Pagina 1 van 7
Son en Breugel, 29-10-2019
Aan het College van Burgemeester en Wethouders van Son en Breugel
per e-mail: bestuurssecretariaat@sonenbreugel.nl
Geacht college,
Per e-mail van de heer F. Das is ons op 24-9-2019 aangeboden de concept Verordening Wmo (verder te noemen V) en het concept Besluit uitvoeringsregels Wmo 2020 (verder te noemen U) met de vraag daarover aan uw college advies uit te brengen.
Wij hebben daartoe een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van het CG- platform, de Stichting Belangenbehartiging Mantelzorgers, de Stichting 2109, de SeniorenRaad en PVGE afd. Son en Breugel onder voorzitterschap van
ondergetekende namens het bestuur van de Adviesraad Sociaal Domein ( verder te noemen ASD).
De werkgroep heeft tweemaal overleg gevoerd met een ambtelijke delegatie, bestaande uit de heer Das en mevrouw Stoop. Bij de tweede bijeenkomst was het laatste gedeelte ook wethouder van Liempd aanwezig.
In dit overleg zijn een flink aantal opmerkingen van onze kant direct verwerkt in de ons toegezonden tekst. Over die opmerkingen treft u dan ook geen advies aan in deze brief. Daarnaast zijn er door ons schriftelijk een groot aantal tekstuele opmerkingen aan de ambtelijke delegatie gezonden; ook daarover treft u geen
advies aan. In dit advies wordt verwezen naar de nummering in V, de toelichting op V en U, zoals die nummering aanwezig is in de ons op 24-9-2019 aangeboden
stukken.
Belangrijk is het om op te merken, dat er voor art. 16 V alleen concepttekst
aangeleverd is onder voorbehoud van aanvullende informatie vanuit de VNG en dat er voor art. 17 V geen concepttekst aangeleverd is in afwachting van nadere
informatie vanuit de VNG. De ASD gaat er van uit, dat eventuele wijzigingen in art 16 V op grond van de VNG informatie, alsmede de concepttekst van art. 17 V alsnog voorgelegd gaan worden voor advies door de ASD. Bedacht moet daarbij worden, dat deze artikelen, die gaan over de eigen bijdragen van cliënten, zeer belangrijke bepalingen in V zijn. Wij hebben begrepen, dat er ook teksten voor deze artikelen
Pagina 2 van 7 behoren te zijn vanaf 1-1-2020 indien er dan nog geen tijdige informatie vanuit de VNG zou zijn. Ook in dat geval verwachten wij, dat eventuele wijzigingen in art. 16 V en de concepttekst van art. 17 V ons voorgelegd zullen worden ter advisering.
Het bestuur brengt u op basis van de bevindingen van onze werkgroep de volgende adviezen uit.
Allereerst willen wij een algemeen punt over de positie van V aan de orde stellen. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (verder te noemen de wet) art. 2.1.3 lid 1 luidt: “De gemeenteraad stelt bij verordening de regels vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter
uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen”. Het blijkt, dat er in Son en Breugel echter geen dergelijk plan conform art. 2.1.2 van de wet bestaat, maar dat de inhoud van Kader Sociaal Domein 2017 geacht wordt afdoende te zijn om te voldoen aan de wettelijke verplichting, dat de gemeenteraad in het kader van de wet periodiek een plan vaststelt. Naar het inzicht van de Adviesraad zou dat mogelijk kunnen als in dat Kader daadwerkelijk alle in art. 2.1.2 van de wet
genoemde onderwerpen afdoende behandeld worden. Bij bestudering van het Kader blijkt dat bepaalde belangrijke onderwerpen uit art. 2.1.2 van de wet behandeld worden, maar er blijkt ook, dat een aantal voorgeschreven onderwerpen in het geheel niet of slechts op een zeer beperkte wijze behandeld worden. In bijlage 1 wordt een kort overzicht van de discrepanties aangegeven. Op grond hiervan luidt ons advies:
Alhoewel de afwezigheid van sommige doelstellingen en concrete taakstellingen van het beleid op het sociale domein in Son en Breugel, conform art. 2.1.2 van de wet, te betreuren valt, is dat geen reden om negatief te zijn over V en U. Het is wenselijk, dat zo spoedig mogelijk het bestaande Kader geactualiseerd wordt, waarbij die
onderwerpen, die momenteel ontbreken m.b.t. de wet opgenomen worden. Daarbij is essentieel, dat er geen sprake meer kan zijn van een kader van onbepaalde duur, maar dat een periodiciteit van vaststellen tot stand gebracht wordt, waar binnen de gekozen periode wordt aangegeven welke resultaten het gemeentebestuur wenst te behalen, welke criteria worden gehanteerd om te meten hoe deze resultaten zijn behaald en welke prestatie-indicatoren worden gehanteerd t.a.v. aanbieders (art.
2.1.2 lid 6 van de wet) Art. 1 V en toelichting
a. Algemeen gebruikelijke voorziening. Het nieuw geïntroduceerde begrip “niet veel duurder” is een belangrijke toevoeging. Het is erg vaag en zal in de praktijk tot veel discussie en ontevredenheid leiden en mogelijk tot een arbitraire uitvoering. Advies: Het is wenselijk om “niet veel duurder” te
preciseren in U, bijvoorbeeld in de vorm, dat dit in de regel betekent niet meer dan 10% duurder. Beter is om in V aan te sluiten bij landelijk gangbare
formulering van vergelijkbare kosten met in de markt verkrijgbare producten, diensten enz.
b. In de toelichting is sprake van maatwerkvoorziening of pgb. Betekent die dat een pgb geen maatwerkvoorziening is? In art. 20 V is alleen sprake van een maatwerkvoorziening, terwijl het sterke vermoeden bestaat, dat bedoeld is dat
Pagina 3 van 7 de tekst ook van kracht is voor een pgb. In de wet art. 2.3.10 waarnaar in dit artikel 1 V verwezen wordt is wel sprake van maatwerkvoorziening of pgb.
Advies: De terminologie moet consistent zijn in de gehele V, de toelichting en U. Alhoewel taalkundig o.i. niet juist adviseren wij vanwege de duidelijkheid toch overal waar dat relevant is, in overeenstemming met art 2.3.10 wet de terminologie “maatwerkvoorziening of pgb” te gebruiken.
c. Het is de vraag of met de term “algemeen gebruikelijke voorziening” hetzelfde wordt bedoeld als met “algemene voorziening” in de wet . Indien dit het geval is, is er geen reden om in V en U “algemeen gebruikelijk voorziening” te hanteren.
Advies: Bezie de begripsbepaling m.b.t. voorzieningen opnieuw en sluit zo dicht mogelijk bij de wet aan.
d. Voorliggende voorziening wordt gedefinieerd als “algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de ondersteuningsvraag wordt
tegemoetgekomen”. Een andere voorziening is bijvoorbeeld een maatwerkvoorziening. Wij denken niet dat dit bedoeld is.
Advies: Heroverweeg de definitie.
Art. 10.1a en 10.2 V
Deze leden van art. 10 zijn nagenoeg gelijkluidend, maar tegenstrijdig. Advies:
Verwijder lid 1a.
Art. 10.5 en 10.6 V
In het overleg met de ambtelijke delegatie bleek de wens bij haar te bestaan deze leden elders in V te plaatsen. Daar is geen bezwaar tegen, maar ze moeten wel in V gehandhaafd blijven.
Art.14 (ten onrechte 15 genoemd in het toegezonden concept) V Advies: Dit artikel is gelijkluidend aan Art. 8.2 V en kan dus vervallen.
Art. 16.5 V
Het woord “bijdrage” is verwarrend; het betreft de betaling voor het CVV, gelijk aan wat betaald moet worden voor het openbaar vervoer. Advies: Gebruik een ander woord, bijv. betaling.
Art. 22 V
Mantelzorgers willen met reden enige zekerheid hebben over de te verwachten
jaarlijkse mantelzorgwaardering. Advies: Specificeer de mantelzorgwaardering in V of in U, ter uitvoering van de wet art. 2.1.6.
Art. 24 V
In de inhoud is alleen sprake van diensten. In de kop van het artikel is sprake van diensten en voorzieningen. Advies: In elk geval moet helder zijn of het artikel voor diensten of voor diensten en voorzieningen bedoeld is. Wij zijn geneigd te bepleiten, dat er voor de onderwerpen, die in het artikel genoemd worden zowel bepalingen voor diensten als voor voorzieningen in V dienen opgenomen te staan. Wij hebben
Pagina 4 van 7 echter geen oordeel of die bepalingen voor diensten en voorzieningen (nagenoeg) letterlijk hetzelfde kunnen zijn of dat er verschillen geformuleerd behoren te worden.
Art.25 en 26 V
a. In beide artikelen is sprake van een cliëntervaringsonderzoek. Advies: Laat duidelijk zijn of dit dezelfde cliëntervaringsonderzoeken (met vraagstellingen over beide onderwerpen) zijn of dat het verschillende onderzoeken zijn.
b. Er is geen reden om in art. 25.2 en 26.1 niet ook diensten te bedoelen. Het is mogelijk om van mening te zijn, dat door aanbieders te leveren diensten automatisch onder het begrip voorziening vallen. In de wet wordt voorziening gedefinieerd als “algemene voorziening of maatwerkvoorziening”. Bij hanteren daarvan (hetgeen o.i. de voorkeur heeft) vallen de door aanbieders te leveren diensten inderdaad automatisch onder het begrip te leveren voorzieningen.
Advies: Handhaaf de tekst van art 25.2 en 26.1 en ga in V, de toelichting op V en U na of deze terminologie systematisch gehanteerd wordt. (een kop als boven art. 24 kan dan niet: het moet zijn “voorzieningen” of “diensten”) Art.27 V
Art. 2.1.3.3 wet luidt: “in de verordening wordt bepaald op welke wijze ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij de uitvoering van de wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop zij:
a. In de gelegenheid worden gesteld voorstellen voor beleid te doen;
b. Vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen c. Worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen d. Deel kunnen nemen aan periodiek overleg
e. Onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden f. Worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg
benodigde informatie”
In de verordening wordt de wijze waarop uitvoering gegeven aan de punten a t/m f niet geregeld. Er wordt uitsluitend vastgelegd, dat het college er zorg voor dient te dragen en dat het nadere regels kan vaststellen. In U worden geen regels
vastgesteld en ook anderszins zijn er geen ons bekende regels vastgesteld. Er is wel een convenant met de ASD. Hierin staan enkele tussen het college en de ASD
gemaakte afspraken.
De ASD is zeker in zijn algemeenheid niet ontevreden over de wijze waarop het college in zijn richting uitvoering geeft aan de punten a t/m f. Maar de ASD begrijpt niet, waarom de positie van hem niet in dit artikel opgenomen is (en ook niet in U of in een afzonderlijk besluit van de gemeenteraad of college). Gevolg hiervan is tevens, dat de relatie tussen de ASD en college voor de burger niet in gemeentelijke informatie (bijv. op de website) terug te vinden is. Vergelijking met andere gemeentes
Pagina 5 van 7 op internet laat zien, dat de positie van adviesraden op grond van art. 2.1.3.3 door de gemeente daar in de regel wel openbaar vastgelegd is1.
Advies: In art. 27 wordt een lid opgenomen met de strekking, dat ingezetenen en cliënten vertegenwoordigd worden door de Vereniging Adviesraad Sociaal Domein Son en Breugel en dat het college met de ASD nadere afspraken maakt over de werkwijze.
Art. 28 V
Onduidelijk is wat met “de beleidstermijn” bedoeld wordt. Ambtelijke toelichting maakt duidelijk, dat de beleidstermijn de looptijd van het beleidsbepalende Kader Sociaal Domein is, maar dat stuk heeft een onbepaalde looptijd. Dat is onbevredigend. Ook is het wenselijk aan te geven wat er gedaan wordt met het verslag dat van de evaluatie gemaakt wordt.
Advies:
a. Neem op, dat er in elk geval na vier jaar een evaluatie uitgevoerd wordt.
b. Neem op, dat het beleid aangepast wordt, indien uit de evaluatie de noodzaak daartoe blijkt.
3.4 U
Hier wordt vermeld, dat normaliter uitgegaan wordt van een afschrijvingstermijn, die opgenomen is in de overeenkomst met de leverancier van hulpmiddelen. In art. 10.1f V wordt het criterium technisch afgeschreven gehanteerd. Advies: Onderzoek of deze twee formuleringen elkaar afdoende dekken. Zo niet: maak een keuze en vermeld die in V en U, zo ja: gebruik dezelfde terminologie in V en U.
3.8 U
Niet opgenomen staat dat alleen tijdig beschikbare maatwerkvoorzieningen beschouwd worden. In art. 9 V staat correct geformuleerd, dat het uitsluitend om tijdig beschikbare voorzieningen gaat. Advies: Voeg het criterium tijdig beschikbaar toe aan 3.8 U. Dit begrip dient ook toegevoegd te worden aan de toelichting op art. 8 V
4 U
De gemeente kan er naar streven zulke goede voorzieningen in natura beschikbaar te hebben, dat cliënten vaak daarvoor kiezen. Toch moet de cliënt, die voldoet aan de voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen, zelf de onbelemmerde keuzevrijheid hebben om, alles overwegende, voor een pgb te kiezen. Het is niet wenselijk, dat de gemeente er naar streeft, dat cliënten geen voorkeur hebben voor een pgb, omdat alle gewenste voorzieningen op lokaal/regionaal niveau beschikbaar zijn. Advies: Wijzig bestaande tekst zodanig, dat hij in overeenstemming met
bovenstaand uitgangspunt geformuleerd wordt (met uitzondering van het CVV, dat wel uitsluitend in natura wordt verstrekt)
1Als voorbeelden op internet: In de gemeente Waalre eindigt lid 1 van het artikel over het betrekken van ingezetenen bij het beleid met de zin “Binnen de gemeente Waalre is dit een kernactiviteit van de
Participatieraad Wmo” en in Nuenen is er zelfs een aparte verordening “Adviesraad Sociaal Domein Nuenen c.a. 2015”.
Pagina 6 van 7 7.1.2 U
Onder C wordt aangegeven, wat van huisgenoten verwacht wordt onder algemeen gebruikelijke ondersteuning. Van alle personen van 23 jaar en ouder verwacht de gemeente dezelfde ondersteuning; er staat letterlijk “Van huisgenoten van 23 jaar en ouder wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke taken overnemen”. Aangezien de gemeente leeftijd als indelingscriterium voor taakovername gebruikt is het voor de ASD duidelijk, dat er een leeftijdsbegrenzing thuis hoort bij deze verwachting. Het is irreëel en voor bepaalde ingezetenen uit de betreffende leeftijdscategorie kwetsend als de gemeente volledige inzetbaarheid voor alle huishoudelijke taken als
uitgangspunt kiest. Natuurlijk is er een sterke differentiatie in de individuele
mogelijkheden, maar dat rechtvaardigt nog niet het ingenomen uitgangspunt, dat alle leeftijden boven 23 jaar alle huishoudelijke taken overnemen.
Advies: Vervang de omschrijving bij de leeftijdscategorie 23 jaar en ouder door “23 jaar en ouder wordt verwacht dat zij alle huishoudelijke taken overnemen, tenzij de huisgenoot door een beperking en/of chronische psychische en/of psychosociale problemen niet in staat is alle huishoudelijke taken over te nemen. In dat geval zal uitsluitend verwacht worden dat die taken overgenomen worden, die in redelijkheid mogelijk zijn. Voor de leeftijdscategorie 80 jaar en ouder zal het uitgangspunt zijn, dat alleen die taken overgenomen worden, die voor betrokkene zelf acceptabel zijn.”
7.4.2 U
Onder verhuiskosten staat “de kosten van herinrichting vallen dus in principe niet onder de verhuiskosten en worden ook niet op grond van de Wmo als
maatwerkvoorziening verstrekt. In art. 8.2b 1e en 10.5 V is echter sprake van de mogelijkheid van een vergoeding van herinrichtingskosten. Uitsluiten daarvan in U is niet mogelijk.
Advies: Pas de tekst in 7.4 U zodanig aan, dat concreet aangegeven wordt in welke gevallen er sprake kan zijn van een herinrichtingskostenvergoeding.
Losstaande van de advisering m.b.t. de voorliggende tekst leiden bij de werkgroep bekende problemen onder (potentiele) cliënten en andere belanghebbenden (bijv.
mantelzorgers) tot het verzoek aan het college om aan de volgende onderwerpen aandacht te besteden.
a. De regelgeving voor respijtzorg (7.8 U) is zodanig ingewikkeld, dat betrokken mantelzorgers hierdoor soms afgeschrikt worden om een in hun ogen redelijk verzoek in te dienen. Valt er nog iets te vereenvoudigen in de regels en/of aanvraagprocedure?
b. In V en U wordt geen aandacht gegeven aan de soms voorkomende aparte problemen van ZZP-ers, die vanuit de huissituatie proberen inkomen te
verwerven. Kan er bij de uitvoering van V en U rekening gehouden worden bij de vaststelling van geschikt maatwerk en/of bij de toepassing van de
hardheidsclausule (art. 30 V) met de grote waarde voor de ZZP-er om een inkomstenbron te blijven houden?
Pagina 7 van 7 Verder wijzen wij u nog op het volgende. In de voetnoot, die aangeduid wordt met 2, op pag. 10 van U wordt een definitie van “sociaal netwerk” gegeven, die weliswaar beeldend aangeeft wat bedoeld wordt, maar nogal afwijkt van art 1.1.1 van de wet, waarin de definitie als volgt luidt. “Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.” Aanpassing van de voetnoot is voor ons niet nodig, maar in geval van besluitvorming op basis van de definitie dient wel rekening gehouden te worden met de wettelijke tekst. (verander overigens voetnoot 2 in voetnoot 1, omdat er geen voetnoot 1 is)
Tenslotte leggen wij u nog het volgende verzoek voor. In V wordt op meerdere plaatsen aangegeven, dat het college uitwerking in de vorm van regels kan of gaat stellen. Teneinde de overzichtelijkheid te behouden vinden wij het verstandig om dergelijke nadere uitwerkingen, zo enigszins mogelijk, op te nemen als addenda in U.
Alleen dan is het voor geïnteresseerden mogelijk om zonder veel zoekwerk kennis te nemen van alle vigerende regelgeving. Daarbij gaan wij er van uit, dat het college op dezelfde wijze als V conform art. 32.3 V ook U publiceert op de website van de gemeente.
Met vriendelijke groet, namens het bestuur ASD,
Tom Thalhammer voorzitter
bijlage