• No results found

Jordanië in de 20

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jordanië in de 20"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jordanië in de 20

ste

eeuw: de totstandkoming en handhaving van het Hashemitische Koninkrijk

Jordanië

Een studie naar de stabiliteitsfactoren van het Hashemitische Koninkrijk Jordanië gedurende de 20

ste

eeuw.

Zizi El Saar

Juli 2014

(2)

Rijksuniversiteit Groningen– Faculteit Letteren Master Midden Oosten Studies

Jordanië in de 20

ste

eeuw : de totstandkoming en handhaving van het Hashemitische Koninkrijk

Jordanië

De stabiliteitsfactoren van Jordanië

Augustus 2014 Student:

Zizi El Saar

St. nr.: S1664875

(3)

Scriptiebegeleider RuG:

Prof. Dr. W.J. van Bekkum

Kaart 1 : kaart van Jordanië

QuickTime™ en een -decompressor

zijn vereist om deze afbeelding weer te geven.

Bron: The World Factbook, Jordan 2014. 23 juli 2014. https://www.cia.gov/library/publications/the-world- factbook/geos/jo.html#Econ

(4)

Inhoudsopgave

Kaart 1- kaart van Jordanië 3

Inleiding 5

Hoofdstuk 1: Formatieve fase Trans-Jordanië 8

1.1 Hussein bin ‘Ali en de Britse alliantie 9

1.1.1 Faysal en Abdallah 12

1.1.2 Arabische opstand 1916-1918: grondslag van Trans-Jordanië 13 1.2 Hashemitische stammenpolitiek en staatsformatie: stammenallianties en

stammenintegratie 14

1.3 Trans-Jordanië en Faysal 1918-1920 16

1.3.1 Hashemitische staatsstructuur: stammenconfederatie 17

1.3.2 Hashemitische gezag ondermijnd 19

1.4 Conclusie 20

Hoofdstuk 2: Koloniale tijdperk 1920-1946: oprichting van een 21 staatkundige eenheid Jordanië

2.1 Regionale ontwikkelingen en Britse focus op Trans-Jordanië 22

2.2 Brits gezag en stammenpolitiek 23

2.3 Britse verdeling 1921 en onafhankelijkheid 25

2.3.1 Ondergang van de Istiqlalisten 26

2.3.2 Oprichting administratief apparaat 28

2.3.3 Stammenintegratie en stabiliteit 30

2.3.4 Oprichting modern leger: Arab legion en ‘Glubb Pasha’ 32 2.4. Regionale ontwikkelingen: Uitbreiding overheidsinstanties 34

2.5 Conclusie 37

Hoofdstuk 3: Jordanië en het Israëlisch-Palestijns conflict 39 3.1 De jaren ’30: Abdallah’s toenadering tot de Palestijnse kwestie 40 3.2 Hajj Amin al-Husseini en het Arabisch nationalisme 42

3.3 1948: Abdallah’s nieuwe rol 43

3.4 De Jordaanse identiteit en een nieuwe wereldorde 45

3.5 De Zesdaagse Oorlog en Zwarte September 50

3.6 Conclusie 53

Hoofdstuk 4: Jordanië en de internationale betrekkingen 55

4.1 Nieuwe machtsverhoudingen en interne onrust 57

4.2 Hussein en het pan-Arabisme 1954-1967 58

4.3 Hussein en zijn ‘bondgenoten‘ 59

4.4 Stabiliteit en economische ontwikkeling 61

4.5 Regionale conflicten en isolatie 63

4.5.1 Hussein en Irak 64

4.5.2 De economische crisis 66

4.6 Conclusie 68

Conclusie 71

(5)

Afkortingen 75

Bibliografie 76

Bijlagen 81

Inleiding

Jordanië bestaat pas sinds 1946 als een onafhankelijke moderne staat. Het voormalig onderdeel van het Ottomaanse Rijk en vanaf 1921 het mandaatgebied van Groot-Brittannië, werd het Hashemitische Koninkrijk van Jordanië in 1946 onder Koning Abdullah I.1 Tegenwoordig is Jordanië een parlementaire monarchie met Koning Abdullah II als staatshoofd. De hoofdstad is Amman. De naam Jordanië is afgeleid van de rivier de Jordaan (Hebreeuws:

ןדריה רהנ

, Nehar haYarden, Arabisch:

ندرلا رهن

Nahr al-Urdun). De Jordaan ontspringt op de berg Hermon (Syrische-Libanese grens) en stroomt via het meer van Tiberias in de Jordaanvallei en mondt tenslotte uit in de Dode Zee. Staatkundig vormt de Jordaan de grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever met Jordanië. Het Hashemitische koninkrijk Jordanië is centraal gelegen in het Midden-Oosten en heeft een eigen interessante rol en positie in de regio. Jordanië grenst aan Syrië, Irak, Egypte, Israël en Saoedi-Arabië. Waar de meeste landen in het Midden Oosten, zoals Libanon, Irak, Israël, Syrië en Egypte, een onrustig verleden kennen en momenteel gespannen tijden meemaken, heeft Jordanië een relatief rustige geschiedenis gekend.

De geschiedenis van het koninkrijk is voor een groot deel gekenmerkt door de geografisch strategische ligging en is getekend door een continue strijd voor politieke erkenning, stabiliteit, buitenlandse (financiële) steun en legitimiteit. Voorafgaand aan een onafhankelijk en soeverein Hashemitisch Koninkrijk Jordanië, stond het territorium tot aan 1946 bekend als Trans-Jordanië. Tijdens de ondergang van het Ottomaanse rijk speelde Trans-Jordanië een belangrijke rol in de verdeling van het Midden-Oosten tussen de mandaatmachten Groot-Brittannië en Frankrijk. Het Sykes-Picot verdrag tussen Groot- Brittannië en Frankrijk in 1916 heeft het Ottomaanse Midden-Oosten verdeeld naar de belangen van beide landen in de regio.2 In de literatuur wordt Jordanië vaak beschreven als een artificiële koloniale creatie, die is ontstaan door enerzijds koloniale ambities van Groot- Brittannië en aspiraties van de Hashemieten anderzijds. Dit verklaart mogelijk de totstandkoming van Trans-Jordanië, maar verklaart niet waarom Jordanië stabiel is gebleven en het Hashemitische gezag tot op heden is gehandhaafd. Trans-Jordanië werd door de

1 K. Salibi, The Modern History of Jordan (London 1993) p. 34.

2 R.E. Lucas, Institutions and the Politics of Sirvival in Jordan: Domestic Responses to External Challenges, 1988-2001 (Albany 2005) p. 14.

(6)

grootmachten tijdens de verdeling namelijk beschouwd als een arm, dunbevolkt, onvruchtbaar en onbestuurbaar gebied en was daarom het minst begeerde territorium.3

Jordanië wordt, in vergelijking met de rest van het Midden Oosten, met recht beschouwd als een van de meest politiek stabiele en vreedzame landen in het Midden Oosten.4 Hoewel deze beschouwing gegrond lijkt, is het welzeker opmerkelijk. Jordanië heeft een autoritair regime, een chronisch gebrek aan natuurlijke hulpbronnen en is zowel geografisch als demografisch klein. Daarnaast heeft Jordanië een complexe diplomatieke positie in de regio en ten opzichte van het Westen en een ingewikkelde geschiedenis met betrekking tot het Palestijns-Israëlische conflict.5 Desalniettemin is Jordanië, ondanks deze kwetsbare positie, in een relatief korte tijd uitgegroeid tot een van de meest welvarende en stabiele landen van het Midden Oosten en een belangrijke politieke speler in de regio. De stabiele positie van Jordanië staat in scherp contrast met de omringende landen in het Midden Oosten. Hoe is dit te verklaren gezien de kwetsbare positie van het land?

De vraag stelt zich welke factoren de totstandkoming en handhaving van de stabiliteit van het land en het Hashemitische gezag kunnen verklaren. Welke factoren hebben ervoor gezorgd, dat Jordanië wordt beschouwd als een oase van stabiliteit in een onrustige regio?6 Men kan zich afvragen in hoeverre de strategische en diplomatieke aanpak van de Jordaanse leiders het behoud en stabiliteit van de staat kunnen verklaren. Of bieden internationale belangen en steun een betere verklaring geeft voor dit vraagstuk. Dit onderzoek heeft tot doel de volgende vraag te beantwoorden:

Welke gebeurtenissen en factoren gedurende de 20e eeuw kunnen de totstandkoming en de handhaving van het Hashemitische gezag en de stabiliteit van het Hashemitische koninkrijk van Jordanië verklaren?

Meerdere schrijvers stellen dat zonder Britse hulp zowel het Hashemitische koninkrijk als Trans-Jordanië, en later Jordanië, niet gehandhaafd hadden kunnen blijven en het land louter is ontstaan, omdat een ‘onafhankelijke’ entiteit de Britse belangen beter diende. Andere schrijvers benadrukken de rol, die de monarchen van Jordanië hebben gespeeld en leggen de nadruk vooral op de vernuftigheid van zowel koning Abdullah I als koning Hussein.7

Voordat de stabiliteitsfactoren van Jordanië kunnen worden geïdentificeerd moet er eerst worden bepaald wat er onder stabiliteit wordt verstaan. De stabiliteit waarnaar in dit

3 Salibi, p. 49; M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 3-4.

4Salibi, p. 5

5 Ibidem

6 Ibdem

7 B. Milton-Edwards and P. Hinchcliffe, Jordan a Hashemite Legacy (New York 2001) p. 94; M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 3-4; Lucas, p. 14-15.

(7)

onderzoek wordt gerefereerd, is het vermogen van het regime om macht en controle over de interne en externe politieke aangelegenheden te behouden en destabiliserende factoren (vanuit de regio) te neutraliseren. Om de stabiliteitsfactoren te identificeren – factoren die voor de (totstandkoming) en handhaving van het Hahsemitische regime en de stabiliteit van Jordanië hebben gezorgd - moet er worden gekeken naar de momenten in de geschiedenis waarin de stabiliteit van Jordanië en het Hashemitische gezag bedreigd werden. Door deze momenten te identificeren en te analyseren kan worden vastgesteld welke factoren een rol hebben gespeeld in het handhaven van de stabiliteit en het Hashemitische gezag in Jordanië.

Er zal een historische analyse van Jordanië in de 20ste eeuw gepresenteerd worden, waarbij de focus ligt op de belangrijkste factoren, die de stabiliteit en handhaving van Jordanië kunnen verklaren. Allereerst zal de context waarin Jordanië tot stand is gekomen geschetst worden om te bepalen of de geschiedenis van het land en de rol van de grootmachten de stabiliteitsfactoren bloot kunnen leggen. Ook zal de rol van de monarchen en hun beleid bestudeerd worden. Daarnaast zal de oprichting van de staatskundige onafhankelijke staat worden belicht wat een belangrijk inzicht kan geven in de manier waarop de staatsformatie en overheidsinstellingen een rol hebben gespeeld in het handhaven van de stabiliteit. Vervolgens dient ook het Palestijns-Israëlische conflict met betrekking tot Jordanië beschreven te worden, omdat deze nauw verbonden is met de geschiedenis van Jordanië. Tot slot zullen de betrekkingen met zowel regionale als internationale actoren geanalyseerd worden, om te bepalen in hoeverre externe factoren invloed hebben gehad op de stabiliteit van Jordanië. In de conclusie zullen de resultaten van het onderzoek uiteen worden gezet.

(8)

Hoofdstuk 1: formatieve fase van Trans-Jordanië

Trans-Jordanië was het gebied in het zuiden van de Levant, dat aan de oostkant van de rivier de Jordaan ligt. De term trans betekent in het Latijn ‘over’ en zodoende betekent Trans- Jordanië de overkant van de Jordaan. Trans-Jordanië was een territorium, dat grotendeels een district van Zuid-Syrië vormde en werd door de eeuwen heen geregeerd door een opeenvolging van heersers.8 Tijdens het Ottomaanse rijk was Trans-Jordanië een onderdeel van de Ottomaanse provincie ‘vilayet van Syrië’ en kwam onder het Ottomaanse gezag, nadat de Ottomanen in 1516 de Mamlukken bij Marj Dabiq versloegen. Trans-Jordanië was tijdens het Ottomaanse rijk een belangrijk geostrategisch kruispunt van handelswegen: het was een gebied waar alle handelsroutes van het huidige Midden-Oosten elkaar kruisten en speelde deswege een grote logistieke rol. Ook vervulde Amman een strategische positie en kreeg een prominente rol wanneer het een van de voornaamste stations werd tijdens de aanleg van de Hijaz spoorweg in 1908, die Damascus met de heilige stad Medina moest verbinden om de bedevaart naar Mekka te vereenvoudigen.9

Trans-Jordanië wordt in de literatuur vaak beschreven als een dunbevolkt, arm, en onderontwikkeld gebied, dat bestond uit een verscheidenheid aan stammen. Het Trans- Jordanië van de 19e eeuw was een stammengemeenschap met een stammenstructuur.10 In de literatuur worden verschillende definities van een ‘stam’ weergegeven, wat illustreert dat het een buigzaam concept is. Joseph Kostiner geeft de volgende definitie van een stam:

Een stam is een politieke eenheid die geïdentificeerd wordt met, of verschijnt door, historiografische gebeurtenissen. Een stam bestaat uit een groep mensen met een gemeenschappelijke territoriale basis, die een echte of mythologische familieband delen en een coöperatief bestaan voeren. De loyaliteit van de leden was aan de stam en in ruil daarvoor kregen de leden fysieke en economische bescherming en een sociale status. 11

8 G.L. Harris, Jordan: Its People. Its Society, Its Culture (New Haven 1958) p. 11-15.

9 J. Gelvin, The Israel-Palestine Conflict: One Hundred Years of War (New York 2007) p. 79-80; Harris, p. 11;

Salibi, p. 6-7

10 Salibi, p. 6-7; Harris, p. 14.

11 J. Kostiner, The Making of Saudi Arabia, 1916-1936: From Chieftaincy to Monarchical State (New York, 1993) p. 3.

(9)

Tijdens het Ottomaanse tijdperk hadden de stammen eigen mechanismen van ‘bestuur’ en werden de stammen grotendeels met rust gelaten.12 Het leven in Trans-Jordanië was gebouwd op de principes van afstammelingen van de mannelijke lijn en het gezag van de oudste man, die meerdere generaties als een samenhangende groep bij elkaar hield. De leden van de stam werkten aan het veiligstellen van hun bestaan, die elkaar steun en bescherming boden. Een stam bestond uit verschillende clans en een clan bestaat weer uit een familiegroep. Stammen zijn dus opgebouwd uit verschillende clans - een familiegroep binnen en stam - waarbij het stamhoofd of sheikh het hoogste gezag uitoefent. De families waren loyaal aan het stamhoofd.13 Eén grote stam of meerdere stammen vormden een onderdeel van een groter politiek netwerk: een stammenconfederatie of ‘hoofdmanschap’. De grenzen tussen de stammenconfederaties waren niet strikt afgebakend; vaak werd de grens bepaald door de weidegronden waar ze vee lieten grazen. Om de loyaliteit van de stammen te behouden, moesten de heersers voor bescherming en economische voorspoed zorgen. De machtsverhoudingen waren complex maar de meest machtige stammenconfederatie, zoals de

`Adwan, Huwaytat, Bani Shakr of Bani Amr heersten over de minder machtige stammen en eisten ‘beschermingsvergoeding’ in ruil voor steun en bescherming.14 Conflicten tussen de stammen onderling was de voornaamste vorm van competitie. Het waren met name schaarstevraagstukken, zoals angst voor honger, droogte, oneer en schande, die voor onrust zorgden.15 Niettemin hadden de stammen tribale mechanismen - een complex systeem van speciale rechten en regelgevende procedures binnen elke stam - die onderlinge geschillen oplosten. 16

Het Ottomaanse gezag in Trans-Jordanië heeft 400 jaar standgehouden. Het gebied bleef een onderdeel van het Ottomaanse rijk, totdat Faysal ibn al-Hussein, de zoon van sharif Hussein bin ‘Ali (later koning van de Hijaz), met de steun van de Britten, Damascus binnenviel in 1918 en een regering onder Hashemitisch gezag oprichtte waar ook Trans- Jordanië toebehoorde.17

1.1

Hussein bin ‘Ali en de Britse alliantie

Sharif Hussein bin ‘Ali was tussen 1908 en 1916 de sharif van Mekka en later koning van de Hijaz. De Hijaz - al-Ard al-Muqaddash, heilig land - is een gebied ten westen van Saoedi-

12E. Steen, van der, ‘Tribes and Power Structures in Palestine and the Transjordan’, Near Eastern Archaeology, 69:1 (2006) p. 27-36.

13 Harris, p. 2-11.

14 Steen, van der, p. 29.

15 Harris, p. 1.

16 Y. Alon, ‘The Tribal System in the Face of the Sate-Formation Process: Mandatory Transjordan, 1921-1946,’

International Journal of the Middle East Studies, 37:2 (2005) pp. 213-240.

17 R.S., Abujaber, Pioneers Over Jordan: The Frontier Settlement in Transjordan, 1850-1914 (London 1989) p.

24.

(10)

Arabië met onder andere de steden Jedda, Mekka en Medina. Omdat de Hijaz wordt beschouwd als de geboorteplaats van de Islam is het heilige grond voor moslims. De steden Mekka (Mekka al-Mukarramah) en Medina (al-Medina al-Munawarah) staan ook bekend als al-Haramayn, vanwege de twee heiligdommen: de Ka’ba in Mekka en de Moskee van de profeet in Medina. De Hijaz speelt daarnaast een belangrijke rol vanwege de pelgrimstocht naar Mekka, oftewel de hajj, die ieder jaar plaatsvindt.18

Op 14 juli 1915 zoekt sharif Hussein bin ‘Ali toenadering tot de Britten. Via een geheime correspondentie tussen Sir Henry MacMahon, de toenmalige Britse hoge commissaris van Egypte, en sharif Hussein wist MacMahon de sharif te overtuigen om in opstand te komen tegen het gezag van de Ottomaanse sultan, dat bekend is komen te staan als de Hussein-McMahon correspondentie. Tijdens de uitwisseling van acht brieven tussen de Sharif en Sir Henry MacMahon, tussen juli 1915 en januari 1916, werden de algemene voorwaarden vastgesteld over wat de sharif van de Britten kon verwachten in ruil voor een opstand tegen de Ottomanen. MacMahon belooft Sharif Hussein de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat onder Hashemitische heerschappij in de Arabische provincies van het Ottomaanse rijk inclusief Palestina, wanneer Sharif Hussein de Britten zou steunen in de oorlog tegen de Ottomanen. 19 Deze correspondentie kan gezien worden als de eerste stap richting een Hashemitische staat, die uiteindelijk heeft geleid tot de Arabische opstand in 1916.

De Hashemitische Hussein bin ‘Ali was sharif van Mekka, en daarmee leider van deze belangrijke deelstaat van het Ottomaanse Rijk. Echter, de machtsverschuiving in het Ottomaanse Rijk aan het begin van de 20se eeuw vormde een bedreiging voor zijn positie.

Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat hij in moest grijpen om zijn machtspositie in de Hijaz te behouden. In eerste instantie was het streven van Hussein bin ‘Ali en zijn zoons Abdallah, Faysal en Ali namelijk de naleving van de waarden van de traditionele soennitische islam en steun bieden aan de Ottomaanse staat, zolang de staat toegewijd bleef aan deze traditionele waarden. De benoeming van Hussein bin ‘Ali als Sharif van de Hijaz, door de Sultan Abdul Hamid II, in 1908 was een teken van Hussein’s loyaliteit aan de Ottomaanse staat en in het bijzonder aan de Sultan.20 Echter, er kwam een nieuwe Ottomaanse elite op, bekend als het Committee of Union and Progress (CUP), die een bedreiging vormde voor sharif Hussein. De CUP was een politieke organisatie, die in 1889 heimelijk werd opgericht; een partij die macht verkreeg tijdens de revolutie in 1906 en samen met de Jong Turken een staatsgreep pleegde in 1913. Nadat de CUP en de Jong Turken in 1914 meer macht probeerde uit te oefenen in de

18 J. Teitelbaum, The Rise and Fall of the Hashemite kingdom of Arabia (London 2001) p. 1.

19 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 26-27.

20 C.E., Dawn, ‘The Amir of Mecca Al-Husayn Ibn-Ali and the Origins of the Arab Revolt,’ Proceedings of the American Philosophical Society 104:1 (1960) p. 11-13; T.E. Lawrence. Seven Pillars of Wisdom (New York 2013) p. 16-17.

(11)

Hijaz en er geruchten waren om sharif Hussein in 1915 af te zetten, veranderde sharif Hussein zijn politieke koers. 21

Sharif Hussein had nu twee voornaamste doelen: de onafhankelijkheid van de Hijaz onder leiding van Hussein’s familie en het voorkomen dat de rivaliserende clan, de Dhawu Zayd, de overhand krijgt over zijn eigen clan de Dhawu ‘Awn. Tegelijkertijd ontwikkelenden Hussein en zijn zoons Abdallah en Faysal een nieuw doel: een onafhankelijk Arabische islamitische staat onder leiding van de Hashemieten met sharif Hussein bin ‘Ali als staatshoofd.22

In zeker zin kan er gesteld worden dat Hussein’s territoriale ambities, en indirect de totstandkoming van Trans- Jordanië, zijn beïnvloed door vier factoren. Ten eerste vormde de opkomst van de CUP een dreiging voor de machtspositie van sharif Hussein. Daarnaast kwam het idee van het realiseren van een islamitisch Arabisch rijk en het nastreven van de traditionele Islam voort uit zijn overtuiging, dat de Arabieren een afzonderlijke natie vormen met een eigen taal en cultuur, en dat de Hashemieten als ashraf – afstammelingen van de profeet- gerechtvaardigd waren om te regeren.23 Ook speelde de relatie die Faysal onderhield met de Arabische nationalisten in Syrië een rol, die de Hashemieten het gevoel gaf welkom te zijn als leiders.24 Buitendien werd het bovengenoemde doel aangemoedigd door de Britten, zoals blijkt uit de Hussein-McMahon correspondentie.25

De Britten, maar ook de Fransen, hadden belangen in het Midden-Oosten en waren al voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk aanwezig in de regio. Beide landen streefden naar uitbreiding van hun invloedsfeer in het Midden Oosten. Ondertussen probeerden de Ottomanen hun gezag te handhaven en hun imperium veilig te stellen. De Britse belangen waren het veiligstellen van de zeeroute naar India, goedkope aanvoer van olie, de machtsbalans in het Midden Oosten in haar voordeel te handhaven en het beschermen van haar commerciële en financiële belangen. De Britten hadden in 1882 Egypte veroverd. Het Suezkanaal was van groot belang voor de Britten vanwege de zeeroute van Groot-Brittannië naar de westkust van India. Via het Suezkanaal waren de Britten in staat de handelsroute aanzienlijk te verkorten en deswege vormde deze zeeroute voor de Britten de belangrijkste imperiale slagader. 26 Ook de Fransen hadden grote economische belangen en activiteiten in de Levant. De Franse belangen waren een

21 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 14-15; Dawn, p. 12;

Lawrence, p. 17.

22 J. Kostiner,’ The Hashemite ‘Tribal Confederacy’ of the Arab Revolt. 1916-1917’, in: E. Ingram (eds), National and International politics in the Middle East: Essays in Honour of Elie Kedouri (London 1986) pp. 126- 129; Dawn, p. 12.

23 J. Kostiner, 1986, pp. 126-129; Teitelbaum, p. 53.

24 Ibidem, p. 89

25 Ibidem, p. 412.

26 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 6-38.

(12)

strategische en economische basis bewerkstelligen in het oostelijke Middellandse Zeegebied, goedkope aanvoer van katoen en zijde waarborgen en voorkomen dat het Arabisch nationalisme haar Noord-Afrikaanse koloniën zou beïnvloeden. Ook vormde de regio een belangrijke afzetmarkt voor de Franse gefabriceerde goederen.27

De Hussein-MacMahon correspondentie is een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Trans-Jordanië. De correspondentie was bedoeld om enerzijds de territoriale belangen tussen sharif Hussein en Groot-Brittannië met betrekking tot het Midden Oosten vast te stellen en anderzijds de oprichting van een alliantie tegen de Ottomanen te bewerkstelligen.28 Deze correspondentie kan gezien worden als de beginfase van de Arabische opstand – en indirect de totstandkoming van Trans-Jordanië - tegen de Ottomanen en de herverdelingen van de voormalige Ottomaanse grenzen in het Nabije Midden-Oosten.

MacMahon en Hussein slaagden erin een overeenkomst te sluiten, behalve over het vaag gedefinieerde territorium ‘Syrië’, waar de Fransen ook belangen hadden. MacMahon zou deze kwestie uistellen tot na de oorlog, om de Britse relaties met de Fransen niet te ondermijnen.29

1.1.1 Faysal en Abdallah

De zoon van sharif Hussein, Abdallah, heeft een belangrijke rol gespeeld in de formatie van de Hashemitische staat en later de totstandkoming van Trans-Jordanië. Abdallah werd geboren in 1882 in Mekka en was de tweede zoon van Hussein ibn ‘Ali. Abdallah had, als asharaf – afstammeling van de profeet- en familie van de sharif van Mekka, een bevoorrechte positie in de Mekkaanse gemeenschap. Abdallah genoot goed onderwijs; hij werd samen met zijn broers Ali en Faysal door privé leermeesters thuis onderricht. Daarnaast vergezelden Abdallah en zijn broers hun vader Hussein vaak tijdens zakenreizen in het Ottomaanse rijk.30 Abdullah was Hussein’s bemiddelaar met de Ottomanen tussen 1908 en 1914. Ook was Abdallah degene die het meest streefde naar een alliantie met Groot-Brittannië en was hij de bekendste Hashemiet onder Britse ambtenaren, vanwege zijn vooroorlogse ontmoetingen met Earl Kitchener, Britse minister van oorlog, en Ronald Storrs, oriëntaalse secretaris van de Britse Commissie in 1912 in Caïro. Het was ook Abdallah, die de positie en ambities van zijn vader bij de Britten onder de aandacht bracht. Met andere woorden, het was vanwege Abdallah, dat de Britten in 1914 de eerste gesprekken initieerden omtrent de mogelijkheid om een alliantie te vormen. Daarnaast was het ook Abdallah, die vlak vóór het uitroepen van de Arabische opstand in het voorjaar van 1916, een startkapitaal van de Britten ontving.31

27 D.K Fieldhouse, Western Imperialism in the Middle East 1914-1958 (Oxford 2006) p. 248.

28 Teitelbaum, p. 49; Dawn, p. 24.

29 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 26-38

30 Ibidem, p. 6-24; Lawrence, p. 16.

31 Teitelbaum, p. 47; Dawn, 19-24; Lawrence, p. 24-31.

(13)

Abdallah’s jongere broer Faysal heeft een grote rol gespeeld in de formative fase van Trans-Jordanië en samen met de Britten leidde Faysal de opstand richting Trans-Jordanië en Syrië.32 Ook was het Faysal die goede contacten met de Arabische nationalisten in Syrië onderhield. In 1915 stuurde Hussein Faysal naar Damascus om de ontwikkelingen in Istanbul te volgen en informatie te verkrijgen over Ottomaanse plannen en Faysal legde in Damascus contact met de nationalistische organisatie al- Fatat en al-‘Ah.33 Wanneer Faysal terugkeert naar Mekka wordt er in de Hashemitische familieraad ingestemd met verdere onderhandelingen met de Britten, met als doel het bewerkstelligen van een alliantie tegen de Ottomanen. Faysal keerde terug naar Damascus om nationalistische steun aldaar te consolideren. Ali en Abdullah vertrokken naar Medina om de steun van de stammen te winnen, die sinds 1908 onenigheid hadden met Istanbul omtrent de Hijaz spoor. Abdullah nam de taak op zich om de stammen in het Mekka-Tai’f gebied te verenigen en dicht bij huis te blijven om zijn vader te adviseren.34

1.1.2 Arabische opstand 1916-1918: grondslag van Trans-Jordanië

Zolas hierboven genoemd was de Arabische opstand een keerpunt in de politieke situatie van het Midden-Oosten en een belangrijke gebeurtenis voor de totstandkoming van de Hashemitische staat. In de navolging op de Husseinn-McMahon correspondentie, kondigde Sharif Hussein twee jaar na het uitbreken van de Eerste Wereld Oorlog de Arabische opstand tegen de Ottomanen in Mekka aan.35 De opstand zou tegelijkertijd uitbreken in Medina door Ali en Faysal, (Faysal zou later richting het Noorden vechten) in Mekka door Hussein, in Tai’f door Abdallah en in Jedda door sharif Muhsin.36 Na de verovering van de Hijaz, met name de steden Mekka, Tai’f, Jedda, Yanbu, Rbigh en Wajih wordt sharif Hussein uitgeroepen tot Koning van de Hijaz in 1917. De onafhankelijkheid van de Hijaz lijkt de eerste stap te zijn geweest naar het verkrijgen van grote delen van het Midden-Oosten, om een Islamitische Arabische staat te realiseren.

In 1916 stuurt Hussein troepen richting Trans-Jordanië en Syrië om de opstand samen met de stammen te coördineren. De troepen van sharif Hussein vochten onder leiding van zijn zoon Faysal richting Damascus.37 In Tans-Jordanië werd Faysal bijgestaan door Britse troepen, die vanuit Egypte richting Palestina hadden gevochten. Faysal ontvangt tijdens zijn opmars naar Trans-Jordanië waardevolle steun van de stammen. In 1917 wordt er een stammenalliantie gevormd, die via Wadi Sirhan richting Trans-Jordanië vocht en leidde tot de

32 Lawrence, p. 24-25.

33 Teitelbaum, p. 51.

34 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 6-38

35 J. Kostiner, 1986, p. 129; Teitelbaum, p. 53; Lucas, p. 14.

36 Dawn, p. 28.

37 Harris, p. 15; Lawrence, p. 17.

(14)

Hashemitische verovering van Aqaba. Ook de stammen, die in het Noorden van de Hijaz en het zuiden van Trans-Jordanië leefden - de Ruwalla stam, uit de noordelijke Arabische regio Jawf, de Huwaytat uit Aqaba en de Bani Shakr in de Balqa – verenigden zich in de Arabische opstand.38 Een dergelijke alliantie werd gevormd door de Britse officier, T.E Lawrence (bekend als Lawrence of Arabia) en Faysal en bestond uit de stammen Ruwalla, Huwaytat, Bani ‘Atiyya en Bani Shakr die het zuiden van Trans-Jordanië domineerden.39 In 1918 verovert Faysal, met steun van de Britten, Syrië en zette hij namens zijn vader een Arabische regering op in Damascus, waar ook Trans-Jordanie toebehoorde. De Ottomanen verlaten Syrië en ondertekenen de wapenstilstand Mudros, die een einde maakt aan het conflict tussen het Ottomaanse rijk en de geallieerden.40

Er kan gesteld worden, dat de Arabische opstand van 1916-1917 het begin is van de formatieve fase van de Hashemitische staat. Ook blijkt hieruit dat de stammen in Trans- Jordanië belangrijke bondgenoten waren tijdens de veroveringen van de Hashemieten. Om de rol en de invloed die stammen gespeeld hebben in de totstandkoming van Trans-Jordanië en later Jordanië te begrijpen, dient er een beschrijving te komen van Trans-Jordanië voor het Hashemitische gezag en een analyse gepresenteerd te worden van het proces van stammenintegratie vanaf de Arabische opstand en tijdens de staatsopbouw. Hoe hebben de stammen bijgedragen aan de oprichting van Trans-Jordanië, de staatsconsolidatie en op welke wijze hebben de Hashemieten dit aangepakt?

1.2 Hashemitische stammenpolitiek: stammenallianties en stammenintegratie in Trans-Jordanië

Zoals blijkt uit het bovengenoemde gaat de relatie tussen de stammen uit Trans-Jordanië en het Hashemitische regime terug naar 1916 ten tijde van de Arabische opstand en de coalitie van stammen onder leiding van de Hashemitische familie tegen het Ottomaanse gezag. De methode en tactiek die gebruikt werd binnen de stammenpolitiek, om het Hashemitische territorium uit te breiden en te stabiliseren werd door Abdallah “stammengroepering”

genoemd (ijtima’at ‘ashiriyya); elke stammenalliantie vormde een link binnen de stammenpolitiek, die uiteindelijk de Hashemitische expansie richting Syrië faciliteerde.41 Volgens dit stammenbeleid sloten sharif Hussein en/of zijn zoons allianties met de dominerende stammen in het gebied en vervolgens vormden de stammen het merendeel van de troepen, die de regio veroverden en de basis legden voor het Hashemitisch gezag. Hieruit

38 Salibi, p. 41;

39 J. Kostiner, 1986, p. 143.

40 Salibi, p. 43.

41 Lawrence, p. 165; Kostiner, p. 134.

(15)

blijkt dat de steun van de stammen onmisbaar was voor een overwinning en het realiseren van een Hashimitische staat.

De initiële werving van stammen geschiedde door intensieve onderhandelingen, die vooraf gingen aan het totstandkomen van een stammencoalitie. Maar ook de dreiging van de Hashemitische veroveringen speelde een grote rol in de bereidheid van stammen om een alliantie te vormen. De stammen ontvingen een grote som geld, alvorens zich aan te sluiten bij de Hashemitische alliantie en werden niet verplicht hun fundamentele waarden en structuur te hervormen. Hussein ontving maandelijks financiële steun van Groot-Brittannië, dat grotendeels door de zonen van Hussein aan de stammen werd uitgedeeld. Daarnaast kregen de stammen een constante toevoer van wapens en munitie, die hen in staat stelde konvooien en militaire posten van de Ottomanen te plunderen.42 Hieruit blijkt dat de Britse financiële steun onmisbaar was binnen de Hashemitische stammenpolitiek.

De loyaliteit van de stammen heeft met een aantal factoren te maken. De status van de Hashemieten als ashraf heeft zeker een grote rol gespeeld. De loyaliteit van stammen kon dus gebaseerd zijn op religieuze factoren, zoals het geval was bij de islamitische stammenconfederatie in het emiraat van Mekka, dat tussen 968-1925 heeft bestaan.43 Deze confederatie verschilde van de andere stammenconfederaties vanwege de hajj en de samenhangende economische bedrijvigheid en zodoende de politieke status van ‘een staat binnen een staat’ wat het tot een belangrijk onderdeel van het Ottomaanse rijk maakte. Dit gaf de Hashemitische sharif Hussein, oftewel de sharif van Mekka, en zijn familie een belangrijke status. De steun en loyaliteit van de stammen in Trans-Jordanië aan de Hashemieten valt dus ook te verklaren aan de hand van hun rol als ashraf. De loyaliteit van de stammen zou de Hashemieten tijdens de Arabische opstand, maar ook tijdens het oprichten van de Hashemitische staat een belangrijke steun bieden.44 De financiële voordelen vormden ook een belangrijke stimulans voor de loyaliteit aan de Hashemiteien. Een andere methode voor het bewerkstelligen van loyaliteit was de bemiddeling in conflicten tussen stammen: de Hashemieten traden namelijk ook op als bemiddelaars. Zo slaagde Abdallah erin om in 1917 te bemiddelen tussen een vete onder de leden van ‘Anaza en de Faqun stammen, en leidde dit tot het stichten van een stammencoalitie in Wadi 'Ays en uiteindelijk tot de belegering van Medina. Faysal en Lawerence handelden evenzo te midden van de noordelijke stammen tijdens de opmars richting Syrië.45 Een evenzeer belangrijke factor voor steun en loyaliteit aan de Hashemieten was de persoonlijke band, die Hashemieten met de stammen onderhielden.

42 R. L., Colman, Revolt in Arabia, 1916-1919: Conflict and Coalition in a Tribal Political System (Colombia (1976) p. 67-90.

43 Teitelbaum, p. 6-7; Steen, van der., p. 28

44 Dawn, p. 12.

45 Y. Alon, The making of Jordan: Tribes, Colonialism and the Modern State (London 2007)14-15 ;Kostiner, p.

135-141

(16)

Het contact verliep meestal alleen via de stamhoofden; zo verliep het contact met onder andere de Ruwalla stam via het stamhoofd Nuri Sha'lan, en via Adwa Abu-Taya van de Huwaytat. De stamhoofden ontvingen geld dat zij vervolgens distribueerden onder de stamleden, waarna het stamhoofd persoonlijke belofte van trouw aan, en samenwerking met, de Hashemieten garandeerde.46

Het bovengenoemde valt op te maken dat deze periode de basis heeft gelegd voor een trouwe en loyale elite voor het Hashemitische gezag, die gedurende de 20ste eeuw een grote steun voor de Hashemieten heeft betekend. Er kan verondersteld worden dat de Arabische opstand een cruciaal tijdperk is geweest voor de opkomst en dominantie van de Hashemieten.

De Hashemieten wisten verdragen te sluiten met zowel de Britten als met de stammen om zich samen in te zetten in de opstand tegen de Ottomanen teneinde een Hashemitische staat te stichten.

1.3 Trans-Jordanië en Faysal 1918-1920

Nadat de geallieerden en Faysal’s troepen in Damascus arriveeerden, richtte Faysal in 1918 een bestuur op waar ook Trans-Jordanië toebehoorde. Het Hashemitische rijk besloeg nu de Hijaz, Trans-Jordanië en Syrië. Met behoud van de Ottomaanse administratieve structuur begon Faysal meerdere districten van Trans-Jordanië te regeren.47 Om te profiteren van de invloed van de stammen zocht Faysal toenadering tot leiders en sheikhs van stammen en slaagde erin allianties te sluiten. Sheikhs maakten op hun beurt gebruik van deze samenwerking om hun machtspositie te behouden. Faysal slaagde erin een succesvol stammenbeleid te implementeren en een relatief succesvol gezag op te bouwen.48

Faysal maakte gebruik van de bestaande Ottomaanse instituten om belasting te innen en om diensten, zoals veiligheid, volksgezondheid, onderwijs en hulpverlening aan te bieden.

Faysal zette gezondheidsposten op in Ma’an, Tafila, Karak, Qatrana, Madaba, Amman, al- Salt en ‘Ajlun. Ook verleende Faysal, in navolging op het Ottomaanse beleid tijdens de oorlogsjaren, subsidies en ere-titels aan de leidinggevende seikhs teneinde de allianties met de stammen te verankeren. Bovendien verkregen meerdere sheikhs de status van opperhoofd (shaykh al-mashayikh) vergezeld met een royaal salaris, waardoor er een loyale regerende elite ontstond en een belangrijke achterban en steun betekende voor Hashemieten. Hamad bin Jazi van de Huwaytat, Mithqal al-Fayzi van de Bani Sakhr, Rufayfan al-Majali, sheikh van de Majali en leider van Karak, en ‘Awda Qasus, leider van een Christelijke stam waren, onder andere, degene die profiteerden van het toenaderingbeleid van Faysal.49 Daarnaast bemiddelden Faysal en zijn officieren tussen rivaliserende stammen en slaagden erin effectief

46 Kostiner, p. 135-141.

47 Salibi, p. 41.

48 Y. Alon, ‘The Tribal System in the Face of the Sate-Formation Process: Mandatory Transjordan, 1921-1946’, International Journal of the Middle East Studies 37:7 (2005) p. 14.

(17)

geschillen op te lossen, wat het succes van zijn stammenbeleid weergeeft.50 Faysal slaagde erin rivaliserende stammen met elkaar te verzoenen, zoals Bani Shakr en Bani Hasan en vrede te stichten tussen de inwoners van Madaba, Bani Shakr en Balqawiyya, waardoor er veiligheid en rust in de regio heerste. Ook herstelde Faysal de relaties tussen zowel de noordelijke stammen van Bani Shakr en de stad Ramtha als tussen verschillende stammen in Karak.51

Hieruit blijk dat Faysal zich goed realiseerde dat de steun van de stammen onmisbaar was voor het handhaven en verstevigen van het Hashemitische regime en dat hij zijn beleid daarop aanpaste. Tegelijkertijd hadden de stamhoofden Faysal nodig om hun posities te beschermen. Het was dus zowel in het belang van Faysal als de stamhoofden en sheikhs om een samenwerkingsverband op te zetten om zich te handhaven. In tegenstelling tot een

‘devide and rule’ beleid, kan er geconcludeerd worden dat Faysal een ‘unite and conquer’

tactiek toepaste.

De nieuwe orde schikte de meeste partijen in Trans-Jordanië. De nomaden profiteerden van de nieuwe regering, die feitelijk bestond uit de stammencoalities die tijdens de Arabische opstand werden opgezet, die hen veel autonomie toestond. Tijdens het gezag van Faysal behielden de stammen autonomie en de bevolking was tevreden met de mate van veiligheid en diensten, die het regime verleende. Faysal genoot deswege een zeker mate van lokale steun.52 Faysal’s tactische stammenpolitiek heeft een grote bijdrage geleverd aan zijn populariteit. Volgens Teitelbaum was Faysal namelijk bereidwillig te luisteren naar zijn onderdanen en met oplossingen te komen en werd beschouwd als een onmisbare leider.53

Deze periode markeert de beginjaren van het Hashemitische gezag in Trans-Jordanie, waarin, via het stammenbeleid, een loyale achterban van stamhoofden en sheikhs ontstond, die gedurende de 20ste eeuw een belangrijke steun voor de Hashemieten zou vormen.

1.3.1 Hashemitische staatsstructuur: stammenconfederatie

De Hashemitische wet en regelgeving was minimaal en het staatssysteem was gebaseerd op het patrimonialisme. Naast de sheikhs benoemden de Hashemieten ook officiële afgezanten, om het Hashemitische beleid uit te voeren. Hussein deed dat in de Hijazi steden en Faysal regeerde op deze manier in Trans-Jordanië rond 1917, wanneer hij een van zijn assistenten, Ali al-Harithi benoemt tot hoogwaardigheidsbekleder om het staatsbeleid in Azraq te

49 E.L. Rogan, Frontiers of the State in the Late Ottoman Empire: Transjordan, 1850-1921 (Cambridge 1999) p.

242-243.

50 M, Thomas, Bedouin Tribes and the Imperial Intelligence Service in Syria, Iraq and Transjordan in the 1920s Journal of Contemporary History 38:4 (2003) p. 542; Rogan, p. 227-245.

51 Y. Alon, ‘The Tribal System in the Face of the Sate-Formation Process: Mandatory Transjordan, 1921-1946’, International Journal of the Middle East Studies, 37:2 (2005) p. 15.

52 Kostiner, 1986, p.134-140.

53 Teitelbaum, p. 86, 196.

(18)

coördineren. Sommige afgezanten waren ashraf, en soms ook gerelateerd aan Hussein’s familie. Zo werd er een netwerk van ongeveer 800 tot 900 afgezanten onder de stammen verspreid om het staatsbeleid te verspreiden en uit te voeren.54

De Raad van Ministers (Majlis al-wukala) was de uitvoerende macht, die enige tijd voorafgaand aan Hussein’s kroning in 1916 was opgericht. De Raad werd voorgezeten door Hussein’s zoon Ali. Abdallah werd aangesteld als minister van Buitenlandse Zaken, Faysal als minister van Binnenlandse Zaken en Aziz Ali als minister van Defensie.55 De Raad van ministers genoot echter weinig macht door de voortdurende afwezigheid van Abdallah en Faysal, die beiden aan het front zaten. Er werden geen belangrijke beslissingen genomen betreffende de oorlogsvoering. De bestuursorganen die het 'centrum' van de nieuwe staat vormde, hadden geen controle over de afgelegen gebieden en de nieuwe verworven territoria.

De echte macht lag bij de regionale machtscentra - instellingen die gemoeid waren met oorlogsvoering - en tevens verantwoordelijk waren voor de distributie van geld en het rekruteren van stammen.56 Ondertussen groeide het machtscentrum rondom Faysal, die over financiële middelen beschikte en politieke en militaire controle uitoefende tijdens de opmars richting Syrië. Het ‘machtscentrum’ bestond uit de Arabische officieren Jafar al Askari, Nuri al-Sa'id uit Bagdad, Mawlud Mukhlis uit Tripoli, de Syrische nationalist Nasib al'Bakri;

Awda abu-Taya van de Huwaytat, Ali van de Bani Harith en Lawrence. Er ontstond geleidelijk een kloof tussen Hussein in de Hijaz en Faysal, die effectieve controle uitoefende en leider werd van Trans- Jordanië en Syrie.57

De basisvorm van politieke samenwerking werd gerealiseerd door middel van een ad hoc overeenkomst, die onderhouden werd door subsidies en persoonlijke relaties.58 Wet- en regelgeving werd gehandhaafd via de shari’a. Er vond geen economische ontwikkeling plaats, waardoor de economie geheel afhankelijk was van Britse financiele steun.59 De Hashemitische staat bleef gedurende de cruciale periode van de formatieve fase een stammenconfederatie. De enige substantiële reorganisatie die Hussein introduceerde was de implementatie van de sharia, islamitisch wet, als het exclusieve recht met zichzelf als leider.60 Ondertussen verslechterden de onderlinge Hashemitische verhoudingen. Faysal was succesvol in zijn veroveringen en samenwerking met de Britten en dit leidde tot de verovering van Damascus in 1918. Abdallah werd door Faysal vervangen als hoofdbemiddelaar tussen de Hashemieten en de Britten. Echter, Hussein verdacht Faysal

54 Lawrence, p. 102-104.

55 Kostiner, p. 135-139; Teitelbaum, p. 184.

56 Kostiner, 1986, p. 135-139.

57 Ibidem.

58 Steen, van der., p. 27.

59 Teitelbaum, p. 186-187.

60 Ibidem, p. 207-208.

(19)

ervan een overeenkomst te hebben gesloten met de Britten en de Fransen ten kosten van het geambieerde Arabische rijk. Daarnaast vertrouwde Hussein Abdallah niet meer en Abdallah op zijn beurt was van mening dat zijn vader niet meer in staat was te regeren.61

1.3.2 Het Hashemitische gezag ondermijnd

Trans-Jordanië werd tussen 1918 en 1920 geregeerd vanuit Damascus en was een provincie van het Koninrijk van Faysal. Echter heeft het succes van Faysal niet lang standgehouden (1918-1920). Faysal slaagde er niet in een overeenkomst te sluiten met de Fransen en de Britten. De Fransen hadden in het Sykes-Picot verdrag met Groot-Brittannië in 1916 de claim op Syrië gelegd.62 Maar tijdens de vredesconferentie van Parijs in 1919 claimde Faysal Syrië op basis van de Hussein-Macmahon correspondentie. De Britten achten de Brits-Franse betrekkingen en solidariteit in Europa van een te groot belang om te riskeren aan Arabische aangelegenheden en in September 1919 werd er in een overeenkomst tussen de Fransen en de Britten de voorwaarden voor het terugtrekken van Groot-Brittannië uit Syrië uiteen gezet.63

In december 1919 vertrokken de Britten uit Syrië en halveerden zij de financiële steun aan Faysal, waardoor hij niet langer in staat was subsidies te geven aan de lokale leiders. Door de afname van de financiële hulp, in combinatie met Faysal’s afwezigheid in verband met zijn reizen in Europa, slaagde hij er niet in om delen van Syrië en Trans-Jordanië effectief te besturen, waardoor er een machtsvacuüm ontstond die door lokale leiders werd opgevuld. De Fransen concurreerden nu met Faysal om de macht in Syrië en beiden probeerden de steun van de sheikhs te winnen. Frankrijk moedigde toegenomen oneindigheid tussen de regering en de sheikhs aan en in februari 1920 voelden de stammen geen verplichtingen meer richting Faysal.64

Het lukt Frankrijk en Groot-Brittannië om tijdens de Conferentie van San Remo in 1919 de ‘League of Nations’, de voorganger van de Verenigde Naties (VN), te overtuigen de grootmachten quasi-koloniale autoriteit te geven over de voormalige Ottomaanse gebieden;

de Britten kregen gezag over het mandaatgebied Palestina, dat nu Israël, de Westbank, de Gaza-strook en Jordanië beslaat en de controle over Irak, terwijl Frankrijk de autoriteit over Syrië en Libanon kreeg.65 Faysal was nu onderworpen aan het Franse gezag. Na de San Remo conferentie veroveren Franse troepen Damascus en verbannen Faysal en zijn regering naar

61 Ibidem, p. 196-197.

62 J. Gelvin, Divided Loyalties: Nationalism and Mass Politics in Syria at the Close of Empire (Berkeley 1998) p.

87-88.

63 M.C. Wilson, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (New York 1987) p. 40.

64 D. Eldar, ‘France in Syria: The Abolition of the Sharifian Government, April-July 1920’, Middle Eastern Studies, 29:3 (1993) p. 499; Rogan, p. 243-244.

65 Eldar, p. 488.

(20)

Irak.66 Na de bezetting van Damascus door de Fransen leggen de Britten de focus op Trans- Jordanië.

1.4 Conclusie

De Husseinn-McMahon correspondentie en de Arabische opstand als gevolg daarvan, kunnen worden beschouwd als een cruciale fase voor het totstandkomen van de Hashemitische staat en het regime, waarin de stammenpolitiek een fundamentele rol heeft gespeeld in de staatsformatie. Interessant hierin is dat de literatuur laat zien, dat de bedreiging voor Hussein‘s machtspositie de voornaamste beweegreden vormde om de Britten te benaderen, wat heeft geleid tot de Arabische opstand. Enkel vanwege de bedreiging van zijn machtspositie – door zowel de CUP als de rivaliserende stam - werd de sharif gedwongen om actie te ondernemen en was daarom bereid om met de Britten samen te werken.

De stammenpolitiek heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van Trans-Jordanië. Tijdens de Arabische opstand slaagden de Hashemieten erin een coalitie te realiseren met de meeste dominante stammen in de regio en Trans-Jordanië. Zowel Faysal als Abdullah I hebben het tribalisme expliciet in de politiek geïncorporeerd om het Hashemitische gezag en regime te verstevigen en te handhaven. De Hashemieten hadden persoonlijke relaties met de stammen, die via de sheikhs werden onderhouden. De stammen in Trans-Jordanië werden gezien als de bouwstenen van de staat: de stammen werden partners en oprichters van de staat en speelden een actieve rol in het proces van staatvorming.

De centrale overheid heeft tijdens het consolideren van haar gezag de stammen een grote mate van autonomie gegeven in haar interne zaken. Ook het Britse dictaat was minder onverzettelijk dan andere koloniale regimes in de regio en was een voorstander van een zekere mate van zelfstandige lokale ontwikkelingen. Hoewel een groot deel van het succes van de stammenallianties te danken is aan de stammenpolitiek van de Hashemieten en hun rol als ashraf is het tegelijkertijd duidelijk, dat de financiële steun van de Britten hierin onmisbaar was. In ruil voor een grote som geld vochten de stammen aan de zijde van de Hashemieten en de geallieerden. Zonder Britse steun was het niet mogelijk geweest een loyale elite en steun voor het Hashemitische gezag te creëren.

66 Lucas, p. 15.

(21)

Hoofdstuk 2: koloniale tijdperk 1920-1946: oprichting van een staatkundige eenheid Jordanië

Het jaar 1920 is van groot belang geweest voor zowel de totstandkoming van Trans-Jordanië als onafhankelijke entiteit, als het Hashemitische regime. Het gebied kwam in dat jaar onder de Britse invloedssfeer en werd in 1921 uitgeroepen tot een ‘onafhankelijke’ staat onder het gezag van Abdallah I.

De ondergang van Faysal’s regime in 1920, de overwinning van de Franse troepen en het Britse mandaat Palestina waar nu ook Trans-Jordanië een onderdeel van werd verhoogden de staat van onzekerheid in het gebied. Een periode van intensieve politieke mobilisatie en reorganisatie brak aan, waarin stamhoofden van machtige stammenconfederaties het machtsvacuüm probeerden op te vullen.67 Het waren voornamelijk de stammenconfederaties van de Huwaytat, heersers in het zuiden, de Majali in het noorden bij Karak, de Bani Shakr in centraal Trans-Jordanië en de ‘Adwan in de Balqa regio, die Trans-Jordanië domineerden.68 Deze stammenfederaties hielden zich bezig met het herstructureren van de interne politieke grenzen, zoals de oprichting van nieuwe allianties of het versterken van bestaande allianties en het herpositioneren met betrekking tot externe relaties. Deze ontwikkeling is karakteristiek tijdens een periode van onzekerheid en anarchie.69

Ondertussen waren de Britten het onderling oneens over de toekomst van Trans- Jordanië. Binnen de Britse regering waren de meningen met betrekking tot het mandaat verdeeld. Aanvankelijk waren de Britten terughoudend in het intensiveren van hun gezag in Trans-Jordanië en poogden in 1920 een aantal maanden indirecte controle uit te oefenen.70 In eerste instantie had Lord Corazon, Britse Minister van Buitenlandse Zaken, besloten Trans- Jordanië geen onafhankelijk te geven, maar te beschouwen als een aparte entiteit met een hechte samenwerkingsverband met Palestina. Herbert Samuel, de hoge commissaris van Palestina, was zelfs een voorstander van het inlijven van Trans-Jordanië in de Britse

67 Y. Alon, The making of Jordan: Tribes, Colonialism and the Modern State (London 2007) p. 35-36; Salibi, p.

94.

68 Y. Alon, ‘The Tribal System in the Face of the Sate-Formation Process: Mandatory Transjordan, 1921-1946’, International Journal of the Middle East Studies, 37:2 (2005), p. 216-217.

69 Rogan, p. 7-9.

70 Y. Alon, 'Heart-Beguiling Araby' on the Frontier of Empire: Early Anglo-Arab Relations in Transjordan’, British Journal of Middle Eastern Studies 36:1 (2009) p. 60.

(22)

administratie van Palestina, zodat het gebied vanuit het politieke centrum van de Britten in Jeruzalem geregeerd kon worden. Samuel stond daarnaast welwillend tegenover de Zionisten, die Trans-Jordanië ook wilden toevoegen om het gebied voor Joodse nederzettingen uit te breiden.71 Even dreigde de totstandkoming van Trans-Jordanië als een onafhankelijke entiteit in gevaar te zijn. Trans-Jordanië was namelijk het minst begeerde grondgebied van vilayet Syrië (Trans-Jordanië, Palestina, Syrië en Libanon) omdat het door de grootmachten beschouwd werd als onbestuurbaar.72 Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk was Trans- Jordanië dun bevolkt, arm en had geen natuurlijke hulpbronnen met weinig politieke ontwikkeling, en in eerste instantie dus van minder belang voor de Britten. De Britten waren aanvankelijk vooral gefocust op hun mandaatgebeid in Irak en het oprichten van een administratie in Jeruzalem. De overweging om het gebied Trans-Jordanië bij de Palestijnse administratie in te lijven vormde dus een risico voor de totstandkoming van Trans-Jordanië als onafhankelijke entiteit. Wat was de reden voor de oprichting van het emiraat Trans- Jordanië en welke factoren hebben bijgedragen aan de formatie van een staatkundige eenheid onder het Hashemitische gezag? Waarom hebben de Britten hun focus toch op Trans-Jordanië gericht?

2.1 Regionale ontwikkelingen en Britse focus op Trans-Jordanië

Samuel Herbert werd door Lord Curzon dus aangespoord om Trans-Jordanië in eerste instantie als onafhankelijk gebied te beschouwen, maar wel sterke relaties met Palestina te handhaven.73 De geopolitieke ontwikkelingen in de jaren ’20 kunnen verklaren waarom de Britten hun gezag in Trans-Jordanië opvoerden, dat uiteindelijk heeft geleid tot een onafhankelijk emiraat. Het was voor de Britten namelijk omwille van politieke en strategische belangen gunstiger Trans-Jordanië onafhankelijkheid te geven en los te maken van Palestina.

De Britten vreesden dat de Fransen hun invloedssfeer richting het Zuiden - Palestina, Trans-Jordanië en het Suezkanaal- zouden uitbreiden en besloten daarom officieren naar Trans-Jordanië - Irbid, ‘Ajlun, Salt, Amman en Karak- te sturen, om het Britse gezag aldaar te implementeren.74 Bovendien was Trans-Jordanië, nu Irak en Palestina onder Britse invloedsfeer vielen, een geostrategisch gebied voor de Britten. Trans-Jordanië vormde namelijk een ‘landelijke’ verbinding - vanaf Irak naar Palestina – tussen de Britse mandaten.

Oliepijpleidingen, wegen en telegraafverbinding konden geheel in het Brits gecontroleerde

71 M.C., Wilson,‘A Passage to Independence: King Abdullah and Transjordan, 1920-1951’, in: E. Ingram (eds), National and International politics in the Middle East: Essays in Honour of Elie Kedouri (London 1986) p. 198;

K.E., Meyer, & S.B., Brysac, Kingmakers: The Invention of the Modern Middel East (New York 2008) p. 263.

72 Salibi, p. 49.

73 Alon, 2009, p. 62; Wilson, 1986, p. 191.

74 Alon, 2009, p. 60.

(23)

territorium, vanaf Bagdad en de olievelden in Noord Irak naar de kust van Palestina, gebouwd worden.75

Daarnaast begon de nationalistische partij, de Istiqlal, zich in Egypte, Palestina en Syrië te manifesteren. In Syrië streden de nationalisten, oftewel de Istiqlalisten, tegen de Franse bezetting, in Egypte tegen het Britse gezag en in Palestina tegen Britse overheersing en Joodse immigratie. De Palestijnen vertoonden grote weerstand tegen de Joodse immigratie, grondaankoop en nederzettingen. In 1920 had de ‘Jewish National Fund’ land geconfisqueerd van ‘absente’ Arabische grondbezitters en de toegenomen spanningen leidden in 1920 en 1921 tot gewelddadige confrontaties tussen de Joden en de Arabieren in Palestina. In 1923 probeerden de Britten een grondwet in te voeren in Palestina, maar stuitten op weerstand vanuit de Arabische bevolking, die het Britse gezag en een Joods tehuis in Palestina niet accepteerden en de verkiezingen boycotten. De Britten vreesden de verspreiding van nationalistische ideeën in het ‘strategische’ Trans-Jordanië, die het Britse gezag konden ondermijnen.76 Ook de verspreiding van Wahabisme vanuit Arabië (huidig Saoedi-Arabië) was een dreiging voor de Britten. De Britten hadden al te maken met Palestijnse weerstand en het Wahabisme kon anti-Britse sentimenten in Palestina versterken. Trans-Jordanië vormde een effectieve bufferzone tussen het politieke centrum van de Britten in Jeruzalem en het Wahabisme uit het Zuiden, maar ook tussen het Franse mandaat in het Noorden. De Trans- Jordaanse stammen vormden, samen met de steun van de Britten, een effectieve barrière, oftewel bufferzone tegen het Wahabisme.77 Al deze regionale ontwikkelingen en dreigingen voor het Briste gezag hebben ervoor gezorgd, dat de Britten hun focus op Trans- Jordanië hebben gericht.

2.2 Brits gezag en stammenpolitiek

Terwijl de Britten vanuit hun politieke centrum in Jeruzalem gezag probeerden uit te oefenen in Trans-Jordanië vormde de mobilisatie van stammenallianties een uitdaging.78 Aanvankelijk probeerden de Britten indirecte controle uit te oefenen in Trans-Jordanië door de lokale stammen te assisteren met het opzetten van deeloverheden.79 Trans-Jordanië telde op dat moment (1920) 200.000 inwoners; allemaal stamleden van machtige stammenconfederaties.

De stammenconfederatie bepaalde praktisch elk aspect van het dagelijks leven en hadden tijdens het gezag van Faysal autonomie genoten en heersten nu in Trans-Jordanië. Vanwege de jarenlange allianties tussen de stammen tegen het Ottomaanse rijk, slaagden zij erin een

75 Wilson, 1986, p. 198; S. Blackwell, Britisch military intervention and struggle for Jordan: King Hussein, Nasser and the Middle East Crisis, 1955-1958 (New York 2009).

76 Lucas, p. 16.

77 Wilson, 1986, p.199; Salibi, p. 95; Lucas, p. 14.

78 Alon, 2005, p.10.

79 Alon, 2009, p. 60.

(24)

machtspositie op te bouwen en vormden daarom een uitdaging voor de oprichting van een centrale overheid, waar de Britten op dat moment naar streefden.80 Tegelijkertijd erkenden een aantal seikhs uit Trans-Jordanië, dat met de teloorgang van Faysal, Groot-Brittannië nu een belangrijke speler was in het gebied. In 1920 ontmoette Samuel Herbert een aantal notabelen in Salt om het Britse beleid te verkondigen. De sheikhs van de ‘Adwan, Rufayfan al-Majali en andere notabelen uit Karak, Hamad bin Jazi van de Huwaytat en vertegenwoordigers uit Salt waren allemaal bereid samen te werken met Herbert Samuel. De Britten zouden deze notabelen assisteren bij het oprichten van lokale overheden en beloofden Trans-Jordanië niet bij de Palestijnse administratie toe te voegen.81 Sheikh Hamad bin Jazi en Ruffayfan al Majali en andere notabelen uit Karak aanwezig waren, ontbraken belangrijke leiders vanuit de Bani Sakhr stam, die dominant waren in centraal Trans-Jordanië. Ook was

‘Awaa abu Taya, een belangrijke leider binnen de Huwaytat die dominant was in het zuiden van Trans-Jordanië, niet bij de bijeenkomst aawezig. De Britten dachten echter voldoende lokale steun te hebben.82

Naar aanleiding van de ontmoeting in Salt, stuurt Herbert Samuel in 1920 zes officieren naar Trans-Jordanië, om drie lokale overheden op te zetten in Ajlun (Irbid), Salt en Karak. Deze offiecieren hadden een adviserende rol en werden opgedragen de lokale bevolking te assisteren bij het oprichten van lokale overheden, ambtenaren aan te wijzen, belasting te innen en handelsbetrekkingen met Palestina te bevorderen.83

Geringe kennis van de lokale omstandigheden karakteriseerde de eerste maanden van het Britse leiderschap, omdat de Britten met slecht zes man personeel het gebied onder controle probeerden te krijgen. Niet alleen hadden de Britten onvoldoende kennis van de lokale omstandigheden, maar waren zich er ook niet van bewust dat sommige sheikhs en stamhoofden het Britse gezag niet accepteerden. De zes Britse officieren stonden namelijk zwak tegenover machtige stammenconfederaties en slaagden er niet in een effectief bestuur op te zetten. De stammenconfederaties hadden immers autonomie genoten en streefden ernaar hun macht en invloed te behouden. Hoewel de Britten er niet in slaagden effectieve deeloverheden op te zetten, waren zij tegelijkertijd welkom als tegenkracht tegen de Fransen.84

Tegelijkertijd arriveert ook Abdallah in November 1920 in Ma’an in het zuiden van Trans-Jordanië. Abdallah zette een troepenmacht op vanuit de Utayba stam uit de Hijaz, om Syrië van de Franse bezetting te verlossen. De Arabische nationalisten, leden van de Istiqlal partij die Faysal in Damsacus hadden gesteund, hergroepeerden zich in Trans-Jordanië, dat zij

80 Ibidem, p. 41-55, 63.

81 F. Robins, A history of Jordan (Cambridge 2004) p. 14-15.

82 Alon, 2009, p. 61; Wilson, 1987, p. 226.

83 Robins, p. 14.

84 Salibi, 1993, p. 98; Alon, 2009, p. 55- 69.

(25)

als een provincie van Faysal’s Syrië beschouwden en nodigden Abdallah uit om de beweging te leiden.85 Abdallah’s streven was dus het verenigen van het Hashemitische Irak en Trans- Jordanië in een groot Syrië.86 Wanneer Abdallah in Ma’an komt begint hij met het verkondigen van de Arabische eenheid, maar stelde zich gematigd op tegenover de Britten.87 Terwijl de Britten weerstand vanuit de machtige stammenconfederaties ondervonden had Abdallah als voordeel, dat de machtige stammen uit Trans-Jordanië, onder andere de Huwaytat en Bani Shakr loyaal waren aan Abdallah vanwege zijn status als ashraf en zijn rol tijdens de Arabische opstand.88

Abdallah had nu te maken met drie groepen: de traditionele leiders, de nationalisten en de Britten. De traditionele leiders uit Trans-Jordanië waren sheikhs of stamhoofden van vooraanstaande families en waren niet aangesloten bij een nationalistische beweging. De nationalisten waren advocaten, officieren en bureaucraten afkomstig uit Palestina en Syrië en waren ideologisch gemotiveerd. Daarnaast waren zij of politiek actief geweest in Palestina tegen de zionisten of met Faysal tegen de Franse bezetting. Ondertussen dirigeerden de Britten de buitenlandse, militaire en financiële zaken van Trans-Jordanië.89 De Britten op hun beurt hadden naast de weerstand van de machtige stammenconfederatie in Trans-Jordanië, ook te maken met opstanden in Irak (1920) en de revolutie in Egypte tegen Brits gezag (1919- 1922) en Abdallah’s komst en zijn territoriale ambities. Hoewel de aanwezigheid van Abdallah in Trans-Jordanie en zijn samenwerking met de Istiqlalisten in eerste instantie een bedreiging leek te zijn voor het Britse gezag, was Abdallah tegelijkertijd een geschikte

‘bondgenoot’ voor de Britten in Trans-Jordanië. 90

2.3 Britse verdeling 1921 en onafhankelijkheid

Gedurende enkele maanden probeerden de Britten Trans-Jordanië onder controle te krijgen en terwijl de stammenconfederaties een obstakel waren voor het Britse gezag, profiteerde Abdallah van de stammenallianties die tijdens de Arabische opstand waren gevormd. Doordat stammen loyaal waren aan Abdallah, was hij voor de Britten geschikt als tussenpersoon, of een ‘inheemse facade’ zoals Wilson het noemt, om indirect gezag uit te kunnen oefenen in het

85 T.M., Tell, The Social and Economic Origins of Monarchy in Jordan (New York 2013) p. 54, 60-61; Salibi, p.

95 Robins, p. 17-25.

86 Lucas, p. 14.

87 Alon, 2005, p. 173.

88 Tell, p. 60-61; Alon, 2007, p. 37.

89 J.T., Piro, The Political Economy of Market Reform in Jordan (Boston 1998) p. 20; Alon, 2005, p. 216.

90 W. Kazziha,’The Political Evolution of Trans-Jordan,’ Middle East Studies 15:2 (1979) p. 239-257; Alon, 2009, p. 70.

(26)

gebied.91 Toen Churchill en Abdallah erin slaagden tot een overeenkomst te komen besloten de Britten in 1921 een onafhankelijk emiraat van Trans-Jordanië op te zetten.92

Tijdens de conferentie in Cairo in maart 1921, besluit Churchill het mandaat Palestina in twee regio’s te verdelen. Dit resulteerde in de totstandkoming van het emiraat Trans- Jordanië met Abdallah I als emir onder de supervisie van het Britse Palestina. Het gebied ten Westen van de rivier bleef het Palestijnse mandaat heten.93 In ruil voor Britse hulp beloofd Abdallah geen antizionistische en anti-Franse opstanden te steunen en Abdallah ontving financiële steun met een maandelijks bedrag van 5000 pond. Dit is uitgegroeid tot een hedendaagse relatie van militaire en financiële steun van de Britten.94 Deze gebeurtenis kan worden gezien als de beginfase van de staatkundige entiteit Trans-Jordanië onder het Hashemitische gezag met nauwe samenwerking met de Britten. Lawrence werd naar Trans- Jordanië gestuurd om de situatie aldaar te beoordelen. Lawrence adviseerde de Briste overheid om een Engelse compagnon naar Trans-Jordanië te sturen om Abdallah te assisteren. In 1922 werd John B. Philby de eerste Britse vertegenwoordiger van Trans- Jordanië en in 1924 werd hij opgevolgd door Henry Cox en in 1940 door Alec Kirckbride, die in 1946 de eerste Britse ambassadeur van Jordanië werd.95

In zekere zin kan er gesteld worden dat er een situatie van wederzijdse afhankelijkheid ontstond. Zonder de Britten was Trans-Jordanië niet onafhankelijk geworden en de financiële bijdrage van de Britten was onmisbaar voor het oprichten van een ‘moderne’

staat. Tegelijkertijd was Abdallah belangrijk voor de Britten om (indirect) gezag uit te kunnen uitoefenen in Trans-Jordanië, doordat de stammen loyaal waren aan Abdallah. Abdallah gaf de Britten namelijk een alternatieve methode om gezag uit te oefenen. Er kan gesteld worden dat de komst van Abdallah en zijn rol als tussenpersoon tussen de stammen en de Britten, een leider waarmee de stammen zich konden identificeren, heeft geleid tot een vreedzame staatsformatie, stabiliteit en acceptatie van het Britse/Hashemitische gezag.96

Jordanië lijkt hierdoor anders te zijn geweest dan de andere Arabische mandaatgebieden zoals Egypte, Irak en Syrië. In Trans-Jordanië vonden geen nationalistische opstanden plaats, zoals de opstanden in Syrië 1925-1927, in Palestina in 1920 en tussen 1936- 1939 en in Irak in 1920. Ook vond er geen revolutie plaats zoals in Egypte in 1919-1922.97 Jordanië is relatief stabiel gebleven gedurende het Britse mandaat. Sterker nog, sheikhs en stamhoofden pasten zich snel aan binnen de nieuwe staatsstructuur en waren bereid met de

91 Tell, p. 60-61; Alon, 2007, p. 37; Wilson, 1987, p. 2.

92 Alon, 2009, p. 56.

93 C. Ryan, Jordan in transition: form Hussein to Abdullah (Boulder 2002) p. 223; Gelvin, p.88.

94 Wilson, 1987, p. 191.

95 K.E., Meyer, & S.B., Brysac, p. 260-263.

96 Wilson, 1987, p. 37; Lucas, p. 15.

97 Robins, p. 47-52; Lucas, p. 16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kostenoriëntatie en netwerkvernieuwing - ACT ondersteunt de overwegingen van OPTA in annex B in § 29 e.v dat wholesaletarieven geen vergoeding mogen omvatten voor de kosten en

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Gat in Zeylen, komende van benoorden soo myd de Noord-Wal, en Seylt by het Zuyd Eylant in en daar digt by langs, soo laat gy de Blinde aan Bak-Boort en hout soo u Koerts tot dight

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Voor alle werknemers binnen het hoger beroepsonderwijs, met uitzondering van universitair opgeleide mannen, geldt dat het bruto uurloon op jongere leeftijd lager ligt dan in