• No results found

Ecologische monitoring Groenplan Stad Antwerpen - Muisbroek in Ekeren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ecologische monitoring Groenplan Stad Antwerpen - Muisbroek in Ekeren"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

   

Natuurpunt Studie  

Raamovereenkomst voor ecologische

monitoring

Kerngebieden groenplan Stad Antwerpen

       

Deelopdracht Muisbroek,  onderdeel van het kerngebied 

Bospolder‐Muisbroek‐

Ekersmoeras 

       

(2)

 

OPDRACHTGEVER Stad Antwerpen

Stadsontwikkeling – Energie en Milieu Antwerpen Francis Wellesplein 1

2018 Antwerpen LEIDEND AMBTENAAR Karina Rooman

TERREINWERK Guy Leys (Plantenwerking Antwerpen Noord), Johan De Ridder & Daniel Sanders (Vleermuizen), Jarno Michielsen en Ludo Benoy (Vogelwerkgroep Ardea), Werkgroep Atalanta (Ongewervelden, reptielen)

TEKST Roosmarijn Steeman, Johan De Ridder (Vleermuizen), Ilf Jacobs, Ludo Benoy.

REVISIE Wout Willems, Gerald Driessens, Roosmarijn Steeman EINDREDACTIE Jorg Lambrechts

Wijze van citeren:

Steeman, R., De Ridder J., Willems, W., Jacobs, Driessens G., Benoy L., & Lambrechts J. 2019.

Raamovereenkomst voor ecologische monitoring. Kerngebieden Groenplan Stad Antwerpen.

Deelopdracht Muisbroek, onderdeel van het kerngebied Bospolder-Muisbroek-Ekersmoeras. Rapport Natuurpunt Studie 2019/20, Mechelen.

© December 2019

Met dank aan de vrijwilligers en collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.

(3)

Inhoudsopgave

   

1  Inleiding ... 5 

2  Methodiek inventarisatie ... 6 

2.1  Planten ... 6 

2.2  Vleermuizen ... 6 

2.3  Ongewervelden ... 7 

2.4  Reptielen ... 7 

2.5  Vogels: broedvogelmonitoring ... 7 

3  Resultaten ... 9 

3.1  Planten ... 9 

3.1.1  Algemene bevindingen ... 9 

3.1.2  Verspreidingskaart van Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid ... 9 

3.1.2.1  Pinksterbloem ... 9 

3.1.2.2  Tenger fonteinkruid ... 9 

3.1.2.3  Glanzig fonteinkruid ... 10 

3.1.2.4  Kranswieren ... 10 

3.1.3  Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking ... 11 

3.1.3.1  Amerikaanse vogelkers ... 11 

3.1.3.2  Pontische rhododendron ... 11 

3.1.3.3  Bezemkruiskruid ... 11 

3.1.4  Gebiedsgerichte maatregelen en advies ... 12 

3.1.4.1  Knelpunten ... 12 

3.1.4.2  Beheeradvies ... 12 

3.2  Vleermuizen ... 13 

3.2.1  Oude vleermuizenwaarnemingen ... 14 

3.2.2  Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten ... 14 

3.2.2.1  Gewone dwergvleermuis ... 14 

3.2.2.2  Ruige dwergvleermuis ... 15 

3.2.2.3  Laatvlieger ... 15 

3.2.2.4  Rosse vleermuis ... 16 

3.2.2.5  Grootoorvleermuis onbekend ... 16 

3.2.2.6  Watervleermuis ... 16 

3.2.2.7  Meervleermuis ... 17 

3.2.2.8  Myotis species ... 17 

(4)

3.3.1  Onderzoeksresultaten Dagvlinders ... 20 

3.3.1.1  Doelsoort Eikenpage ... 22 

3.3.1.2  Doelsoort Bruin blauwtje ... 23 

3.3.1.3  Aanbevelingen i.f.v. dagvlindergemeenschap ... 23 

3.3.2  Onderzoeksresultaten Libellen ... 24 

3.3.2.1  Doelsoort Zwervende pantserjuffer ... 26 

3.3.2.2  Aanbevelingen ... 26 

3.4  Reptielen ... 27 

3.4.1.1  Doelsoort Levendbarende hagedis in Muisbroek ... 27 

3.4.1.2  Aanbevelingen ... 27 

3.5  Vogels ... 28 

3.5.1  Grote en Kleine Put ... 28 

3.5.2  Schijn en beekzones ... 29 

3.5.3  Volkstuintjes en graslanden ... 30 

3.5.4  Conclusies en aanbevelingen ... 31 

3.5.4.1  Conclusies ... 31 

3.5.4.2  Knelpunten ... 31 

3.5.4.3  Aanbevelingen ... 32 

4  Samenvatting ... 33 

4.1  Planten ... 33 

4.2  Vleermuizen ... 33 

4.3  Ongewervelden ... 33 

4.4  Reptielen ... 33 

4.5  Vogels ... 33 

4.6  Beheeradvies ... 34 

5  Referenties ... 35 

6  Bijlagen ... 37 

6.1  Bijlage 1: Overzicht van de waargenomen plantensoorten met herkomst, aanduiding van exoten,  invasieve planten en aanplanten. ... 37 

Bijlage 2: Overzicht van de waarnemingen van Pinksterbloem, Glanzig fonteinkruid en Tenger fonteinkruid in  Muisbroek in 2019 ... 42 

Bijlage 3 Overzicht van de waarnemingen van Amerikaanse vogelkers in Muisbroek in 2019 ... 44 

... 44 

Bijlage 4 – Vleermuizenwaarnemingen uit www.waarnemingen.be ... 45 

Bijlage 5 Overzichtskaart van de dagvlinders (doel‐ en beleidsrelevante soorten) die werden waargenomen in  Muisbroek ... 46 

Bijlage 6 Overzichtskaart van de interessantste libellensoorten waargenomen in Muisbroek ... 49 

(5)

 

1 Inleiding

De Stad Antwerpen wil de indicator‐ en doelsoorten opvolgen van alle gebieden in kader van het groenplan, om  de evolutie in deze gebieden op te volgen en een gepast beheer toe te passen.  

 

Dit  rapport  geeft  de  resultaten  van  de  uitgevoerde  monitoring  van  planten,  vogels,  libellen,  dagvlinders,  vleermuizen en reptielen in Muisbroek te Ekeren. Een aantal doelsoorten werd in kaart gebracht en er werden  schattingen van de aantallen gemaakt. Daarnaast wordt van deze groepen de hele soortenlijst gegeven. Op basis  van deze gegevens worden gebiedsgerichte maatregelen en beheeradvies gegeven.  

 

In  het  noorden  grenst  het  gebied  aan  het  Rangeerstation  Antwerpen‐Noord  en  in  het  zuiden  aan  de  natuurgebieden  Bospolder  en  Ekers  Moeras.  Aan  de  oostkant  wordt  het  gebied  begrensd  door  de  drukke  autosnelweg A12 en de dorpskern van Ekeren, in het westen ligt de eveneens erg drukke Noorderlaan en het  Churchilldok. 

 

Vroeger noemde men het Muisbroek de ‘Ekerse putten’. Het is een gebied van ongeveer 55 ha, waarvan 25 ha  waterpartij en 15 ha lig‐ en speelweiden. Ongeveer 10ha is bebost met voornamelijk populieren en knotwilgen. 

Het Muisbroek bestaat uit twee grote plassen, enkele weilanden en bloemrijke graslanden en twee delen met  volkstuintjes. Her en der in het gebied zijn er begroeide beekoevers, bosjes en ruigtes aanwezig. 

Het  gebied  is  heel  verscheiden: een  deel  bestaat  uit  moerasgebied  (Ekers moeras),  in  een  ander  deel  staan  koeien en  schapen.  Aan  de  westelijke  rand  werd  een  wandelweg  gecreëerd  met  aanplantingen  van  allerlei  sierbomen‐ en struiken. Deze weg is toegankelijk vanuit Ekeren via een voetgangersbrug over de autostrade. 

       

 

Figuur 1 Contouren van het projectgebied.

   

   

(6)

2 Methodiek inventarisatie

 

2.1 Planten 

Het Muisbroek werd vlakdekkend onderzocht voor de flora in de periode van 13 februari tot 16 juli 2019. Deze  methode  was  noodzakelijk  omdat  niet  precies  te  voorspellen  is  waar  de  doelsoorten  zullen  opduiken  en  er  gevraagd werd om alle populaties in kaart te brengen.  

 

De  volgens  het  bestek  te  inventariseren  soorten  zijn:  Blauwe  knoop,  Echt  lepelblad,  Echte  guldenroede,  Gevleugeld  hertshooi,  Grasklokje,  Grote  ratelaar,  Moeraswespenorchis,  Pijptorkruid,  Pinksterbloem,  Rapunzelklokje, Ruwe bies, Schaafstro, Spindotterbloem, Tenger fonteinkruid, Zandblauwtje en Zeebies. 

De soorten in italic werden nog niet waargenomen in het gebied maar zijn hier wel doelsoorten. 

Daarnaast werden  alle waarnemingen van inheemse planten en van exoten geregistreerd. 

 

Elke vindplaats van de doelsoorten werd met GPS exact ingevoerd. Daarbij werd voor deze soorten het exact  aantal exemplaren vermeld of, indien de soort zeer abundant is, het geschat aantal exemplaren.  

 

Alle overige plantensoorten die we in het gebied aantroffen, werden aangeduid op de streeplijst. Voor  zeldzame soorten en voor invasieve exoten werd de exacte locatie via GPS ingevoerd. 

 

   

2.2 Vleermuizen 

Het domein Muisbroek werd gebiedsdekkend onderzocht met manuele batdetectoren waarbij het gebied werd  afgewandeld langs een vaste route. Vleermuizen werden indien mogelijk op het terrein gedetermineerd met een   full‐spectrum  batdetector  Batlogger  M  (Elekon  AG,  Luzern,  Zwitserland)  en  een  time‐expansie  batdetector  Pettersson  D240x  (Pettersson  Elektronik  AB,  Uppsala,  Zweden).  De  Pettersson  D240X  werd  ingesteld  op  het  heterodyne kanaal op 34 kHz. Opnames werden gemaakt in .wav‐formaat met een Roland R05 Edirol, of manueel  via de Batlogger M.  Bij de waarneming van een vleermuis met een manuele detector werd de soort en eventuele  gedragsaanduidingen genoteerd op kaart. De waarnemingen werden uitgevoerd in goede weeromstandigheden. 

De starttemperatuur was bij elk terreinbezoek hoger dan 10°C. 

 

Er werden 5 avondbezoeken aan het gebied gebracht met manuele detectoren tussen midden april en midden  september (Tabel 1). De duur van een bezoek bedroeg minimum 2 uur. De spreiding van de bezoeken over het  zomerhalfjaar  maakt  het  mogelijk  om  een  beeld  te  krijgen  van  de  aanwezigheid  van  soorten  die  het  gebied  gebruiken  als  jachtgebied  en/of  de  nabijheid  van  kraamkolonies.  Er  wordt  bovendien  een  deel  van  voor‐  en  najaarstrek geregistreerd. 

Aanvullend  werd  op  twee  nachten  gedurende  2,5  uur  een  automatische  detector  van  het  type  Batlogger  A+ 

geplaats  op  de  zuidelijke  oever  van  de  Grote  Put.  We  gebruikten  de  opnames  van  deze  detector  om  een  inschatting te maken van de activiteit van de verschillende waargenomen soorten.  

 

Tabel 1: overzicht uitgevoerde veldwerk vleermuizen

 

Datum  Zonsondergang  Startuur  Einduur  Starttemperatuur  Type detector  Waarnemers 

19/04/2019  20:44  20:43  23:16  20°C  Batlogger M, 

Pettersson D240x 

Johan De Ridder, Daniel  Sanders 

9/05/2019  21:16  21:25  23:25  14°C  Batlogger M, 

Pettersson D240x 

Johan De Ridder, Daniel  Sanders 

10/07/2019  21:55  22:05  0:58  17°C  Batlogger M, 

Pettersson D240x 

Johan De Ridder, Daniel  Sanders 

31/08/2019  20:31  21:30  23:34  24°C  Batlogger M,  

Petterson D240x 

Johan De Ridder, Daniel  Sanders 

19/09/2019  19:48  20:15  23:00  16°C  Batlogger M, 

Pettersson D240x 

Johan De Ridder, Daniel  Sanders 

 

De geluidsopnames werden gedigitaliseerd en geanalyseerd met Batsound (Pettersson Elektronik AB, Zweden, 

(7)

2.3 Ongewervelden 

Het  onderzoek  werd  uitgevoerd  volgens  de  methode  van  de  vlinderroutes  (transecttelling).  Dus  door  gericht  zoeken  naar  de  soorten  door  het  lopen  van  routes  waarbij  alle  waargenomen  vlinders  werden  ingevoerd  in  www.waarnemingen.be al dan niet via smartphone op terrein. 

Voor  de  Eikenpage  werden  specifiek  boomkruinen  met  verrekijker  afgespeurd,  vooral  in  het  begin  van  de  vliegperiode (eind juni – midden juli), wanneer de mannetjes zeer actief zijn. 

Voor Zwervende pantserjuffer werden geschikte biotopen gecontroleerd gedurende de vliegperiode. 

Het Bruin blauwtje vliegt in meerdere generaties met de hoogste aantallen in juli en augustus.  

Het onderzoek naar deze drie soorten insecten kan dus perfect gecombineerd worden op een geschikte dag in  juli en augustus.  

Tijdens  het  lopen  van  routes  voor  de  dagvlinders  en  libellen  werd  specifiek  uitgekeken  naar  Levendbarende  hagedis in voor de soort geschikte biotopen.  

   

2.4 Reptielen 

Levendbarende hagedis is een indicatorsoort voor biotopen met een goede structuurvariatie. Dit koudbloedig  reptiel heeft immers heel wat variatie nodig i.k.v. zijn thermoregulatie. Daarvoor heeft de soort behoefte aan  snel opwarmende hoekjes, ruigere schuilplaatsen, biotopen met de aanwezigheid van zowel plekjes met een  droog microklimaat als zones met vochtig microklimaat. Voor een duurzame overleving van een metapopulatie  dient een populatie vrij robuust te zijn. 

Tijdens het lopen van routes voor de dagvlinders en libellen en tijdens de planteninventarisaties werd specifiek  uitgekeken naar Levendbarende hagedis in voor de soort geschikte biotopen.  

   

2.5 Vogels: broedvogelmonitoring 

De  territoriumkartering  werd  uitsluitend  uitgevoerd  binnen  de  vooraf  besproken  grenzen  van  het  gebied  Muisbroek zoals afgebakend in waarnemingen.be en avimap.be. 

Bij  de  uitvoering  van  de  broedvogelkartering  respecteren  we  de  handleiding  van  SOVON  voor  intensieve  territoriumkartering. Het aantal territoria van vogelsoorten wordt immers bepaald op basis van gangbare criteria  zoals aantal geldige waarnemingen binnen specifieke datumgrenzen, uitsluitende waarnemingen, fusie‐afstand,  dat alles zoals voorgesteld in de standaardvoorschriften van territoriumkartering door SOVON Vogelonderzoek  Nederland. De richtlijnen en handleidingen hiervoor zijn beschikbaar op de homepage van www.avimap.be. 

De interpretatie ven territoriaal gedrag en de invoer van de veldgegevens over de verschillende rondes blijft een  exclusieve taak voor de ervaren veldwaarnemer. De clustering van die gegevens naar een territorium zelf, wordt  uitgevoerd door de autoclusteringsmodule die werd ingebouwd in www.avimap.be. SOVON ontwikkelde deze  methode en de Belgische versie werd afgestemd en aangepast in opdracht van en samen met Natuurpunt Studie,  INBO & Natagora. Zij beheren nu samen de huidige versie van deze autoclusteringsmodule in België.  

De online invoermodule wordt ondersteund door mobiele apps. Voor deze broedvogelkartering werd gebruik  gemaakt van de BMP app in ObsMapp (Android). De inventarisatieregels blijven dezelfde, maar de interpretatie  van de waargenomen soorten én de invoer gebeurt uitsluitend in het veld. 

Na het uitvoeren van elke veldronde volgt eerst nog een screening van de ingevoerde data door de waarnemer. 

Pas nadat alle rondes zijn voltooid, wordt de autoclustering uitgevoerd. Deze autoclustering garandeert dat alle  ingevoerde data op een gestandaardiseerde en vooral éénduidige manier worden verwerkt tot geldige territoria,  op basis van de criteria van Van Dijk (2011). Elk risico van een subjectieve interpretatie die kan ontstaan wanneer  verschillende personen de data manueel moeten interpreteren, wordt hiermee tot een minimum beperkt. 

De autoclusteringsmodule is in België en Nederland uitgegroeid tot dé standaard bij elke broedvogelkartering  die  in  opdracht  van  overheden  door  studiebureaus  of  NGO’s  worden  uitgevoerd.  Niet  alleen  kan  dankzij  het  gebruik van deze autoclusteringsmodule een zeer hoge graad van standaardisatie worden gegarandeerd, ze biedt 

(8)

In  het  bestek  werd  gesteld  dat  volgende  soorten  gekarteerd  moesten  worden:  Aalscholver,  Bergeend,  Blauwborst,  Blauwe  kiekendief,  Bruine  kiekendief,  Boompieper,  Boomvalk,  Bosruiter,  Gekraagde  roodstaart,  Geoorde fuut, Grote zaagbek, Grote zilverreiger, Ijsvogel, Kleine zilverreiger, Klein waterhoen, Kleinst waterhoen,  Krakeend,  Kuifeend,  Lepelaar,  Matkop,  Nachtegaal,  Purperreiger,  Porseleinhoen,  Rietzanger,  Roerdomp,  Roodborsttapuit, Slobeend, Waterral, Wielewaal, Woudaapje, Zomertortel, Zwartkopmeeuw en Zwarte stern. De  soorten in italic werden nog niet waargenomen in het gebied maar zijn hier wel doelsoorten.  

 

De vroegste geldige datum voor territoriumkartering is 1 februari voor Matkop. Voor deze soort moet de kartering  zeker op 1 maart starten.  

 

Bosruiter, Grote zaagbek, Purperreiger en Zwarte stern zijn geen Belgische broedvogels.  

 

Het veldonderzoek werd voor Vogelwerkgroep Natuurpunt Antwerpen Noord en Kempen gecoördineerd door  Ludo Benoy en ten velde uitgevoerd door Jarno Michielssen, die in de regio al meerdere territoriumkarteringen  uitvoerde. 

Om  betrouwbare  resultaten  te  verkrijgen  worden  best  minimaal  6  veldrondes  uitgevoerd.  Voor  de  territoriumkartering  in  Muisbroek  werden  8  veldbezoeken  verricht,  de  datum  en  zoekinspanning  worden  weergegeven in Tabel 2. 

 

Tabel 2: Spreiding veldrondes en zoekinspanning Muisbroek 2019  1  29‐03‐2019  08:00 – 15:00  (Jarno Michielssen)  2  12‐04‐2019  07:00 – 13:34  (Jarno Michielssen)  3  30‐04‐2019  07:08 – 13:34  (Jarno Michielssen)  4  22‐05‐2019  07:07 – 13:02  (Jarno Michielssen)  5  30‐05‐2019  17:45 – 22:21  (Jarno Michielssen)  6  09‐06‐2019  06:40 – 13:30  (Jarno Michielssen)  7  22‐06‐2019  07:10 – 13:08  (Jarno Michielssen)  8  18‐08‐2019  09:00 – 10:00  (Ludo Benoy)   

 

De gebiedsdekking die bij dit onderzoek werd verkregen, wordt weergegeven in Figuur 2. 

 

  Figuur2: Teldekking en alle bezoekstippen van potentiële broedvogels tijdens de inventarisatie Muisbroek 2019  over de 8 veldrondes (www.avimap.be) 

(9)

3 Resultaten

 

3.1 Planten 

3.1.1 Algemene bevindingen

In 2019 werden in het Muisbroek 133 plantensoorten genoteerd. Er werden twee soorten gezien die op de Rode  Lijst staat (Van Landuyt et al., 2006): Gewone agrimonie zit in de categorie “Kwetsbaar” en Glanzig fonteinkruid  zit in de categorie “Bedreigd”.  

Tenger fonteinkruid is “Momenteel niet bedreigd”, maar staat op de lijst van de op te volgen aandachtsoorten. 

Glanzig foteinkruid en Tenger fonteinkruid werden op 27 mei 2019 door Jo Packet, watervegetatiedeskundige  van het INBO, waargenomen op verschillende locaties. De soorten zijn hier frequent aanwezig.  

Verder werden hier door Jo Packet en Vincent Smeekens verschillende soorten kranswieren op naam gebracht,  waaronder  twee  zeldzame  soorten:  Sterkranswier  (Nitellopsis  obtusa)  en  Klein  boomglanswier  (Tolypella  glomerata). De “Put van Ekeren” wordt als een toplocatie beschouwd voor kranswieren in Vlaanderen (Denys et  al., 2019). 

 

In totaal werden 14 uitheemse plantensoorten genoteerd, drie daarvan zijn aangeplant. Drie uitheemse soorten  staan  op  de  lijst  van  invasieve  exoten:  Bezemkruiskruid,  Pontische  rhododendron  en  Amerikaanse  vogelkers. 

Japanse duizendknoop werd in het verleden genoteerd voor het gebied, maar werd nu niet mee opgenomen  omdat  de  soort  in  feite  op  de  taluds  van  de  A12  groeit.  Het  beheer  van  deze  invasieve  exoot  is  dus  de  verantwoordelijkheid van AWV.  

 

De soortenlijst van alle waargenomen planten (ook vóór 2019) vindt men in Bijlage 1.  

De  geschatte  aantallen  van  de  doelsoorten  en  zeldzame  soorten  worden  weergegeven  in  Tabel  3.  Van  de  doelsoorten werden enkel Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid waargenomen in het gebied.  

 

Tabel 3 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de doelsoorten in het Muisbroek

 

Soort  Aantal locaties  Aantal exemplaren  Oppervlakte in m² 

Pinksterbloem  9  422   

Tenger fonteinkruid  Frequent aanwezig     

Glanzig fonteinkruid  Frequent aanwezig     

 

3.1.2 Verspreidingskaart van Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid

Er  werd  een  verspreidingskaart  opgemaakt  met  de  groeiplaatsen  van  Pinksterbloem  (Bijlage  2).  Van  Tenger  fonteinkruid  en  Glanzig  fonteinkruid  werden  de  waarnemingen  op  kaart  gezet.  Beide  soorten  werden  bij  de  inventarisaties door het INBO slechts 1 keer ingevoerd per bezoek, maar komen beide frequent voor, verspreid  over de hele plas (mond. med. Jo Packet). De kaart met de waarnemingen is te vinden in Bijlage 2.  

Hieronder worden de waargenomen doelsoorten kort besproken. De waarnemingen van de kranswieren werden  niet op kaart gezet.  

 

3.1.2.1 Pinksterbloem

Pinksterbloem groeit in natte tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke graslanden op natte, voedselrijke  bodems.  De  soort  komt  op  alle  bodemtypes  voor,  maar  is  niet  bestand  tegen  brak  water.  Periodieke  overstroming wordt goed verdragen. Pinksterbloem komt voor op basische tot zwak zure bodems. De soort gedijt  in grasland onder maai‐ of graasbeheer. In het Muisbroek komt de soort verspreid voor: in grote aantallen in de  weidecomplexen en in beperkte aantallen in de niet gemaaide delen van de bermen van de volkstuintjes.  

 

3.1.2.2 Tenger fonteinkruid

(10)

kleiputten  enz.  De  soort  verdraagt  brakke  omstandigheden  en  tot  op  zekere  hoogte  vervuiling.  Het  is  een  begeleidende  soort  van: Natura  2000:  Voedselrijke,  gebufferde  wateren  met  rijke  waterplantvegetatie  (3150), Natuurstreefbeeld: Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150). 

 

3.1.2.3 Glanzig fonteinkruid

Glanzig fonteinkruid is een van de meest spectaculaire fonteinkruidsoorten. Het is een vormenrijke, maar toch  steeds  goed  herkenbare  soort.  Het  groeit  in  dieper,  stilstaand  tot  zwak  stromend,  helder,  matig  voedselrijk,  meestal kalkrijk, hard water en staat op allerlei minerale en min of meer organische bodems. Glanzig fonteinkruid  groeit in afgesneden rivierarmen, turfputten, vaarten en kanalen. 

 

 

Figuur 3 Glanzig fongteinkruid - Foto Rudi Verboomen

 

3.1.2.4 Kranswieren

Meestal groeien kranswieren in helder, voedselarm, onbeschaduwd, stilstaand tot zwak stromend water dat zoet  tot brak is. De meeste kranswieren zijn pioniers. In pas ontstane wateren, zoals een pas gegraven poel of zandput,  zijn het vaak de eerste waterplanten die verschijnen. Als het water voedselrijker wordt, worden kranswieren  vaak  weggeconcurreerd  door  hogere  waterplanten  als  fonteinkruiden,  hoewel  ze  lang  samen  kunnen  voorkomen, vooral bij fosfaatarm water. Ze zijn daarom een indicator van onvervuild water. 

 

   

(11)

3.1.3 Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking

De kaart met de groeiplaatsen van de invasieve exoten in het gebied bevindt zich in Bijlage 3.  

De geschatte aantallen of oppervlaktes en het aantal vindplaatsen worden weergegeven in Tabel 4.  

Hieronder worden deze soorten kort besproken: in welke mate ze invasief zijn, of het nodig is om ze in het gebied  te bestrijden en op welke manier ze kunnen bestreden worden.  

 

Tabel 4 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de invasieve exoten in het Muisbroek

 

Soort  Aantal locaties  Aantal exemplaren  Oppervlakte in m² 

Amerikaanse vogelkers  20  20   

Pontische rhododendron  1     

Bezemkruiskruid  1  1   

 

3.1.3.1 Amerikaanse vogelkers

Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende struik of boom die, in optimale groeiomstandigheden 30 meter  hoog kan worden. De bovenzijde van het blad is glanzend donkergroen, de onderzijde van het blad is mat met  geelbruine  beharing  langs  de  middennerf.  Amerikaanse  vogelkers  wordt  hoofdzakelijk  via  de  overvloedig  geproduceerde  zaden  verspreid  die  door  dieren  (vogels  en  zoogdieren)  gegeten  worden.  Zaailingen  kunnen  onder het bladerdek hun groei gedurende verschillende decennia stopzetten en overleven tot er terug voldoende  licht  is  om  te  ontwikkelen.  De  vegetatieve  vermenigvuldiging  via  worteluitlopers  (scheuten  die  ontstaan  uit  zijwortels) is zeer efficiënt. Na omhakken is er opnieuw sterke scheutvorming.  

Amerikaanse  vogelkers  is  zeer  invasief  op  arme,  zandige  en  zure  gronden.  Oorspronkelijk  werd  de  soort  aangeplant  als  sierboom  in  tuinen  en parken,  maar  ook door bosbouwers  om  weinig  productieve bodems  te  verbeteren.  

Amerikaanse vogelkers is wijd verspreid in West‐Europa. De soort vormt dichtbegroeide, sterk concurrerende  bestanden en beïnvloedt de ontwikkeling van de bodem waardoor de soortenrijkdom vermindert. De hele plant  bevat  cyaanzuur  dat  giftig  is  voor  vee.  Beheren  van  de  soort  is  moeilijk.  Amerikaanse  vogelkers  werd  op  6  plaatsen verspreid over het gebied waargenomen. De oppervlakte waar deze soort een probleem kan vormen in  het gebied is voorlopig beperkt. Dit betekent dat de bestrijding haalbaar is, hoewel het volledig verwijderen van  Amerikaanse vogelkers hoe dan ook tijd en geld kost. Het belangrijkste knelpunt bij het beheer van Amerikaanse  vogelkers  vormt  de  constante  hergroei  vanuit  de  zaadbank  en  de  gemakkelijke  herintroductie  via  zaadverspreidende  vogels.  De  bomen  dragen  zaad  vanaf  tien  jaar  oud.  Een  jaarlijkse  verwijderingsactie  van  zaailingen en het voorkomen dat planten in bloei komen, behoren dan ook vaak tot het reguliere beheer. 

Slechts  4  bomen  zijn  groter  dan  5  m  en  deze  verdienen  dan  ook  prioriteit  om  verwijderd  te  worden.  De  groeiplaatsen van deze 4 bomen zijn aangeduid op kaart in Bijlage 3.  

 

3.1.3.2 Pontische rhododendron

Pontische  rhododendron  werd  in  het  verleden  zeer  vaak  aangeplant  in  kasteelparken  omwille  van  zijn  sierwaarde. De soort heeft een voorkeur voor zure humusrijke bodems. De soort kan zeer goed tegen schaduw  of een gesloten bladerdek en is dus vaak te vinden in dreven en bosranden. Verspreiding gebeurt hoofdzakelijk  door zaden, elke bloem kan 3000 tot 7000 zaadjes voortbrengen die in open vlaktes door de wind tot 100 meter  verspreid kunnen worden. Vegetatieve vermenigvuldiging blijft beperkt. De plant vormt na omhakken opnieuw  scheuten.  In  het  Muisbroek  werd  slechts  één  plantje  rhododendron  gevonden,  voorlopig  is  er  dus  geen  probleem, al kan die plant natuurlijk best zo snel mogelijk verwijderd worden.  

 

3.1.3.3 Bezemkruiskruid

Bezemkruiskruid is een soort van pioniersmilieus op vochtige tot droge, matig voedselrijke bodems. De plant  staat in een grote verscheidenheid aan biotopen en geeft de voorkeur aan verstedelijkte en verstoorde plaatsen  zoals  spoorwegterreinen,  opgespoten  gebieden,  oude  muren,  omgewoelde  wegbermen  en  braakliggende 

(12)

3.1.4 Gebiedsgerichte maatregelen en advies  

3.1.4.1 Knelpunten

‐ Ondanks de recreatie is Pinksterbloem verspreid aanwezig. Het beheer lijkt geschikt voor deze soort.  

‐ De aanwezigheid van invasieve exoten is beperkt, maar dient wel in de gaten gehouden te worden en  voor Amerikaanse vogelkers is ingrijpen noodzakelijk.  

‐ De  stijgende  conductiviteit/saliniteit  van  het  water  vormt  op  termijn  een  bedreiging  voor  de  rijke  watervegetatie die er momenteel aanwezig is. Wellicht is er een doorslag van brak water via grondwater  vanuit het daarnaast liggende dok.  

 

3.1.4.2 Beheeradvies

‐ De graslanden mogen op dezelfde manier verder beheerd worden.  

De aanpak van Amerikaanse vogelkers is prioritair. Indien geen mogelijkheid wordt gezien om deze  soort  volledig  weg  te  krijgen,  dient  er  streng  op  toegezien  te  worden  dat  de  soort  zich  niet  verder  uitbreidt.  

‐ De stijging van de conductiviteit/saliniteit van het water dient in de gaten gehouden te worden en er  dienen oplossingen gezocht te worden om dit binnen de perken te houden.  

 

   

(13)

3.2 Vleermuizen 

 

Het  onderzoek  met  manuele  detectoren  in  2019  leverden  298  waarnemingen  van  vleermuizen  op.  De  automatische detector leverde 875 passages van vleermuizen op. Er werden tijdens de inventarisatie minstens  6 soorten vleermuizen waargenomen: Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), Ruige dwergvleermuis  (Pipistrellus nathusii), Laatvlieger (Eptesicus serotinus), Watervleermuis (Myotis daubentonii), Grootoorvleermuis  onbekend (Plecotus spp.) en Rosse vleermuis (Nyctalus noctula). Een overzicht van de waargenomen vleermuizen  is te vinden in Tabel  en op kaart op Figuur 4 (Gewone dwergvleermuis) en  

Figuur 5 (alle andere vleermuizensoorten). 

 

Tabel 5: overzicht detectorwaarnemingen in het Muisbroek, 2019

 

Nederlandse naam  Wetenschappelijke naam  Aantal passages  manuele detector 

Aantal passages  automatische detector 

Gewone dwergvleermuis  Pipistrellus pipistrellus  174  744 

Ruige dwergvleermuis  Pipistrellus nathusii  80  31 

Watervleermuis  Myotis daubentonii  26  72 

Laatvlieger  Eptesicus serotinus  3  24 

Grootoorvleermuis onbekend  Plecotus spec.  1  0 

Rosse vleermuis  Nyctalus noctula  1  2 

Myotis onbekend  Myotis spec.  13  2 

Totaal    298  875 

     

   

(14)

 

Figuur 5: overzicht detectorwaarnemingen van alle vleermuizensoorten, zonder Gewone dwergvleermuis, 2019

   

3.2.1 Oude vleermuizenwaarnemingen

Op www.waarnemingen.be werden oudere waarnemingen van in en in de onmiddellijke nabijheid van het gebied  opgezocht. Dit leverde 158 waarnemingen op, weergegeven op Bijlage 4. 

De eerder waargenomen soorten zijn vergelijkbaar met deze van het huidige onderzoek, op Meervleermuis na  (twee oude waarnemingen op de Grote put). 

 

3.2.2 Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten

3.2.2.1 Gewone dwergvleermuis

Gewone dwergvleermuis werd bij elk terreinbezoek op route of jagend over het hele gebied gevonden.  

De dieren konden jagend waargenomen worden langsheen houtkanten en bosranden, bomenrijen en, soms in  grote aantallen, langsheen de houtige oeverbegroeiing van de waterpartijen. In april maakten we een schatting  van het aantal jagende Gewone dwergvleermuizen langs de noordelijke oever van de Grote Put. Het ging over  bij benadering 60 – 140 dieren (3 – 7 dieren per 50 meter). Het aantal dieren leek over het seizoen af te nemen  in  aantal.  Het  aandeel  Gewone  dwergvleermuis  op  de  automatische  detector  bedroeg  89%  van  de  totale  vleermuizenactiviteit  in  mei  en  80%  in  juli.  Gewone  dwergvleermuis  was  de  enige  soort  die  in  het  volkstuinencomplex werd waargenomen. De aantallen en activiteit waren er echter laag.  

 

(15)

   

Er  werd  een  vliegroute  van  Gewone  dwergvleermuis  vastgesteld  in  de  noordoostelijke  rand  van  het  onderzoeksgebied.  De  dieren  kwamen  van  aan  de  brug  van  de  A12  over  de  spoorweg  aangevlogen  en  verspreidden zich over het landschap via de bomenrij van populier op de noordgrens van het gebied en de berm  van  de  A12.  In  april  2019  werden  hier  minstens  20  dieren  op  route  geteld  tijdens  een  korte  periode  van  15  minuten. De dieren zijn vermoedelijk afkomstig uit de Edisonwijk (De Ridder & Sanders, 2017). 

Een  tweede  vliegroute  van  Gewone  dwergvleermuizen  loopt  langs  de  fietsersbrug.  De  dieren  verblijven  vermoedelijk in de woonwijken van Ekeren centrum, en gebruiken de brug (= lijnvormig landschapselement, en  tevens wind en / of lichtbuffer) als geleidend element om de A12 over te steken. Eens de A12 voorbij duiken de  dieren door het tunneltje onder de oprit Leugenberg van de A12 richting Bospolder / Muisbroek. Deze route is  reeds sinds circa 2002 bekend (mond. med. W. Willems). 

 

3.2.2.2 Ruige dwergvleermuis

Ruige dwergvleermuis is in Vlaanderen vooral bekend als migrerende soort, die in het voorjaar (rond maart ‐  april) en het najaar (rond september – oktober) wordt waargenomen. In het voorjaar en najaar werd er in het  domein Muisbroek hoge activiteit van Ruige dwergvleermuis vastgesteld. De dieren konden vooral jagend langs  de oevers van de putten en boven het water waargenomen worden. In april maakten we een schatting van het  aantal  jagende  Ruige  dwergvleermuizen  langs  de  noordelijke  oever  van  de  Grote  Put.  Het  ging  over  bij  benadering 20 dieren (1 dier per 50 meter). 

De activiteit nam over de inventarisatieperiode geleidelijk aan af, maar gedurende het hele jaar zijn er dieren  actief in het gebied. Het aandeel Ruige dwergvleermuis op de automatische detector bedroeg in mei 10% van de  totale activiteit van vleermuizen en zakte naar minder dan 1% in juli. 

 

Figuur 6: vliegroutes Gewone dwergvleermuis, 2019

(16)

de totale vliegactiviteit in juli. In voorgaande onderzoeken (De Ridder & Sanders, 2018; De Ridder & Sanders,  2017) werd eveneens beperkte activiteit van Laatvlieger waargenomen. 

 

3.2.2.4 Rosse vleermuis

Het aantal waarnemingen van Rosse vleermuis was beperkt. In april werd een dier overvliegend waargenomen  aan de  Grote Put.  In  juli  werden enkele  korte  passages op de  automatische detector  geregistreerd.  De  soort  passeert sporadisch in het gebied, maar in lage aantallen en niet elke avond. 

Boven andere grote waterpartijen in de omgeving (De Kuifeend en Grote Kreek) wordt Rosse vleermuis jagend  waargenomen, vaak gaat het ook over meerdere dieren (De Ridder & Sanders, 2018; De Ridder & Sanders, 2017). 

 

3.2.2.5 Grootoorvleermuis onbekend

Het  aantal  waarnemingen  van  grootoorvleermuizen  was  beperkt.  De  Grootoorvleermuizen  zijn  op  basis  van  akoestische  waarnemingen  moeilijk  op  soort  te  determineren  en  worden  als  groep  behandeld.  Het  aandeel  Grootoorvleermuizen wordt meestal onderschat omwille van de moeilijker waar te nemen echolocatie. Er werd  slechts 1 waarneming van een Grootoorvleermuis onbekend gedaan in de omgeving van de Verlegde Schijns. In  voorgaande  onderzoeken  (De  Ridder  &  Sanders,  2018;  De  Ridder  &  Sanders,  2017)  werd  eveneens  Grootoorvleermuis in zeer beperkte aantallen waargenomen langs de Verlegde Schijns. 

 

3.2.2.6 Watervleermuis

Watervleermuis  werd  jagend  waargenomen  boven  de  Grote  Put,  de  Kleine  Put  en  de  Verlegde  Schijns.  Het  zwaartepunt van het jachtgebied leek vooral op de Grote Put te liggen. Het aantal dieren dat effectief jaagt boven  de waterpartijen is omwille van het beperkte bereik van de detectoren en de omvang van het wateroppervlak  moeilijk in te schatten. Op de Kleine Put gaat het vermoedelijk over slechts 1 of 2 dieren. Op de Grote Put gaat  het over meer dan 10 dieren.  

De Ridder & Sanders (2018, 2017) vonden een vliegroute van Watervleermuis langs het Verlegde Schijns richting  de Ekerse Putten. De dieren passeren daarbij de A12 via de Schijnkoker. Voorbij de duiker splitst de vliegroute  op in twee verschillende delen. Er werden toen tot 48 dieren op route geteld tijdens de kraamtijd. Het lijkt er op  dat de verblijfplaats(en) van de Watervleermuizen buiten het domein Muisbroek gelegen zijn.  

 

 

(17)

3.2.2.7 vleermuis

Er werden geen zekere waarnemingen gedaan van Meervleermuis. Een aantal opnamen van vleermuizen jagend  boven  de  Grote  Put  wijzen  op  Meervleermuis,  maar  konden  omwille  van  de  slechte  opname‐kwaliteit  en  de  afwezigheid van de typische QCF‐signalen niet met zekerheid geïdentificeerd worden. De aanwezigheid van de  soort  is  echter  bekend  vanuit  andere  studies.  Gyselings  et  al.  (2013)  en  De  Ridder  &  Sanders  (2017)  stelden  activiteit vast van Meervleermuis boven de Grote Put. Er wordt vermoed dat het om een beperkt aantal dieren  gaat die de verschillende jachtgebieden in de omgeving (Grote Kreek, Kuifeend, wachtboezems Schijns, Grote en  Kleine Put) na elkaar frequenteren. 

 

3.2.2.8 Myotis species

Vleermuizen van de Myotis‐groep hebben vaak een erg gelijkende sonar. Dat maakt dat veel opnamen van deze  dieren niet (met voldoende zekerheid) tot op soortniveau analyseerbaar zijn. De determinatie blijft in dat geval  beperkt tot ‘Myotis species’. 

   

3.2.3 Conclusies en aanbevelingen  

3.2.3.1 Conclusies

Het Muisbroek biedt een geschikt habitat voor een beperkt aantal soorten vleermuizen, die hier in het voorjaar  en in de zomers vrijwel permanent kunnen aangetroffen worden: Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis en  (vooral tijdens de migratieperiode) Ruige dwergvleermuis. Meervleermuis werd niet waargenomen tijdens deze  inventarisatieperiode, maar kan toch regelmatig aangetroffen worden. Er is echter uitwisseling met omliggende  gebieden, waardoor de kans op waarneming van de soort tijdens een korte inventarisatieperiode met manuele  detectoren  beperkt  is.  Af  en  toe  worden  jagende  Laatvliegers  en  Grootoorvleermuis  waargenomen.  Rosse  vleermuis lijkt enkel in het gebied te passeren.  

De waterpartijen met begroeide oevers vormen de zone met meeste vleermuizenactiviteit. Watervleermuizen  bereiken  het  gebied  via  het  Verlegde  Schijns  en  verspreiden  zich  zo  over  de  waterpartijen.  Gewone  dwergvleermuis vliegt vanuit de Edisonwijk via de spoorwegberm en vanuit Ekeren centrum via de fietsersbrug  naar het gebied en gebruikt bomenrijen en bosranden om zich te verplaatsen binnen het gebied.  

Vanwege het beperkt aandeel geschikte verblijfsbomen lijkt de aanwezigheid van boombewonende kolonies in  het gebied uitgesloten. 

 

3.2.3.2 Aanbevelingen  

BEHEER VAN WATERPARTIJEN 

Het behoud van een open wateroppervlak is van belang voor Meervleermuis en Watervleermuis. Momenteel is  het wateroppervlak van de Grote en Kleine Put vrij van bedekking door planten, dus uitermate geschikt voor  beide soorten. Er is geen directe actie hieromtrent nodig. 

 

VERLICHTING 

Lichtverstoring is voor vrijwel alle vleermuizensoorten erg problematisch. In het domein Muisbroek is dit een  belangrijk aandachtspunt. Er is op verschillende plaatsen belangrijke verstoring door licht.  

 

‐ De verlichtingspalen van de truckparking ten noordwesten van het domein schijnen tot ver over het  domein Muisbroek en verlichten het wateroppervlak van zowel de Grote als de Kleine Put 

‐ De verlichting van de A12 schijnt op de vliegroute van Watervleermuis ter hoogte van het Verlegde  Schijns. 

 

(18)

het domein Muisbroek. Binnen het domein kan onderzocht worden of door middel van bijkomende opgaande  beplanting langs de randen een deel van de lichtverstoring gebufferd kan worden. 

 

Aandacht voor het voorkomen van lichtverstoring is ook van belang op de vleermuizenroutes (Figuur 6 en   Figuur 7), onder meer waar deze onder de snelweg (of oprit van snelweg) passeren. Aandacht voor een duistere  verbinding is ook sterk aangewezen vanaf de noordoostelijke hoek van het gebied verder noordelijk langsheen  de A12, tot even voorbij het spoorwegemplacement. Deze verbinding leidt naar de Oostschans van de Verlegde  Schijns, een winterverblijf voor vleermuizen. Ook hier gaat het over maatregelen die (grotendeels) buiten het  domein Muisbroek vallen, maar waar wel een meerwaarde te behalen valt voor vleermuizen binnen het gebied  indien deze gerealiseerd worden. 

 

VERBINDINGEN 

De  meeste  vleermuizen  zijn  sterk  gebonden  aan  lijnvormige  verbindingselementen  zoals  bomenrijen  en  waterlopen met begroeide oevers om zich te kunnen verplaatsen. De verbindende elementen binnen het domein  Muisbroek zijn voornamelijk bomenrijen, bosranden, het Verlegde Schijns en de begroeide oevers van de Putten. 

Deze verbindingen dienen behouden te blijven en indien nodig moeten op termijn ontbrekende of wegvallende  bomen  vervangen  worden  door  nieuwe  exemplaren.  Bijzondere  aandacht  dient  besteed  te  worden  aan  de  vliegroute  van  Gewone  dwergvleermuis  in  het  noordwesten  van  het  domein.  Deze  loopt  langs  een  populierenaanplant. Vanaf de brug van de A12 is deze echter over 135 meter onderbroken. Er wordt aanbevolen  om deze bomenrij verder te vervolledigen tot aan de brug. Er dient overwogen te worden de populierenrij op  termijn te vervangen door een meer langlevende boomsoort om een duurzaam verbindingselement te verkrijgen  en te behouden.  

     

(19)

3.3 Ongewervelden 

 

Dagvlinders en libellen zijn goed herkenbare insectengroepen waarvan reeds heel wat bekend is op vlak van hun  ecologie en habitatvereisten. Deze twee soortgroepen van insecten vormen dan ook een goede indicatorgroep  voor de kwaliteit van biotopen.  

Dagvlinders  zijn  een populaire  soortgroep waardoor  we een goed  beeld hebben  op hun  actueel  voorkomen. 

Omwille van het feit dat deze soortgroep voor de verschillende levensfasen verschillende eisen stellen aan hun  leefgebied kunnen ze ons heel wat leren over een bepaald gebied. Het is bovendien een dankbare soortgroep  waarbij soorten vaak snel reageren op genomen beheersmaatregelen.  

Omwille  van  het  feit  dat  libellen  een  belangrijk  deel  van  hun  levenscyclus  afhankelijk  zijn  van  waterpartijen  vormen ze één van de meest bruikbare soortgroepen om een beeld te krijgen op de kwaliteit van aan water  gelinkte  biotopen.  Heel  wat  libellensoorten  hebben  specifieke  en  uiteenlopende  habitatvereisten.  Zo  zijn  er  soorten die enkel voorkomen in de armste heidevennen, andere soorten prefereren zuurstofrijk stomend water,  van nature eutrofe stilstaande wateren, etc. 

Voor  de  Rode‐Lijstsoorten  wordt  de  categorie  weergegeven.  De  benaming  en  definitie  van  de  nieuwe  Rode  Lijstcategorieën voor Vlaanderen is terug te vinden in onderstaande Tabel 6. 

 

Tabel 6 Benaming en definities van de nieuwe Rode Lijstcategorieën voor Vlaanderen.

 

ERNSTIG BEDREIGD – CRITICALLY ENDANGERED (CR) vroeger: Met uitsterven bedreigd  

Een soort is Ernstig bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Ernstig bedreigd,  en dat het daarom een bijzonder grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

BEDREIGD – ENDANGERED (EN)  

Een soort is Bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Bedreigd, en dat het  daarom een heel grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

KWETSBAAR – VULNERABLE (VU)  

Een soort is Kwetsbaar wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Kwetsbaar, en dat het  daarom een grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

BIJNA IN GEVAAR – NEAR THREATENED (NT) vroeger: Achteruitgaand of Zeldzaam  

Een soort is Bijna in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar momenteel niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd,  Bedreigd of Kwetsbaar, maar er wel bijna aan voldoet of er vermoedelijk aan zal voldoen in de nabije toekomst. In Nederland heet deze  categorie Gevoelig.  

MOMENTEEL NIET IN GEVAAR – LEAST CONCERN (LC) vroeger: Momenteel niet bedreigd  

Een soort is Momenteel niet in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd,  Bedreigd, Kwetsbaar of Bijna in Gevaar. In Nederland heet deze categorie Thans niet bedreigd.  

ONVOLDOENDE DATA – DATA DEFICIENT (DD) vroeger: Onvoldoende gekend  

Een  soort  valt  onder  Onvoldoende  data  wanneer  er  onvoldoende  informatie  beschikbaar  is  om  op  basis  van  verspreidings‐  of  populatiegegevens een rechtstreekse of onrechtstreekse inschatting te maken van de kans op uitsterven. Een soort in deze categorie kan  goed bestudeerd zijn en de biologie kan goed gekend zijn, maar bruikbare gegevens over aantallen en verspreiding ontbreken. Onvoldoende  data is daarom geen Rode Lijstcategorie sensu stricto. Het onderbrengen van soorten in deze categorie geeft aan dat meer informatie nodig  is en dat nog te voeren onderzoek zou kunnen uitwijzen dat de soort in een Rode Lijstcategorie thuishoort. Het is belangrijk om gebruik te  maken van alle mogelijke data en om de juiste keuze te maken tussen Onvoldoende data en een Rode Lijstcategorie. Als er vermoed wordt  dat het verspreidingsgebied van een soort klein is of dat er een vrij lange periode verstreken is sinds de laatste waarneming, is een indeling  in een Rode Lijstcategorie vermoedelijk gerechtvaardigd. In Nederland heet deze categorie Onvoldoende gegevens.  

NIET VAN TOEPASSING – NOT APPLICABLE (NA)  

Voorbeelden  van  soorten  waarvoor  de  categorie  Niet  van  toepassing  geldt,  zijn  uitheemse  soorten  of  zwervers  (bv.  geen  regelmatige  bezoekers of dwaalgasten).  

NIET GEËVALUEERD – NOT EVALUATED (NE)  

Een soort is Niet geëvalueerd wanneer het nog niet getoetst werd aan de Rode Lijstcriteria. 

 

 

(20)

3.3.1 Onderzoeksresultaten Dagvlinders

Bij analyse van alle verrichte dagvlinderwaarnemingen aanwezig in www.waarnemingen.be komen we tot een  totaallijst  van  24  waargenomen  dagvlindersoorten.  In  totaal  werden  er  633  waarnemingen  verricht  van  dagvlinders  waarbij  in  totaal  859  exemplaren  gemeld  werden.  Binnen  het  Muisbroek  werden  3  Rode  Lijstsoorten en 2 Habitattypische dagvlindersoorten waargenomen. Zie onder en Tabel 7. 

 

De bijzonderste dagvlinders waargenomen in het onderzoeksgebied zijn:  

 

Rode Lijst‐soorten: 

Zwartsprietdikkopje   Thymelicus lineola     Kwetsbaar  Kleine vos     Aglais urticae       Bijna in gevaar  Citroenvlinder     Gonepteryx rhamni     Bijna in gevaar   

Habitattypische soorten: 

Bruin blauwtje     Aricia agestis       Habitattypisch  Eikenpage    Favonius quercus     Habitattypisch   

De waarnemingen van de vlindersoorten uit de categorie ‘Kwetsbaar’ nl. Zwartsprietdikkopje zijn interessant. 

Deze soort van nectarrijke schraalgraslanden gaat de laatste decennia achteruit. Verder zijn nog twee soorten  opgenomen in de categorie ‘Bijna in gevaar’. Citroenvlinder doet het de laatste jaren terug beter en is nu op tal  van locaties een vaste waarde op de vlinderlijst. De Kleine vos blijft echter een echt zorgenkind na zijn enorme  crash in de jaren ’90. De oorzaken van zijn achteruitgang zijn nog steeds onvoldoende gekend.  

Voor een overzichtskaart van de meer bijzondere waargenomen dagvlinders wordt verwezen naar Bijlage 5. 

(21)

Tabel 7 Weergave van dagvlinderwaarnemingen binnen Muisbroek

 

Nederlandse naam 

Wetenschappelijke 

naam  Rode Lijst‐categorie  Habitattypisch 

Aantal  waarnemingen 

 Aantal  indivduen 

Zwartsprietdikkopje  Thymelicus lineola  Kwetsbaar  Neen 

Kleine vos  Aglais urticae  Bijna in gevaar  Neen 

Citroenvlinder  Gonepteryx rhamni  Bijna in gevaar  Neen  22  22 

Dagpauwoog  Aglais io  Momenteel niet in gevaar  Neen  19  19 

Oranjetipje  Anthocharis cardamines  Momenteel niet in gevaar  Neen 

Landkaartje  Araschnia levana  Momenteel niet in gevaar  Neen  23  30 

Bruin blauwtje  Aricia agestis  Momenteel niet in gevaar  Ja  14  16 

Boomblauwtje  Celastrina argiolus  Momenteel niet in gevaar  Neen  10  12 

Hooibeestje  Coenonympha pamphilus  Momenteel niet in gevaar  Neen 

Oranje Luzernevlinder  Colias crocea  Momenteel niet in gevaar  Neen 

Eikenpage  Favonius quercus  Momenteel niet in gevaar  Ja  17  18 

Kleine vuurvlinder  Lycaena phlaeas  Momenteel niet in gevaar  Neen 

Bruin zandoogje  Maniola jurtina  Momenteel niet in gevaar  Neen  74  118 

Groot dikkopje  Ochlodes sylvanus  Momenteel niet in gevaar  Neen  14  18 

Koninginnenpage  Papilio machaon  Momenteel niet in gevaar  Neen 

Bont zandoogje  Pararge aegeria  Momenteel niet in gevaar  Neen  82  129 

Groot koolwitje  Pieris brassicae  Momenteel niet in gevaar  Neen  33  44 

Klein geaderd witje  Pieris napi  Momenteel niet in gevaar  Neen  75  98 

Klein koolwitje  Pieris rapae  Momenteel niet in gevaar  Neen  62  92 

Gehakkelde aurelia  Polygonia c‐album  Momenteel niet in gevaar  Neen  36  41 

Icarusblauwtje  Polyommatus icarus  Momenteel niet in gevaar  Neen  15  17 

Oranje zandoogje  Pyronia tithonus  Momenteel niet in gevaar  Neen  19  34 

Atalanta  Vanessa atalanta  Momenteel niet in gevaar  Neen  39  49 

Distelvlinder  Vanessa cardui  Momenteel niet in gevaar  Neen  10 

Koolwitje onbekend  Pieris spec.  (leeg)  Neen  38  55 

Totaal  24  633  859 

(22)

3.3.1.1 Doelsoort Eikenpage

Binnen  het  onderzoeksgebied  werden  tijdens  onderzoeksjaar  2019  van  de  doelsoort  Eikenpage  in  totaal  17  waarnemingen verricht waarbij in totaal 18 exemplaren werden gemeld.  

De  soort  is  waargenomen  gedurende  2  terreinbezoeken  waarbij  de  hoogste  densiteiten  werden  gezien  ter  hoogte  van  de  zuidelijke  rand  van  het  deelgebied  Muisbroek.  Hier  is  de  soort  aanwezig  is  quasi  alle  hoger  opgaande Zomereiken. 

Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Eikenpage wordt verwezen naar Bijlage 5.  

   

Tabel 8 Waarnemingen van Eikenpage verricht binnen projectgebied in 2019

 

datum  aantal 

30/06/2019 

19/07/2019  16 

   

 

Figuur 8 Eikenpage op Spork. De soort verblijft veruit het grootste deel van de tijd hoog in de boomkruinen van (Zomer)eiken.

Tijdens sommige jaren kunnen Eikenpages echter in grote getale opduiken op lagere hoogte. Foto: Ilf Jacobs

 

   

(23)

3.3.1.2 Doelsoort Bruin blauwtje

Binnen  het  onderzoeksgebied  werden  doorheen  de  jaren  van  de  doelsoort  Bruin  blauwtje  in  totaal  14  waarnemingen  verricht  waarbij  in  totaal  16  exemplaren  werden  gemeld.  Tijdens  het  onderzoeksjaar  2019  werden in totaal 10 waarnemingen verricht waarbij in totaal 10 exemplaren werden gemeld. 

De soort is waargenomen gedurende drie terreinbezoeken waarbij ze verspreid over het Muisbroek werd gezien. 

Bruin blauwtje is in hogere densiteiten aanwezig in de Bospolder ten zuiden van het onderzoeksgebied. 

Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Bruin blauwtje wordt verwezen naar Bijlage 5.  

 

Tabel 9 Waarnemingen van Bruin blauwtje verricht binnen projectgebied in 2019

 

Datum  aantal  13/05/2019  1  30/05/2019  6  29/07/2019  3   

3.3.1.3 Aanbevelingen i.f.v. dagvlindergemeenschap  

Als aandachtspunten kunnen volgende aanbevelingen genoteerd worden:  

 een aangepast bosrandbeheer waarbij daar waar mogelijk mantel‐ en zoomvegetaties gecreëerd of  behouden worden, tevens het behouden of maken van open plekken in bossen; zonbeschenen  bosranden vormen het hoofdbiotoop van Eikenpage. 

 Het behouden of aanplanten van streekeigen struiken die kunnen fungeren als waardplant (bv Spork  voor Citroenvlinders) 

 Een voldoende groot nectaraanbod in het najaar kan helpen bij het opbouwen van reserves voor de  overwintering.  

 Het verbinden van het onderzoeksgebied met aanpalende natuurgebieden via ‘groene corridors’ door  bijvoorbeeld het aanplanten van houtkanten en hagen. Best wordt gekozen voor streekeigen 

plantgoed. 

 Wilgen vormen een erg belangrijke nectarbron voor tal van soorten en soortgroepen in het vroege  voorjaar.  

 Graslanden in het algemeen en zeker deze waar typische graslandsoorten voorkomen, dienen best  gefaseerd gemaaid worden. Zones met waard‐ en/of nectarplanten kunnen tijdelijk gespaard blijven. 

 Door maai‐ en/of graasbeheer graslanden in stand houden met ijle vegetatie en pioniersvegetaties  voor soorten als Kleine vuurvlinder, Bruin blauwtje 

 behouden van grote brandnetelplekken op zonnige plaatsen is belangrijk als geschikte ei‐afzetplaatsen  voor de brandnetelvlinders (Dagpauwoog, Kleine vos, Landkaartje, etc.) 

   

   

(24)

3.3.2 Onderzoeksresultaten Libellen  

Bij  analyse  van  alle  verrichte  libellenwaarnemingen  aanwezig  in  www.waarnemingen.be  komen  we  tot  een  totaallijst  van  31  waargenomen  libellensoorten.  In  totaal  werden  er  399  waarnemingen  verricht  van  dagvlinders  waarbij  in  totaal  859  exemplaren  gemeld  werden.  Binnen  het  Muisbroek  werden  4  Rode  Lijstsoorten en 5 Habitattypische dagvlindersoorten waargenomen. Zie onder en Tabel 10. 

De bijzonderste libellen waargenomen in het onderzoeksgebied zijn:  

 

Rode Lijst‐soorten: 

Variabele waterjuffer    Coenagrion pulchellum    Bedreigd  Bruine korenbout     Libellula fulva      Bedreigd 

Glassnijder       Brachytron pratense    Kwetsbaar 

Tangpantserjuffer    Lestes dryas      Kwetsbaar 

 

Habitattypische soorten: 

Variabele waterjuffer    Coenagrion pulchellum    Habitattypisch  Bruine korenbout     Libellula fulva      Habitattypisch  Glassnijder       Brachytron pratense    Habitattypisch  Weidebeekjuffer      Calopteryx splendens    Habitattypisch  Gaffelwaterjuffer     Coenagrion scitulum    Habitattypisch    

Voor een overzichtskaart van de meer bijzondere waargenomen libellen wordt verwezen naar Bijlage 6. 

 

(25)

Tabel 10 Weergave van libellenwaarnemingen binnen Muisbroek

 

Nederlandse naam 

Wetenschappelijke 

Naam  Rode Lijst‐categorie  Habitattypisch 

Aantal  waarnemingen 

Aantal  individuen. 

Variabele waterjuffer  Coenagrion pulchellum  Bedreigd  ja 

Bruine korenbout  Libellula fulva  Bedreigd  ja  26  42 

Glassnijder  Brachytron pratense  Kwetsbaar  ja 

Tangpantserjuffer  Lestes dryas  Kwetsbaar  neen  10 

Blauwe glazenmaker  Aeshna cyanea  Momenteel niet in gevaar  neen  10 

Paardenbijter  Aeshna mixta  Momenteel niet in gevaar  neen  10 

Grote keizerlibel  Anax imperator  Momenteel niet in gevaar  neen 

Weidebeekjuffer  Calopteryx splendens  Momenteel niet in gevaar  ja 

Houtpantserjuffer  Chalcolestes viridis  Momenteel niet in gevaar  neen  19  42 

Azuurwaterjuffer  Coenagrion puella  Momenteel niet in gevaar  neen  18  112 

Smaragdlibel  Cordulia aenea  Momenteel niet in gevaar  neen 

Vuurlibel  Crocothemis erythraea  Momenteel niet in gevaar  neen  10 

Watersnuffel  Enallagma cyathigerum  Momenteel niet in gevaar  neen  105  1021 

Kanaaljuffer  Erythromma lindenii  Momenteel niet in gevaar  neen  23  157 

Grote roodoogjuffer  Erythromma najas  Momenteel niet in gevaar  neen  15 

Kleine roodoogjuffer  Erythromma viridulum  Momenteel niet in gevaar  neen 

Lantaarntje  Ischnura elegans  Momenteel niet in gevaar  neen  51  111 

Tengere grasjuffer  Ischnura pumilio  Momenteel niet in gevaar  neen 

Zwervende pantserjuffer  Lestes barbarus  Momenteel niet in gevaar  neen  31 

Gewone pantserjuffer  Lestes sponsa  Momenteel niet in gevaar  neen 

Platbuik  Libellula depressa  Momenteel niet in gevaar  neen 

Viervlek  Libellula quadrimaculata  Momenteel niet in gevaar  neen  10  19 

Gewone oeverlibel  Orthetrum cancellatum  Momenteel niet in gevaar  neen  37  92 

Vuurjuffer  Pyrrhosoma nymphula  Momenteel niet in gevaar  neen 

Bruine winterjuffer  Sympecma fusca  Momenteel niet in gevaar  neen 

Bloedrode heidelibel  Sympetrum sanguineum  Momenteel niet in gevaar  neen  27  152 

Bruinrode heidelibel  Sympetrum striolatum  Momenteel niet in gevaar  neen 

Steenrode heidelibel  Sympetrum vulgatum  Momenteel niet in gevaar  neen 

Zuidelijke keizerlibel  Anax parthenope  Niet geëvalueerd  neen 

Zuidelijke glazenmaker  Aeshna affinis  Onvoldoende data  neen 

Gaffelwaterjuffer  Coenagrion scitulum  Onvoldoende data  ja 

Zuidelijke heidelibel  Sympetrum meridionale  Onvoldoende data  neen  17 

Libel onbekend  Anisoptera indet.    neen 

Pantserjuffer onbekend  Lestes spec.    neen 

Oeverlibel onbekend  Orthetrum spec.    neen 

Heidelibel onbekend  Sympetrum spec.    neen 

Juffer onbekend  Zygoptera indet.    neen 

Totaal  31  399  1914 

(26)

3.3.2.1 Doelsoort Zwervende pantserjuffer  

Binnen het onderzoeksgebied werden doorheen de jaren van de doelsoort Zwervende pantserjuffer in totaal 7  waarnemingen  verricht  waarbij  in  totaal  31  exemplaren  werden  gemeld.  Tijdens  het  onderzoeksjaar  2019  werden  in  totaal  gedurende  2  terreinbezoeken  3  waarnemingen  verricht  waarbij  in  totaal  4  exemplaren  werden  gemeld.  De  soort  is  in  veel  hogere  densiteiten  aanwezig  in  de  Bospolder  net  ten  zuiden  van  het  onderzoeksgebied. 

Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Zwervende pantserjuffer wordt verwezen naar Bijlage 6.  

 

Tabel 11 Waarnemingen van Zwervende pantserjuffer verricht binnen projectgebied in 2019

Datum  Aantal 

26/07/2019 

8/08/2019 

   

Figuur 9: De Zwervende pantserjuffer was één van de meest waargenomen soorten binnen  

het onderzoeksgebied (foto: Saxifraga – Peter Meininger)

   

3.3.2.2 Aanbevelingen

De Zwervende pantserjuffer is, samen met nog tal van soorten zoals bijvoorbeeld Tangpantserjuffer, een typische  soort van periodiek droogvallende en hierdoor visvrije waterpartijen. Het creëren van bijkomende waterpartijen  met deze eigenschappen zou kunnen leiden tot grotere populaties van deze soorten. 

Binnen het onderzoeksgebied is vooral de grote waterpartij aspectbepalend. De overs van deze waterpartij zijn  weinig  natuurlijk.  Door  het  creëren  van  vooroevers,  geleidelijke  overgangen  en  goed  ontwikkelde  oevervegetaties kunnen we waterpartijen interessanter worden voor de libellengemeenschap.  

Bodemwoelende  vissoorten  als  karper  en  brasem  hebben  een  grote  invloed  op  de  troebelheid  van  de  waterkolom.  Het  periodiek  droogzetten  van  waterpartijen  heeft  een  positief  effect  op  de  helderheid  van  de  waterkolom en onderwatervegetatie. Indien dit moeilijk is, kan een gerichte afvissing van de bodemwoelende  vissoorten (met netten of via elektrisch vissen) een waardevolle beheermaatregel zijn. 

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Schijnaardbei is een soort die bijna uitsluitend in habitats voorkomt die zeer gevoelig zijn aan verstoring (bosbodems) waardoor bestrijding bijna steeds meer schadelijke

Het  onderscheid  tussen  de  verschillende  Dwergvleermuissoorten  is  met  detector  het  eenvoudigst  door  het  bepalen  van  de  piekfrequentie.  Bij  de 

Het Kasteel Klaverblad is een van de laatste hoven van plaisantie in Wilrijk. Er zijn heel wat dreven waarvan de  Klaverbladdreef  ten  noordoosten  van 

Beheer:  Japanse  duizendknoop  behoort  tot  de  meest  problematische  invasieve  soorten  en  betekent 

Vleermuizen  zijn  gevoelig  voor  lichtverstoring  bij  verblijfplaatsen,  op  vliegroutes  en  in  het  jachtgebied. 

De  overwintering  van  vleermuizen  wordt  op  fort  6  reeds  31  jaar  opgevolgd.  De  gegevens  van  de  jaarlijkse  tellingen  (Fout!  Verwijzingsbron 

Bovendien heeft de boom een hoge groeisnelheid (tot 2m in één jaar). Het verspreidingspotentieel in België is matig, ondanks de grote zaadproductie, blijft het kiemingspercentage

Gewone  salomonszegel  is  een  plant  van  schaduw  en  halfschaduw  die  in  het  voorjaar  groeit  en  bloeit  in  loofbossen  en  houtkanten.  De  soort