Natuurpunt Studie
Raamovereenkomst voor ecologische
monitoring
Kerngebieden groenplan Stad Antwerpen
Deelopdracht Muisbroek, onderdeel van het kerngebied
Bospolder‐Muisbroek‐
Ekersmoeras
OPDRACHTGEVER Stad Antwerpen
Stadsontwikkeling – Energie en Milieu Antwerpen Francis Wellesplein 1
2018 Antwerpen LEIDEND AMBTENAAR Karina Rooman
TERREINWERK Guy Leys (Plantenwerking Antwerpen Noord), Johan De Ridder & Daniel Sanders (Vleermuizen), Jarno Michielsen en Ludo Benoy (Vogelwerkgroep Ardea), Werkgroep Atalanta (Ongewervelden, reptielen)
TEKST Roosmarijn Steeman, Johan De Ridder (Vleermuizen), Ilf Jacobs, Ludo Benoy.
REVISIE Wout Willems, Gerald Driessens, Roosmarijn Steeman EINDREDACTIE Jorg Lambrechts
Wijze van citeren:
Steeman, R., De Ridder J., Willems, W., Jacobs, Driessens G., Benoy L., & Lambrechts J. 2019.
Raamovereenkomst voor ecologische monitoring. Kerngebieden Groenplan Stad Antwerpen.
Deelopdracht Muisbroek, onderdeel van het kerngebied Bospolder-Muisbroek-Ekersmoeras. Rapport Natuurpunt Studie 2019/20, Mechelen.
© December 2019
Met dank aan de vrijwilligers en collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.
Inhoudsopgave
1 Inleiding ... 5
2 Methodiek inventarisatie ... 6
2.1 Planten ... 6
2.2 Vleermuizen ... 6
2.3 Ongewervelden ... 7
2.4 Reptielen ... 7
2.5 Vogels: broedvogelmonitoring ... 7
3 Resultaten ... 9
3.1 Planten ... 9
3.1.1 Algemene bevindingen ... 9
3.1.2 Verspreidingskaart van Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid ... 9
3.1.2.1 Pinksterbloem ... 9
3.1.2.2 Tenger fonteinkruid ... 9
3.1.2.3 Glanzig fonteinkruid ... 10
3.1.2.4 Kranswieren ... 10
3.1.3 Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking ... 11
3.1.3.1 Amerikaanse vogelkers ... 11
3.1.3.2 Pontische rhododendron ... 11
3.1.3.3 Bezemkruiskruid ... 11
3.1.4 Gebiedsgerichte maatregelen en advies ... 12
3.1.4.1 Knelpunten ... 12
3.1.4.2 Beheeradvies ... 12
3.2 Vleermuizen ... 13
3.2.1 Oude vleermuizenwaarnemingen ... 14
3.2.2 Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten ... 14
3.2.2.1 Gewone dwergvleermuis ... 14
3.2.2.2 Ruige dwergvleermuis ... 15
3.2.2.3 Laatvlieger ... 15
3.2.2.4 Rosse vleermuis ... 16
3.2.2.5 Grootoorvleermuis onbekend ... 16
3.2.2.6 Watervleermuis ... 16
3.2.2.7 Meervleermuis ... 17
3.2.2.8 Myotis species ... 17
3.3.1 Onderzoeksresultaten Dagvlinders ... 20
3.3.1.1 Doelsoort Eikenpage ... 22
3.3.1.2 Doelsoort Bruin blauwtje ... 23
3.3.1.3 Aanbevelingen i.f.v. dagvlindergemeenschap ... 23
3.3.2 Onderzoeksresultaten Libellen ... 24
3.3.2.1 Doelsoort Zwervende pantserjuffer ... 26
3.3.2.2 Aanbevelingen ... 26
3.4 Reptielen ... 27
3.4.1.1 Doelsoort Levendbarende hagedis in Muisbroek ... 27
3.4.1.2 Aanbevelingen ... 27
3.5 Vogels ... 28
3.5.1 Grote en Kleine Put ... 28
3.5.2 Schijn en beekzones ... 29
3.5.3 Volkstuintjes en graslanden ... 30
3.5.4 Conclusies en aanbevelingen ... 31
3.5.4.1 Conclusies ... 31
3.5.4.2 Knelpunten ... 31
3.5.4.3 Aanbevelingen ... 32
4 Samenvatting ... 33
4.1 Planten ... 33
4.2 Vleermuizen ... 33
4.3 Ongewervelden ... 33
4.4 Reptielen ... 33
4.5 Vogels ... 33
4.6 Beheeradvies ... 34
5 Referenties ... 35
6 Bijlagen ... 37
6.1 Bijlage 1: Overzicht van de waargenomen plantensoorten met herkomst, aanduiding van exoten, invasieve planten en aanplanten. ... 37
Bijlage 2: Overzicht van de waarnemingen van Pinksterbloem, Glanzig fonteinkruid en Tenger fonteinkruid in Muisbroek in 2019 ... 42
Bijlage 3 Overzicht van de waarnemingen van Amerikaanse vogelkers in Muisbroek in 2019 ... 44
... 44
Bijlage 4 – Vleermuizenwaarnemingen uit www.waarnemingen.be ... 45
Bijlage 5 Overzichtskaart van de dagvlinders (doel‐ en beleidsrelevante soorten) die werden waargenomen in Muisbroek ... 46
Bijlage 6 Overzichtskaart van de interessantste libellensoorten waargenomen in Muisbroek ... 49
1 Inleiding
De Stad Antwerpen wil de indicator‐ en doelsoorten opvolgen van alle gebieden in kader van het groenplan, om de evolutie in deze gebieden op te volgen en een gepast beheer toe te passen.
Dit rapport geeft de resultaten van de uitgevoerde monitoring van planten, vogels, libellen, dagvlinders, vleermuizen en reptielen in Muisbroek te Ekeren. Een aantal doelsoorten werd in kaart gebracht en er werden schattingen van de aantallen gemaakt. Daarnaast wordt van deze groepen de hele soortenlijst gegeven. Op basis van deze gegevens worden gebiedsgerichte maatregelen en beheeradvies gegeven.
In het noorden grenst het gebied aan het Rangeerstation Antwerpen‐Noord en in het zuiden aan de natuurgebieden Bospolder en Ekers Moeras. Aan de oostkant wordt het gebied begrensd door de drukke autosnelweg A12 en de dorpskern van Ekeren, in het westen ligt de eveneens erg drukke Noorderlaan en het Churchilldok.
Vroeger noemde men het Muisbroek de ‘Ekerse putten’. Het is een gebied van ongeveer 55 ha, waarvan 25 ha waterpartij en 15 ha lig‐ en speelweiden. Ongeveer 10ha is bebost met voornamelijk populieren en knotwilgen.
Het Muisbroek bestaat uit twee grote plassen, enkele weilanden en bloemrijke graslanden en twee delen met volkstuintjes. Her en der in het gebied zijn er begroeide beekoevers, bosjes en ruigtes aanwezig.
Het gebied is heel verscheiden: een deel bestaat uit moerasgebied (Ekers moeras), in een ander deel staan koeien en schapen. Aan de westelijke rand werd een wandelweg gecreëerd met aanplantingen van allerlei sierbomen‐ en struiken. Deze weg is toegankelijk vanuit Ekeren via een voetgangersbrug over de autostrade.
Figuur 1 Contouren van het projectgebied.
2 Methodiek inventarisatie
2.1 Planten
Het Muisbroek werd vlakdekkend onderzocht voor de flora in de periode van 13 februari tot 16 juli 2019. Deze methode was noodzakelijk omdat niet precies te voorspellen is waar de doelsoorten zullen opduiken en er gevraagd werd om alle populaties in kaart te brengen.
De volgens het bestek te inventariseren soorten zijn: Blauwe knoop, Echt lepelblad, Echte guldenroede, Gevleugeld hertshooi, Grasklokje, Grote ratelaar, Moeraswespenorchis, Pijptorkruid, Pinksterbloem, Rapunzelklokje, Ruwe bies, Schaafstro, Spindotterbloem, Tenger fonteinkruid, Zandblauwtje en Zeebies.
De soorten in italic werden nog niet waargenomen in het gebied maar zijn hier wel doelsoorten.
Daarnaast werden alle waarnemingen van inheemse planten en van exoten geregistreerd.
Elke vindplaats van de doelsoorten werd met GPS exact ingevoerd. Daarbij werd voor deze soorten het exact aantal exemplaren vermeld of, indien de soort zeer abundant is, het geschat aantal exemplaren.
Alle overige plantensoorten die we in het gebied aantroffen, werden aangeduid op de streeplijst. Voor zeldzame soorten en voor invasieve exoten werd de exacte locatie via GPS ingevoerd.
2.2 Vleermuizen
Het domein Muisbroek werd gebiedsdekkend onderzocht met manuele batdetectoren waarbij het gebied werd afgewandeld langs een vaste route. Vleermuizen werden indien mogelijk op het terrein gedetermineerd met een full‐spectrum batdetector Batlogger M (Elekon AG, Luzern, Zwitserland) en een time‐expansie batdetector Pettersson D240x (Pettersson Elektronik AB, Uppsala, Zweden). De Pettersson D240X werd ingesteld op het heterodyne kanaal op 34 kHz. Opnames werden gemaakt in .wav‐formaat met een Roland R05 Edirol, of manueel via de Batlogger M. Bij de waarneming van een vleermuis met een manuele detector werd de soort en eventuele gedragsaanduidingen genoteerd op kaart. De waarnemingen werden uitgevoerd in goede weeromstandigheden.
De starttemperatuur was bij elk terreinbezoek hoger dan 10°C.
Er werden 5 avondbezoeken aan het gebied gebracht met manuele detectoren tussen midden april en midden september (Tabel 1). De duur van een bezoek bedroeg minimum 2 uur. De spreiding van de bezoeken over het zomerhalfjaar maakt het mogelijk om een beeld te krijgen van de aanwezigheid van soorten die het gebied gebruiken als jachtgebied en/of de nabijheid van kraamkolonies. Er wordt bovendien een deel van voor‐ en najaarstrek geregistreerd.
Aanvullend werd op twee nachten gedurende 2,5 uur een automatische detector van het type Batlogger A+
geplaats op de zuidelijke oever van de Grote Put. We gebruikten de opnames van deze detector om een inschatting te maken van de activiteit van de verschillende waargenomen soorten.
Tabel 1: overzicht uitgevoerde veldwerk vleermuizen
Datum Zonsondergang Startuur Einduur Starttemperatuur Type detector Waarnemers
19/04/2019 20:44 20:43 23:16 20°C Batlogger M,
Pettersson D240x
Johan De Ridder, Daniel Sanders
9/05/2019 21:16 21:25 23:25 14°C Batlogger M,
Pettersson D240x
Johan De Ridder, Daniel Sanders
10/07/2019 21:55 22:05 0:58 17°C Batlogger M,
Pettersson D240x
Johan De Ridder, Daniel Sanders
31/08/2019 20:31 21:30 23:34 24°C Batlogger M,
Petterson D240x
Johan De Ridder, Daniel Sanders
19/09/2019 19:48 20:15 23:00 16°C Batlogger M,
Pettersson D240x
Johan De Ridder, Daniel Sanders
De geluidsopnames werden gedigitaliseerd en geanalyseerd met Batsound (Pettersson Elektronik AB, Zweden,
2.3 Ongewervelden
Het onderzoek werd uitgevoerd volgens de methode van de vlinderroutes (transecttelling). Dus door gericht zoeken naar de soorten door het lopen van routes waarbij alle waargenomen vlinders werden ingevoerd in www.waarnemingen.be al dan niet via smartphone op terrein.
Voor de Eikenpage werden specifiek boomkruinen met verrekijker afgespeurd, vooral in het begin van de vliegperiode (eind juni – midden juli), wanneer de mannetjes zeer actief zijn.
Voor Zwervende pantserjuffer werden geschikte biotopen gecontroleerd gedurende de vliegperiode.
Het Bruin blauwtje vliegt in meerdere generaties met de hoogste aantallen in juli en augustus.
Het onderzoek naar deze drie soorten insecten kan dus perfect gecombineerd worden op een geschikte dag in juli en augustus.
Tijdens het lopen van routes voor de dagvlinders en libellen werd specifiek uitgekeken naar Levendbarende hagedis in voor de soort geschikte biotopen.
2.4 Reptielen
Levendbarende hagedis is een indicatorsoort voor biotopen met een goede structuurvariatie. Dit koudbloedig reptiel heeft immers heel wat variatie nodig i.k.v. zijn thermoregulatie. Daarvoor heeft de soort behoefte aan snel opwarmende hoekjes, ruigere schuilplaatsen, biotopen met de aanwezigheid van zowel plekjes met een droog microklimaat als zones met vochtig microklimaat. Voor een duurzame overleving van een metapopulatie dient een populatie vrij robuust te zijn.
Tijdens het lopen van routes voor de dagvlinders en libellen en tijdens de planteninventarisaties werd specifiek uitgekeken naar Levendbarende hagedis in voor de soort geschikte biotopen.
2.5 Vogels: broedvogelmonitoring
De territoriumkartering werd uitsluitend uitgevoerd binnen de vooraf besproken grenzen van het gebied Muisbroek zoals afgebakend in waarnemingen.be en avimap.be.
Bij de uitvoering van de broedvogelkartering respecteren we de handleiding van SOVON voor intensieve territoriumkartering. Het aantal territoria van vogelsoorten wordt immers bepaald op basis van gangbare criteria zoals aantal geldige waarnemingen binnen specifieke datumgrenzen, uitsluitende waarnemingen, fusie‐afstand, dat alles zoals voorgesteld in de standaardvoorschriften van territoriumkartering door SOVON Vogelonderzoek Nederland. De richtlijnen en handleidingen hiervoor zijn beschikbaar op de homepage van www.avimap.be.
De interpretatie ven territoriaal gedrag en de invoer van de veldgegevens over de verschillende rondes blijft een exclusieve taak voor de ervaren veldwaarnemer. De clustering van die gegevens naar een territorium zelf, wordt uitgevoerd door de autoclusteringsmodule die werd ingebouwd in www.avimap.be. SOVON ontwikkelde deze methode en de Belgische versie werd afgestemd en aangepast in opdracht van en samen met Natuurpunt Studie, INBO & Natagora. Zij beheren nu samen de huidige versie van deze autoclusteringsmodule in België.
De online invoermodule wordt ondersteund door mobiele apps. Voor deze broedvogelkartering werd gebruik gemaakt van de BMP app in ObsMapp (Android). De inventarisatieregels blijven dezelfde, maar de interpretatie van de waargenomen soorten én de invoer gebeurt uitsluitend in het veld.
Na het uitvoeren van elke veldronde volgt eerst nog een screening van de ingevoerde data door de waarnemer.
Pas nadat alle rondes zijn voltooid, wordt de autoclustering uitgevoerd. Deze autoclustering garandeert dat alle ingevoerde data op een gestandaardiseerde en vooral éénduidige manier worden verwerkt tot geldige territoria, op basis van de criteria van Van Dijk (2011). Elk risico van een subjectieve interpretatie die kan ontstaan wanneer verschillende personen de data manueel moeten interpreteren, wordt hiermee tot een minimum beperkt.
De autoclusteringsmodule is in België en Nederland uitgegroeid tot dé standaard bij elke broedvogelkartering die in opdracht van overheden door studiebureaus of NGO’s worden uitgevoerd. Niet alleen kan dankzij het gebruik van deze autoclusteringsmodule een zeer hoge graad van standaardisatie worden gegarandeerd, ze biedt
In het bestek werd gesteld dat volgende soorten gekarteerd moesten worden: Aalscholver, Bergeend, Blauwborst, Blauwe kiekendief, Bruine kiekendief, Boompieper, Boomvalk, Bosruiter, Gekraagde roodstaart, Geoorde fuut, Grote zaagbek, Grote zilverreiger, Ijsvogel, Kleine zilverreiger, Klein waterhoen, Kleinst waterhoen, Krakeend, Kuifeend, Lepelaar, Matkop, Nachtegaal, Purperreiger, Porseleinhoen, Rietzanger, Roerdomp, Roodborsttapuit, Slobeend, Waterral, Wielewaal, Woudaapje, Zomertortel, Zwartkopmeeuw en Zwarte stern. De soorten in italic werden nog niet waargenomen in het gebied maar zijn hier wel doelsoorten.
De vroegste geldige datum voor territoriumkartering is 1 februari voor Matkop. Voor deze soort moet de kartering zeker op 1 maart starten.
Bosruiter, Grote zaagbek, Purperreiger en Zwarte stern zijn geen Belgische broedvogels.
Het veldonderzoek werd voor Vogelwerkgroep Natuurpunt Antwerpen Noord en Kempen gecoördineerd door Ludo Benoy en ten velde uitgevoerd door Jarno Michielssen, die in de regio al meerdere territoriumkarteringen uitvoerde.
Om betrouwbare resultaten te verkrijgen worden best minimaal 6 veldrondes uitgevoerd. Voor de territoriumkartering in Muisbroek werden 8 veldbezoeken verricht, de datum en zoekinspanning worden weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Spreiding veldrondes en zoekinspanning Muisbroek 2019 1 29‐03‐2019 08:00 – 15:00 (Jarno Michielssen) 2 12‐04‐2019 07:00 – 13:34 (Jarno Michielssen) 3 30‐04‐2019 07:08 – 13:34 (Jarno Michielssen) 4 22‐05‐2019 07:07 – 13:02 (Jarno Michielssen) 5 30‐05‐2019 17:45 – 22:21 (Jarno Michielssen) 6 09‐06‐2019 06:40 – 13:30 (Jarno Michielssen) 7 22‐06‐2019 07:10 – 13:08 (Jarno Michielssen) 8 18‐08‐2019 09:00 – 10:00 (Ludo Benoy)
De gebiedsdekking die bij dit onderzoek werd verkregen, wordt weergegeven in Figuur 2.
Figuur2: Teldekking en alle bezoekstippen van potentiële broedvogels tijdens de inventarisatie Muisbroek 2019 over de 8 veldrondes (www.avimap.be)
3 Resultaten
3.1 Planten
3.1.1 Algemene bevindingen
In 2019 werden in het Muisbroek 133 plantensoorten genoteerd. Er werden twee soorten gezien die op de Rode Lijst staat (Van Landuyt et al., 2006): Gewone agrimonie zit in de categorie “Kwetsbaar” en Glanzig fonteinkruid zit in de categorie “Bedreigd”.
Tenger fonteinkruid is “Momenteel niet bedreigd”, maar staat op de lijst van de op te volgen aandachtsoorten.
Glanzig foteinkruid en Tenger fonteinkruid werden op 27 mei 2019 door Jo Packet, watervegetatiedeskundige van het INBO, waargenomen op verschillende locaties. De soorten zijn hier frequent aanwezig.
Verder werden hier door Jo Packet en Vincent Smeekens verschillende soorten kranswieren op naam gebracht, waaronder twee zeldzame soorten: Sterkranswier (Nitellopsis obtusa) en Klein boomglanswier (Tolypella glomerata). De “Put van Ekeren” wordt als een toplocatie beschouwd voor kranswieren in Vlaanderen (Denys et al., 2019).
In totaal werden 14 uitheemse plantensoorten genoteerd, drie daarvan zijn aangeplant. Drie uitheemse soorten staan op de lijst van invasieve exoten: Bezemkruiskruid, Pontische rhododendron en Amerikaanse vogelkers.
Japanse duizendknoop werd in het verleden genoteerd voor het gebied, maar werd nu niet mee opgenomen omdat de soort in feite op de taluds van de A12 groeit. Het beheer van deze invasieve exoot is dus de verantwoordelijkheid van AWV.
De soortenlijst van alle waargenomen planten (ook vóór 2019) vindt men in Bijlage 1.
De geschatte aantallen van de doelsoorten en zeldzame soorten worden weergegeven in Tabel 3. Van de doelsoorten werden enkel Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid waargenomen in het gebied.
Tabel 3 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de doelsoorten in het Muisbroek
Soort Aantal locaties Aantal exemplaren Oppervlakte in m²
Pinksterbloem 9 422
Tenger fonteinkruid Frequent aanwezig
Glanzig fonteinkruid Frequent aanwezig
3.1.2 Verspreidingskaart van Pinksterbloem en Tenger fonteinkruid
Er werd een verspreidingskaart opgemaakt met de groeiplaatsen van Pinksterbloem (Bijlage 2). Van Tenger fonteinkruid en Glanzig fonteinkruid werden de waarnemingen op kaart gezet. Beide soorten werden bij de inventarisaties door het INBO slechts 1 keer ingevoerd per bezoek, maar komen beide frequent voor, verspreid over de hele plas (mond. med. Jo Packet). De kaart met de waarnemingen is te vinden in Bijlage 2.
Hieronder worden de waargenomen doelsoorten kort besproken. De waarnemingen van de kranswieren werden niet op kaart gezet.
3.1.2.1 Pinksterbloem
Pinksterbloem groeit in natte tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke graslanden op natte, voedselrijke bodems. De soort komt op alle bodemtypes voor, maar is niet bestand tegen brak water. Periodieke overstroming wordt goed verdragen. Pinksterbloem komt voor op basische tot zwak zure bodems. De soort gedijt in grasland onder maai‐ of graasbeheer. In het Muisbroek komt de soort verspreid voor: in grote aantallen in de weidecomplexen en in beperkte aantallen in de niet gemaaide delen van de bermen van de volkstuintjes.
3.1.2.2 Tenger fonteinkruid
kleiputten enz. De soort verdraagt brakke omstandigheden en tot op zekere hoogte vervuiling. Het is een begeleidende soort van: Natura 2000: Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150), Natuurstreefbeeld: Voedselrijke, gebufferde wateren met rijke waterplantvegetatie (3150).
3.1.2.3 Glanzig fonteinkruid
Glanzig fonteinkruid is een van de meest spectaculaire fonteinkruidsoorten. Het is een vormenrijke, maar toch steeds goed herkenbare soort. Het groeit in dieper, stilstaand tot zwak stromend, helder, matig voedselrijk, meestal kalkrijk, hard water en staat op allerlei minerale en min of meer organische bodems. Glanzig fonteinkruid groeit in afgesneden rivierarmen, turfputten, vaarten en kanalen.
Figuur 3 Glanzig fongteinkruid - Foto Rudi Verboomen
3.1.2.4 Kranswieren
Meestal groeien kranswieren in helder, voedselarm, onbeschaduwd, stilstaand tot zwak stromend water dat zoet tot brak is. De meeste kranswieren zijn pioniers. In pas ontstane wateren, zoals een pas gegraven poel of zandput, zijn het vaak de eerste waterplanten die verschijnen. Als het water voedselrijker wordt, worden kranswieren vaak weggeconcurreerd door hogere waterplanten als fonteinkruiden, hoewel ze lang samen kunnen voorkomen, vooral bij fosfaatarm water. Ze zijn daarom een indicator van onvervuild water.
3.1.3 Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking
De kaart met de groeiplaatsen van de invasieve exoten in het gebied bevindt zich in Bijlage 3.
De geschatte aantallen of oppervlaktes en het aantal vindplaatsen worden weergegeven in Tabel 4.
Hieronder worden deze soorten kort besproken: in welke mate ze invasief zijn, of het nodig is om ze in het gebied te bestrijden en op welke manier ze kunnen bestreden worden.
Tabel 4 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de invasieve exoten in het Muisbroek
Soort Aantal locaties Aantal exemplaren Oppervlakte in m²
Amerikaanse vogelkers 20 20
Pontische rhododendron 1
Bezemkruiskruid 1 1
3.1.3.1 Amerikaanse vogelkers
Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende struik of boom die, in optimale groeiomstandigheden 30 meter hoog kan worden. De bovenzijde van het blad is glanzend donkergroen, de onderzijde van het blad is mat met geelbruine beharing langs de middennerf. Amerikaanse vogelkers wordt hoofdzakelijk via de overvloedig geproduceerde zaden verspreid die door dieren (vogels en zoogdieren) gegeten worden. Zaailingen kunnen onder het bladerdek hun groei gedurende verschillende decennia stopzetten en overleven tot er terug voldoende licht is om te ontwikkelen. De vegetatieve vermenigvuldiging via worteluitlopers (scheuten die ontstaan uit zijwortels) is zeer efficiënt. Na omhakken is er opnieuw sterke scheutvorming.
Amerikaanse vogelkers is zeer invasief op arme, zandige en zure gronden. Oorspronkelijk werd de soort aangeplant als sierboom in tuinen en parken, maar ook door bosbouwers om weinig productieve bodems te verbeteren.
Amerikaanse vogelkers is wijd verspreid in West‐Europa. De soort vormt dichtbegroeide, sterk concurrerende bestanden en beïnvloedt de ontwikkeling van de bodem waardoor de soortenrijkdom vermindert. De hele plant bevat cyaanzuur dat giftig is voor vee. Beheren van de soort is moeilijk. Amerikaanse vogelkers werd op 6 plaatsen verspreid over het gebied waargenomen. De oppervlakte waar deze soort een probleem kan vormen in het gebied is voorlopig beperkt. Dit betekent dat de bestrijding haalbaar is, hoewel het volledig verwijderen van Amerikaanse vogelkers hoe dan ook tijd en geld kost. Het belangrijkste knelpunt bij het beheer van Amerikaanse vogelkers vormt de constante hergroei vanuit de zaadbank en de gemakkelijke herintroductie via zaadverspreidende vogels. De bomen dragen zaad vanaf tien jaar oud. Een jaarlijkse verwijderingsactie van zaailingen en het voorkomen dat planten in bloei komen, behoren dan ook vaak tot het reguliere beheer.
Slechts 4 bomen zijn groter dan 5 m en deze verdienen dan ook prioriteit om verwijderd te worden. De groeiplaatsen van deze 4 bomen zijn aangeduid op kaart in Bijlage 3.
3.1.3.2 Pontische rhododendron
Pontische rhododendron werd in het verleden zeer vaak aangeplant in kasteelparken omwille van zijn sierwaarde. De soort heeft een voorkeur voor zure humusrijke bodems. De soort kan zeer goed tegen schaduw of een gesloten bladerdek en is dus vaak te vinden in dreven en bosranden. Verspreiding gebeurt hoofdzakelijk door zaden, elke bloem kan 3000 tot 7000 zaadjes voortbrengen die in open vlaktes door de wind tot 100 meter verspreid kunnen worden. Vegetatieve vermenigvuldiging blijft beperkt. De plant vormt na omhakken opnieuw scheuten. In het Muisbroek werd slechts één plantje rhododendron gevonden, voorlopig is er dus geen probleem, al kan die plant natuurlijk best zo snel mogelijk verwijderd worden.
3.1.3.3 Bezemkruiskruid
Bezemkruiskruid is een soort van pioniersmilieus op vochtige tot droge, matig voedselrijke bodems. De plant staat in een grote verscheidenheid aan biotopen en geeft de voorkeur aan verstedelijkte en verstoorde plaatsen zoals spoorwegterreinen, opgespoten gebieden, oude muren, omgewoelde wegbermen en braakliggende
3.1.4 Gebiedsgerichte maatregelen en advies
3.1.4.1 Knelpunten
‐ Ondanks de recreatie is Pinksterbloem verspreid aanwezig. Het beheer lijkt geschikt voor deze soort.
‐ De aanwezigheid van invasieve exoten is beperkt, maar dient wel in de gaten gehouden te worden en voor Amerikaanse vogelkers is ingrijpen noodzakelijk.
‐ De stijgende conductiviteit/saliniteit van het water vormt op termijn een bedreiging voor de rijke watervegetatie die er momenteel aanwezig is. Wellicht is er een doorslag van brak water via grondwater vanuit het daarnaast liggende dok.
3.1.4.2 Beheeradvies
‐ De graslanden mogen op dezelfde manier verder beheerd worden.
‐ De aanpak van Amerikaanse vogelkers is prioritair. Indien geen mogelijkheid wordt gezien om deze soort volledig weg te krijgen, dient er streng op toegezien te worden dat de soort zich niet verder uitbreidt.
‐ De stijging van de conductiviteit/saliniteit van het water dient in de gaten gehouden te worden en er dienen oplossingen gezocht te worden om dit binnen de perken te houden.
3.2 Vleermuizen
Het onderzoek met manuele detectoren in 2019 leverden 298 waarnemingen van vleermuizen op. De automatische detector leverde 875 passages van vleermuizen op. Er werden tijdens de inventarisatie minstens 6 soorten vleermuizen waargenomen: Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii), Laatvlieger (Eptesicus serotinus), Watervleermuis (Myotis daubentonii), Grootoorvleermuis onbekend (Plecotus spp.) en Rosse vleermuis (Nyctalus noctula). Een overzicht van de waargenomen vleermuizen is te vinden in Tabel en op kaart op Figuur 4 (Gewone dwergvleermuis) en
Figuur 5 (alle andere vleermuizensoorten).
Tabel 5: overzicht detectorwaarnemingen in het Muisbroek, 2019
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Aantal passages manuele detector
Aantal passages automatische detector
Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus 174 744
Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii 80 31
Watervleermuis Myotis daubentonii 26 72
Laatvlieger Eptesicus serotinus 3 24
Grootoorvleermuis onbekend Plecotus spec. 1 0
Rosse vleermuis Nyctalus noctula 1 2
Myotis onbekend Myotis spec. 13 2
Totaal 298 875
Figuur 5: overzicht detectorwaarnemingen van alle vleermuizensoorten, zonder Gewone dwergvleermuis, 2019
3.2.1 Oude vleermuizenwaarnemingen
Op www.waarnemingen.be werden oudere waarnemingen van in en in de onmiddellijke nabijheid van het gebied opgezocht. Dit leverde 158 waarnemingen op, weergegeven op Bijlage 4.
De eerder waargenomen soorten zijn vergelijkbaar met deze van het huidige onderzoek, op Meervleermuis na (twee oude waarnemingen op de Grote put).
3.2.2 Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten
3.2.2.1 Gewone dwergvleermuis
Gewone dwergvleermuis werd bij elk terreinbezoek op route of jagend over het hele gebied gevonden.
De dieren konden jagend waargenomen worden langsheen houtkanten en bosranden, bomenrijen en, soms in grote aantallen, langsheen de houtige oeverbegroeiing van de waterpartijen. In april maakten we een schatting van het aantal jagende Gewone dwergvleermuizen langs de noordelijke oever van de Grote Put. Het ging over bij benadering 60 – 140 dieren (3 – 7 dieren per 50 meter). Het aantal dieren leek over het seizoen af te nemen in aantal. Het aandeel Gewone dwergvleermuis op de automatische detector bedroeg 89% van de totale vleermuizenactiviteit in mei en 80% in juli. Gewone dwergvleermuis was de enige soort die in het volkstuinencomplex werd waargenomen. De aantallen en activiteit waren er echter laag.
Er werd een vliegroute van Gewone dwergvleermuis vastgesteld in de noordoostelijke rand van het onderzoeksgebied. De dieren kwamen van aan de brug van de A12 over de spoorweg aangevlogen en verspreidden zich over het landschap via de bomenrij van populier op de noordgrens van het gebied en de berm van de A12. In april 2019 werden hier minstens 20 dieren op route geteld tijdens een korte periode van 15 minuten. De dieren zijn vermoedelijk afkomstig uit de Edisonwijk (De Ridder & Sanders, 2017).
Een tweede vliegroute van Gewone dwergvleermuizen loopt langs de fietsersbrug. De dieren verblijven vermoedelijk in de woonwijken van Ekeren centrum, en gebruiken de brug (= lijnvormig landschapselement, en tevens wind en / of lichtbuffer) als geleidend element om de A12 over te steken. Eens de A12 voorbij duiken de dieren door het tunneltje onder de oprit Leugenberg van de A12 richting Bospolder / Muisbroek. Deze route is reeds sinds circa 2002 bekend (mond. med. W. Willems).
3.2.2.2 Ruige dwergvleermuis
Ruige dwergvleermuis is in Vlaanderen vooral bekend als migrerende soort, die in het voorjaar (rond maart ‐ april) en het najaar (rond september – oktober) wordt waargenomen. In het voorjaar en najaar werd er in het domein Muisbroek hoge activiteit van Ruige dwergvleermuis vastgesteld. De dieren konden vooral jagend langs de oevers van de putten en boven het water waargenomen worden. In april maakten we een schatting van het aantal jagende Ruige dwergvleermuizen langs de noordelijke oever van de Grote Put. Het ging over bij benadering 20 dieren (1 dier per 50 meter).
De activiteit nam over de inventarisatieperiode geleidelijk aan af, maar gedurende het hele jaar zijn er dieren actief in het gebied. Het aandeel Ruige dwergvleermuis op de automatische detector bedroeg in mei 10% van de totale activiteit van vleermuizen en zakte naar minder dan 1% in juli.
Figuur 6: vliegroutes Gewone dwergvleermuis, 2019
de totale vliegactiviteit in juli. In voorgaande onderzoeken (De Ridder & Sanders, 2018; De Ridder & Sanders, 2017) werd eveneens beperkte activiteit van Laatvlieger waargenomen.
3.2.2.4 Rosse vleermuis
Het aantal waarnemingen van Rosse vleermuis was beperkt. In april werd een dier overvliegend waargenomen aan de Grote Put. In juli werden enkele korte passages op de automatische detector geregistreerd. De soort passeert sporadisch in het gebied, maar in lage aantallen en niet elke avond.
Boven andere grote waterpartijen in de omgeving (De Kuifeend en Grote Kreek) wordt Rosse vleermuis jagend waargenomen, vaak gaat het ook over meerdere dieren (De Ridder & Sanders, 2018; De Ridder & Sanders, 2017).
3.2.2.5 Grootoorvleermuis onbekend
Het aantal waarnemingen van grootoorvleermuizen was beperkt. De Grootoorvleermuizen zijn op basis van akoestische waarnemingen moeilijk op soort te determineren en worden als groep behandeld. Het aandeel Grootoorvleermuizen wordt meestal onderschat omwille van de moeilijker waar te nemen echolocatie. Er werd slechts 1 waarneming van een Grootoorvleermuis onbekend gedaan in de omgeving van de Verlegde Schijns. In voorgaande onderzoeken (De Ridder & Sanders, 2018; De Ridder & Sanders, 2017) werd eveneens Grootoorvleermuis in zeer beperkte aantallen waargenomen langs de Verlegde Schijns.
3.2.2.6 Watervleermuis
Watervleermuis werd jagend waargenomen boven de Grote Put, de Kleine Put en de Verlegde Schijns. Het zwaartepunt van het jachtgebied leek vooral op de Grote Put te liggen. Het aantal dieren dat effectief jaagt boven de waterpartijen is omwille van het beperkte bereik van de detectoren en de omvang van het wateroppervlak moeilijk in te schatten. Op de Kleine Put gaat het vermoedelijk over slechts 1 of 2 dieren. Op de Grote Put gaat het over meer dan 10 dieren.
De Ridder & Sanders (2018, 2017) vonden een vliegroute van Watervleermuis langs het Verlegde Schijns richting de Ekerse Putten. De dieren passeren daarbij de A12 via de Schijnkoker. Voorbij de duiker splitst de vliegroute op in twee verschillende delen. Er werden toen tot 48 dieren op route geteld tijdens de kraamtijd. Het lijkt er op dat de verblijfplaats(en) van de Watervleermuizen buiten het domein Muisbroek gelegen zijn.
3.2.2.7 vleermuis
Er werden geen zekere waarnemingen gedaan van Meervleermuis. Een aantal opnamen van vleermuizen jagend boven de Grote Put wijzen op Meervleermuis, maar konden omwille van de slechte opname‐kwaliteit en de afwezigheid van de typische QCF‐signalen niet met zekerheid geïdentificeerd worden. De aanwezigheid van de soort is echter bekend vanuit andere studies. Gyselings et al. (2013) en De Ridder & Sanders (2017) stelden activiteit vast van Meervleermuis boven de Grote Put. Er wordt vermoed dat het om een beperkt aantal dieren gaat die de verschillende jachtgebieden in de omgeving (Grote Kreek, Kuifeend, wachtboezems Schijns, Grote en Kleine Put) na elkaar frequenteren.
3.2.2.8 Myotis species
Vleermuizen van de Myotis‐groep hebben vaak een erg gelijkende sonar. Dat maakt dat veel opnamen van deze dieren niet (met voldoende zekerheid) tot op soortniveau analyseerbaar zijn. De determinatie blijft in dat geval beperkt tot ‘Myotis species’.
3.2.3 Conclusies en aanbevelingen
3.2.3.1 Conclusies
Het Muisbroek biedt een geschikt habitat voor een beperkt aantal soorten vleermuizen, die hier in het voorjaar en in de zomers vrijwel permanent kunnen aangetroffen worden: Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis en (vooral tijdens de migratieperiode) Ruige dwergvleermuis. Meervleermuis werd niet waargenomen tijdens deze inventarisatieperiode, maar kan toch regelmatig aangetroffen worden. Er is echter uitwisseling met omliggende gebieden, waardoor de kans op waarneming van de soort tijdens een korte inventarisatieperiode met manuele detectoren beperkt is. Af en toe worden jagende Laatvliegers en Grootoorvleermuis waargenomen. Rosse vleermuis lijkt enkel in het gebied te passeren.
De waterpartijen met begroeide oevers vormen de zone met meeste vleermuizenactiviteit. Watervleermuizen bereiken het gebied via het Verlegde Schijns en verspreiden zich zo over de waterpartijen. Gewone dwergvleermuis vliegt vanuit de Edisonwijk via de spoorwegberm en vanuit Ekeren centrum via de fietsersbrug naar het gebied en gebruikt bomenrijen en bosranden om zich te verplaatsen binnen het gebied.
Vanwege het beperkt aandeel geschikte verblijfsbomen lijkt de aanwezigheid van boombewonende kolonies in het gebied uitgesloten.
3.2.3.2 Aanbevelingen
BEHEER VAN WATERPARTIJEN
Het behoud van een open wateroppervlak is van belang voor Meervleermuis en Watervleermuis. Momenteel is het wateroppervlak van de Grote en Kleine Put vrij van bedekking door planten, dus uitermate geschikt voor beide soorten. Er is geen directe actie hieromtrent nodig.
VERLICHTING
Lichtverstoring is voor vrijwel alle vleermuizensoorten erg problematisch. In het domein Muisbroek is dit een belangrijk aandachtspunt. Er is op verschillende plaatsen belangrijke verstoring door licht.
‐ De verlichtingspalen van de truckparking ten noordwesten van het domein schijnen tot ver over het domein Muisbroek en verlichten het wateroppervlak van zowel de Grote als de Kleine Put
‐ De verlichting van de A12 schijnt op de vliegroute van Watervleermuis ter hoogte van het Verlegde Schijns.
het domein Muisbroek. Binnen het domein kan onderzocht worden of door middel van bijkomende opgaande beplanting langs de randen een deel van de lichtverstoring gebufferd kan worden.
Aandacht voor het voorkomen van lichtverstoring is ook van belang op de vleermuizenroutes (Figuur 6 en Figuur 7), onder meer waar deze onder de snelweg (of oprit van snelweg) passeren. Aandacht voor een duistere verbinding is ook sterk aangewezen vanaf de noordoostelijke hoek van het gebied verder noordelijk langsheen de A12, tot even voorbij het spoorwegemplacement. Deze verbinding leidt naar de Oostschans van de Verlegde Schijns, een winterverblijf voor vleermuizen. Ook hier gaat het over maatregelen die (grotendeels) buiten het domein Muisbroek vallen, maar waar wel een meerwaarde te behalen valt voor vleermuizen binnen het gebied indien deze gerealiseerd worden.
VERBINDINGEN
De meeste vleermuizen zijn sterk gebonden aan lijnvormige verbindingselementen zoals bomenrijen en waterlopen met begroeide oevers om zich te kunnen verplaatsen. De verbindende elementen binnen het domein Muisbroek zijn voornamelijk bomenrijen, bosranden, het Verlegde Schijns en de begroeide oevers van de Putten.
Deze verbindingen dienen behouden te blijven en indien nodig moeten op termijn ontbrekende of wegvallende bomen vervangen worden door nieuwe exemplaren. Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan de vliegroute van Gewone dwergvleermuis in het noordwesten van het domein. Deze loopt langs een populierenaanplant. Vanaf de brug van de A12 is deze echter over 135 meter onderbroken. Er wordt aanbevolen om deze bomenrij verder te vervolledigen tot aan de brug. Er dient overwogen te worden de populierenrij op termijn te vervangen door een meer langlevende boomsoort om een duurzaam verbindingselement te verkrijgen en te behouden.
3.3 Ongewervelden
Dagvlinders en libellen zijn goed herkenbare insectengroepen waarvan reeds heel wat bekend is op vlak van hun ecologie en habitatvereisten. Deze twee soortgroepen van insecten vormen dan ook een goede indicatorgroep voor de kwaliteit van biotopen.
Dagvlinders zijn een populaire soortgroep waardoor we een goed beeld hebben op hun actueel voorkomen.
Omwille van het feit dat deze soortgroep voor de verschillende levensfasen verschillende eisen stellen aan hun leefgebied kunnen ze ons heel wat leren over een bepaald gebied. Het is bovendien een dankbare soortgroep waarbij soorten vaak snel reageren op genomen beheersmaatregelen.
Omwille van het feit dat libellen een belangrijk deel van hun levenscyclus afhankelijk zijn van waterpartijen vormen ze één van de meest bruikbare soortgroepen om een beeld te krijgen op de kwaliteit van aan water gelinkte biotopen. Heel wat libellensoorten hebben specifieke en uiteenlopende habitatvereisten. Zo zijn er soorten die enkel voorkomen in de armste heidevennen, andere soorten prefereren zuurstofrijk stomend water, van nature eutrofe stilstaande wateren, etc.
Voor de Rode‐Lijstsoorten wordt de categorie weergegeven. De benaming en definitie van de nieuwe Rode Lijstcategorieën voor Vlaanderen is terug te vinden in onderstaande Tabel 6.
Tabel 6 Benaming en definities van de nieuwe Rode Lijstcategorieën voor Vlaanderen.
ERNSTIG BEDREIGD – CRITICALLY ENDANGERED (CR) vroeger: Met uitsterven bedreigd
Een soort is Ernstig bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Ernstig bedreigd, en dat het daarom een bijzonder grote kans heeft om uit te sterven in het wild.
BEDREIGD – ENDANGERED (EN)
Een soort is Bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Bedreigd, en dat het daarom een heel grote kans heeft om uit te sterven in het wild.
KWETSBAAR – VULNERABLE (VU)
Een soort is Kwetsbaar wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Kwetsbaar, en dat het daarom een grote kans heeft om uit te sterven in het wild.
BIJNA IN GEVAAR – NEAR THREATENED (NT) vroeger: Achteruitgaand of Zeldzaam
Een soort is Bijna in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar momenteel niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd, Bedreigd of Kwetsbaar, maar er wel bijna aan voldoet of er vermoedelijk aan zal voldoen in de nabije toekomst. In Nederland heet deze categorie Gevoelig.
MOMENTEEL NIET IN GEVAAR – LEAST CONCERN (LC) vroeger: Momenteel niet bedreigd
Een soort is Momenteel niet in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd, Bedreigd, Kwetsbaar of Bijna in Gevaar. In Nederland heet deze categorie Thans niet bedreigd.
ONVOLDOENDE DATA – DATA DEFICIENT (DD) vroeger: Onvoldoende gekend
Een soort valt onder Onvoldoende data wanneer er onvoldoende informatie beschikbaar is om op basis van verspreidings‐ of populatiegegevens een rechtstreekse of onrechtstreekse inschatting te maken van de kans op uitsterven. Een soort in deze categorie kan goed bestudeerd zijn en de biologie kan goed gekend zijn, maar bruikbare gegevens over aantallen en verspreiding ontbreken. Onvoldoende data is daarom geen Rode Lijstcategorie sensu stricto. Het onderbrengen van soorten in deze categorie geeft aan dat meer informatie nodig is en dat nog te voeren onderzoek zou kunnen uitwijzen dat de soort in een Rode Lijstcategorie thuishoort. Het is belangrijk om gebruik te maken van alle mogelijke data en om de juiste keuze te maken tussen Onvoldoende data en een Rode Lijstcategorie. Als er vermoed wordt dat het verspreidingsgebied van een soort klein is of dat er een vrij lange periode verstreken is sinds de laatste waarneming, is een indeling in een Rode Lijstcategorie vermoedelijk gerechtvaardigd. In Nederland heet deze categorie Onvoldoende gegevens.
NIET VAN TOEPASSING – NOT APPLICABLE (NA)
Voorbeelden van soorten waarvoor de categorie Niet van toepassing geldt, zijn uitheemse soorten of zwervers (bv. geen regelmatige bezoekers of dwaalgasten).
NIET GEËVALUEERD – NOT EVALUATED (NE)
Een soort is Niet geëvalueerd wanneer het nog niet getoetst werd aan de Rode Lijstcriteria.
3.3.1 Onderzoeksresultaten Dagvlinders
Bij analyse van alle verrichte dagvlinderwaarnemingen aanwezig in www.waarnemingen.be komen we tot een totaallijst van 24 waargenomen dagvlindersoorten. In totaal werden er 633 waarnemingen verricht van dagvlinders waarbij in totaal 859 exemplaren gemeld werden. Binnen het Muisbroek werden 3 Rode Lijstsoorten en 2 Habitattypische dagvlindersoorten waargenomen. Zie onder en Tabel 7.
De bijzonderste dagvlinders waargenomen in het onderzoeksgebied zijn:
Rode Lijst‐soorten:
Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola Kwetsbaar Kleine vos Aglais urticae Bijna in gevaar Citroenvlinder Gonepteryx rhamni Bijna in gevaar
Habitattypische soorten:
Bruin blauwtje Aricia agestis Habitattypisch Eikenpage Favonius quercus Habitattypisch
De waarnemingen van de vlindersoorten uit de categorie ‘Kwetsbaar’ nl. Zwartsprietdikkopje zijn interessant.
Deze soort van nectarrijke schraalgraslanden gaat de laatste decennia achteruit. Verder zijn nog twee soorten opgenomen in de categorie ‘Bijna in gevaar’. Citroenvlinder doet het de laatste jaren terug beter en is nu op tal van locaties een vaste waarde op de vlinderlijst. De Kleine vos blijft echter een echt zorgenkind na zijn enorme crash in de jaren ’90. De oorzaken van zijn achteruitgang zijn nog steeds onvoldoende gekend.
Voor een overzichtskaart van de meer bijzondere waargenomen dagvlinders wordt verwezen naar Bijlage 5.
Tabel 7 Weergave van dagvlinderwaarnemingen binnen Muisbroek
Nederlandse naam
Wetenschappelijke
naam Rode Lijst‐categorie Habitattypisch
Aantal waarnemingen
Aantal indivduen
Zwartsprietdikkopje Thymelicus lineola Kwetsbaar Neen 2 2
Kleine vos Aglais urticae Bijna in gevaar Neen 2 2
Citroenvlinder Gonepteryx rhamni Bijna in gevaar Neen 22 22
Dagpauwoog Aglais io Momenteel niet in gevaar Neen 19 19
Oranjetipje Anthocharis cardamines Momenteel niet in gevaar Neen 8 9
Landkaartje Araschnia levana Momenteel niet in gevaar Neen 23 30
Bruin blauwtje Aricia agestis Momenteel niet in gevaar Ja 14 16
Boomblauwtje Celastrina argiolus Momenteel niet in gevaar Neen 10 12
Hooibeestje Coenonympha pamphilus Momenteel niet in gevaar Neen 7 9
Oranje Luzernevlinder Colias crocea Momenteel niet in gevaar Neen 1 1
Eikenpage Favonius quercus Momenteel niet in gevaar Ja 17 18
Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas Momenteel niet in gevaar Neen 4 6
Bruin zandoogje Maniola jurtina Momenteel niet in gevaar Neen 74 118
Groot dikkopje Ochlodes sylvanus Momenteel niet in gevaar Neen 14 18
Koninginnenpage Papilio machaon Momenteel niet in gevaar Neen 8 8
Bont zandoogje Pararge aegeria Momenteel niet in gevaar Neen 82 129
Groot koolwitje Pieris brassicae Momenteel niet in gevaar Neen 33 44
Klein geaderd witje Pieris napi Momenteel niet in gevaar Neen 75 98
Klein koolwitje Pieris rapae Momenteel niet in gevaar Neen 62 92
Gehakkelde aurelia Polygonia c‐album Momenteel niet in gevaar Neen 36 41
Icarusblauwtje Polyommatus icarus Momenteel niet in gevaar Neen 15 17
Oranje zandoogje Pyronia tithonus Momenteel niet in gevaar Neen 19 34
Atalanta Vanessa atalanta Momenteel niet in gevaar Neen 39 49
Distelvlinder Vanessa cardui Momenteel niet in gevaar Neen 9 10
Koolwitje onbekend Pieris spec. (leeg) Neen 38 55
Totaal 24 3 2 633 859
3.3.1.1 Doelsoort Eikenpage
Binnen het onderzoeksgebied werden tijdens onderzoeksjaar 2019 van de doelsoort Eikenpage in totaal 17 waarnemingen verricht waarbij in totaal 18 exemplaren werden gemeld.
De soort is waargenomen gedurende 2 terreinbezoeken waarbij de hoogste densiteiten werden gezien ter hoogte van de zuidelijke rand van het deelgebied Muisbroek. Hier is de soort aanwezig is quasi alle hoger opgaande Zomereiken.
Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Eikenpage wordt verwezen naar Bijlage 5.
Tabel 8 Waarnemingen van Eikenpage verricht binnen projectgebied in 2019
datum aantal
30/06/2019 2
19/07/2019 16
Figuur 8 Eikenpage op Spork. De soort verblijft veruit het grootste deel van de tijd hoog in de boomkruinen van (Zomer)eiken.
Tijdens sommige jaren kunnen Eikenpages echter in grote getale opduiken op lagere hoogte. Foto: Ilf Jacobs
3.3.1.2 Doelsoort Bruin blauwtje
Binnen het onderzoeksgebied werden doorheen de jaren van de doelsoort Bruin blauwtje in totaal 14 waarnemingen verricht waarbij in totaal 16 exemplaren werden gemeld. Tijdens het onderzoeksjaar 2019 werden in totaal 10 waarnemingen verricht waarbij in totaal 10 exemplaren werden gemeld.
De soort is waargenomen gedurende drie terreinbezoeken waarbij ze verspreid over het Muisbroek werd gezien.
Bruin blauwtje is in hogere densiteiten aanwezig in de Bospolder ten zuiden van het onderzoeksgebied.
Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Bruin blauwtje wordt verwezen naar Bijlage 5.
Tabel 9 Waarnemingen van Bruin blauwtje verricht binnen projectgebied in 2019
Datum aantal 13/05/2019 1 30/05/2019 6 29/07/2019 3
3.3.1.3 Aanbevelingen i.f.v. dagvlindergemeenschap
Als aandachtspunten kunnen volgende aanbevelingen genoteerd worden:
een aangepast bosrandbeheer waarbij daar waar mogelijk mantel‐ en zoomvegetaties gecreëerd of behouden worden, tevens het behouden of maken van open plekken in bossen; zonbeschenen bosranden vormen het hoofdbiotoop van Eikenpage.
Het behouden of aanplanten van streekeigen struiken die kunnen fungeren als waardplant (bv Spork voor Citroenvlinders)
Een voldoende groot nectaraanbod in het najaar kan helpen bij het opbouwen van reserves voor de overwintering.
Het verbinden van het onderzoeksgebied met aanpalende natuurgebieden via ‘groene corridors’ door bijvoorbeeld het aanplanten van houtkanten en hagen. Best wordt gekozen voor streekeigen
plantgoed.
Wilgen vormen een erg belangrijke nectarbron voor tal van soorten en soortgroepen in het vroege voorjaar.
Graslanden in het algemeen en zeker deze waar typische graslandsoorten voorkomen, dienen best gefaseerd gemaaid worden. Zones met waard‐ en/of nectarplanten kunnen tijdelijk gespaard blijven.
Door maai‐ en/of graasbeheer graslanden in stand houden met ijle vegetatie en pioniersvegetaties voor soorten als Kleine vuurvlinder, Bruin blauwtje
behouden van grote brandnetelplekken op zonnige plaatsen is belangrijk als geschikte ei‐afzetplaatsen voor de brandnetelvlinders (Dagpauwoog, Kleine vos, Landkaartje, etc.)
3.3.2 Onderzoeksresultaten Libellen
Bij analyse van alle verrichte libellenwaarnemingen aanwezig in www.waarnemingen.be komen we tot een totaallijst van 31 waargenomen libellensoorten. In totaal werden er 399 waarnemingen verricht van dagvlinders waarbij in totaal 859 exemplaren gemeld werden. Binnen het Muisbroek werden 4 Rode Lijstsoorten en 5 Habitattypische dagvlindersoorten waargenomen. Zie onder en Tabel 10.
De bijzonderste libellen waargenomen in het onderzoeksgebied zijn:
Rode Lijst‐soorten:
Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum Bedreigd Bruine korenbout Libellula fulva Bedreigd
Glassnijder Brachytron pratense Kwetsbaar
Tangpantserjuffer Lestes dryas Kwetsbaar
Habitattypische soorten:
Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum Habitattypisch Bruine korenbout Libellula fulva Habitattypisch Glassnijder Brachytron pratense Habitattypisch Weidebeekjuffer Calopteryx splendens Habitattypisch Gaffelwaterjuffer Coenagrion scitulum Habitattypisch
Voor een overzichtskaart van de meer bijzondere waargenomen libellen wordt verwezen naar Bijlage 6.
Tabel 10 Weergave van libellenwaarnemingen binnen Muisbroek
Nederlandse naam
Wetenschappelijke
Naam Rode Lijst‐categorie Habitattypisch
Aantal waarnemingen
Aantal individuen.
Variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum Bedreigd ja 1 2
Bruine korenbout Libellula fulva Bedreigd ja 26 42
Glassnijder Brachytron pratense Kwetsbaar ja 2 2
Tangpantserjuffer Lestes dryas Kwetsbaar neen 5 10
Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea Momenteel niet in gevaar neen 5 10
Paardenbijter Aeshna mixta Momenteel niet in gevaar neen 5 10
Grote keizerlibel Anax imperator Momenteel niet in gevaar neen 8 9
Weidebeekjuffer Calopteryx splendens Momenteel niet in gevaar ja 1 1
Houtpantserjuffer Chalcolestes viridis Momenteel niet in gevaar neen 19 42
Azuurwaterjuffer Coenagrion puella Momenteel niet in gevaar neen 18 112
Smaragdlibel Cordulia aenea Momenteel niet in gevaar neen 2 3
Vuurlibel Crocothemis erythraea Momenteel niet in gevaar neen 9 10
Watersnuffel Enallagma cyathigerum Momenteel niet in gevaar neen 105 1021
Kanaaljuffer Erythromma lindenii Momenteel niet in gevaar neen 23 157
Grote roodoogjuffer Erythromma najas Momenteel niet in gevaar neen 1 15
Kleine roodoogjuffer Erythromma viridulum Momenteel niet in gevaar neen 1 5
Lantaarntje Ischnura elegans Momenteel niet in gevaar neen 51 111
Tengere grasjuffer Ischnura pumilio Momenteel niet in gevaar neen 1 1
Zwervende pantserjuffer Lestes barbarus Momenteel niet in gevaar neen 7 31
Gewone pantserjuffer Lestes sponsa Momenteel niet in gevaar neen 1 5
Platbuik Libellula depressa Momenteel niet in gevaar neen 2 2
Viervlek Libellula quadrimaculata Momenteel niet in gevaar neen 10 19
Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum Momenteel niet in gevaar neen 37 92
Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula Momenteel niet in gevaar neen 2 3
Bruine winterjuffer Sympecma fusca Momenteel niet in gevaar neen 2 2
Bloedrode heidelibel Sympetrum sanguineum Momenteel niet in gevaar neen 27 152
Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum Momenteel niet in gevaar neen 6 8
Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum Momenteel niet in gevaar neen 1 1
Zuidelijke keizerlibel Anax parthenope Niet geëvalueerd neen 3 4
Zuidelijke glazenmaker Aeshna affinis Onvoldoende data neen 2 5
Gaffelwaterjuffer Coenagrion scitulum Onvoldoende data ja 1 1
Zuidelijke heidelibel Sympetrum meridionale Onvoldoende data neen 7 17
Libel onbekend Anisoptera indet. neen 2 2
Pantserjuffer onbekend Lestes spec. neen 1 1
Oeverlibel onbekend Orthetrum spec. neen 1 1
Heidelibel onbekend Sympetrum spec. neen 2 3
Juffer onbekend Zygoptera indet. neen 2 2
Totaal 31 4 5 399 1914
3.3.2.1 Doelsoort Zwervende pantserjuffer
Binnen het onderzoeksgebied werden doorheen de jaren van de doelsoort Zwervende pantserjuffer in totaal 7 waarnemingen verricht waarbij in totaal 31 exemplaren werden gemeld. Tijdens het onderzoeksjaar 2019 werden in totaal gedurende 2 terreinbezoeken 3 waarnemingen verricht waarbij in totaal 4 exemplaren werden gemeld. De soort is in veel hogere densiteiten aanwezig in de Bospolder net ten zuiden van het onderzoeksgebied.
Voor een overzicht van de waarnemingslocaties van Zwervende pantserjuffer wordt verwezen naar Bijlage 6.
Tabel 11 Waarnemingen van Zwervende pantserjuffer verricht binnen projectgebied in 2019
Datum Aantal
26/07/2019 3
8/08/2019 1
Figuur 9: De Zwervende pantserjuffer was één van de meest waargenomen soorten binnen
het onderzoeksgebied (foto: Saxifraga – Peter Meininger)
3.3.2.2 Aanbevelingen
De Zwervende pantserjuffer is, samen met nog tal van soorten zoals bijvoorbeeld Tangpantserjuffer, een typische soort van periodiek droogvallende en hierdoor visvrije waterpartijen. Het creëren van bijkomende waterpartijen met deze eigenschappen zou kunnen leiden tot grotere populaties van deze soorten.
Binnen het onderzoeksgebied is vooral de grote waterpartij aspectbepalend. De overs van deze waterpartij zijn weinig natuurlijk. Door het creëren van vooroevers, geleidelijke overgangen en goed ontwikkelde oevervegetaties kunnen we waterpartijen interessanter worden voor de libellengemeenschap.
Bodemwoelende vissoorten als karper en brasem hebben een grote invloed op de troebelheid van de waterkolom. Het periodiek droogzetten van waterpartijen heeft een positief effect op de helderheid van de waterkolom en onderwatervegetatie. Indien dit moeilijk is, kan een gerichte afvissing van de bodemwoelende vissoorten (met netten of via elektrisch vissen) een waardevolle beheermaatregel zijn.