Vraag nr. 240
van 27 augustus 2003
van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE Molenveld Deurne – Asbest
De voormalige rubberfabriek in de Plankenberg-straat in Deurne werd na een faillissement gesa-neerd en omgebouwd tot een socialewoningcom-p l e x . Zoveel jaren later blijkt dat er zelfs na de sa-nering die destijds werd uitgevoerd toch nog spra-ke is van asbestvervuiling. Een eerste oriënterend bodemonderzoek stelde ook olievervuiling vast. Naast de saneringswerken dient men eveneens de nodige aandacht te besteden aan mogelijke ge-zondheidsproblemen die door de aanwezigheid van asbest veroorzaakt kunnen zijn.
1. Kan de minister meedelen wanneer men heeft vastgesteld dat er een asbestvervuiling aanwezig was ?
2. Werden volgens de minister de verplichte sane-ringen uitgevoerd toen de rubberfabriek werd omgebouwd tot socialewoningcomplex ?
3. Worden de bewoners gescreend op mogelijke aanwezigheid van asbest in de longen ?
4. Wanneer worden de saneringswerken aangevat ? Wie wordt er verantwoordelijk gesteld voor de saneringskosten ?
Antwoord
1. Van 1907 tot begin de jaren '90 was op de be-doelde site een rubber- en asbestfabriek g e v e s-t i g d . In 1993 werden alle gebouwen gesloops-t en werd het terrein bouwrijp gemaakt voor de bouw van een sociale woonwijk. Het terrein werd anno 1993 overgedragen aan de huisves-tingsmaatschappij Sociaal Wonen.
Naar aanleiding van de intentie van de huisves-tingsmaatschappij om opnieuw tot overdracht van een deel van het terrein over te gaan, w e r d op juli 2003 een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd en aan de Openbare A f v a l s t o f f e n-maatschappij voor het Vlaams Gewest (OVA M ) bezorgd op augustus 2003. Er werd een bodem-verontreiniging met asbest en een bodem- e n grondwaterverontreiniging met minerale olie v a s t g e s t e l d . Er dient tot een beschrijvend b o d e m -onderzoek te worden overgegaan.
2. Het bodemsaneringsdecreet trad pas in werking in 1995. Er bestond bijgevolg in 1993 geen enke-le onderzoeksplicht bij de overdracht van de terreinen van de rubber- en asbestfabriek aan de huisvestingsmaatschappij. De uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek voorafgaand aan de overdracht van zogenaamde V l a r e b o-gronden was toen met andere woorden nog niet verplicht (Vlarebo : Vlaams Reglement op de bo -demsanering – red.).
Een sanering in de zin van het bodemsanerings-decreet heeft dus nog niet plaatsgevonden. 3. Een beschrijvend bodemonderzoek wordt
inge-steld om de ernst van de bodemverontreiniging vast te stellen. Het beoogt een beschrijving te geven van de aard, h o e v e e l h e i d , concentratie en oorsprong van de verontreiniging, de mogelijk-heid op verspreiding ervan en het gevaar op blootstelling eraan van mensen, planten en die-ren en van het grond- en oppervlaktewater, evenals een prognose van de spontane evolutie van de verontreinigde bodem naar de toekomst. Naar aanleiding van de resultaten van het oriën-terend onderzoek werden op 24 juli 2003 reeds voorzorgsmaatregelen genomen. Er werd een dubbele geotextiel aangebracht bovenop de zone waar een hoge asbestconcentratie werd w a a r g e n o m e n . Tevens werden op zes locaties luchtmetingen uitgevoerd, waarbij geen vezels boven de detectielimiet werden aangetroffen. 4. Allereerst dient er overgegaan te worden tot de