Vraag nr. 206 van 28 mei 1996
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN
Zorgvuldigheid bij wegenwerken – Kritiek ombudsman Uit het Jaarverslag 1995 van de ombudsdienst van de Vlaamse Gemeenschap blijkt dat bij de aanleg van wegeninfrastructuur de belangstelling van de adminis-tratie soms te veel beperkt blijft tot de louter techni-sche aspecten, terwijl allerlei nevenaspecten m.b.t. de plaatselijke leefsituatie van de omwonenden minder of onvoldoende aandacht krijgen.
1. Zijn er al maatregelen getroffen – of worden er maatregelen uitgewerkt – opdat, bij de planning van infrastructuurwerken, rekening wordt gehou-den met de effecten op korte en op lange termijn m.b.t. de leefomstandigheden van de omwonenden, de verkeersevolutie, het milieu, ... ?
2. Opdat de bevoegde en de belangstellende instanties al in de ontwerpfase worden geraadpleegd wanneer er knelpunten blijken te zijn, om aldus alternatieve oplossingen mogelijk te maken ?
3. Opdat aan de aannemers systematisch specifieke voorwaarden worden opgelegd inzake beperking van de plaatselijke hinder ?
4. Opdat op een meer accurate wijze informatie word verstrekt over de werken aan alle betrokkenen (omwonenden, lokale besturen ... ) ?
Antwoord
1. Bij de planning van infrastructuurwerken wordt wel degelijk rekening gehouden m et effecten m et betrekking tot de leefomstandigheden van de omwonenden, de verkeersevolutie, het milieu, ... Als onderbouwing van het project en om de effec-ten van het project op de leefomgeving te bepalen, worden onder andere MER-studies (milieueffecten) en multimodale verkeers- en vervoersmodellen uit-gevoerd.
Thans loopt ook een onderzoek naar de mogelijk-heid om op geautomatiseerde wijze over te gaan tot het inschatten van milieueffecten ten gevolge van nieuwe wegenprojecten. Dit instrument wordt ont-wikkeld op basis van drie case-studies ; deze metho-de staat bekend onmetho-der metho-de naam "Impactmodulering van milieueffecten bij nieuwe wegenprojecten". Uit-eindelijk kan worden gesteld dat er geen nieuwe infrastructuurwerken meer worden gepland tenzij nadat er een brede maatschappelijke consensus werd bereikt.
2. De in voorgaand punt vermelde instrume nten behelzen de automatische betrokkenheid van de bevoegde en belangstellende instanties; dit maakt het overigens ook mogelijk vooraf een afweging te maken van de meer milieuvriendelijke en de meer verkeerstechnische alternatieven.
3. Voor werken met belangrijke hinder worden, na voorafgaand overleg met rijkswacht en politie, de nodige omleggingen van het verkeer uitgewerkt,
met de bedoeling om de hinder zowel voor ver-keersdeelnemers als voor omwonenden zo beperkt mogelijk te houden.
De lokale hinder tijdens de werken wordt in princi-pe geregeld via de contractuele besteksbepalingen. De daartoe aangestelde werfopzichters dienen toe te zien op het naleven van deze bepalingen.
4. Via tijdige contacten met de lokale autoriteiten kunnen de bevolking en in 't bijzonder de omwo-nenden in kennis worden gesteld van de op handen zijnde werken. Overigens worden alle werven voor-zien van een infopaneel waarop de persoon of het kantoor staat vermeld dat eventueel kan worden gecontacteerd.
In het geval van doortochten-projecten wordt de lokale betrokkenheid maximaal opgevoerd door de ingestelde inspraakprocedure.