Vraag nr. 104 van 18 februari 2005 van mevrouw ELKE ROEX
Gezinszorg – Uitbreiding urencontingent
Gezinszorg biedt een belangrijke ondersteuning in het kader van thuiszorg. Deze vorm van thuiszor-gondersteuning wordt geoptimaliseerd door een uitbreiding van het urencontingent.
In de begroting voor 2005 staat geschreven dat het budget voor gezinszorg ruimte laat voor een uit-breiding van het huidige urencontingent gezinszorg met 2,31 procent.
De verdeling van de bijkomende uren gebeurt op basis van een aantal criteria. De demografische evoluties, de optimale invulling van de urencontin-genten per provincie zijn enkele van deze criteria. 1. Wat is de huidige verdeling van de uren per
pro-vincie en per vereniging of welzijnsorganisatie ? 2. Wat is de verhouding tussen vraag en aanbod ? Kan de minister een overzicht geven van deze
verhouding per provincie en per vereniging of welzijnsorganisatie (mate van niet-invulling van het aanbod of percentage van vraag waaraan de organisaties niet tegemoet kunnen komen) ? 3. Met welke criteria zal rekening worden gehouden
voor de verdeling van de bijkomende uren ? 4. Kan de minister al een overzicht geven van de
manier waarop de stijging van het urencontin-gent met 2,31 procent zal worden verdeeld over de verschillende provincies en de verschillende organisaties ?
Antwoord
1. In onderstaande tabel vindt de Vlaamse volks-vertegenwoordiger een overzicht van het aantal uren gezinszorg in 2004, opgesplitst per pro-vincie en volgens de aard van de voorziening (openbare dienst - private dienst). De provin-ciale verdeling van uren werd wat de private diensten gezinszorg betreft berekend op basis van de gegevens in de publicatie "Spreiding van de gezinszorg in Vlaanderen 2002" van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Provincie Uren 2004 Antwerpen: 3.684.565 Openbare diensten 1.012.815 Private diensten 2.671.750 Limburg: 1.649.661 Openbare diensten 297.566 Private diensten 1.352.095 Vlaams Brabant: 1.880.072 Openbare diensten 643.837 Private diensten 1.236.235 West-Vlaanderen: 3.366.204 Openbare diensten 54.903 Private diensten 3.311.301 Oost-Vlaanderen: 3.390.732 Openbare diensten 506.957 Private diensten 2.883.775 Brussel- Hoofdstad: 130.922 Openbare diensten 0 Private diensten 130.922 Totaal 14.102.156 Openbare diensten 2.516.078 Private diensten 11.586.078
Voor gezinszorg werd er een programmatie opgesteld. Deze programmatie houdt rekening met de vergrijzing van de bevolking en tracht de vraag naar gezinszorg weer te geven. De programmatie van gezinszorg wordt uitgedrukt in aantal te verlenen uren gezinszorg. De mate waarin de programmatie wordt ingevuld, geeft een zicht op de verhouding tussen theoretische vraag en aanbod.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de invulling van de programmatie per provincie en in Brussel-Hoofdstad.
Provincie Uren Programma- Invulling
2004 cijfers programma 2005 cijfers Antwerpen 3.684.565 4.641.070 79,39 Limburg 1.649.661 1.901.351 86,76 Vlaams Brabant 1.880.072 2.833.596 66,35 West-Vlaanderen 3.366.204 3.318.888 101,43 Oost-Vlaanderen 3.390.732 3.857.802 87,89 Brussel- Hoofdstad 130.922 814.052 16,08 Totaal 14.102.156 17.366.759 81,20
In welke mate individuele diensten aan hulp-vragen niet tegemoet kunnen komen, is niet bekend.
– voorafhames ten gevolge van nieuwe erken-ningen, fusiebewegingen en een bijsturing van het nijpende tekort in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
– diensten die in de drie voorafgaande jaren gemiddeld minder dan 90 % van het toege-kende urencontingent realiseerden, krijgen in 2005 geen bijkomende uren. Zij hebben een potentiële groeimarge van 10 %;
– diensten die zich niet kunnen engageren om de bijkomende uren effectief te realiseren, ontvangen geen bijkomende uren;
– voor de openbare diensten wordt er rekening gehouden met de mate waarin de program-matie op gemeentelijk niveau reeds is inge-vuld;
– voor de private diensten gezinszorg wordt een engagement gevraagd om de bijkomende uren bij voorkeur in te zetten in de regio's die laag scoren voor de criteria invulling pro-grammatie gezinszorg en omvang van resi-dentiële zorgcapaciteit.
De concrete vertaling van dit laatste principe wordt voorbereid in overleg met de sector. 4. Ik vind het belangrijk dat bij de verdeling van