• No results found

Ecologische monitoring Groenplan Stad Antwerpen - Hof ter Beke in Wilrijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ecologische monitoring Groenplan Stad Antwerpen - Hof ter Beke in Wilrijk"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

   

Natuurpunt Studie contact: studie@natuurpunt.be

Coxiestraat 11 • 2800 Mechelen studie@natuurpunt.be • www.natuurpunt.be  

Raamovereenkomst voor ecologische

monitoring

Kerngebieden groenplan Stad Antwerpen

         

Deelopdracht Hof ter Beke te Wilrijk

       

(2)

   

OPDRACHTGEVER Stad Antwerpen

Stadsontwikkeling – Energie en Milieu Antwerpen Francis Wellesplein 1

2018 Antwerpen LEIDEND AMBTENAAR Karina Rooman

TERREINWERK Wim Mertens & Marnix Lefranc (Plantenwerking Hoboken), Dirk Hautekiet (Vleermuizenwerkgroep), Robin Vermylen (ongewervelden & vogels)

TEKST Roosmarijn Steeman, Dirk Hautekiet, Wout Willems, Ilf Jacobs, Robin Vermylen

REVISIE Kris Boers, Gerald Driessens, Roosmarijn Steeman EINDREDACTIE Jorg Lambrechts

Wijze van citeren:

Steeman, R., Hautekiet, D., Willems, W., Jacobs, I., Vermylen, R.& Lambrechts J. 2019.

Raamovereenkomst voor ecologische monitoring. Kerngebieden Groenplan Stad Antwerpen.

Deelopdracht Hof ter Beke te Wilrijk. Rapport Natuurpunt Studie 2019/18, Mechelen.

© December 2019

Met dank aan de vrijwilligers en collega’s van Natuurpunt voor hun bijdrage.

(3)

Inhoudsopgave

   

1  Inleiding ... 6 

2  Methodiek inventarisatie ... 8 

2.1  Planten ... 8 

2.2  Vleermuizen ... 8 

2.3  Ongewervelden ... 9 

2.4  Vogels ... 9 

3  Resultaten ... 10 

3.1  Planten ... 10 

3.1.1  Algemene bevindingen ... 10 

3.1.2  Verspreidingskaarten van indicatorsoorten en beknopte bespreking ... 10 

3.1.2.1  Bosanemoon ... 10 

3.1.2.2  Gewone salomonszegel ... 10 

3.1.2.3  Daslook ... 10 

3.1.2.4  Dalkruid ... 11 

3.1.2.5  Pinksterbloem ... 11 

3.1.3  Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking ... 12 

3.1.3.1  Pontische rododendron ... 12 

3.1.3.2  Schijnaardbei ... 12 

3.1.3.3  Laurierkers ... 12 

3.1.3.4  Amerikaanse vogelkers ... 13 

3.1.3.5  Gewone robinia ... 13 

3.1.3.6  Bezemkruiskruid ... 13 

3.1.4  Gebiedsgerichte maatregelen en advies ... 14 

3.1.4.1  Knelpunt beheer ... 14 

3.1.4.2  Beheeradvies ... 14 

3.1.5  Verwerking van alle plantengegevens uit waarnemingen.be ... 15 

3.2  Vleermuizen ... 16 

3.2.1  Manuele detectorwaarnemingen ... 16 

3.2.2  Bijkomende data van Hof ter Beke uit www.waarnemingen.be ... 17 

3.2.3  Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten ... 17 

3.2.3.1  Gewone dwergvleermuis ... 17 

3.2.3.2  Ruige dwergvleermuis ... 17 

3.2.3.3  Kleine dwergvleermuis ... 17 

3.2.3.4  Dwergvleermuis onbekend ... 18 

3.2.3.5  Watervleermuis ... 18 

3.2.3.6  Myotis species ... 18 

3.2.3.7  Vleermuis onbekend ... 18 

(4)

3.2.4  Conclusies en aanbevelingen ... 18 

3.2.4.1  Conclusies ... 18 

3.2.4.2  Aanbevelingen ... 18 

3.3  Ongewervelden ... 20 

3.3.1  Onderzoeksresultaten Dagvlinders ... 21 

3.3.1.1  Algemene analyse ... 21 

3.3.1.2  Beleidsrelevante soorten ... 21 

3.3.1.3  Aanbevelingen ifv dagvlindergemeenschap ... 23 

3.3.2  Onderzoeksresultaten Libellen ... 24 

3.3.2.1  Algemene analyse ... 24 

3.3.2.2  Beleidsrelevante soorten ... 24 

3.3.2.3  Aanbevelingen ... 24 

3.4  Vogels ... 25 

3.4.1  Het veldonderzoek ... 25 

3.4.2  Dichtheden en verspreiding broedvogels ... 26 

3.4.3  Broedvogels ... 27 

3.4.4  Waargenomen vogelsoorten ... 28 

3.4.5  Natuurwaarden van het park ... 28 

3.4.6  Aanbevelingen voor beheer voor broedvogels ... 28 

4  Samenvatting ... 30 

4.1  Planten ... 30 

4.2  Vleermuizen ... 30 

4.3  Ongewervelden ... 30 

4.4  Vogels ... 30 

4.5  Beheeradvies ... 31 

5  Referenties ... 33 

6  Bijlagen ... 34 

Bijlage 1: Overzicht van de waargenomen plantensoorten met herkomst, aanduiding van exoten, invasieve  planten en aanplanten. ... 34 

Bijlage 2: Overzichtskaart van de waarnemingen van Bosanemoon (kaart 1), Gewone salomonszegel (Kaart  2), Dalkruid, Daslook en Pinksterbloem (kaart 3) in Hof ter Beke in 2019 ... 38 

Bijlage 3 Overzicht van de waarnemingen van invasieve exoten in Hof ter Beke in 2019 ... 41 

Bijlage 4 Overzichtskaart van de dagvlinders (doel‐ en beleidsrelevante soorten) die werden waargenomen in  Hof ter Beke (2009 – 2019) ... 44 

Bijlage 5 Overzichtskaart van de algemene dagvlindersoorten die werden waargenomen in Hof ter Beke  (2009‐2019) ... 45 

Bijlage 6 Overzichtskaart met de waarnemingslocatie van Bruine Korenbout in Hof ter Beke ... 46 

Bijlage 7 Overzichtskaart met de waarnemingenlocaties van algemene libellen waargenomen in Hof ter Beke  (2015‐2019) ... 47 

Bijlage 8   Overzichtstabel van waargenomen vogelsoorten in Hof ter Beke ... 48 

Bijlage 9 Alle territoriumstippen van de waargenomen vogels in Hof ter Beke ... 49 

(5)

Bijlage 10 Individuele territorumkaarten waargenomen broedvogels in Hof ter Beke ... 49 

(6)

1 Inleiding

De Stad Antwerpen wil de indicator‐ en doelsoorten opvolgen van alle gebieden in kader van het groenplan, om  de evolutie in deze gebieden op te volgen en een gepast beheer toe te passen.  

 

Dit  rapport  geeft  de  resultaten  van  de  uitgevoerde  monitoring  van  planten,  vogels,  libellen,  dagvlinders  en  vleermuizen in Hof ter Beke te Wilrijk. Een aantal doelsoorten werd in kaart gebracht en er werden schattingen  van de aantallen gemaakt. Daarnaast wordt van deze groepen de hele soortenlijst gegeven. Op basis van deze  gegevens worden gebiedsgerichte maatregelen en beheeradvies gegeven.  

 

Het Hof ter Beke bevindt zich in Wilrijk aan de rand van de A12 (Boomsesteenweg) en de industriezone. 

Middenin het park ligt het kasteel Hof ter Beke. De ligging vlakbij de Grote Struisbeek verklaart de naam van het  domein.  Sinds  1979  is  het  gemeente‐eigendom.  Het  gebouw  is  sedert  15  december  1982  beschermd  als  monument en het wandelpark als dorpsgezicht. 

  . 

   

Figuur 1 Kaart uit het bestek met het te inventariseren gebied met de genummerde percelen, exclusief VII, IX en X. De vijver moest niet geïnventariseerd worden, wel de oeverrand.

   

(7)

 

Figuur 2 Indeling van het gebied op het terrein gemaakt op basis van de inventarisaties

               

   

(8)

2 Methodiek inventarisatie

 

2.1 Planten 

Hof ter Beke werd vlakdekkend onderzocht voor de flora in de periode van 22 april tot 2 september 2019. Deze  methode  was  noodzakelijk  omdat  niet  precies  te  voorspellen  is  waar  doelsoorten  en  invasieve  exoten  zullen  opduiken en er gevraagd werd om alle populaties in kaart te brengen.  

 

Eind april werd de voorjaarsflora in kaart gebracht met als doelsoorten: Bosanemoon, Pinksterbloem, Gewone  salomonszegel, Daslook en Dalkruid. 

 

Elke  vindplaats  van  elke  doelsoort  werd  met  GPS  exact  ingevoerd.  Daarbij  werden  de  aantallen  of  de  oppervlaktes ingeschat die door de doelsoorten werden ingenomen in m².  

 

Alle overige plantensoorten die we in het gebied aantroffen, werden aangeduid op de streeplijst. Voor zeldzame  soorten en voor invasieve exoten werd de exacte locatie via GPS ingevoerd.  

   

2.2 Vleermuizen 

Het doel van het onderzoek is monitoring van de zomerpresentie van alle voorkomende soorten in Hof ter Beke  te  Wilrijk.  Dit  bestaat  uit  het  nagaan  van  de  aanwezigheid  van  deze  soorten,  waarbij  de  voornaamste  activiteitszones in kaart worden gebracht. We maken daarbij ook een inschatting van de aanwezige aantallen en  eventuele kolonies. 

Voor  dit  gebied  werd  besloten  dat  actief  zoeken  met  manuele  batdetector  hiervoor  de  meest  aangewezen  methode is. Automatische batdetectoren zouden hier in principe iets meer aangewezen zijn (wegens beperkte  grootte gebied), of een combinatie van beide omdat de twee werkwijzen complementair werken.  

 

Het plaatsen van automatische detectoren heeft het voordeel dat deze detectoren voor een langere periode  (één of meer volledige nachten) kunnen geplaatst worden. Dit geeft dan de activiteit over een gehele nacht weer,  en dus meer kans om alle aanwezige soorten in kaart te brengen. Bovendien zijn automatische detectoren een  uitermate gestandaardiseerde manier van werken (en dus ook geschikt voor monitoring op lange termijn) terwijl  het manueel rondlopen met batdetectoren meer onderhevig is aan de waarnemer.  

Een  automatische  detector  heeft  echter  ook  nadelen.  Er  kan  slechts  een  beperkt  aantal  punten  bemonsterd  worden  met  dergelijke  detectoren  –  waardoor  het  moeilijk  is  om  een  ruimer  gebied  (met  veel  verschillende  biotopen)  integraal  te  bemonsteren.  Op  de  meest  aangewezen  locatie  voor  Watervleermuis  –  zijnde  de  kasteelgracht – kan een automatische detector bovendien massaal veel opnames genereren van grotendeels  dezelfde  dieren.  Voor  Dwergvleermuizen  zijn  duistere,  beboste  oevers  van  waterpartijen  immers  favoriete  foerageerplaatsen.  Een  groot  nadeel  is  ook  dat  men  dure  apparatuur  voor  lange  tijd  onbewaakt  moet  achterlaten,  met  alle  risico’s  op  diefstal  of  beschadiging  van  dien.  Om  deze  reden  werd  voor  dit  onderzoek  uiteindelijk niet geopteerd voor automatische maar manuele detectoren. 

 

Een route lopen met een manuele detector mist de specifieke voordelen van een automatische detector, maar  biedt wel andere voordelen: 

‐ Het  gebied  kan  in  zijn  geheel  onderzocht  worden  (tegenover  een  ‘punt’  bij  plaatsing  van  automatische  detector) 

‐ Voor  Watervleermuis  zijn  visuele  observaties  mogelijk  (schijnen  met  zaklantaarn  over  wateroppervlak),  waardoor ook de aantallen foeragerende dieren exact bepaald kunnen worden 

‐ Er  wordt  minder  tijd  verloren  aan  vleermuisarme  zones.  Een  automatische  detector  op  de  ‘foute  plaats’ 

levert dan veel plaatsingstijd op, voor bitter weinig resultaat. 

 

Er werden 6 avonden manuele inventarisaties met batdetector uitgevoerd van 1 à 2 uur per bezoek (Tabel 1). 

Het  type  detectoren  dat  hiervoor  gebruikt  werd  zijn  D240x  (Pettersson)  en  SSF  Bat3  (Volkmann).  Van  de  waargenomen vleermuizen werden de soort en eventuele gedragsaanduidingen genoteerd. De detector werd  standaard ingesteld op het heterodyne kanaal op 38 kHz, met om de paar seconden een switch naar hogere (tot  55kHz) en lagere (tot 18 kHz) frequenties. Bij waarneming van vleermuizenactiviteit werd over een brede range  van  frequenties  gescand  om  de  piekfrequentie  te  achterhalen.  De  SSF  Bat3  laat  toe  om  tegelijkertijd  alle 

(9)

frequenties  te  bekijken.  Van  dieren  waarvan  de  soort  niet  ter  plekke  kon  bepaald  worden,  werden  geluidsopnames gemaakt die nadien met aangepaste software (Batsound 4; Pettersson) geanalyseerd werden. 

 

Tabel 1 overzicht manuele detectorinventarisaties.

Datum  Start  Eind  Transect ID  Zon  onder  Temp start (°C)  Weer 

19/04/2019  21:41  22:37  30271  20:44  24  Open 

16/05/2019  21:33  23:00  35046  21:27  19  Open 

01/07/2019  22:06  23:32  36457  22:01  22  Open 

15/08/2019  20:56  22:30  38324  21:04  20  Licht bewolkt 

10/09/2019  20:16  22:16  39792  20:08  20  Open 

22/10/2019  19:52  20:52  40427  18:35  16  Licht bewolkt 

 

Door  de  spreiding  van  de  onderzoeksperiode  over  het  zomerhalfjaar,  kon  zowel  voorjaars‐  en  najaarstrek  geregistreerd worden, als tussenin soorten met kraamkolonies in de buurt. De gelopen routes verliepen over het  ganse gebied. 

   

2.3 Ongewervelden 

Het  onderzoek  naar  libellen  en  dagvlinders  werd  uitgevoerd  volgens  de  methode  van  de  vlinderroutes  (transecttelling):  het  gericht  zoeken  naar  de  soorten  door  het  lopen  van  routes  waarbij  alle  waargenomen  vlinders werden ingevoerd in www.waarnemingen.be al dan niet via smartphone op het terrein. 

Tijdens  het  lopen  van  routes  voor  de  dagvlinders  en  libellen  werd  specifiek  aandacht  besteed  aan  de  geprefereerde biotopen van de op het terrein te verwachten Rode Lijst‐ en/of Habitattypische soorten. 

   

2.4 Vogels 

De territoriumkartering werd uitsluitend uitgevoerd binnen de vooraf besproken grenzen van het gebied Hof ter  Beke zoals afgebakend in waarnemingen.be en avimap.be. 

Bij  de  uitvoering  van  de  broedvogelkartering  respecteren  we  de  handleiding  van  SOVON  voor  intensieve  territoriumkartering. Het aantal territoria van vogelsoorten wordt immers bepaald op basis van gangbare criteria  zoals aantal geldige waarnemingen binnen specifieke datumgrenzen, uitsluitende waarnemingen, fusie‐afstand,  dat alles zoals voorgesteld in de standaardvoorschriften van territoriumkartering door SOVON Vogelonderzoek  Nederland. De richtlijnen en handleidingen hiervoor zijn beschikbaar op de homepage van www.avimap.be. 

De interpretatie ven territoriaal gedrag en de invoer van de veldgegevens over de verschillende rondes blijft een  taak voor de ervaren veldwaarnemer. De clustering van die gegevens naar een territorium zelf, wordt uitgevoerd  door de autoclusteringsmodule die werd ingebouwd in www.avimap.be. SOVON ontwikkelde deze methode en  de Belgische versie werd afgestemd en aangepast in opdracht van en samen met Natuurpunt Studie, INBO & 

Natagora. Zij beheren nu samen de huidige versie van deze autoclusteringsmodule in België.  

De online invoermodule wordt ondersteund door mobiele apps. Voor deze broedvogelkartering werd gebruik  gemaakt van de BMP app in ObsMapp (Android). De inventarisatieregels blijven dezelfde, maar de interpretatie  van de waargenomen soorten én de invoer gebeurt uitsluitend in het veld. 

Na het uitvoeren van elke veldronde volgt eerst nog een screening van de ingevoerde data door de waarnemer. 

Pas nadat alle rondes zijn voltooid, wordt de autoclustering uitgevoerd. Deze autoclustering garandeert dat alle  ingevoerde data op een gestandaardiseerde en vooral éénduidige manier worden verwerkt tot geldige territoria,  op basis van de criteria van Van Dijk (2011). Elk risico van een subjectieve interpretatie die kan ontstaan wanneer  verschillende personen de data manueel moeten interpreteren, wordt hiermee tot een minimum beperkt. 

De autoclusteringsmodule is in België en Nederland uitgegroeid tot dé standaard bij elke broedvogelkartering  die  in  opdracht  van  overheden  door  studiebureaus  of  NGO’s  worden  uitgevoerd.  Niet  alleen  kan  dankzij  het  gebruik van deze autoclusteringsmodule een zeer hoge graad van standaardisatie worden gegarandeerd, ze biedt  ook  de  garantie  dat  de  data  zeer  snel  kan  worden  verwerkt  of  herwerkt  indien  er  een  verschuiving  in  de  interpretatiecriteria plaatsvindt. 

(10)

3 Resultaten

 

3.1 Planten 

3.1.1 Algemene bevindingen

In 2019 werden er in Hof ter Beke 190 plantensoorten genoteerd. Er werden geen Rode‐Lijstsoorten gezien. 29  soorten zijn aangeplant of verwilderd uit aanplant.  

In totaal werden 24 uitheemse soorten genoteerd, 11 daarvan zijn aangeplant. Zes uitheemse soorten staan op  de lijst van invasieve exoten: Laurierkers, Robinia, Schijnaardbei, Pontische rododendron, Bezemkruiskruid en  Amerikaanse vogelkers.  

De soortenlijst van alle waargenomen planten vindt men in Bijlage 1.  

De geschatte aantallen van de doelsoorten en zeldzame soorten worden weergegeven in Tabel 2.  

 

Tabel 2 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de doelsoorten in Hof ter Beke

Soort  Aantal locaties  Aantal exemplaren  Oppervlakte in m² 

Bosanemoon  11    131 

Gewone salomonszegel  23    73 

Pinksterbloem  1  42    

Daslook  1    133 

Dalkruid  1    8 

 

3.1.2 Verspreidingskaarten van indicatorsoorten en beknopte bespreking

Er  werd  een  verspreidingskaart  opgemaakt  met  de  groeiplaatsen  van  Bosanemoon,  Gewone  salomonszegel,  Dalkruid, Daslook en Pinksterbloem . Deze verspreidingskaarten zijn te vinden in Bijlage 2.  

Hieronder worden de waargenomen doelsoorten kort besproken.  

 

3.1.2.1 Bosanemoon

Bosanemoon  is  een  oud‐bosplant  die  ook  in  de  bosrand  staat.  Bosanemoon  groeit  vooral  op  luchtige,  matig  voedselrijke bodems met een goede strooiselvertering onder niet te schaduwrijke bomen. Bosanemoon heeft  een voorkeur voor oud bos, nieuwe aanplanten palend aan oud bos worden onder gunstige bodemcondities vrij  snel gekoloniseerd. In bossen met een open structuur of in middelhout‐ en hakhoutbossen met een regelmatige  rotatie, kan de plant zeer hoge dichtheden halen.  

Bosanemoon heeft geen specifiek beheer nodig. De soort is gevoelig voor bodemverstoring en kan overwoekerd  worden  door  andere  planten  (Klimop,  bramen,  Sneeuwbes).  Bosanemoon  is  reeds  lang  als  talrijk  aanwezige  voorjaarsbloeier in het gebied gekend. 

 

3.1.2.2 Gewone salomonszegel

Gewone  salomonszegel  is  een  plant  van  schaduw  en  halfschaduw  die  in  het  voorjaar  groeit  en  bloeit  in  loofbossen  en  houtkanten.  De  soort  mijdt  zure  bodems  met  een  slechte  strooiselvertering.  Het  is  een  overblijvende soort (met winterknoppen onder de grond) die zich verspreidt via bessen die worden opgegeten  door dieren of meegenomen door de wind. De Gewone salomonszegel is een kensoort voor de klasse van de  eiken‐ en beukenbossen op voedselrijke grond. Gewone salomonszegel is al lang als een wijd verbreide soort uit  het gebied gekend.  

 

3.1.2.3 Daslook

Daslook is een soort van schaduwrijkere loofbossen (vooral hellingbossen) in de Leemstreek. De soort groeit er  op voedselrijke, vochtige tot natte, lemige tot kleiige gronden met goed verterend strooisel. Vaak vindt men de  soort in grote populaties aan de voet van hellingen. De plant verdraagt uitdroging slecht, maar ze houdt evenmin  van overstromingen. Kaalslagen en open situaties van beperkte duur worden nog net verdragen zonder dat de  populatiedichtheid blijvende schade oploopt. Buiten het bos komt de plant slechts zelden voor, het meest nog  in bredere houtkanten. Ze is matig gebonden aan oud bos. Het is eerder een slechte kolonisator van nieuw bos, 

(11)

tenzij het bij oud bos aansluit. Hier in het park groeit de soort misschien al meer dan 100 jaar als stinsenplant,  waardoor ze zich heeft kunnen uitbreiden tot 133 m².  

 

Figuur 3 Daslook in bloei in Hof ter Beke, de soort neemt daar een oppervlakte van +- 133m² in.  

   

3.1.2.4 Dalkruid

Dalkruid groeit bijna uitsluitend in eerder donker bos op lemig zand, zandleem en leem die bovendien matig zuur  tot  zuur  is.  Op  dergelijke  plaatsen  kan  ze  dichte  aaneengesloten  vegetaties  vormen.  Verder  mijdt  Dalkruid  extremen: op te voedselrijke standplaatsen wordt Dalkruid weggeconcurreerd, in te voedselarme condities gedijt  de plant niet. Vaak groeit de soort in plateau‐ en hellingbossen. In de Kempen is de soort gebonden aan valleien  en vindt men ze op de oeverwallen van beken. Dalkruid komt slechts uiterst zelden buiten het bos voor. Hoewel  het een besdragende plant is, die door dieren kan worden verbreid, treft men de soort vooral aan in oud bos. In  oude  kasteelparken  op  zuurdere  bodems  groeit  de  soort  als  Stinsenplant,  ooit  werd  ze  aangeplant  voor  medicinaal gebruik. In het Hof ter Beke komt de soort op één plaats beperkt voor, maar wellicht groeit de soort  hier al meer dan 100 jaar. Net zoals de andere oud‐bosplanten vormen woekerende forsere soorten als bramen,  Klimop en Sneeuwbes een bedreiging voor deze plant.  

 

3.1.2.5 Pinksterbloem

Pinksterbloem groeit in natte tot vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke graslanden op natte, voedselrijke  bodems.  De  soort  komt  op  alle  bodemtypes  voor,  maar  is  niet  bestand  tegen  brak  water.  Periodieke  overstroming  wordt  goed  verdragen.  De  soort  gedijt  in  grasland  onder  maai‐  of  graasbeheer.  Bij  intensief  maaibeheer (gazonbeheer) kan  de  soort  aanwezig  blijven  en  zich  vegetatief  uitbreiden.  Pinksterbloem  is  een  belangrijke waardplant voor de vlinder Oranjetipje. Op 22 april werden 42 bloeiende Pinksterbloemen geteld. 

Het is de eerste keer dat er een telling van deze plant gebeurde in dit gebied, dus we weten niet of de populatie  toe‐ of afneemt.  

   

(12)

3.1.3 Verspreiding van invasieve exoten + beknopte bespreking

De kaart met de groeiplaatsen van de invasieve exoten in het gebied bevindt zich in Bijlage 3.  

De geschatte aantallen of oppervlaktes en het aantal vindplaatsen worden weergegeven in Tabel 3.  

Hieronder worden deze soorten kort besproken: in welke mate ze invasief zijn, of het nodig is om ze in het gebied  te bestrijden en op welke manier ze kunnen bestreden worden.  

   

Tabel 3 Geschatte aantallen, oppervlaktes en aantal groeiplaatsen van de invasieve exoten in Hof ter Beke

 

Soort  Aantal locaties  Aantal exemplaren  Oppervlakte in m² 

Pontische rhododendron  9    433 

Schijnaardbei  1  16   

Laurierkers  1  1    

Amerikaanse vogelkers  16  168   

Bezemkruiskruid  4  22   

Robinia  10  37   

 

3.1.3.1 Pontische rododendron

Pontische rododendron werd in het verleden zeer vaak aangeplant in kasteelparken omwille van zijn sierwaarde. 

De  soort  heeft  een  voorkeur  voor  zure  humusrijke  bodems.  De  soort  kan  zeer  goed  tegen  schaduw  of  een  gesloten bladerdek en is dus vaak te vinden in dreven en bosranden. Verspreiding gebeurt hoofdzakelijk door  zaden,  elke  bloem  kan  3000  tot  7000  zaadjes  voortbrengen  die  in  open  vlaktes  door  de  wind  tot  100  meter  verspreid kunnen worden. Vegetatieve vermenigvuldiging blijft beperkt. De plant vormt na omhakken opnieuw  scheuten. Als deze plant niet tijdig wordt gesnoeid, kan ze een bedreiging vormen voor de voorjaarsflora in het  bos.  Het  volledig  verwijderen  van  rododendron  is  in  kasteelparken  vaak  geen  optie,  omdat  de  soort  bij  het  historisch karakter van het park hoort.  

 

3.1.3.2 Schijnaardbei

Schijnaardbei is een kleine plant met gele bloemen die uitlopers vormt en zo als bodembedekker dienst doet. De  bladeren gelijken op deze van de wilde aardbei maar de rode vruchten zijn smakeloos. De vruchten worden wel  door  vogels  gegeten  en  op  die  manier  ook  verspreid.  Deze  sierplant  wordt  regelmatig  aangetroffen  in  beschaduwde graslanden, wat zijn gevolgen heeft voor de inheemse vegetatie. Schijnaardbei werd slechts op  één  locatie  waargenomen  in  het  gebied.  Aangezien  de  soort  hier  vrij  beperkt  voorkomt,  is  ze  gemakkelijk  te  verwijderen, wat we aanraden.  

 

3.1.3.3 Laurierkers

Laurierkers  is  een  groenblijvende  struik  of  kleine  boom  tussen  3  en  8  m  hoog  met  een  grote  verspreidingscapaciteit.  De  soort  vermenigvuldigt  zich  m.b.v.  zaad  dat  verspreid  wordt  door  vogels  die  de  vruchten  graag  eten.  Daarnaast  vermenigvuldigt  Laurierkers  zich  ook  vegetatief  door  scheutvorming  en  worteluitlopers. De soort verkiest bossen op licht zure gronden en wordt vaak aangeplant in tuinen en parken.  

Laurierkershagen vormen een dicht en permanent bladerdek waardoor inheemse soorten verdrongen worden,  wat op plaatsen waar mensen geen ‘onkruid’ willen het gewenste effect is, maar in natuurlijke situaties is dit  ongewenst.  De  opwarming  van  de  aarde  begunstigt  de  vestiging  van  Laurierkers.  Een  recente  studie  heeft  aangetoond dat de biomassa van deze plant toeneemt met verhoogde CO2 concentraties.  

Vermijd  deze  soort  aan  te  planten  in  de  buurt  van  bossen,  bosranden,  vooral  in  de  buurt  van  beschermde  gebieden en verwijder de bloemen voor de vruchtzetting om zaadverspreiding te voorkomen of scheer de haag  zodanig dat deze niet tot bloei komt.  

Er  is  slechts  één  plaats  in  het  park  waar  Laurierkers  werd  waargenomen,  de  soort  is  dus  gemakkelijk  te  verwijderen, wat we aanraden.  

 

(13)

3.1.3.4 Amerikaanse vogelkers

Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende struik of boom die, in optimale groeiomstandigheden 30 meter  hoog kan worden. De bovenzijde van het blad is glanzend donkergroen, de onderzijde van het blad is mat met  geelbruine  beharing  langs  de  middennerf.  Amerikaanse  vogelkers  wordt  hoofdzakelijk  via  de  overvloedig  geproduceerde  zaden  verspreid  die  door  dieren  (vogels  en  zoogdieren)  gegeten  worden.  Zaailingen  kunnen  onder het bladerdek hun groei gedurende verschillende decennia stopzetten en overleven tot er terug voldoende  licht  is  om  te  ontwikkelen.  De  vegetatieve  vermenigvuldiging  via  worteluitlopers  (scheuten  die  ontstaan  uit  zijwortels) is zeer efficiënt. Na omhakken is er opnieuw sterke scheutvorming.  

Amerikaanse  vogelkers  is  zeer  invasief  op  arme,  zandige  en  zure  gronden.  Oorspronkelijk  werd  de  soort  aangeplant  als  sierboom  in  tuinen  en parken,  maar  ook door bosbouwers  om  weinig  productieve bodems  te  verbeteren.  

Amerikaanse vogelkers is wijd verspreid in West‐Europa. De soort vormt dichtbegroeide, sterk concurrerende  bestanden en beïnvloedt de ontwikkeling van de bodem waardoor de soortenrijkdom vermindert. De hele plant  bevat  cyaanzuur  dat  giftig  is  voor  vee.  Beheren  van  de  soort  is  moeilijk.  Amerikaanse  vogelkers  werd  op  16  plaatsen verspreid over het gebied waargenomen. De oppervlakte waar deze soort een probleem vormt in het  domein is voorlopig beperkt. Dit betekent dat de bestrijding haalbaar is, hoewel het volledig verwijderen van  Amerikaanse vogelkers hoe dan ook tijd en geld kost. Het belangrijkste knelpunt bij het beheer van Amerikaanse  vogelkers  vormt  de  constante  hergroei  vanuit  de  zaadbank  en  de  gemakkelijke  herintroductie  via  zaadverspreidende  vogels.  De  bomen  dragen  zaad  vanaf  tien  jaar  oud.  Een  jaarlijkse  verwijderingsactie  van  zaailingen en het voorkomen dat planten in bloei komen, behoren dan ook vaak tot het reguliere beheer. 

 

3.1.3.5 Gewone robinia

Gewone  robinia  is  een  bladverliezende  boom  die  10  tot  25m  hoog  wordt.  De  soort  heeft  een  grote  verspreidingscapaciteit. Ze produceert een groot aantal zaden die verspreid worden via de wind (overleven ten  minste 10 jaar in de bodem) en vermenigvuldigt zich vegetatief via worteluitlopers en hergroei van de scheuten. 

Bovendien heeft de boom een hoge groeisnelheid (tot 2m in één jaar). Het verspreidingspotentieel in België is  matig. Immers, ondanks de grote zaadproductie, blijft het kiemingspercentage laag.  

Gewone robinia is een pionierssoort die voorkeur geeft aan volle zon en goed gedraineerde bodems. Ze wordt  vaak aangetroffen in verstoorde gebieden zoals braakliggende gronden, bermen en spoorwegen.  

Deze soort wordt in West‐Europa als zeer invasief gezien, omdat ze waardevolle natuurgebieden zoals kalkrijke  graslanden of graslanden op zandige bodems koloniseert. Eenmaal gevestigd vormt de plant via worteluitlopers  en  scheutvorming  op  de  stronken,  dichte  klonen  en  overschaduwde  eilandjes  waaruit  de  inheemse  planten  weggeconcurreerd  worden.  De  grote,  geurende  bloesems  blijken  te  concurreren  voor  bestuivers  met  de  inheemse  planten.  Gewone  robinia  verandert  de  bodemeigenschappen  en  begunstigt  de  ontwikkeling  van  stikstofminnende vegetatie waardoor de botanische samenstelling wijzigt. Bovendien is de soort moeilijk weg te  krijgen.  

Robinia is met 37 exemplaren goed vertegenwoordigd in het gebied. Men moet goed nadenken of het gewenst  is  om  in  dit  gebied  actie  te  ondernemen  tegen  deze  soort.  Eens  je  de  soort  omhakt,  zal  de  plant  zeer  sterk  reageren door de vorming van worteluitlopers die kunnen uitgroeien tot een dichter bestand. Indien je start met  het  ondernemen  van  actie  ben  je  begonnen  aan  een  jarenlange  strijd  om  de  soort  volledig  weg  te proberen  krijgen.  

 

3.1.3.6 Bezemkruiskruid

Bezemkruiskruid is een soort van pioniersmilieus op vochtige tot droge, matig voedselrijke bodems. De plant  staat in een grote verscheidenheid aan biotopen en geeft de voorkeur aan verstedelijkte en verstoorde plaatsen  zoals  spoorwegterreinen,  opgespoten  gebieden,  oude  muren,  omgewoelde  wegbermen  en  braakliggende  percelen. De soort is in Hof ter Beke slechts beperkt aanwezig en vormt hier geen probleem.  

 

   

(14)

3.1.4 Gebiedsgerichte maatregelen en advies  

3.1.4.1 Knelpunt beheer

Er zijn zes invasieve exoten aanwezig in het gebied, maar het lijkt er voorlopig nog niet op alsof ze alles gaan  overnemen. Ook Sneeuwbes is beperkt. Toch is het beter nu actie te ondernemen, eer het veel meer werk vergt.  

Op Figuur 4 wordt de zone die volledig dicht gegroeid is met bramen aangegeven met letter C. 

De zone B is ontoegankelijk geworden door de bramen tussen het riet, maar geeft op die manier de nodige rust  aan broedende vogels.  

Klimop en Schijnaardbei bedekken in een deel van het gebied de bodem en vormen een potentieel probleem  voor de voorjaarsbloeiers.  

Zone A is momenteel een werfzone (enorme zandberg) door rioleringswerken in de omgeving. 

De P (parking) is recent aangelegd en dient voor het restaurant dat geopend werd in het gerestaureerd kasteel. 

De grasstrook langs één kant van de vijver wordt kort gehouden, gemaaid en/of begraasd door eenden en/of  ganzen. 

De graszone, links van de letter C, is verruigd (Kropaar, witbol, netels).  

De zone van de Pinksterbloemen (zie kaart Bijlage 2) wordt belopen, maar er is geen intensieve recreatie. 

  

Figuur 4 Kaart van de routes die gelopen werden voor inventarisatie van de vegetatie (rode lijnen) en de beheereenheden die  

aangegeven worden met hoofdletters.

 

3.1.4.2 Beheeradvies

 Opslag van Amerikaanse Vogelkers en van Robinia verwijderen om te voorkomen dat ze wel een plaag  zouden worden. 

 De ouderbomen van de Amerikaanse Vogelkers worden ook best verwijderd. Indien de ouderbomen  van Robinia ook verwijderd worden, dan moet er veel tijd worden voorzien voor nazorg.   

 Het verruigd graslandje (Zone 7, figuur 2) kan worden verarmd door aangepast beheer: vroeger maaien  (mei) en maaisel goed afvoeren.  

 Als de grote zandberg weg is, kan die zone op een  gunstige manier worden ingericht. Een bos met  inlandse bomen en struiken kan een goede buffer vormen tussen het park en de aanpalende parking en 

(15)

 Het terugzetten van bramen, klimop en sneeuwbes in de buurt van de voorjaarsbloeiers, is gewenst.  

 aanplanten van inheems plantgoed, zowel voor struik‐ als toekomstige boomlaag. 

Inheemse alternatieven voor struiken 

http://www.alterias.be/alterias_search/downloads/ornemental5_nl.pdf 

Inheemse alternatieven voor bloemenborders 

http://www.alterias.be/alterias_search/downloads/ornemental1_nl.pdf   

Inheemse alternatieven voor bomen 

http://www.alterias.be/alterias_search/downloads/ornemental6_nl.pdf   

3.1.5 Verwerking van alle plantengegevens uit waarnemingen.be  

Alle bestaande gegevens uit onze databank Waarnemingen.be werden digitaal mee aangeleverd bij dit rapport  en werden gebruikt om in de mate van het mogelijke trends te bepalen van de aandachtsoorten.  

 

   

(16)

3.2 Vleermuizen 

3.2.1 Manuele detectorwaarnemingen  

De inventarisaties met manuele detector leverden in de inventarisatieperiode (2019) 143 waarnemingen van  vleermuizen op, van minstens vier verschillende soorten. 

 

Tabel 4: projectwaarnemingen vleermuizen (2019)

Datum  Gewone  Dwergvleermuis  Ruige  Dwergvleermuis  Kleine  Dwergvleermuis  Dwergvleermuis  onbekend  Watervleermuis  Myotis spec.  Vleermuis  onbekend 

Totaal 

19/04/2019  14  5      19 

16/05/2019  16  6    1        23 

01/07/2019  22  2    2        26 

15/08/2019  27  1      1  29 

10/09/2019  30  6  2  2  1  1    42 

22/10/2019  4      4 

Eindtotaal  113  20  143 

   

Figuur 5: Vleermuiswaarnemingen met manuele detector, 2019.    

   

(17)

3.2.2 Bijkomende data van Hof ter Beke uit www.waarnemingen.be

Uit de databank van www.waarnemingen.be werden alle vleermuizengegevens van voor de aanvang van het  project nagetrokken. Er bleken geen vleermuizenwaarnemingen beschikbaar van voor de projectperiode. 

 

3.2.3 Voorkomen en terreingebruik van de verschillende soorten

3.2.3.1 Gewone dwergvleermuis

Gewone dwergvleermuis wordt vrij algemeen en verspreid over het gehele gebied aangetroffen (Figuur 5), maar  vooral boven de vijver en de kleine weide ten zuiden van het kasteel. De beide dreven (toegang Terbekehofdreef  en toegang Boomsesteenweg) worden gebruikt als vliegroutes (Figuur 6). Later op de avond foerageert ook een  beperkt aantal vleermuizen rond de verlichtingspalen. 

In  de  beide  bosgedeelten  (ten  noorden  en  ten  zuiden  van  het  kasteel)  is  er  eerder  beperkte  activiteit  ‐  vermoedelijk omdat er geen duidelijke open structuren aanwezig zijn in het bos. 

 

Figuur 6: aanvliegroutes Gewone dwergvleermuis    

3.2.3.2 Ruige dwergvleermuis

De soort is in Vlaanderen vooral bekend als migrerende soort, die meest in het voorjaar (rond maart) en najaar  (rond  september)  wordt  waargenomen.  De  soort  heeft  een  voorkeur  voor  duistere,  beschutte  en  begroeide  oevers  als  foerageerbiotoop  –  waarbij  het  dan  nauwelijks  verbaast  dat  zij  vooral  nabij  de  kasteelvijver  werd  waargenomen (Figuur 5). Een exact aantal is erg moeilijk te bepalen vanwege de sterk overheersende activiteit  van Gewone dwergvleermuizen op dezelfde locaties. 

 

3.2.3.3 Kleine dwergvleermuis

Kleine  dwergvleermuis  is  een  vrij  uitzonderlijke  soort  in  Vlaanderen.  Er  zijn  slechts  een  heel  beperkt  aantal  locaties in België waar de soort is  waargenomen. De soort wordt wel gemakkelijk over het hoofd gezien door de  grote gelijkenis met Gewone dwergvleermuis (zowel op detector als op zicht), en komt daardoor vermoedelijk  wel iets meer voor dan de waarnemingen aantonen. 

Er werden van deze soort op één nacht op twee verschillende locaties nabij de vijver telkens twee individuen  waargenomen. Dat maakt dat verondersteld wordt dat de soort wel rondvliegt in het park (met naar schatting 2 

(18)

 

3.2.3.4 Dwergvleermuis onbekend

Onder ‘Dwergvleermuis onbekend’ worden de waarnemingen van dwergvleermuizen verstaan die niet tot op  soortniveau verder te determineren zijn (overlappende geluidskenmerken). 

3.2.3.5 Watervleermuis

Er werd slechts eenmaal een Watervleermuis waargenomen, foeragerend boven de kasteelvijver.  

 

3.2.3.6 Myotis species

Onder Myotis species worden de dieren gerekend van het genus ‘Myotis’ die niet verder tot soort(groep)niveau  konden gedetermineerd worden. Het betreft hier slechts één waarneming. 

 

3.2.3.7 Vleermuis onbekend

Eén waarneming betrof een niet nader determineerbare vleermuis. Bij niet‐determineerbare vleermuizen gaat  het doorgaans om moeilijk herkenbare opnamen (bv sociale geluiden, zwakke/verre geluidspulsen), of niet in het  veld determineerbare dieren die te kortstondig passeerden om een opname te kunnen maken. 

 

3.2.4 Conclusies en aanbevelingen

3.2.4.1 Conclusies

Vleermuizen foerageren vooral boven de vijver (3 dwergvleermuissoorten !), en ook boven de kleine weide ten  zuiden  van  het  kasteel.  De  beide  dreven  (toegang  Terbekehofdreef  en  toegang  Boomsesteenweg)  worden  gebruikt  als  vliegroutes.  Later  op  de  avond  foerageert  ook  een  beperkt  aantal  vleermuizen  rond  de  verlichtingspalen. 

In  de  beide  bosgedeelten  (ten  noorden  en  ten  zuiden  van  het  kasteel)  is  er  eerder  beperkte  activiteit  ‐  vermoedelijk omdat er geen duidelijke structuren aanwezig zijn in het bos. 

 

Het kasteel en de fontein zijn constant verlicht. Dit vormt blijkbaar geen probleem voor de verschillende soorten  dwergvleermuizen, maar voor Myotis‐soorten,  zoals Watervleermuis, is dit wel problematisch en wellicht (mede)  de verklaring voor de lage aantallen tot zelfs quasi afwezigheid. Er werden geen andere vleermuissoorten, zoals  grootoorvleermuizen, waargenomen. Ondanks de droge zomer 2019 was er altijd voldoende water in de vijver. 

De kwaliteit van het water was heel de zomer goed. 

Tijdens de laatste onderzoeksavond in oktober was er geen foerageergedrag meer boven de vijver (ondanks de  relatief hoge temperatuur). 

 

Er werden geen uitvliegplaatsen gevonden aan het recent gerenoveerde kasteel., de vleermuizen komen van de  omliggende boerderijen en stallen (visuele waarnemingen; Figuur 5). 

Ook  bij  de  tuinmuur  en  de  duiventil  (rond  de  parking,  restauratie  bezig)  werden  geen  uitvliegplaatsen  waargenomen. 

 

3.2.4.2 Aanbevelingen  

Door de verlichting van het kasteel en de fontein, zijn de te verwachten soorten eerder beperkt tot Gewone en  Ruige dwergvleermuis. Het parkgedeelte rond het kasteel is relatief beperkt in oppervlakte, en wordt ook nog  eens omringd door verlichte wegen. 

Door verlichting te beperken, en dan vooral op het watervlak en de oeverpartijen, stijgt de kwaliteit van het  foerageergebied  voor  lichtgevoelige  soorten  als  Watervleermuis  en  alle  andere  vleermuissoorten  van  het  geslacht Myotis aanzienlijk. Het uitstralen van verlichting op vijver en omgeving kan ook grotendeels voorkomen  worden door de aanplant van een groenscherm op gerichte locaties. 

 

Door het blijven bewaken van de waterkwaliteit en het waterpeil van de vijver, wordt het voortbestaan hiervan 

(19)

 

Het  ophangen  van  vleermuizenkasten  kan  een  aanvulling  betekenen  op  het  aanbod  aan  boomholten.  Het  positieve  effect  hiervan  op  lokale  populaties  wordt  eerder  als  beperkt  ingeschat,  vanwege  het  kleine  aantal  waargenomen boomholtenbewonende soorten. Mogelijk is het zinvoller om te bekijken of er mogelijkheden zijn  om aan de tuinmuur met duiventil voorzieningen voor verblijfplaatsen (eerder voor gebouwbewonende soorten  dan) te creëren. 

 

 

 

(20)

3.3 Ongewervelden 

Dagvlinders en libellen zijn goed herkenbare insectengroepen waarvan reeds heel wat bekend is op vlak van hun  ecologie en habitatvereisten. Deze twee soortgroepen van insecten vormen dan ook een goede indicatorgroep  voor de kwaliteit van biotopen.  

 

Dagvlinders  zijn  een populaire  soortgroep waardoor  we een goed  beeld hebben  op hun  actueel  voorkomen. 

Omwille van het feit dat deze soortgroep voor de verschillende levensfasen verschillende eisen stellen aan hun  leefgebied, kunnen ze ons heel wat leren over een bepaald gebied. Het is bovendien een dankbare soortgroep  in die zin dat soorten vaak snel reageren op genomen beheermaatregelen.  

 

Omwille  van  het  feit  dat  libellen  een  belangrijk  deel  van  hun  levenscyclus  afhankelijk  zijn  van  waterpartijen,  vormen ze één van de meest bruikbare soortgroepen om een beeld te krijgen op de kwaliteit van aan water  gelinkte  biotopen.  Heel  wat  libellensoorten  hebben  specifieke  en  uiteenlopende  habitatvereisten.  Zo  zijn  er  soorten die enkel voorkomen in de armste heidevennen, andere soorten prefereren zuurstofrijk stromend water,  van nature eutrofe stilstaande wateren, etc. 

 

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van alle waarnemingen van de geselecteerde focussoorten uit het  onderzoeksgebied.  

Voor  de  Rode‐Lijstsoorten  wordt  de  categorie  weergegeven.  De  benaming  en  definitie  van  de  nieuwe  Rode  Lijstcategorieën voor Vlaanderen is terug te vinden in onderstaande Tabel 5. 

 

Hof ter Beke is een heel klein park dat zeer geïsoleerd ligt en zoveel randinvloeden heeft dat kolonisatie door  vlinders en libellen niet evident is. 

Tabel 5 Benaming en definities van de nieuwe Rode Lijstcategorieën voor Vlaanderen.

ERNSTIG BEDREIGD – CRITICALLY ENDANGERED (CR) vroeger: Met uitsterven bedreigd  

Een soort is Ernstig bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Ernstig  bedreigd, en dat het daarom een bijzonder grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

 

BEDREIGD – ENDANGERED (EN)  

Een soort is Bedreigd wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Bedreigd, en dat het  daarom een heel grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

 

KWETSBAAR – VULNERABLE (VU)  

Een soort is Kwetsbaar wanneer de best beschikbare kennis aangeeft dat het voldoet aan een van de criteria A‐E voor Kwetsbaar, en dat  het daarom een grote kans heeft om uit te sterven in het wild.  

 

BIJNA IN GEVAAR – NEAR THREATENED (NT) vroeger: Achteruitgaand of Zeldzaam  

Een soort is Bijna in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar momenteel niet voldoet aan de criteria voor Ernstig  bedreigd, Bedreigd of Kwetsbaar, maar er wel bijna aan voldoet of er vermoedelijk aan zal voldoen in de nabije toekomst. In Nederland  heet deze categorie Gevoelig.  

 

MOMENTEEL NIET IN GEVAAR – LEAST CONCERN (LC) vroeger: Momenteel niet bedreigd  

Een soort is Momenteel niet in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A‐E, maar niet voldoet aan de criteria voor Ernstig  bedreigd, Bedreigd, Kwetsbaar of Bijna in Gevaar. In Nederland heet deze categorie Thans niet bedreigd.  

 

ONVOLDOENDE DATA – DATA DEFICIENT (DD) vroeger: Onvoldoende gekend  

Een soort valt onder Onvoldoende data wanneer er onvoldoende informatie beschikbaar is om op basis van verspreidings‐ of 

populatiegegevens een rechtstreekse of onrechtstreekse inschatting te maken van de kans op uitsterven. Een soort in deze categorie kan  goed bestudeerd zijn en de biologie kan goed gekend zijn, maar bruikbare gegevens over aantallen en verspreiding ontbreken. 

Onvoldoende data is daarom geen Rode Lijstcategorie sensu stricto. Het onderbrengen van soorten in deze categorie geeft aan dat meer  informatie nodig is en dat nog te voeren onderzoek zou kunnen uitwijzen dat de soort in een Rode Lijstcategorie thuishoort. Het is  belangrijk om gebruik te maken van alle mogelijke data en om de juiste keuze te maken tussen Onvoldoende data en een Rode  Lijstcategorie. Als er vermoed wordt dat het verspreidingsgebied van een soort klein is of dat er een vrij lange periode verstreken is sinds  de laatste waarneming, is een indeling in een Rode Lijstcategorie vermoedelijk gerechtvaardigd. In Nederland heet deze categorie  Onvoldoende gegevens.  

 

NIET VAN TOEPASSING – NOT APPLICABLE (NA)  

Voorbeelden van soorten waarvoor de categorie Niet van toepassing geldt, zijn uitheemse soorten of zwervers (bv. geen regelmatige  bezoekers of dwaalgasten).  

 

NIET GEËVALUEERD – NOT EVALUATED (NE)  

Een soort is Niet geëvalueerd wanneer het nog niet getoetst werd aan de Rode Lijstcriteria. 

 

(21)

3.3.1 Onderzoeksresultaten Dagvlinders

3.3.1.1 Algemene analyse

Bij analyse van alle dagvlinderwaarnemingen uit waarnemingen.be (2009‐2019) komen we tot een totaallijst van  12 waargenomen dagvlindersoorten. In totaal werden er 54 waarnemingen verricht van dagvlinders waarbij in  totaal 61 exemplaren gemeld werden. Binnen Hof ter Beke werden 2 Rode Lijstsoorten en 1 Habitattypische  dagvlindersoort waargenomen (. 

  Tabel ). 

 

De  meest  bijzondere  dagvlinders  waargenomen  in  het  onderzoeksgebied  zijn  Kleine  vos  (Bijna  in  gevaar),  Citroenvlinder (Bijna in gevaar) en Eikenpage (Habitattypisch).  

 

Twee dagvlindersoorten zijn opgenomen in de categorie ‘Bijna in gevaar’. Citroenvlinder doet het de laatste jaren  terug beter en is nu op tal van locaties een vaste waarde op de vlinderlijst. De Kleine vos blijft een echt zorgenkind  na zijn enorme crash in de jaren ’90. De oorzaken van zijn achteruitgang zijn nog steeds onvoldoende gekend. In  Bijlage 4 worden de waarnemingen van de meer bijzondere dagvlinders weergegeven op kaart. 

Tabel 6: Overzicht van de dagvlinderwaarnemingen binnen Hof ter Beke (2009-2019)

Nederlandstalige naam  Wetenschappelijke naam  Rode Lijst categorie  Habitattypisch  # wrn  # exempl. 

Citroenvlinder  Gonepteryx rhamni  Bijna in gevaar  neen 

Kleine vos  Aglais urticae  Bijna in gevaar  neen 

Eikenpage  Favonius quercus  Momenteel niet in gevaar  ja 

Atalanta  Vanessa atalanta  Momenteel niet in gevaar  neen  11 

Bont zandoogje  Pararge aegeria  Momenteel niet in gevaar  neen  16  17 

Boomblauwtje  Celastrina argiolus  Momenteel niet in gevaar  neen 

Bruin zandoogje  Maniola jurtina  Momenteel niet in gevaar  neen 

Dagpauwoog  Aglais io  Momenteel niet in gevaar  neen 

Distelvlinder  Vanessa cardui  Momenteel niet in gevaar  neen 

Gehakkelde aurelia  Polygonia c‐album  Momenteel niet in gevaar  neen 

Klein geaderd witje  Pieris napi  Momenteel niet in gevaar  neen 

Klein koolwitje  Pieris rapae  Momenteel niet in gevaar  neen 

Eindtotaal  12  54  61 

 

3.3.1.2 Beleidsrelevante soorten

Dagvlinders van de Rode‐Lijst  

Kleine vos    Aglais urticae  

Binnen het zoekgebied werden doorheen de jaren in totaal 2 gebiedswaarnemingen doorgegeven waarbij in  totaal 2 exemplaren werden gemeld. De soort werd enkel waargenomen in 2015. 

Deze ooit zeer algemene vlinder lijkt zich maar niet te herstellen uit zijn benarde situatie. De mobiele soort, die  zwerf‐ en trekgedrag vertoont, werd zeer verspreid waargenomen doorheen zowel het project‐ als zoekgebied. 

Er  zijn  geen  aanwijzingen  dat  de  soort  aanwezig  is  met  een  vaste  populatie.  Vermits  nog  steeds  niet  exact  geweten is wat de reden is van de zware afname van deze soort, is het moeilijk om soortspecifiek beheeradvies  aan te raden naast hetgeen wat nu reeds gebeurt. Het in stand houden van standplaatsen met brandnetels kan,  als  het  strookt  met  de  beheervisie,  worden  aangeraden.  In  Bijlage  4  wordt  een  overzicht  gegeven  van  de  waarnemingslocaties van Kleine vos. 

 

Citroenvlinder    Gonepteryx rhamni 

Binnen  het  zoekgebied  werd  doorheen  de  jaren  in  totaal  1  gebiedswaarneming  doorgegeven  waarbij  1  exemplaar werd gemeld. De soort werd enkel waargenomen in 2015. 

(22)

Het laatste decennium gaat het de Citroenvlinder opnieuw voor de wind. De soort wordt na een periode met  minder waarnemingen terug in grotere aantallen waargenomen in haar bolwerk de Kempen, maar meer en meer  ook daarbuiten. In Bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van de waarnemingslocaties van Citroenvlinder. 

 

(23)

Habitattypische dagvlinders (Rode Lijst‐categorie: ‘Momenteel niet in gevaar’)  

Eikenpage    Favonius quercus  

Eikenpage is ‘Momenteel niet in gevaar’ maar is wel gelabeld als ‘Habitattypisch’. De Eikenpage is een algemene  soort die echter vaak over het hoofd gezien wordt, omwille van de levenswijze hoog in de boomkruinen. Tijdens  sommige  jaren  kunnen  de  Eikenpages  echter  ook  waargenomen  worden  op  lagere  hoogten.  Binnen  het  zoekgebied werd de soort 3 keer waargenomen, waarbij 3 exemplaren werden gemeld. De soort werd enkel  waargenomen in 2019, dankzij onze gerichte zoekacties. 

Een bosbeheer dat gericht inzet op het verhogen van structuurvariatie, ontwikkelen van mantel‐zoomvegetaties  in combinatie met het sparen van grote zonbeschenen Zomereiken, komt de soort ten goede. Voor een overzicht  van de waarnemingslocaties van Eikenpage: zie Bijlage 4. 

 

3.3.1.3 Aanbevelingen ifv dagvlindergemeenschap

Volgende aanbevelingen kunnen Hof ter Beke aantrekkelijker maken voor dagvlinders:  

Een  aangepast  bosrandbeheer  waarbij  daar  waar  mogelijk  mantel‐  en  zoomvegetaties  gecreëerd  of  behouden  blijven  +  het  behouden  of  maken  van  open  plekken  in  bossen; 

zonbeschenen bosranden vormen het hoofdbiotoop van Eikenpage. Zone 3 (Figuur 2) heeft  een zuidkant die tegen de vijver aanligt, wat veel potenties biedt aan vlinders. Deze kant kan  interessanter worden gemaakt door hier wat grotere bomen neer te halen (en in het bos te  laten vallen) waardoor er zich een spontane bosrand kan ontwikkelen. Deze bosrand moet wel  onder controle gehouden worden. Dode bomen blijven best liggen. 

Zone 5 (Figuur 2) is een mooie open plek langs de vijver met een kruidenrijk grasland. Tijdens  het inventarisatiejaar 2019 werd hier niet gemaaid gedurende de vliegperiode voor vlinders en  libellen (mei‐juli). De vegetatie is op dat moment gunstig voor vlinders en wordt best gemaaid  aan  het  einde  van  de  zomer.  Graslanden  in  het  algemeen  en  zeker  deze  waar  typische  graslandsoorten  voorkomen,  worden  best  gefaseerd  gemaaid.  Zones  met  waard‐  en/of  nectarplanten kunnen tijdelijk gespaard blijven. 

Zone 7 (Figuur 2) is een ideale plaats voor opwarmende vlinders. Deze plek werd steeds goed  kort gehouden door maaibeheer en een deel bestaat uit verstoorde grond (resten hakselhout). 

Deze open plek wordt best behouden. Aanplant van enkele streekeigen struiken die kunnen  fungeren als waardplant kan hier een meerwaarde zijn (bv Spork voor Citroenvlinders) 

Een voldoende groot nectaraanbod in het najaar kan helpen bij het opbouwen van reserves  voor de overwintering.  

Het  verbinden  van  het  onderzoeksgebied  met  aanpalende  natuurgebieden  via  ‘groene  corridors’  door  bijvoorbeeld  het  aanplanten  van  houtkanten  en  hagen.  Best  wordt  gekozen  voor streekeigen plantgoed. 

Wilgen vormen een erg belangrijke nectarbron voor tal van soorten en soortgroepen in het  vroege voorjaar.  

Door  maai‐  en/of  graasbeheer  graslanden  in  stand  houden  met  ijle  vegetatie  en  pioniersvegetaties voor soorten als Kleine vuurvlinder en Bruin blauwtje. 

Behouden  van  grote  brandnetelplekken  op  zonnige  plaatsen  is  belangrijk  als  geschikte  ei‐

afzetplaats voor ‘brandnetelvlinders’ (Dagpauwoog, Kleine vos, Landkaartje, etc.)   

 

 

(24)

3.3.2 Onderzoeksresultaten Libellen

3.3.2.1 Algemene analyse

Bij analyse van alle verrichte libellenwaarnemingen aanwezig in www.waarnemingen.be (2015‐2019) komen we  aan een totaallijst van 11 waargenomen libellensoorten. In totaal werden er 34 waarnemingen verricht van  dagvlinders waarbij in totaal 49 exemplaren gemeld werden. Binnen Hof ter Beke werd 1 Rode Lijstsoort en 1  Habitattypische libellensoort waargenomen. Zie onder en Tabel 7.Fout! Verwijzingsbron niet gevonden. 

Er werd slecht één bijzondere libellensoort waargenomen in het onderzoeksgebied.  

Bruine korenbout (Libellula fulva): Opgenomen in de Rode Lijst binnen de categorie ‘Bedreigd’ en tevens een  Habitattypische soort. 

 

Tabel 7: Overzicht van libellenwaarnemingen binnen Hof ter Beke

Nederlandstalige naam  Wetenschappelijke naam  Rode Lijst categorie  Habitattypisch  # wrn  # exempl. 

Bruine korenbout  Libellula fulva  Bedreigd  ja 

Azuurwaterjuffer  Coenagrion puella  Momenteel niet in gevaar  neen  7  9  Bloedrode heidelibel  Sympetrum sanguineum  Momenteel niet in gevaar  neen  4  6  Gewone oeverlibel  Orthetrum cancellatum  Momenteel niet in gevaar  neen  2  2 

Grote keizerlibel  Anax imperator  Momenteel niet in gevaar  neen  2  10 

Houtpantserjuffer  Chalcolestes viridis  Momenteel niet in gevaar  neen  4  5  Kleine roodoogjuffer  Erythromma viridulum  Momenteel niet in gevaar  neen  1  1 

Lantaarntje  Ischnura elegans  Momenteel niet in gevaar  neen  8  10 

Smaragdlibel  Cordulia aenea  Momenteel niet in gevaar  neen  3  3 

Vuurjuffer  Pyrrhosoma nymphula  Momenteel niet in gevaar  neen  1  1 

Zuidelijke keizerlibel  Anax parthenope  Niet geëvalueerd  neen  1  1 

Eindtotaal  11  34  49 

 

3.3.2.2 Beleidsrelevante soorten  

Bruine korenbout    Libellula fulva 

Deze soort is in de Rode Lijst opgenomen in de categorie Bedreigd en is tevens een Habitattypische soort. Binnen  het zoekgebied werd doorheen de jaren (2015‐2019) in totaal slechts 1 gebiedswaarneming verricht, waarbij in  totaal tevens slechts 1 exemplaar gemeld werd. Bruine korenbout werd enkel waargenomen in Hof ter Beke in  2019. 

Deze habitattypische soort kan aangetroffen worden bij zowel stilstaande als stromende waterpartijen met als  randvoorwaarde dat ze een heldere waterkolom hebben. In de regio is de soort aanwezig in heel wat stilstaande  waterpartijen  bv.  de  grachten  rond  de  Forten.  In  Bijlage  6  geven  we  een  overzichtskaart  van  de  waarnemingslocaties van Bruine korenbout. 

 

3.3.2.3 Aanbevelingen

Binnen  het  onderzoeksgebied  is  vooral  de  grote  waterpartij  bepalend  voor  libellen.  De  oevers  van  deze  waterpartij  zijn  echter  weinig  natuurlijk.  Door  het  creëren  van  vooroevers,  geleidelijke  overgangen  en  goed  ontwikkelde oevervegetaties kan deze waterpartij interessanter worden voor de libellengemeenschap.  

Bodemwoelende vissoorten als karper en brasem hebben een grote negatieve invloed op de troebelheid van de  waterkolom.  Het  periodiek  droogzetten  van  waterpartijen  heeft  een  positief  effect  op  de  helderheid  van  de  waterkolom  en  onderwatervegetatie,  wat  soorten  als  Bruine  korenbout  ten  goede  kan  komen.  Indien  het  droogzetten  moeilijk  is,  kan  een  gerichte  afvissing  van  de  bodemwoelende  vissoorten  (met  netten  of  via  elektrisch vissen) een waardevolle beheermaatregel zijn.

(25)

3.4 Vogels  

3.4.1 Het veldonderzoek

Het veldonderzoek werd gecoördineerd en uitgevoerd door Robin Vermylen, die in het verleden al meerdere  territoriumkarteringen uitvoerde en vertrouwd is met de methodiek en de software (zie §2.4). 

Om  betrouwbare  resultaten  te  verkrijgen,  worden  best  minimaal  6  veldrondes  uitgevoerd.  Voor  de  territoriumkartering in Hof ter Beke werden 7 veldbezoeken verricht, de datums en zoekinspanningen worden  weergegeven in Tabel 8. 

 

Tabel 8: Spreiding veldrondes en zoekinspanning Hof ter Beke 2019 

1  23‐04‐2019  07:28  –  07:53 

2  03‐05‐2019  07:39  –  08:03 

3  14‐05‐2019  07:37  –  08:11 

4  31‐05‐2019  08:10  –  09:01 

5  11‐06‐2019  13:59  –  14:48 

6  24‐06‐2019  07:34  –  09:23 

7  08‐07‐2019  07:38   –    08:25   

De  gebiedsdekking  (bezoekstippen  van  potentiële  broedvogels)  die  bij  dit  onderzoek  werd  verkregen,  wordt  weergegeven in Figuur 7. 

 

  Figuur 7: Teldekking en alle bezoekstippen van potentiële broedvogels tijdens de inventarisatie Wilrijk ‐ Hof ter  Beke 2019 over de 7 veldrondes (www.avimap.be) 

   

(26)

3.4.2 Dichtheden en verspreiding broedvogels  

Er werden in totaal 24 broedvogels vastgesteld in Hof ter Beke met in totaal 59 territoria.  

Figuur 8 (in Bijlage 9 beschikbaar met legende) toont alle vastgestelde territoria van alle waargenomen soorten  op de gebiedskaart van Hof ter Beke. Hier krijgen we een goed beeld op de dichtheden en de minder interessante  of zelfs door vogelsoorten gemeden delen van het gebied. 

Deze kaart biedt extra opportuniteiten: men kan opteren om de recreatie (zie boven) af te remmen in de delen  met een hoge dichtheid aan broedvogels, en die meer te leiden naar de delen waar er zich nu minder broedvogels  bevinden.  Let  op:  ook  soorten  die  in  de  dun  bevolkte  delen  van  het  gebied  nestelen,  genieten  wettelijke  bescherming als broedvogel. 

Indien men biodiversiteit prioriteert, kan men ernaar streven om de door broedvogels minder gebruikte delen  van het gebied op te waarderen en te verbeteren, of om de recreatie er strikter te reglementeren. Opwaardering  van die delen kunnen maar hoeven niet noodzakelijk ingrijpend te zijn. Kleine aanpassingen als het voorzien van  extra broedgelegenheid (zoals nestkasten) of kleine aanplantingen (dicht struweel of bessenstruiken) kunnen  een behoorlijke impact hebben op soorten die hier nu geen broedgelegenheid of voldoende voedsel vinden (zie  ook verder onder Voorstellen/Acties). 

 

Figuur  8:

 

Spreiding  van  alle  geldige  territoria  van  alle  vastgestelde  soorten  tijdens  de  territoriumkartering  in  Wilrijk ‐ Hof ter Beke 2019 (www.avimap.be). Deze kaart toont welke delen van het gebied dichter of dunner  bewoond worden door broedvogels.

 

   

(27)

Bijlage 10 toont de territoriumkaarten van de in 2019 aangetroffen territoriale vogels. Deze kaarten geven de  verschillende  waarnemingsstippen  weer  in groen.  De rode  stippen  zijn  de  territoriumstippen.  Dit  is  niet  noodzakelijk  de  nestplaats  maar  de  waarneming  met  de  hoogste  broedcode,  die  samen  met  andere  waarnemingsstippen een geldig territorium opleveren volgend de Sovon‐criteria. 

  

 

3.4.3 Broedvogels

Hieronder  geven  we  aan  hoeveel  territoria  (van  de  broedvogels  die  we  nader  willen  bespreken)  werden  waargenomen in het gebied. We bespreken kort de maatregelen die kunnen genomen worden voor de soort.  

 

Grote Canadese Gans

 

(1 territorium)

 

De Grote Canadese Gans is een invasieve exoot die erg dominant is over andere watervogels. Ze brengen jaarlijks  veel jongen groot en de familie blijft daarna nog een hele tijd samen. Doorgaans resulteert dit in sterke begrazing,  veel overlast van uitwerpselen op en langs wandelpaden en verjaging van andere watervogels (zie ook onder de  volgende  3  eendensoorten).  Het  is  sterk  aangewezen  om  broedgevallen  van  deze  soort  in  te  perken.  De  aangewezen methode is het prikken/schudden van de eieren. Doorgaans wordt dan slechts één ei ongemoeid  gelaten zodat er toch een kuiken uitkomt. Wanneer dat niet gebeurt, zullen ze aan een nieuw nest beginnen. 

Andere  optie  is  het  bestrijden  door  afvangst  en  euthanasie,  maar  dit  is  een  actie  die  op  weinig  of  geen  draagkracht kan rekenen bij het publiek. 

 

Krakeend (1 territorium), Wilde Eend (2 territoria) en Kuifeend (2 territoria) 

Opmerkelijk dat er Krakeend en meerdere paren Kuifeenden aanwezig zijn in het park. Zij stellen bepaalde eisen  aan hun broedplaats, rust en waterkwaliteit. Hun aanwezigheid benadrukt het belang om de Canadese Gans ‘in  te dijken’ als broedvogel. Verder is het sterk aangewezen om de oevers van de vijver niet toegankelijk te maken  voor het publiek om verstoring te vermijden.  

 

Dodaars

 

(1 territorium)

  

Net als Krakeend en Kuifeend een verrassende soort voor een klein, ingesloten park. Dodaars heeft nood aan  kleine visjes en dus goede waterkwaliteit. Vermijd dat recreanten afval in het water kunnen lozen of dat ze de  oevers  kunnen  betreden.  In  het  water  hangende  takken  van  struweel  op  de  oever  of  rietkragen  zijn  een  belangrijke voorwaarde om te kunnen broeden. 

 

Grote Bonte Specht (1 territorium), Groene Specht (1 territorium), Boomklever (1 territorium) en Boomkruiper  (1 territorium) 

De  aanwezigheid  van  twee  spechtensoorten,  Boomklever  en  Boomkruiper  wijst  op  de  aanwezigheid  van  broedholen  en  dood  hout  of  oude  bomen  met  ruwe  schors.  Ook  de  broedgevallen  van  Houtduif  en  Kauw  onderschrijven dat. Zie ook onder Voorstellen/Acties 

 

Pimpelmees (3 territoria) en Koolmees (2 territoria) 

Het aantal territoria van deze twee mezensoorten is eerder beperkt. Verder valt op de noordrand van het gebied  door de meeste soorten gemeden wordt. Het aanbrengen van mezenkasten in de noordrand van het gebied kan  daarom een zinvolle actie zijn. 

 

Fitis (1 territorium)

  

De Fitis is geen typische parksoort maar houdt eerder van moerassen of struweel op vochtige ondergrond. De  datum van het ene territoriale gegeven op 23 april heeft waarschijnlijk betrekking op een (late) doortrekker maar  wordt weerhouden als een territorium vanwege de geldige periode. 

 

   

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een soort is Bijna in gevaar wanneer het getoetst werd aan de criteria A-E, maar momenteel niet voldoet aan de criteria voor Ernstig bedreigd, Bedreigd of Kwetsbaar, maar er wel

Schijnaardbei is een soort die bijna uitsluitend in habitats voorkomt die zeer gevoelig zijn aan verstoring (bosbodems) waardoor bestrijding bijna steeds meer schadelijke

Het  onderscheid  tussen  de  verschillende  Dwergvleermuissoorten  is  met  detector  het  eenvoudigst  door  het  bepalen  van  de  piekfrequentie.  Bij  de 

Het Kasteel Klaverblad is een van de laatste hoven van plaisantie in Wilrijk. Er zijn heel wat dreven waarvan de  Klaverbladdreef  ten  noordoosten  van 

Beheer:  Japanse  duizendknoop  behoort  tot  de  meest  problematische  invasieve  soorten  en  betekent 

Vleermuizen  zijn  gevoelig  voor  lichtverstoring  bij  verblijfplaatsen,  op  vliegroutes  en  in  het  jachtgebied. 

De  overwintering  van  vleermuizen  wordt  op  fort  6  reeds  31  jaar  opgevolgd.  De  gegevens  van  de  jaarlijkse  tellingen  (Fout!  Verwijzingsbron 

Bovendien heeft de boom een hoge groeisnelheid (tot 2m in één jaar). Het verspreidingspotentieel in België is matig, ondanks de grote zaadproductie, blijft het kiemingspercentage