebieden, zijnde de als dusdanig door een plan van aanleg aangewezen gebieden, en de gebieden, geordend door een ruimtelijk uitvoeringsplan, die onder de categorie van gebiedsaanduiding « recreatie » sorteren;

2° de functiewijziging komt voor op een door de Vlaamse regering vast te stellen lijst, waarin nadere regelen en bijkomende voorwaarden voor de betrokken wijzigingen van gebruik kunnen worden bepaald.

Artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 november 2003 tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen bepaalt dat met toepassing van het voormeld artikel 4.4.23 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening een vergunning kan worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex, voorzover aan al de volgende voorwaarden voldaan is:

1° het gebouw of gebouwencomplex is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundige erfgoed, vermeld in artikel 4.1.1 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013;

2° de voortzetting van de vroegere functie blijkt niet haalbaar of garandeert de duurzame leefbaarheid van het gebouw of het gebouwencomplex niet;

3° de nieuwe functie laat de erfgoedwaarde ongeschonden of verhoogt ze.

De functiewijziging kan enkel worden toegestaan als het gebouw of gebouwencomplex bouwfysisch geschikt is voor de nieuwe functie.

Ten aanzien van dit juridisch kader wordt volgende afweging gemaakt:

Het vastgestelde item in de inventaris van het bouwkundig erfgoed betreft slechts een restant van het oorspronkelijke industriële complex: het kopgebouw, enkele muurdelen met vloerplaat en een waterreservoir.

De verderzetting van de vroegere (industriële) functie is niet haalbaar, gelet op de voorschriften van het BPA. Ook de door het BPA toegelaten functies blijken in de praktijk moeilijk realiseerbaar, gelet op de niet-uitgevoerde vergunningen van 2008, 2013 en 2016.

De aanvraag omvat een nieuwbouw die terug een buitenschil aan het gebouw geeft en zo aan het erfgoed een nieuwe, bruikbare invulling geeft die de erfgoedwaarde bewaart voor de toekomst. Uiteraard betekent de sloop van het waterreservoir een aantasting van de erfgoedwaarde, maar zoals art. 130, 3° beschrijft dat dit kan worden toegestaan als de nieuwe

(7)

functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt. Hiervoor is het advies van ELS en IOED richtinggevend.

Uit het vooroverleg met ELS en IOED werd tot bijsturingen gekomen die nieuwbouw en erfgoedwaarden met elkaar verzoenen. Daarbij werd ingestemd met de afbraak van het waterreservoir, vanuit een afweging tussen de motieven voor sloop en de erfgoedwaarden van de constructie. Bijgevolg wordt geoordeeld dat de nieuwe functie de erfgoedwaarde verhoogt door het in de inventaris opgenomen gedeelte van de constructie voor verder verval te behoeden en doordat de zonevreemde functie een goede garantie biedt voor de duurzame leefbaarheid ervan.

Het kopgebouw is bestaand en voldoet (niettegenstaande de slechte staat van het schrijnwerk) aan de elementaire vereisten van de stabiliteit.

Het achterliggende volume is bestaand, maar vormt op zich geen constructie die enig gebruik toelaat. Toch wordt geoordeeld dat twee elementen doorslaggevend zijn: de bepaling van het BPA dat het gebouw in zijn huidige staat behouden dient te blijven en de vaststelling dat geïnventariseerd pand delen van gebouwen omvat en geen volledige constructie.

Bijgevolg kan niet redelijkerwijs geoordeeld worden dat een gebouw tegelijk niet-bestaand is én omwille van de erfgoedwaarde een intrinsieke, te behouden waarde heeft. In die zin wordt geoordeeld dat als gebouwdelen intrinsiek te behouden zijn, deze wel als bestaand moeten worden beschouwd.

Dit moet eveneens gezien worden tegen de achtergrond van het Erfgoeddecreet: in het bijzonder de wenselijkheid van het behoud van het erfgoed opgenomen in de vastgestelde inventaris en een zorgplicht voor administratieve overheden.

Bijgevolg kan er mee ingestemd worden dat de zonevreemde functiewijziging niet enkel het kopgebouw betreft, maar ook aan het achterliggende volume mee deze functie toegekend kan worden.

2) Met betrekking tot het verwijderen van de waterreservoir

Het waterreservoir en de structuur die deze verankert tov. het gebouw wordt in de aanvraag gesloopt. In het BPA maakt deze deel uit van het te behouden volume.

In eerste instantie dient opgemerkt te worden dat de aanduiding als ‘te behouden’ gemotiveerd werd door de erfgoedwaarde van het industriële gebouw. De mogelijkheid van een afwijking wordt afgewogen tegenover de kwaliteit van de herbestemming inzake erfgoedwaarde. Hier wordt verwezen naar het advies van IOED en ELS, waarin geoordeeld wordt dat de kwaliteit van de overige herbestemming positief beoordeeld wordt en dat de keuze om de betonnen constructie te slopen weliswaar betreurd, maar toch ook bijgetreden wordt.

Ten tweede bestaat het reservoir uit een betonnen kuip die het volledige achterste volume beslaat en verankerd is in de grond. Gecombineerd met de kenmerken van het perceel, met weinig te benutten ruimte buiten het bebouwde gedeelte, legt het reservoir sterke beperkingen op de architecturale, functionele en energetische uitwerking van het gebouw.

De langdurige leegstand met twee niet-uitgevoerde vergunningen wijst op het moeilijk te herbestemmen karakter van het gebouw.

Bijgevolg kan in afwijking van het BPA ingestemd worden met de sloop van het reservoir.

Tot slot staat op het inplantingsplan een garage aangeduid die gesitueerd die uitkomt in de zone voor waterloop. In deze zone moet de waterloop minstens 6 m breed zijn. Het resterende deel van de zone moet als openbaar groen worden ingevuld. De waterloop wordt beschouwd als openbare ruimte.

In tegenstelling tot de eerdere, geweigerde vergunning worden nu geen inrichtingswerken in deze zone voorzien. Het betreft het behoud van een bestaande toegangspoort die dateert van voor de inwerkintreding van het BPA en behouden kan worden.

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening

Naast het juridisch aspect dient elke aanvraag tot omgevingsvergunning beoordeeld in functie van de goede ruimtelijke ordening.

(8)

Volgens de vaste rechtspraak van de Raad van State moet de overheid bij de beoordeling van de goede plaatselijke ordening in de eerste plaats in concreto nagaan of de aanvraag verenigbaar is met de ordening van de onmiddellijke omgeving (R.v.St., Bormans, nr. 160.445, 22 juni 2006).

Een aanvraag mag niet enkel beoordeeld worden in functie van het gevraagde bouwproject alleen, maar de beslissing moet rekening houden met de vergunde gebouwen uit de onmiddellijke omgeving (R.v.St., Vanassche, nr. 178.805, 22 januari 2008).

Inzake de visueel-vormelijke elementen en de cultuurhistorische aspecten werd na de voorgaande weigering een bijgestuurd ontwerp opgemaakt. Het pré-advies van IOED en ELS besluit dat het ontwerp het opwaardering is van het gebouw in zijn erfgoedaspecten.

De site kent reeds geruime tijd een verloederd uitzicht, die afbreuk doet aan het uitzicht van het Gebroeders Van de Woestyneplein en het project langs ‘t Kaaiken. Voorliggend project herstelt het gebouw naar uitzicht en betekent zo een opwaardering van het plein.

Naar functionele inpasbaarheid en schaal is een sportfunctie aan dit buurtplein een geschikte functie.

Inzake de mobiliteitsimpact wordt grotendeels verwezen naar de publieke parkings op het Gebroeders Van de Woestyneplein en het Krugercentrum. Verder situeert de locatie zich in nabijheid van openbaar vervoer. Tijdelijk is er ook de parkeergelegenheid in de zone waar de waterloop ‘t Leiken zal doorgetrokken worden. Het gebouw zelf omvat één garage. De mogelijkheden op parkeerplaatsen op eigen terrein te voorzien zijn zeer beperkt doordat de perceelsgrens samenvalt met de contouren van het gebouw. Verder wordt verwezen naar de eerdere vergunningen, waarin ook geen parkeerplaatsen werden voorzien.

De gebruikers van de sportaccomodatie worden geraamd op 20 à 30 bezoekers per dag en 2 werknemers. De activiteiten zijn voornamelijk ’s avonds, wanneer de verkeers- en parkeerdruk in de omgeving lager is dan overdag (schoolverkeer). De parkeerdruk in deze omgeving is globaal genomen wel hoog. Omwille van de aanwezige publieke parkeergelegenheid en de schaal van het gebouw, kan worden aangenomen dat de parkeergelegenheid volstaat. Dit moet wel gecommuniceerd worden met de bezoekers.

Algemene conclusie

Uit bovenstaande motivering blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is (of kan gebracht worden mits het opleggen van de nodige voorwaarden) met de wettelijke bepalingen, alsook met de goede plaatselijke ordening en met zijn onmiddellijke omgeving. Bijgevolg kan de gevraagde vergunning worden verleend.

Op basis van de hierboven vermelde overwegingen, komt het college van burgemeester en schepenen tot de volgende beoordeling van het dossier.

Het college van burgemeester en schepenen stemt in met de behandeling van de aanvraag door de gemeentelijke omgevingsambtenaar van 14 juli 2020 en maakt ze zich eigen.

BESLISSING Artikel 1

De aanvraag ingediend door de bvba Hellas inzake de nieuwbouw van een sportruimte met behoud oorspronkelijke industriële gevel en kopgebouw, gelegen Gebr. Van De Woestyneplein 12, 9900 Eeklo te vergunnen.

Artikel 2

De aanvraag omvat voor de ingedeelde inrichting of activiteit (IIOA) met inrichtingsnummer 20200225-0004 volgende globaal vergunde toestand:

Rubriek Omschrijving Totale hoeveelheid Klasse

32.2.2° 2 sportzalen met

plaats voor boxlessen en fitness

2 sportzalen/ fitness 3

Artikel 3

Volgende voorwaarden worden opgelegd:

 Er dient een afbeelding van het af te breken waterreservoir en het gebouw in zijn huidige of historische toestand te worden geïntegreerd in het interieur, cfr. het advies van IOED/ELS.

(9)

 Er moet een pro-actieve communicatie gevoerd te worden rond de bereikbaarheid, die aanstuurt op wandelen/fietsen en, in geval van autogebruik, maximaal gebruik te maken van de parking Krüger.

 De ramen van de slaapkamers dienen geopend te kunnen worden.

 De maatregelen in de archeologienota met referentienummer ID11855 en waarvan door het Agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid akte genomen werd op 2 augustus 2019 moeten uitgevoerd worden overeenkomstig het programma geformuleerd in die archeo- logienota, inclusief de opgelegde voorwaarden, en het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013.

 Strikte naleving van de tijdens de procedure gewijzigde plannen BA_A759_L_N_1_vergund.pdf, BA_A759_P_N_4_vergund.pdf, BA_A759_G_N_2_vergund.pdf, BA_A759_P_N_2_vergund.pdf, BA_A759_G_B_1_vergund.pdf

 strikte naleving van de voorwaarden gesteld in het advies van de dienst Brandpreventie van de zone Meetjesland van 16 april 2020 - kenmerk P401-00148702;

 strikte naleving van de voorwaarden gesteld in het advies van de dienst mobiliteit van de stad Eeklo van 29 april 2020;

 strikte naleving van de voorwaarden gesteld in het advies van Fluvius van 18 mei 2020;

 strikte naleving van de voorwaarden gesteld in het advies van het polderbestuur Watering De Burggravenstroom van 4 mei 2020;

 Alle kosten voor het verplaatsen van bomen, straatmeubilair, openbare verlichting, verkeerssignalisatie en herstellingen t.g.v. private bouwwerken zijn ten laste van de bouwheer.

 het indienen van een planaanvraag via het Kabel en Leidingen Informatie Portaal (www.klip.be) met het oog op het voorkomen van schade aan ondergrondse kabels en leidingen;

 tijdens de uitvoering van de werken het nodige te doen om de doortocht van voetgangers, andersvaliden en fietsers te waarborgen;

 ervoor te zorgen dat de garagepoort niet over openbaar domein komt, noch bij het openen noch bij het sluiten ervan;

 strikte naleving van de normbepalingen van hoofdstuk III van de gewestelijk stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid.

 voor wat de slopingswerken betreft :

 eventuele asbestplaten te laten verwijderen volgens de vigerende wetgeving, nl. artikel 4.7.0.1. van Vlarem II;

 voorafgaandelijk contact op te nemen met Telenet voor zover de distributie op de gevel is aangebracht;

 voorafgaandelijk contact op te nemen met de verantwoordelijke diensten van de verschillende nutsvoorzieningen, oa. de Watergroep, Imewo, Telenet, Proximus;

 de werf af te sluiten met een scherm tegen stof en afbraakmateriaal;

 ervoor te zorgen dat geen afbraakmateriaal op de openbare weg of op de aangelande eigendommen terechtkomt;

 ervoor te zorgen dat de stabiliteit van de aanpalende gebouwen niet in het gedrang komt;

 alle afbraakmateriaal onmiddellijk van de bouwplaats te verwijderen;

 vooraf de nodige aanvraag te doen bij de stedelijke technische dienst bij eventuele inname van openbaar domein tijdens de werken (oa. plaatsen container, stelling, bouwmaterialen);

 onmiddellijk aansluitend op de slopingswerken, de nieuwbouw aan te vatten;

 na het aanleggen van het groendak, een fotoreeks als bewijs van uitvoering over te maken aan de dienst Omgeving van de stad Eeklo.

 Op uw terrein dient het huishoudelijk afvalwater en het niet-opgeslagen hemelwater volledig gescheiden afgevoerd te worden tot aan de rooilijn. Voor de aansluiting op het openbaar rioleringsnet dient een aanvraag te worden ingediend bij de Watergroep (de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening). Deze aanvraag dient zo vlug mogelijk na het verkrijgen van uw omgevingsvergunning en vóór aanvang van de bouwwerken te worden ingediend (https://www.dewatergroep.be/nl-be/afvalwater/aansluiting-op-het-gemeentelijk-rioleringsnet ).

Naar aanleiding van deze aanvraag zal De Watergroep de wijze bepalen waarop uw riolering concreet moet uitgevoerd worden.

 vooraleer de huisaansluiting definitief in dienst kan worden gesteld, dient de privéwaterafvoer te worden gekeurd (zie folder - https://www.dewatergroep.be/nl-

(10)

be/publicaties/2017/02/01/10/15/aquaflanders). U vindt een lijst van de erkende keurders op www.aquaflanders.be.

 na het plaatsen van de infiltratievoorziening en de hemelwaterput en alvorens de verharding aan te brengen de dienst stedenbouw te contacteren ter controle ervan. Op dit moment dienen de gedetailleerde facturen voorgelegd ter verantwoording van de geplaatste volumes.

Artikel 4

De start- en einddatum van de werken moet doorgegeven worden via uw dossier in het Omgevingsloket.

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.



De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.



De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de

(11)

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 99, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 52. De Vlaamse Regering of de gewestelijke omgevingsambtenaar zijn bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van de deputatie in eerste administratieve aanleg.

De Vlaamse Regering bepaalt in welke gevallen de gewestelijke omgevingsambtenaar over het beroep kan beslissen.

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:


1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;


4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;


5° …

6° de leidend ambtenaar van het Omgeving of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde.

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:


1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;


2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;


3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt de bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt

(12)

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijkedoeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

Namens het college,

Meike Van Grembergen Luc Vandevelde

algemeen directeur burgemeester-voorzitter

Voor eensluidend uittreksel:

voor de burgemeester, de algemeen directeur (artikel 279 decreet lokaal bestuur)

Reden: Ik keur dit document goed

Getekend door: Meike Van Grembergen (Signature) Getekend op: 2020-07-31 13:38:04 +01:00

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling