Vraag nr. 173 van 28 mei 1996
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN
Motivering subsidie-adviezen kunstsector – Kritiek ombudsman
Uit het jaarverslag 1995 van de ombudsman van de Vlaamse Gemeenschap blijkt dat de motivering van adviezen omtrent het toekennen van subsidies in de kunstsector vaak ontbreekt of te wensen overlaat. De ombudsman suggereert dat dit te maken heeft met het feit dat de leden van de adviescommissies nogal vaak betrokken zijn bij de uitvoering van activiteiten in het veld.
Welke maatregelen heeft de minister reeds genomen om dit euvel te verhelpen ?
Wordt er iets gedaan aan de samenstelling van de adviescommissies, teneinde een meer objectieve beoor-deling mogelijk te maken ?
Antwoord
De opmerkingen van de ombudsdienst, die bij mijn weten de letterensector betroffen, werden door mijn administratie op 22 april jongstleden uitvoerig verdui-delijkt bij de ombudsman. Zo wordt via onder andere de Nieuwsbrief van de administratie, het van nabij opvolgen van de adviesraden en een nieuw reglement van 22 december 1995 voor lezingen, tegemoetgeko-men aan de punten van kritiek.
Aangezien de vraag van de Vlaamse volksvertegen-woordiger evenwel algemener werd gesteld, wens ik hier echter een vollediger beeld van de rol van de adviesraden in de sector te schetsen.
De advisering van het Vlaamse beleid voor de kunst werd door het cultuurpact nadrukkelijk toevertrouwd aan externe bevoegden. Kunstenaars en verenigingen die in aanmerking willen komen voor erkenning of sub-sidiëring, worden geëvalueerd door een aparte advies-raad van deskundigen op het vlak van hun eigen sector en die samengesteld is voor een beperkt aantal jaren. Deze beleidslijn is vergelijkbaar met de gang van zaken in tal van ons omringende landen.
Betrokkenheid
De beleidsadvisering m.b.t. cultuurprodukten wordt nadrukkelijk toevertrouwd aan personen die zich lang en intens met bepaalde kunstvormen hebben bezigge-houden, die ermee in direct contact staan, die in staat zijn de taal van de werken te ontcijferen, die de ontwik-keling en de geschiedenis ervan kennen en die eventu-eel zelf creatief zijn of waren.
Als we de podiumkunstensector even onder de loep nemen, dan blijkt duidelijk dat, in vergelijking met het vroegere theaterdecreet van 1975, het podiumkunsten-decreet van 27 januari 1993 gezorgd heeft voor een dui-delijke beperking van de betrokkenheid tot 1/3. Betrokkenheid werd klaar gedefinieerd als "het uitoe-fenen van een gehonoreerde of bestuurlijke functie bij een erkende organisatie voor podiumkunsten". Deze werkwijze wordt door de sectoren professionele Neder-landstalige dramatische kunst, dans, muziektheater en kunstencentra op een globale en gecoördineerde wijze toegepast.
Het ligt in mijn bedoeling ook voor de Vlaamse Adviescommissie voor de Muziek een vergelijkbare decretale onderbouw te verzekeren.
Criteria
Voor de kwaliteitsbewaking van de kunst hanteren de adviesraden tal van erkennings-, subsidiërings- en beoordelingscriteria. De in 1993 decretaal geregelde adviesorganen in de podiumkunstensector spelen hier zonder twijfel een voortrekkersrol. De gehanteerde cri-teria behelzen zowel de artistieke kwaliteit als de wer-king en het beheer van de organisatie. Het staat deze raden vrij om hieraan nog extra criteria toe te voegen. Al de criteria moeten voor de start van iedere beoorde-lingsprocedure openbaar worden gemaakt.
Openbaarheid
De evaluaties worden binnen bepaalde termijnen aan de betrokkenen meegedeeld. Tevens staan het principe van het recht gehoord te worden en het verhaalrecht ingeschreven in het decreet. Deze maatregelen hebben bijgedragen tot de openheid inzake advisering.
Het podiumkunstendecreet van 1993 dwingt de beleids-mensen dus in alle openheid en duidelijkheid hun crite-ria vast te leggen in samenspraak met de adviesorga-nen, die een onafhankelijke samenstelling hebben gekregen.
Inhoudelijk belang
Ik meen dat de door de Vlaamse volksvertegenwoor-diger bekritiseerde vorm van kwaliteitsadvisering en -bewaking van de kunst om nog andere redenen van belang is :
– de debatten binnen de adviesraden behelzen zowel objectieve meetcriteria als intersubjectieve overwe-gingen, die in "dissensus" verlopen ;
– de ontvankelijkheid voor de ware complexiteit en meerl agigheid van de cultuur wordt hierdoor gewaarborgd. Vele hedendaagse kwaliteitskunst-werken hebben immers niet één "vaste" betekenis. Meerdere interpretaties zijn mogelijk.
Acties
Nieuwe voorstellen in verband met een gemeenschap-pelijke gedragscode om waar nodig tot verbetering te komen, kunnen worden bestudeerd in het nieuwe orgaan "Vlaams Centrum voor Cultuurbeleid". In het "pilootproject podiumkunsten" wordt, in het raam van het Departementaal Integratieproject, onderzocht in welke mate adviesraden kunnen worden gedefinieerd als een vorm van "externe inspectie".
Inmiddels zorg ik voor de permanente bewaking van de kwaliteit van de aangetrokken deskundigen en van de documenten die door de raden worden geschreven. Binnen de sector van de beeldende kunsten werden volgende bijkomende initiatieven genomen om tot dui-delijk gemotiveerde adviezen te komen :
– voorafgaandelijk bezorgen van een uitgebreide agenda aan de commissieleden ;
– explicitering van de door de bevoegde adviesraad gehanteerde criteria en het door haar gevoerde beleid in de vorm van een uitgebreide nota ;
– grondige voorbereiding van de plenaire vergadering door een wisselend samengestelde werkgroep ; – mogelijkheid voor de aanvragers om te worden