• No results found

Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1 · dbnl"

Copied!
529
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem Bentinck

editie C. Gerretson en P. Geyl

bron

Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen van Willem Bentinck, heer van Rhoon. Deel 1 (eds. C. Gerretson en P. Geyl). Martinus Nijhoff, Den Haag 1976 (tweede druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bent006brie01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / erven C. Gerretson & P. Geyl

i.s.m.

(2)

Willem Bentinck van Rhoon, pastel op papier 58,5 × 48, gesigneerd en gedateerd door Jean Etienne Liotard (1755), collectie Huyssen van Kattendyke, Den Haag.

(3)

Bij de tweede druk

Nadat het bestuur van het Nederlands Historisch Genootschap in 1975 opdracht had gegeven tot de druk van het tweede deel dezer uitgave, bleek het mogelijk het eerste deel ongewijzigd te herdrukken en het te vermeerderen met een index van personen en een portret van Willem Bentinck van Rhoon. Voor de opzet van de index en de wijze waarop deze tot stand is gebracht, wordt de lezer verwezen naar de

Verantwoording van deel II. In dat tweede deel bevindt zich een lijst van in de annotatie genoemde literatuur, waarin ook de in het eerste deel geciteerde werken zijn opgenomen.

De bronnencommissie

(4)

Voorrede.

Een vol dozijn jaren geleden hadden wij in Londen gelegenheid tot vriendschappelijke samenwerking in het belang van de Vaderlandsche Geschiedenis. Daarvan is de uitgave, welker eerste deel wij hier aanbieden, een late vrucht. Haar aard is door de plaats onzer samenwerking in verband met het lotgeval der bewerkte archivalia bepaald.

Er is, Heinsius wellicht uitgezonderd, in de achttiende eeuw niet één Nederlandsch staatsman, die zijn papieren met zooveel zorg heeft bewaard als Willem Bentinck van Rhoon. De oorspronkelijke verzameling heeft aanvankelijk wel in haar geheel op Zorgvliet berust; na Bentinck's overlijden is zij, blijkbaar om staatkundige redenen, geheel of gedeeltelijk naar Oostfriesland overgebracht.

Slechts een rest der verzameling is in het bezit van Bentinck's nazaten gebleven.

Het berust thans op den Hasselhof te Helmershausen, waar het in 1928 door Japikse werd ontdekt

1)

.

In een op 19 October 1828 te Varel aan de Jahde geteekend schriftuur machtigt de Rijksgraaf Bentinck den boekhandelaar E. Maaskamp te Amsterdam ‘omme oover zeekere hem anvertrouwde papieren te mogen disponeeren, zooals wij mondelings oovereengekommen zijn’

2)

. Het is dit bestanddeel der verzameling, dat Koning Willem I bij een bezoek aan Amsterdam bezichtigde en voor zijn Huisarchief aankocht, vermoedelijk ook met het oog op zijn bekend plan een ‘op de meest echte bescheiden gegronde’ Algemeene Nederlandsche Geschiedenis te doen schrijven

3)

. Groen van Prinsterer

1) Vgl. Jaarverslag van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën over 1928, 's Gravenhage, 1929, p. 12.

2) Archief Groen van Prinsterer.

3) Eveneens in 1828 valt 's Konings verwerving, voor het Huisarchief, van de briefwisseling tusschen Willem III en Heinsius. Vgl. Archives, IIIe série, Tôme I, p. XVI e.v.

(5)

heeft uit deze papieren een keuze gemaakt, welke, aangevuld met enkele aan zijn aandacht ontsnapte bescheiden, door Bussemaker is uitgegeven in de IVe série van de Archives de la Maison d'Orange Nassau.

De van Maaskamp gekochte papieren waren voorloopig voor den Koning in ontvangst genomen door Röell. Een aantal in den koop besloten portefeuilles waren (het blijkt niet vóór of na de overname door Röell) aan Tydeman ter inzage afgestaan;

van het overige had Röell een door zijn zoon opgemaakte inventaris aan den Koning doen toekomen. Deze liet door De Mey het overnemen van de verzameling opdragen aan Groen van Prinsterer, die reeds sedert een paar jaren, als nevenbetrekking, belast was met het toezicht op het Huisarchief

1)

.

Toen Groen echter op 8 November 1833 na aankomst te 's Gravenhage de in niet minder dan 178 portefeuilles vervatte verzameling in oogenschouw nam, begreep hij, te moeten kiezen of deelen. Hij nam zijn ontslag als Kabinetssecretaris en werd Huisarchivaris.

Groen's eerste werk als zoodanig was nu het collationeeren van de ontvangen Bentinck-papieren met de te Amsterdam opgemaakte lijst. Reeds veertien dagen na zijn benoeming moest hij aan Röell een opgave zenden ‘van sommige en daaronder niet onbelangrijke stukken, welke na een nauwkeurig onderzoek, voor zoover dit onder zoovele duizenden papieren mogelijk is, alsnog worden vermist’

2)

. Zoover uit de briefwisseling blijkt, zijn deze stukken, behalve het eerstgenoemde, sedert niet terecht gekomen; wij doen de opgave daarom hieronder volgen

3)

.

1) Vgl. Groen aan Röell, 28 Oct. en 2 Nov. 1833.

2) Vgl. Groen aan Röell, 21 Dec. 1831.

3) ‘Lijst der ontbrekende stukken uit de verzameling Staatspapieren, betrekking hebbende tot de gebeurtenissen van de republiek der Nederlanden sedert 1746-1774.’ (De nummers zijn die der portefeuilles, waarin de stukken op het Huisarchief zijn ontvangen.)

‘No. 15. Merkwaardig project (Fransch) in 1709 voorgedragen ter oprichting van de tien Zuidelijke Provinciën als onafhankelijke Republiek.

No. 20. Karakterschildering van Prinses Anna door Graaf Bentinck.

No. 28. Karakterschildering van Prinses Anna door den heer Bentinck in annotatie 5 Mei 1753 No. 32. Memorie van den Raadpensionaris Steijn, over de verdediging der Republiek. 10 Juni 1755.

No. 33. Annotatie van Bentinck 15 September 1755. Conferentie tusschen Bentinck en den heer Larrey, over het gedrag der Republiek dd. 20 November. Memorie aan de Gouvernante over do.

No. 33. do. 17, 24, 31 Dec. Conferentie over do.

No. 33. Geintercepteerde correspondentie van den Pruissischen Gezant van Hellen in Den Haag met zijn Hof. 4 Nov. sqq.

No. 33. Memorie van den heer De Larrey 12 Nov. over de zending van den Graaf d'Affry, Fransch Gezant bij de Republiek, met deszelfs geloofsbrieven en instructie 25 Nov. sqq.

No. 33. Missives van den heer Hop, Gezant van de Republiek te Londen, dd. 20 Nov.

No. 33. Do. van Lord Holderness 31 Oct. en 22 Dec.

No. 33. Diverse andere stukken tot voors. zaken betrekkelijk.

No. 39. Conferentiën tusschen den Raadpensionaris Steijn en de heeren Bonac en d'Affry dd. 16 Oct. 1756.

No. 39. Missive van den Graaf van Gronsveld, gezant van de Republiek te Berlijn 23 Aug.

No. 39. Kopijbrief van Mr. Mitchell, Engelsch gezant te Berlijn, 20 Aug.

(6)

Een groot aantal andere papieren is, na den verkoop, in 1856, van Varel door de Bentinck's, door bemiddeling van Dr. Tycho Mommsen uit Oldenburg op 14 November 1857 aan het Britsch Museum verkocht en daar aan de Egerton-collectie toegevoegd. Van dit bestanddeel is door Bussemaker een uitmuntend overzicht gemaakt, waarvan de nauwkeurigheid en volledigheid te opmerkelijker zijn, zoo men rekening houdt met den uiterst korten tijd, een week, die ervoor ter beschikking heeft ge-

No. 40. Annotatie van Bentinck, 1 Sept. 1756, over het politique systeem van Frankrijk.

No. 41. Missives van Lord Holderness, 21 Oct. 1756, over de neutrale scheepvaart.

No. 41. Conferentie tusschen den Raadpensionaris Steijn en den Graaf d'Affrij over het bijeentrekken eens legers aan den Nederrijn. 27 Nov. en 20 Dec.

No. 41. Geintercepteerde correspondentie van den Graaf d'Affry met zijn hof, 24 en 26 Dec.

No. 44. Kopij missives van Lord Holderness en Harducke 1758.

No. 45. Missives van Mr. Croiset in Londen, 13 Juli 1758.

No. 45. Brieven van Bentinck aan den Graaf Bernsdorff. 23 Jan. en 6 Feb. 1759.

No. 57. Brieven van den Graaf Bernsdorff aan Bentinck. 29 Juni 1759.

No. 57. Geintercepteerde correspondentie van d'Affry. 19 Nov., 5 en 6 Dec.

No. 57. Conferentie tusschen d'Affry en den Raadpensionaris Steijn. 29 Mei.

No. 50. Annotatiën van Bentinck over de staatkundige betrekkingen van Engeland en de Republiek, 1 Dec. 1760.

No. 52. Conferentie van d'Affry en den Raadpensionaris Steijn over de alliantie van Frankrijk en Spanje. 21 Aug. 1761.

No. 54. Missives van Lord Bute en York. 19 Feb. 1762.

No. 55. Brief van Mauricius, Hamburg 29 Aug. 1762.

Brief van Boreel, Londen 17 Aug. 1762.

No. 64. Memorie vanwege den Koning van Pruisen, betrekkelijk de pretentie der steden Emmerik, Wezel, Rees.

No. 68. Missives van den Pruissischen Gezant in 's Hage de Thulemeijer aan zijn hof. 14 Dec. 1769 sqq.

No. 71. Missive van Lord Lyttleton, 8 Oct. 1772.

Missive van Van Welderen, 4, 8, 11 Dec.

No. 72. Missive van Verelst, Berlijn, 13 Feb. 1773.

(7)

staan

1)

. Deze drie bestanddeelen vormen tezamen echter niet het geheele oorspronkelijke fonds.

Een vierde verzameling is op Middachten terechtgekomen, een vijfde op onnaspeurlijke wijze in een Fransch kasteel verzeild

2)

.

Doch bovendien schijnen nog andere stukken in de diaspora te zijn geraakt. Enkele daarvan hebben wij in afschrift aangetroffen in het te Wolfenbüttel berustend archief van Brunswijk, wiens staatkundige werkzaamheid, gedurende verscheidene jaren, zoo nauw met die

1) Vgl. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, XXVIII, 1907, Bijlage D, pag. XL e.v.

2) Vgl. Jaarverslag van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën over 1930, 's Gravenhage, 1929, p. 10/11.

(8)

van Bentinck verbonden is geweest. Het is niet onwaarschijnlijk, dat ook uit andere verzamelingen nog oorspronkelijk tot Bentinck's archief behoorende stukken zullen te voorschijn komen.

Ware de zaak nog in haar geheel geweest, dan zou buiten kijf één uitgave van alle Bentinck-papieren, ongeacht hun tegenwoordige verblijfplaats in chronologische volgorde gerangschikt, den voorkeur hebben verdiend.

Zulk een uitgave is echter sedert Bussemaker's publicatie niet meer mogelijk. Het is de voor de Archives aangenomen regel, om de uit het Huisarchief afkomstige bescheiden bij de uitgave niet met die van andere herkomst te vermengen. En hoewel nu juist in dit geval, waar een zoo aanzienlijk gedeelte der bescheiden ontleend was aan de, eigenlijk toch niet tot de archieven van het huis van Oranje-Nassau

behoorende, Bentinck-papieren, wellicht aanleiding zou zijn geweest om een afwijking in overweging te nemen, kunnen wij toch slechts billijken, dat Bussemaker aan dien eenmaal bestaanden regel heeft vastgehouden. Deze voorgeschiedenis bepaalde de opzet van onzen arbeid als een, de Archives aanvullende, uitgave der Londensche Bentinck-papieren. Voor dit deel hebben wij gebruik gemaakt van de volgende, alle in het Britsche Museum berustende, bundels:

No. 1712/3/4. Willem Bentinck aan de Gravin van Portland, voor zoover deze brieven van algemeen belang zijn; het is jammer, dat Bentinck juist de

belangwekkendste mededeelingen soms in zoo vagen vorm doet, dat zij voor ons nauwelijks verstaanbaar zijn.

No. 1715. De Gravin van Portland aan Willem Bentinck; een zeer enkele aanhaling, die licht werpt op Bentinck's brieven aan haar.

No. 1728. Charles Bentinck aan Willem Bentinck, met enkele belangrijke brieven van Willem aan Charles.

No. 1732/3. Aanteekeningen van Willem Bentinck; zij zijn fragmentarisch en vullen aan wat in de Archives reeds uit de Haagsche verzameling is gepubliceerd.

No. 1734. Willem IV aan Willem Bentinck en Willem Bentinck aan Willem IV.

No. 1735. Fagel aan Willem Bentinck en Willem Bentinck aan Fagel:

No. 1736. Fagel aan Willem Bentinck en Willem Ben-

(9)

tinck aan Fagel; geschreven tijdens Bentinck's verblijf op het vredescongres te Aken. De zuiver technisch-diplomatieke gedeelten zijn hier weggelaten.

No. 1745. Miscellanea. Omtrent de waarde van dezen bundel wijkt ons oordeel van Bussemaker's waardeering (pag. LXVII) aanzienlijk af. Het is juist, dat deze bundel een mengelmoes behelst. De in dit deel opgenomen briefwisseling tusschen Larrey en Willem Bentinck over Larrey's zending naar Denemarken behoort zeker niet tot het belangrijkste onzer uitgave. Maar daarnevens bevat de bundel bouwstoffen van een zeer wezenlijk belang; geheel de briefwisseling van Willem Bentinck met Oranjegezinden in verschillende plaatsen en uit verschillende lagen der bevolking is uiterst merkwaardig.

Het spreekt vanzelf, dat, bij dezen opzet, onze uitgave niet harmonisch kan zijn.

Telkens breekt een briefwisseling af om soms geheel willekeurig na een zekeren tijd weer voortgezet te worden. Wij hebben echter gemeend, ons desondanks aan onzen opzet te moeten houden. Zoo min als Bussemaker zijn uitgave met Londensche, hebben wij de onze met Haagsche stukken aangevuld.

Buiten de Londensche Bentinck-bundels zijn wij slechts gegaan:

1) voor de briefwisseling van Willem Bentinck met Carteret, Newcastle en Sandwich, die in de archieven dier staatslieden in het Britsch Museum aanwezig is,

2) voor de reeds genoemde Bentinck-papieren uit het Brunswijk-archief te Wolfenbüttel.

Het eerste deel van onze uitgave, die wij hierbij aanbieden, voert ons tot de Preliminairen van Aken. Een tweede deel, dat tot den dood van Willem IV reikt, zal onze uitgave voltooien. Het ligt in onze bedoeling daaraan een alphabetisch register voor het geheele werk toe te voegen.

Ten slotte brengen wij hartelijken dank aan Dr. W.A.F. Bannier, wiens welwillendheid ons bij de oplossing van vele bij de annotatie gerezen vragen onvermoeiden steun heeft verleend.

C. GERRETSON.

P. GEYL.

(10)

1736.

I.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 14 Sept. 1736.

...I must tell you of another project I have, which I believe I spoke to you of in England and which I don't see clear in yet. The pacification advances so slowly

1)

, that it is thought that there will be a congress, at which I have already last winter offer'd myself to be employed in case it should be abroad, for if it be here, it would of course fall to those that are constant Deputys to the States General. Another difficulty which may rise is, that the Nobles never name any of their body, unless he be the first in the commission, so that if Gelderland who is the first Province names one - - which I much doubt of - - I am again at a stand

2)

. Hitherto I have been employed in no commission and People are but too willing to consider one as insignificant, and to make me so too, if they can.

II.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 4 Dec. 1736.

I am sorry to tell you, Dear Madam, that Monsieur

1) De zgn. Poolsche Successie-oorlog tusschen Oostenrijk en Frankrijk was in 1735 door een wapenstilstand besloten, die echter pas in 1738 tot een vrede leidde.

2) Sedert 13 Oct. 1728 was Willem Bentinck lid van de Ridderschap van Holland; vgl. W. van Huffel, Willem Bentinck van Rhoon, blz. 56.

(11)

Boetselaer

1)

dy'd this morning between 8 and 9, and last Saturday

2)

at five in the morning the Pensionary Slingeland dyed too, so suddenly that his wife, who was in another room, had not time to get to him before he was dead. The day before he had been in very good health, dined with his family, in the evening spoke about an hour with Mr. Trevor

3)

, afterwards was busy an hour with his Secretary, and went to bed in good health. At four he was a little out of order, and when his servant perceived him ill in a manner he was not used to see him, went to call Madame, who came immediately, but found him dead. This is a very great loss, and I may say, an irreparable one.

1737.

III.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 4 Jan. 1737.

...Count Wassenaer

4)

who has been in the States General ten years, tells me that it is but ƒ 1700 a year, a very little sum for a post of such trust, for it does not bring me higher in the Nobles, the rank there being according to Seniority, and not as to the commissions, for else I should be quite at the top, this in the States

1) J.G. van Boetzelaer (1680-1736), lid van de Ridderschap sedert 1714.

2) 1 Dec. 1736.

3) Robert Trevor (1706-'83), in 1764 door de dood van zijn broer vierde baron Trevor, in 1776 verheven tot burggraaf Hampden; secretaris van het Engelsche gezantschap in Den Haag 1734-'39 (en bij de veelvuldige afwezigheid van de gezant, Horace Walpole, chargé d'affaires), envoyé 1739, gezant 1741-'46.

4) Graaf Johan Hendrik van Wassenaer - Obdam (1683-1745), die Bentincks voogd geweest was. Vgl. P. Geyl, Een opvoeding in de achttiende eeuw, in Bijdr. voor Vad. Gesch., V, IX.

(12)

General being the first in rank

1)

. I beg you would never imagine that I would hide anything from you with a design to draw anything from you, and wish I could make you and the family much happyer and easyer than they are. So you may be sure that I get but just what I tell you. Rhinsburg gos to Ct. Wassenaer and Leeuwenhorst

2)

to Van der Duyn

3)

, as falling of course to the two ancientest. The place of Director of E. Ind. Company I would not ask when Mons

r

. Twickel

4)

got it, and now I would not be in Brigadier Wassenaer's

5)

way, who by this and the Balliage of the Hague does not loose much above ƒ 2000 a year, but acts a very silly part in my mind to quit his military employments, in which he has pass'd most part of his life, for such an employment, which he honours more than it honours him. In this whole business I have learnt to know him and I assure you he has as good a stomach as his elder brother, but with less sense tho' more honesty. I had been his dupe if I had follow'd the way that family intended. I need not add anything upon this to my former letter.

1) Bij de verdeeling van Boetzelaers ambten is Bentinck de commissie van Gedeputeerde ter Staten-Generaal ten deel gevallen. Vgl. Van Huffel, a.w., blz. 177 vlg., waar een belangrijk bericht van Trevor hieromtrent uit de For. St. P., Holland, P.R.O., wordt aangehaald.

2) Het oudste lid der Ridderschap van Holland en het op hem in rang volgende waren Raden en Rentmeesters-Generaal der gesaeculariseerde goederen der Abdijen van Rijnsburg en Leeuwenhorst. Vgl. Tegenw. Staat van Holland I, blz. 99.

3) Adam Adriaan van der Duyn, lid van de Ridderschap sedert 1724.

4) Unico Willem van Wassenaer - Twickel (1692-1766), jongere broer van Johan Hendrik. Hij was in 1734 bewindhebber geworden.

5) C.L. van Wassenaer van Doeveren (1685-1751), die eerst nu in de Ridderschap komt en tevens baljuw van Den Haag en bewindhebber van de O.I.C. wordt. Wie met zijn oudere broer bedoeld wordt, is moeilijk uit te maken. Misschien Jacob Emmery, misschien Arent (Duvenvoorde); beiden waren in 1737 al dood.

(13)

IV.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 18 Jan. 1737.

I was introduced last Tuesday into the Assembly of the States General. So that now every day I am taken up from eleven to twelve, or sometimes, tho' seldom, longer.

The affairs that are treated there are of a less tedious nature than those of the States of Holland, and as they must of course pass all thro' my hands, as being the first in the Deputation, it will engage me much more than before, when it was plainly the intention and design of those that were before to keep the direction of everything to themselves. So that I never could see into anything but by bits and scraps; which was discouraging, and intirely impossible of getting the thread of business...

V.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 5 Febr. 1737.

The Prince and Princess of Orange went away yesterday morning. The Princess looks very well, and seem'd concerned at leaving the Hague, tho' she never had much pleasure here, and less this time than ever. Saturday at Leyden I sent to invite Jack

1)

to dinner, he refused coming having company of his own, but desired me to send him a dish for his company. I went to fetch him and found him quite undrest having rid out, and the Prince of Orange with him, who was come to Leyden to speak to Boerhave, and had taken it into his head to dine with Jack, who had sent to the Tavern to get something for the Prince, and they waiting very merrily for their dinner. So I invited 'em all to come and dine with

1) Een familienaam voor zijn jongere broer Charles.

(14)

us, which they did, and afterwards the Prince rid home again. I must own that it is pity he is so ill advised in everything he undertakes

1)

, for he does not want

understanding nor sense...

You gave me Butler's Sermons

2)

when I was last in England. I hear he has printed another work lately, and beg you would send me whatever he publishes, for I admire him much, and have not in many years read anything with more pleasure than his Sermons, I like 'em because they are not sermons.

The Brigadier Wassenaer has gone to North Holland to gain the votes of more towns for the Balliage. I wish him a good journey and don't envy him that pleasure, which I am afraid will impair his health for he will be forced to drink there, or will advance nothing.

VI.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 2 April 1737.

...At last the affair of the Pensionary has been brought to a conclusion

3)

. It might have been terminated sooner, if a certain gentleman

4)

had had more spirit and

1) Vgl. P. Geyl, Willem IV en Engeland, blz. 53, voor het oordeel van François Fagel en Horace Walpole later in ditzelfde jaar.

2) Joseph Butler (1692-1752) was ‘clerk of the closet of the Queen’ en zeer bij Carolina in de gunst. Later werd hij bisschop van Bristol en ‘dean of St. Paul's’.

3) Na de dood van Slingelandt had zich weldra een groote meerderheid van de Staten van Holland voor Jacob van der Heim als zijn opvolger verklaard, maar Dordt, welks pensionaris Halewijn hoop op de opvolging gekoesterd had, hield lange tijd aan op wijzigingen in de instructie, die Van der Heim onaannemelijk achtte. (Aldus uit Trevor's berichten, For. St.

P., Holland, P.R.O.) Vgl. P. Geyl, Willem IV en Engeland, blz. 47 vlg.

4) Vermoedelijk wordt hiermee Wassenaer - Obdam bedoeld, die als oudste Edele het Raadpensionarisschap ad interim had waargenomen.

(15)

resolution, but he talks too much in business. Late Mr. Slingeland spoke to the purpose, in very few words, knew how far he could go, and when he was sure he was in the right, was not afraid of objections or difficultys, which are constantly in politick affairs, which stop others short, tho' may be there are stronger on the other side, and then the time is lost in considering that ought to have been employed in acting. I have seen so many instances of this of late, that I am very glad we have at last a Pensionary. Tho' he be a man of a very good understanding, and great integrity, he will fall much short of the late.

1738.

VII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 4 Febr. 1738.

I told you last post of Mr. Tenhoven's

1)

death. It is an irreparable loss for me. We were upon a foot of friendship and familiarity together, which was very agreable and useful. He was the only man I could ever have any recourse to for advice in any nice point in the employment I am in, and he has several times given me such disinterested counsels, as had given me a great deal of regard for his judgment and gratefulness for his kind way. He was very laborious, of great application, with a great compass of knowledge, and a happy genius. Tho' with all this merit, he had a better opinion of himself

1) Mr. Nicolaas Ten Hoven (1693-1738), secretaris Raad van State 1725-'37, Thesaurier-Generaal 1737-'38, een vriend en bloedverwant van Fagel, was Ontvanger-Generaal, en, naar Trevor schrijft, 31 Jan. '38, For. St. P., Holland, P.R.O., bestemd ‘by the general voice of the public’

om Fagel, die er sedert de dood van zijn oude vriend Slingelandt telkens van sprak om af te treden, op te volgen als Griffier van de Staten-Generaal. Vgl. P. Geyl, a.w., blz. 48.

(16)

than he deserved, and could not hide it, which made him hated by those whom he made feel his superiority. - - I never took it ill of him, partly out of friendship, and sometimes not allowing the superiority, my own vanity making amends to me for his. - -

I do not believe any body is left alive that knows this country and government both as to domestick, and foreign affairs as well as he did. He had been under the care and direction of Mr. Slingeland and the greffier, brought up to business by the latter, employ'd by both, and had made the best advantage of all he had been in. We had lived very well together till Mr. Boetselaer's death, and since that time it was entirely his interest as well as mine to be well together, which had not little contributed to the uniting us stronger together.

VIII.

Nota van Willem Bentinck

1)

.

[B.M., Eg. 1733]

20 Dec. 1738.

Rien ne prouve avec plus de force et d'évidence la foiblesse et l'inconsistence de notre gouvernement que la manière dont a été conduite la délibération sur une demande faite par le Comte d'Ulfeld

2)

pour la levée d'une somme d'argent pour l'Empereur. Il est très certain que l'intérêt de l'Etat est de soutenir l'Empereur, qui est si bas qu'il est obligé d'en passer par tout où la France veut.

L'Empereur à la vérité y a contribué lui-même; et la guerre qu'il a entreprise contre les Turcs l'a mis dans des embarras dont il auroit parfaitement pu se passer; et l'ayant commencée, il auroit pu et dû prendre ses mesures de manière que du moins la première campagne, qu'il a faite sans avoir vu d'ennemi, n'eut pas été tout à fait

1) Uit een bundel met de (latere) titel: Drafts of Memoirs to P. of O. Political notes etc. of W.

Bentinck; Egerton 1733.

2) Graaf A.C. Ulfeldt (1699-1760), Keizerlijk gezant in Den Haag van 1733 tot '39.

(17)

infructueuse pour ne rien dire de plus fort. Mais les choses en étant là, il ne s'agit pas dans notre délibération de ce que l'Empereur auroit dû faire, mais de ce qu'il convient à nous de faire à présent.

La manière dont l'Empereur en a agi à notre égard après avoir soutenu pour ainsi dire touts seuls le poids d'une guerre ruineuse

1)

n'est pas celle qu'on auroit lieu d'attendre, si la reconnoissance étoit une vertu connue parmi les Souverains.

L'équilibre de l'Europe menacée par les projets ambitieux de Louis XIV a été la véritable cause de la dernière guerre; et quoique notre propre sûreté, notre intérêt, et notre défense en ayent été le véritable motif, l'Empereur a pourtant été celui qui en a profité le plus directement, et qui doit uniquement aux Trésors et au sang des Puissances maritimes la conservation de ses Provinces, je puis même dire de sa Personne. La paix faite, et l'Empereur tranquillement dans sa capitale, tous les services ont aussitôt été oubliés, et chaque occasion, où l'on a eu besoin de l'Empereur, a été une occasion pour lui de témoigner l'oubli total de tout ce que l'on avoit fait pour lui.

Outre tout cela il a donné l'Octroy à cette Compagnie d'Ostende, ce qui en effet n'étoit ni plus ni moins que la ruine totale de cette République si cette Compagnie avoit continuée à subsister. L'inexécution du Traité de Barrière et les changemens introduits dans les droits d'entrée et de sortie dans les Pais-bas Autrichiens font encore voir le peu de cas que l'Empereur fait de ses anciens alliez, sans compter plusieurs autres articles sur lesquels on auroit avec raison pu attendre de lui plus de complaisance et d'égard.

Mais d'un autre côté l'Empereur est la seule puissance qui avec les Puissances maritimes puisse faire tête à la France dont la puissance est montée à un plus haut degré qu'elle n'a jamais été depuis l'établissement de cette monarchie, non seulement par les acquisitions qu'elle a faite, mais par comparaison à ses voisins, et

particulièrement par rapport à la République qui, en partie par le mauvais ordre de ses finances et en partie par la négligence avec laquelle l'Empereur a traité ses places dans les Pais-bas, est absolument à la merci de la France; qui

1) Hij bedoelt de Spaansche Successie-oorlog.

(18)

ne peut pas être supposé contente de ses acquisitions, et ne peut à présent s'étendre d'aucun côté avec plus de facilité que du nôtre. Elle est notre ennemie née, et depuis près d'un siècle toutes les guerres que nous avons eues ont été contre elle. Notre Barrière est contre elle, et toutes nos alliances ne sont que pour nous défendre d'elle.

Tous les membres qui composent le corps de la République en conviennent, sentent la grande disparité de la France et des autres souverains de l'Europe, en voyent les conséquences naturelles, mais au lieu d'en tirer la conclusion véritable, qui seroit de se mettre peu à peu en état de pouvoir lui faire tête, on lui fait bassement la cour, et on n'agit que par peur.

L'abaissement de l'Empereur a pourtant enfin ouvert les yeux, et le mauvais état

de ses affaires en Hongrie, où la peste achève ce que le manque d'arrangement et de

mesures avoit commencé. Il y a paru une inclination générale à vouloir aider

l'Empereur d'argent. Mais quand il a falu aller aux voix dans l'assemblée, il y avoit

autant d'avis que de membres. Le 27 de Novembre le Comte d'Ulfeld s'adressa au

Pensionaire et lui proposa dans une conversation de sonder s'il ne seroit pas possible

d'engager la Province de Hollande de prêter à l'Empereur 6 millions à des conditions

avantageuses à l'Etat, qui recevroit 3 pCt de l'Empereur et n'en donneroit que 2½ au

sujet. Le Pensionnaire connoissant le génie de l'assemblée pria le Comte d'Ulfeld de

lui donner par écrit ce qu'il lui disoit de bouche, pour aider à sa mémoire, et faire foi

de ce qu'il rapporteroit à l'assemblée. Le Comte d'Ulfeld le fit, et le 28 de Novembre

le Pensionnaire le lut à l'assemblée. Les Nobles et la ville de Dort furent d'avis de

témoigner de l'inclination à secourir l'Empereur, mais Haerlem prit la chose ad

referendum, et toutes les autres villes après elle. Leyden dit qu'il ne faloit pas

introduire de nouveautez, ni changer les formes, et que le Comte d'Ulfeld ayant

quelque chose à demander devoit s'adresser par mémoire. La chose fut portée en

délibération comme une proposition du Pensionnaire pour conserver les formes, et

l'Assemblée suivante la délibération le Comte d'Ulfeld présenta aux Etats de Hollande

un mémoire conçu à peu près dans les mêmes (termes) que la proposition faite au

Pensionnaire.

(19)

Le Comte demandoit que la Province de Hollande fit la négociation sur son propre nom et crédit, et offroit 3 p. Ct. dont l'Etat ne payeroit que 2½ et pour hypothèque les revenus les plus clairs et les plus liquides de ses états et Provinces, soit Bohème, Hongrie ou Autriche. La Proposition faite commissoriale, et ayant été examinée dans un grand committé, le Pensionnaire fut obligé de demander jusqu'à trois fois les voix avant de pouvoir en tirer de quoi former une conclusion, et à la fin il fut déterminé que l'on lui donneroit du tems jusqu'au lendemain pour pouvoir coucher une conclusion où il seroit ce qu'il y avoit d'essentiel dans tous ces avis, qui ne tenoient pas ensemble et n'avoient presque rien de commun.

1739.

IX.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 1 Mei 1739.

We have had here the old Prince of Hesse Homburg, the Prince of Aldenburg's

1)

brother. The States General at my requisition have given him the government of Tournay, and he came here to take his oath. He is a plain English country gentleman, or one of the old Germans of Caesar's time, an honest souldier that never told a lye, nor wronged anybody. He has served the two last wars under King William and the Duke of Marlbro', and at the end of every campaign went home just as rich as in the beginning. When one sees such old men and the beaux and petit maîtres in fashion at present, the latter turn one's stomach.

1) De Prins van Aldenburg was Bentincks schoonvader.

(20)

X.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 17 Juli 1739.

...And I can assure you too en passant that the wisest People here judge that the conduct of England in these last démêlés with Spain has been very prudent, whatever the opposers may say.

1740.

XI.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 29 Juli 1740.

...Besides, as Jack who is almost the only one who understands my language, tells me that of late I am changed as to my humour and character, which another can better judge of than myself, it makes me more cautious. One thing I am sure of is, that out of my own family I have not met those sentiments I have found in it; which makes me regret the more being settled here. This last affair of Brother Charles

1)

has given me an unexpressible uneasiness and concern. Supposing even it had succeeded, it had been owing to Mons

r

Corver

2)

, Burgemaster of Amsterdam, who has acted as handsome and kind a part to us in this as can be, and as a friend of ours. Count Wassenaer, with all his merit and capacity, is utterly incapable of being of any use to his friends.

1) Het ging om een ritmeestersplaats bij het regiment gardes te paard, waartoe 22 Juli 1740 A.J.

van der Duyn van Maasdam benoemd was (Resol. Holland). Later in hetzelfde jaar viel weer een compagnie bij dat regiment open en 18 Nov. verkreeg C.B. die.

2) Gerrit Corver (1690-1756), vele malen burgemeester van Amsterdam tusschen 1731 en '48, in welk jaar geremoveerd.

(21)

If I did not out of principles of honour and gratefulness keep him up, it depends upon me to expose him and turn him topsy turvy in the Nobles in the States of Holland, and States General, being loved nowhere for his crossness and inactivity when there is occasion to oblige anybody and readiness to set himself in people's way. I shall not enlarge upon this now.

'Tis true that the votes being even, one was forced to draw lots, and that Jack lost it so. I wish he had not declared he would quitt, and if he had not, I should be of opinion he had better remain. He has been prevailed upon not to ask his dismission yet, till one shall see if he cannot be placed in another Regiment; that will soon be determined. I don't know any particulars of Mr. Halewyn stirring much against him, but do not doubt but he has...

XII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 8 Nov. 1740.

...By the news come yesterday from Berlin - - from Peterburg we had none - - the Empress of Russia

1)

was very ill of the gout in her stomach. What change this would bring in the affairs of Europe, God only knows; but am afraid it would do no good.

The intestine divisions there are gone to a very great height, and the government has been maintained for a long while only by the greatest severity, I might say cruelty, which the authors would pay dear, if the Czarina came to dye at present. The aversion the French have for the Russians shews they fear 'em, which is enough for to make any man love 'em, who has any sentiments of honour, or love for liberty. The Emperor's death has occasion'd much deliberation here, but no Resolution yet. I wish the fear of the overmight of France may not stun the cowards, which by much make the majority, and hinder 'em to come to a vigorous resolution...

1) De keizerin, Anna, was in October reeds overleden.

(22)

XIII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 2 Dec. 1740.

...We are about a second augmentation of ten thousand men. It is not resolved yet;

but things go always slowly on here, and it is well when they go at all. The King of Prussia has a body together of 16,000 foot, and 6,000 Horse, with a considerable train of Artillery, which were to march to-day or monday next: But it is not yet publick whither

1)

. His book

2)

has very much irritated the Court of France against him, which no good Whig can be sorry for. If he goes on with the same judgment and prudence he has shewn hitherto, he will make a figure in Europe, which may serve for example to other Princes. He has the eyes of all Europe upon him, and is the only one that is in a condition to act immediately. We have had several accounts of Admiral Ogle's fleet having got safe from the great storm and hope we shall soon hear of some great event. It is time for people to be roused. Times of confusion make great men, and expose the folly and incapacity of others...

1741.

XIV.

Aanteekening van Willem Bentinck

3)

.

[B.M., Eg. 1733]

20 Févr. 1741.

Par rapport à l'Angleterre, les liaisons de cette cour

1) Frederik II's oogmerk was Silezië, maar daar had Bentinck blijkbaar geen vermoeden van.

De inval geschiedde nog in December.

2) L'Anti-Macchiavel, dat kort tevoren verschenen was.

3) De aanteekening bevat de redenen, waarom naar Bentincks inzicht veel regenten tegen samenwerking met Engeland gekant waren.

(23)

avec le Prince d'Orange et la crainte qu'Elle ne le soutienne - La petite idée, qu'on a du savoir et de l'habilité de ses Ministres dans les affaires étrangères - L'exemple qu'ils en ont donné en 1733 quand la France prit l'occasion de l'élection du Roi de Pologne pour tomber sur l'Empire - Les préjugés d'éducation de plusieurs de nos magistrats, prévenus contre tout ce qui a aucune relation à l'Angleterre à cause du feu Roi Guillaume, aversion qui s'étend sans rime ni raison sur tous ceux qui restent encore en charge placés par lui, et sur tous ceux qui leur apartiennent.

XV.

Notulen Staten van Holland

1)

.

[B.M., Eg. 1733]

18 Maart 1741.

Besoigne Hollande op Rapport ter Genlt. uitgebragt den 1 Maart 1741.

Ridderschap persisteeren by de Resolutie.

1) Tot recht begrip van het volgende leze men Bijvoegsels op Wagenaar, XIX, blz. 97 vlg. Er is onder Bentincks papieren (Egerton 1733) ook een uitvoerige eigenhandige nota, waarin hetzelfde met meer bizonderheden dan daar wordt verhaald. Begin Februari 1741 had Trevor instructie ontvangen om zich over gemeenschappelijke actie bij Pruisen ten gunste van Maria Theresia te verstaan. Het Geheim Besogne had 1 Maart*)een rapport bij de Staten-Generaal ingediend conform advies van Holland. Dat rapport had in hoofdzaak gunstige strekking.

Gelderland en Overijsel vereenigden zich met dat rapport, na eenige weken ook Zeeland en Friesland. Utrecht en Stad en Lande echter, schoon door de Staten schriftelijk aangemaand,

‘verschilden; dringende byzonderlyk Utrecht daar op, dat, alvoorens met Groot-Brittannie of eenige andere Moogendheid te handelen, de stand der zaaken ter kennis van den Koning van Frankrijk diende te worden gebragt.’

De discussie in de Staten van Holland, die Bentinck genotuleerd heeft, loopt over de vraag, of men de resolutie waarop het Besogne zijn rapport van 1 Maart gebaseerd had, moest handhaven tegen de bedenkingen van enkele gewesten in. Alleen Dordt was voor concessies.

Er zijn onder Bentincks papieren twee versies van het eerste gedeelte van deze notulen (beide Egerton 1733): de eene blijkbaar de haastige aanteekeningen door hem gedurende de vergadering gemaakt, de andere naderhand in 't net geschreven, ook eigenhandig; die laatste publiceeren wij hier, voorzoover zij gaan, d.i. tot het advies van Haarlem op 25 Maart (hierna, blz. 19).

*) in de is een vergissing voor

(24)

Dort.

Voor af te moeten gaan een generale idee van de Constitutie van Europa.

Dat Vrankrijk Spagnie en Beyeren, en Oostenryk te samen synde; en aan de andere kant Denemarken en Hessen Cassel met Engeland die in een oorlog met Spagnie in America ingewikkelt is, het Equilibre van Europa weg is, en wy niet in staat om het te redresseeren, dat Vrankrijk ons te magtig is, en daarom gemenageert moet werden.

Maar dat wy evenwel niet moeten komen in mesures om het huis van Oostenryk te vernielen.

Dat het waar is dat wij niet door hetselve Tractaat met Vrankryk verbonden syn

tot de guarantie van de Pragm. Sanctie; maar dat Vrankryk hetselve gegarandeert

heeft in 1737 door een Tractaat aan haar Ho. Mo. gecomomuniceert. Dat de

verlegentheit daar wy nu in syn, hadde konnen werden voorgekomen, indien wy

hadden willen komen in de voorslagen met Vrankryk om Engeland en Spagnien te

bevreedigen. Maar dat door een Memorie van Walpole aan de R.P. die mesures waren

belet. Dat Vrankrijk nog in goede dispositien is, dat sy de passagie van Spaanse

Troupes door Vrankrijk geweigert heeft, en niet souteneeren sal de pretensien van

Beyeren. Dat, dit soo synde, van gedagten waren dat best was het secours aan de

Koninginne van Bohemen in geld te geven; aan Vrankryk en Engeland te gelyk

(25)

vragen wat sy doen willen tot hulp van de Koninginne, en ondertusschen de gemeene dehortatien laten afgaan.

Haerlem.

Dat reeds na rype déliberatie hierover geresolveert was, en dat men nu geen verandering most maken. Maar dat men alle devoiren behoorde antewenden by de andere Provincien die sig nog niet met het Rapport hadden geconformeert, om die te brengen in het sentiment van Holland, dat het fatsoen van de Provincie niet toeliet dat een saak in Holland geconcipieert, en ter Genlt. gematureert, aldaar wierd omvergestooten; daarom van gedagten dat men behoorde aftewagten het effect van de brief van haar Ho. Mo. aan de discrepeerende Provincien. Dat soo veel ligt niet hebben als Dort over de sentimenten van Vrankryk, dat als men geloof mag geven aan ons eigen Ambass

r

. aan het Hof van Vrankryk de sentimenten ver van verbetert, aldaer verergert syn. Dat volgens de advisen van Van Hoey selfs Vrankryk

gedeclareert heeft geen regter te syn over de pretensien van andere Mogentheden over de Successie van Oostenryk, en niet gehouden te syn aan de garantie van de Pragm. Sanctie, terwijl het Tractaat waarby de garantie van Vrankryk gestipuleert was, niet door het Ryk geratificeert was, hetgeen was eene conditio sine qua non.

Dat daerom van gedagten waren dat men by de Resolutie behoorde te persisteeren.

Delft.

Dat, terwyl daar reeds op geresolveert is, en van de Resolutie ter Genlt. in de

Conferentien gebruik gemaakt, en dat vanwegens haar Ho. Mo. een brief aan de

discrepeerende Provincien geschreven was, om te permoveeren om sig met Rapport

te conformeeren, of haar Gedeputeerden te authoriseeren om met de anderen te

overleggen hoe het te schikken soude wesen, sy van gedagten waren dat men behoorde

aftewagten het effect van die Brief. En soo veel te meer omdat het een quaad effect

moet hebben, soo men komt te weten, dat men het hier niet eens is, of men met of

sonder voorgaande communicatie van Vrankryk handelen mag met Engeland over

de executie van Tractaaten.

(26)

Leyden.

Dat men behoorde aftewagten het effect van de Brief van haar H. Mo. aan de Provinciën.

Amsterdam.

Dat afwagten supponeert dat de vergadering by malkander blyven moet. Dat sy approbeeren de gronden van het advis van de Ridderschap. Dat het fatsoen en de Digniteit van de Provincie van Holland daar by geinteteresseert is, om van die saak een afkomst te sien ter Genlt., maar dat men de andere Provincien haar vrye deliberatie niet benemen kan, dat ondertusschen de tyd verloopt, dat men daarom ...

Gouda.

Dat men behoorde afte wagten het effect vande Missive van haar Ho. Mo. en dat hy sig conformeerde met de voorslag van Amsterdam om een Temperament uit te vinden.

Rotterdam.

Dat de saak reeds gediscutieert is geweest, eer de Resolutie genomen is. Dat geen

nieuwe redenen hebben hooren allegeeren, en daarom ook niet van gedagten kunnen

veranderen. Dat het plan en de gronden waarop men totnogtoe gewerkt had, hierin

bestaan, dat men nog Engeland nog Vrankryk moest offenseeren, en dat men se beyde

met stilsitten offenseeren soude. Dat wel wenschten dat'er een middel-weg te vinden

was, maar niet sien dat het Temperament van Amst. er een is; dat ingeval aan haar

remarques kost voldoen door iets te voegen by de Resolutie waarby men te kennen

gaf dat het aan Haar Ho. Mo. aangenaam soude wesen ingeval Vrankryk aan haar

kant de hortatien wilde doen, en bedagt wesen op de middelen om de vreede te

maintineeren, of iets diergelyks, sy daar niet tegen soude hebben, om het werk te

faciliteeren en accelereeren. maar dat sy seer bedenkelyk vinden Vrankryk om raad

te vragen, die niet manqueeren soude te seggen dat men malkander spreeken moet,

waar door de deliberatie in longueur gebragt werd, het effect verloren, en Engeland

geoffenseert; dat eer men raad vroeg aan Vrankryk men geresolveerd moest wesen

(27)

om die raad te volgen, waardoor wy ons geheel dependent souden maken van Vrankryk en niets meer souden kunnen doen sonder haar permissie, dat daerom sy van gedagten dat men niet behoorde afte gaan van de gronden van de Resolutie maar daarby persisteeren.

Alkmaer.

Dat men behoorde aftewagten het effect van de Brief van haer Ho. Mo.

Hoorn.

Dat sy persisteeren by de Resolutie en met Alkmaer.

Enkhuizen.

Met de Ridderschap en afwagten het effect van de Brief.

De conclusie alsvooren is alweer opgehouden en het Besoigne gecontinueert tot Saterdag 25 Maert.

Continuatie van Besoigne 25 Maert 1741.

Gelesen de missive van Stad en Lande tot antwoort op die van haar Ho. Mo. van 10 Maert.

Ridderschap.

Dat dese deliberatie reeds te lang geduurt heeft en acceleratie vereischt. Dat de

missive van Stad en Lande by haar niet veel weegt, dat de deliberatie rouleert over

de executie van engagementen reeds genomen, dat over nieuwe engagementen volgens

de Resolutie de vrye deliberatie blijft, dat voor het geen wy aan Hanover geeven

souden, voor ons soude werden gestipuleert een reciproque secours, daar wy ons

voordeel by souden vinden. Dat sy geen intentie hebben om eenige wettige reden

van offensie aan Vrankryk te geven, en dat sy ook niet kunnen sien dat hier door

soude kunnen geschieden. Dat selfs in Vrankryk volgens de Brieven van Van Hoey

verstaan werd dat de deliberatie is over de executie van een Tractaat door drie

mogentheden gesloten, waar van twee nu door de derde gesommeert worden tot

voldoening van de genomen engagementen, dat al was het dat men in dit

(28)

geval aan de garantie van de Pragmatique Sanctie niet verbonden ware, het Tractaat van mutueele defensie geen tegenspraak leyden kan. Dat wy door Engeland uit dien hoofde aangesproken syn, en gevraagt wat onse intentie is; dat van wegens Vrankryk niets gevraagt is. Dat het rapport op goede en solide gronden staat, en dat daerom by haer vorig advis persisteeren. Dat soo er een temperament gevonden kan werden om de discreperende gedagten en advisen te concilieeren, en niet strydig met de Resolutie, sy daar garen na sullen luisteren; anders persisteeren by haar vorig advis.

Dort.

Dat het haar leed is dat men alweer delibereert over een geresolveerde saak. Dat in de laaste Besoigne de conclusie geweest is een opstel te maken om de discreperende Provincien en leeden van onse Vergadering te concilieeren. Dat sy geen Plaidoy maken willen voor de Prov. van Stad en Lande. Dat sy versoeken te weten of de Ridderschap het Temperament door Amsterdam voorgeslagen amplecteeren, dan niet. Dat de Leeden * gelieven verdagt te wesen dat wanneer de Resolutie genomen is, ook geresolveert is niets te doen ter Genlt. sonder weer hier te brengen, endat niets finaals gedecideert nog gearresteert is.

* N.B. Dit absolutelyk genegeert synde, door verscheide Leeden en de extensie van de Resolutie soals die in volle vergadering gelesen was, door de Pensionaris

1)

Halewijn nagesien synde, heeft hij Hr. Halewijn niet gerepliceert, nog verder geadviseert.

Haerlem

2)

.

Weeten het sentiment van Dort niet. Ridderschap wel begrepen - het object van de deliberatie over de sentimenten van de andere Provincien; het resultaat is geweest af te wagten de advisen van de Provincien; de

1) François Teresteyn van Halewijn (1676-1751), pensionaris van Dordt 1727-'51.

2) Hier houdt Bentincks uitwerking van zijn gedurende de vergadering gemaakte aanteekeningen op en wij volgen die laatste, welke soms moeilijk te ontcijferen en te verstaan zijn.

(29)

missive considereert maar één kant. En aan de andere kant ook gesien moet werden.

De gronden deselve dat men Vrankrijk nog Engeland offenseeren moet. Dat dat ons intentie is - maar de methode van Stad en Lande onmogelyk - is het mogelyk Vrankryk te vragen over genomen mesure soude (sic sonder?) Engeland te offenseeren. Trevor het secreet versocht. Sullen wy dan aan Vrankrijk vragen - middelweg in de Resolutie de eenigste is, en persisteeren by de Resolutie en te minder reden omdat er de meerderheid ter Gent. is. Is er iets op sullen er wel na luisteren. Maar het moet wesen van die natuur dat men niet van vorige gronden afgaat.

Delft.

Dat de laaste maal aftewagten; dat nu Stad en Lande blyft; Utr. oock; Zeeland onbekent; vreesen dat andere blyven sal; dat men denken moet hoe een end te maken ter Genelt.; dat het een verbittering in Vrankrijk maken sal, en by de andere Provincien soo men blyft; daarom bedagt te wesen op een Temperament. Amsterdam heeft de laatste maal geopponeert, Delft niet avers. Voorslag van Delft: by de Triple Alliantie 1717 heeft Vrankrijk ons gegarandeert, nu Vrankrijk te vragen of sy willen die garantie presseeren. Uit haar antwoort sien wat sy doen wil.

Leyden.

Met Ridderschap.

Amsterdam.

Hoe hier aftekomen, by decisie of temperament? Advis van Ridderschap goed maar op de applicatie komt het aan. So iemand er iets op weet, niet timoureus van haar gedagten. Temper(ament) van Delft niet deugt; geen beter weten als haar eigen Temperament, bestaande in het versoek van dehortatie en concurrentie; voor haar na haar wysheit. Stad en Lande ongelyk in 2. pointen: 1. vragen voor af, 2. wagten.

Soo de twee Prov. blijven staan, sullen wy besenden of overstemmen. In het laast

seer veel swarigheid. Niets anders als een conciliatoir. Dat de discrepantie een

Bagatelle is; dat sonder dat niets te doen sal wesen; dat se daartoekomen uit nood.

(30)

Gouda.

Met Amsterdam.

Rotterdam.

De swarigheid op een Art. van Conciliatoir van Amst.: wat soude werden gedaan?

vrees op die manier van Engd. af te raken. Malkander te verstaan. Hasarderen haer gedagten: dat van een sond(erling) effect soude syn indien Vrankrijk gelyke dehortatien geliefde te laten afgaan, en aangenaam wesen aan den Staat indien Vrankrijk doen woude het geen volgens syn wysheit best soude bevonden werden tot conservatie van de rust in Europa.

Temp(erament) Rott(erdam)(?)

Rappt. 1. (Metten?) eersten ter Generaliteit concludeer(en) en aangaande de comm(unicatie) aan Vrankryk byvoegen:

Dat het niet alleen van een bysonder effect soude syn. wanneer de Con. van Vrankr.

gelyke dehortatien aan de Conink van Pruisen geliefde te doen maar ook ten uitterste aangenaam soude syn aan den Staat wanneer syne Chr. Maj. soude gelieven te employeeren sodanige verdere middelen als na syne Hoge Wysheit en beroemde vredelieventheid sal oordeelen te konnen dienen tot conservatie vande gemeene ruste in Europa.

En dat vervolgens geresolveert, Communicatie aan Fenelon en dan met Trevor in Conferentie over de ordres in executie van het geresolveerde af te senden.

Alkmaer.

Wenschen een Temperament met Amsterdam door Rotterdam gemodifieert.

Hoorn.

Met Alkmaer.

Enkhuisen.

'T selfde.

Op Temperament van Rotterdam.

Ridderschap pro; by beschikking en om de goede harmonie.

(31)

Dort.

Een afkomst goed. Soo de andere willen, ook by Rotterdam, maar wanneer sal dat gecommuniceert werden? Voor of na?

Rott.

Als men het met Engeland eens is: na.

Dort vraagt Amsterdam.

Amst. dat niet vooruit moet loopen, maar wagten tot Dort, Haerlen &c geadviseert hebben. maar verklaren dat modificatiën van Rotterdam aannemen, maar geen questie voor of na. Soo smakelyk by de Provincien, word het indirect een Resolutie en dat men daarvan kennis moet aanstonts geven aan Fénelon.

Dort. Als Amsterdam, en dat considereeren als een middel om het met de Provincien te kunnen afdoen.

Haerlem.

Temperament Rotterdam geeft geen atteinte aan de gronden, maar over de vraag of voor of na niet verstaan wat geuit is. Soo niet tegen de voorige gronden souden amplecteeren.

Delft.

De intentie om een end te maken ter Genlt. op de een of de andere manier. Voorslag amplecteeren maar over ...

1)

begrypen dat om de Prov. te complaceeren aanstonds;

hoe eerder hoe liever behoorde te werden gecommuniceert.

Leyden.

Laast advis.

Amsterdam.

Reeds geëxpliceert, dat om de Provincien te complaceeren &c.; dat Trevor niet tegen een historique communicatie aan Vrankrijk; Aan de Gedept. ter Genlt. laaten te schikken.

Gouda.

Ad idem.

1) Onleesbaar.

(32)

Rotterdam.

Met haar voorslag; over de tyd, dat de saak most eerst werden geconcludeert - anders geen sin, dat soo synde dat wy van de saak af syn.

} Alkmaer

} met Rotterdam.

Hoorn

} Enkhuisen

Conclusie.

Dat Rappt. ter Genlt. geconcl. met Voorslag, en dan aan Fenelon gecommuniceert hetgeen hem aangaat, en daar na aan Trevor hoe het geresolveerde werkstellig te maken.

Holl. Continuatie van Besoigne van Saterdag 18 Maart. 28 Maart 1741.

Ridderschap. Persisteeren.

Dort.

Dat het different tusschen de Provincien en Holland hierin bestaat, dat men aan Vrankryk kennis en communicatie behoorde te geven, eer men met Engeland sluit.

Soo dat de vraag alleen is wanneer men die kennis geven sal. Dat sy persisteeren by haar voorig advis. Maar alleen daarby sullen voegen dat wy alle wenschen de vreede, en de behoudenis van de tegenwoordige Regeering. Soo men vooraf geen kennis geeft aan Vrankryk, sal sy, in geval sy de genomen mesures niet approbeert, geirriteert wesen, en occasie hebben om de Wapenen tegen de Republiek te nemen, en dan is het met de Republiek gedaan. Dat men behoorde nog wat in te sien en het sentiment van Zeeland afwagten, dat anders de consequentien seer te vreesen syn: Dat als men de Provincien van Zeeland, Utrecht en Stad en Lande irriteerde, sy souden kunnen beletten de executie van mesures buiten haar genomen.

Haerlem.

Dat sy persisteeren by haar advis van voorlede Saterdag. Dat in die saak reeds alle

de menagementen voor

(33)

Vrankryk getoont waren die mogelyk waren, sonder Engeland te negligeeren, met wie wy in een en het selve Tractaet verbonden syn. dat niets meer mogelyk te doen is, sonder van voorige grond af te gaan. Dat in geval men nog volgens het advis van Dort een weinig wilde wagten na de Resolutie van Zeeland daar niet tegen souden hebben.

Delft.

Dat sy persisteeren by haar voorig advis. dat men behoorde aftewagten het effect van de Missive van haer Ho. Mo. aan de Provincien, dat de tyd verloopt. Dat in bedenking geven of men sig niet in omnem eventum in staat behoorde te stellen.

Leyden.

Dat men behoorde aftewagten het effect van de Brief van haar Ho. Mo.

Amsterdam.

Dat men behoorde de Resolutie tot effect te brengen. Dat de saak acceleratie vereischt: dat er een end van moet gemaakt werden, dat dat niet te vroeg kan geschieden. Dat Engeland, Russland en Bohemen na ons wagten. Dat het verschil tusschen de Provincien klein is en van geringe importantie, dat men haar moeste doen sien dat sy te veel vragen, en dat men haer van onse kant te gemoet wil gaan;

dat sy daarom voor een Conciliatoir waren; dat terwyl de anderen Leeden styf op haar stuk bleven staan, en by haar gedagten persisteerden, sy meenden van de haare ook niet soo ligt aftegaan. Dat sy daarom voorsloegen om een temperament uit te vinden om de sentimenten van de Provincien te concilieeren, die aan Vrankryk alvorens Communicatie geven willen. Dat tot Temperament souden kunnen dienen dat men Vrankrijk versocht gelyke dehortatien te doen; dat men haar vroeg wat sy meer doen wil, en wat sy denkt dat meer door anderen behoorde gedaan te werden.

Dat men op die manier niets waagt, en dat groot voordeel te behaalen is door Vrankryk

niet te offenseeren. Dat er sonder expedient groote hapering ter Genlt. soude wesen

maar dat men er geen amplecteeren moest, dat het werk omver

(34)

stootte. Dat men de communicatie aan Fénelon en Trevor kost geven op deselve dag, en Fénelon een uur vroeger bescheiden dan Trevor.

XVI.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Den Haag, 21 Maart 1741.

...You will oblige me much if you can send me a copy of a book lately published containing the Debates in both houses of Parliament for several years past, which has been taken ill, and the Printer put in prison. It has made a great deal of noise;...

I wish that I could make use of the opportunity of the yacht that is coming over to take a turn to England. Nothing in the world could give me greater recreation and refreshment than that. Beside the unspeakable satisfaction of seeing and talking with you, and renewing our acquaintance, I have such a mechanical affection for the country you are in, that it is somewhat like what the Suisses call la Maladie du pais.

I call it mechanical tho upon reflecting I really beleive it is grounded on reason, and on the respect and veneration I have every day more and more for true merit and vertue, which I may boldly say I never met with so much of as in my own family nor enjoy'd the pleasure of so much as in England, tho that has been but short...

Everything is so embroil'd that it is not possible to form any notion of what is doing about us. And in this confusion, the only thing that can be foreseen with any sort of certainly is that France will gain by it. But how, when, what measures she will take, or actually has taken, and what is her particular plan, is what nobody can tell.

Pray don't think I seek to lay the blame on others. There is such a general want of

spirit throughout all Europe, at least in these parts of it, that it is like a body without

a soul. It is the effect of a Peace of 28 years. And nothing can rouse People out of it,

but an imminent danger. You will, may be, say, the danger is great already, but it is

not enough, since it does not do its effect.

(35)

XVII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 23 Mei 1741.

We have had in assembly of the States General a great dispute about Mr. Rosendaal's pretending to remain in the Admiralty, and at the same time to take session in the Council of State

1)

. As I have resolved never to prostitute my character, whatever other People may do with theirs, I have ventured the loss of Mr. Tork

2)

and all his family's friendship, and beleive he will never forgive me what has passed last week, and of which I have not now time to give you the detail. But as I was alone at the States General, - - I mean without the Pensionary, the rest of my colleagues being very insignificant - - the day the affair was brought in deliberation and that Mr. Haren - - he that is married with Mrs. Charles

3)

- - is a very great friend of mine, everybody suspected, and with reason, that we had concerted this affair together to force Rosendaal to choose one or other of these Commissions, as not being compatible together, the affair was put to a Committee, and the report in his favour - - contrary to all order, and the constant uninterrupted practice since the beginning of the Republick - - The affair was brought by me into the States of Holland and the conduct held there by their deputys approved, & the two commissions declared incompatible in this case as well as for the future. And to-day the States of Holland have taken a Resolution to hinder that of the States General having its effect. Rosendaal has made a point d'honneur to maintain what he has begun, and we to keep him to order. The orders are sent to day to Amsterdam to hinder Rosendaal taking

1) L.A. Torck, heer van Rosendaal, landdrost van de Veluwe, lid van de Admiraliteit van Amsterdam, was benoemd tot lid van de Raad van State. Vgl. over deze twist Bijvoegsels op Wagenaar, XIX, blz. 105, en P. Geyl, a.w., blz. 302.

2) F.W. Torck, Rosendaal's broer; vgl. blz. 63.

3) Willem van Haren dus.

(36)

place in the Admiralty during his commission in the Council of State. Rosendaal did not expect such a vigorous resolution, and has begun this afternoon to speak of an accommodement. He will be forced at last to recant and yield. As he is the most haughty, violent, ambitious man in the Republick, and the leading man in Gelderland where he makes a shew of his Credit here, he deserved to be humbled in an affair, begun and carry'd on in such an irregular manner as this was.

XVIII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 27 Juni 1741.

I must tell you opposers one thing that you talk the same language with France, who will not neither believe the King of Prussia coward, because it does not serve their turn. What I writ you of him and his running away to Oppeln during the Battle

1)

is true, or nothing is true. I know it to be as positively as I know King George went to Hanover some weeks ago. We expect daily his answer to our last proposals to him, but it is not come yet. Never anything was so illjudg'd as that Prince's conduct, in point of Politicks as well as morals, and he will certainly pay for his folly soon or late, and draw certain ruin upon his country, and upon all Germany, which suffers already from his bad measures, and lies open to France, who will certainly not let this opportunity escape. If you saw the detail of the King of Prussia's behaviour, the stile of his letters to his ministers, the different language he makes 'em speak in different courts, often contradictory, you would judge of him as I do, and find the comparison true I made sometimes between him and a certain lady

2)

, with whom I always

1) De slag bij Mollwitz. Willem Bentincks verhaal van het wegloopen was juist; maar daarmee was zijn conclusie nog niet gerechtvaardigd.

2) Bentinck doelt op zijn vrouw, van wie hij toen reeds gescheiden leefde.

(37)

find some conformity in everything or person that is odious. The situation of Europe and the overmight of France makes one manage him more than strictly one ought to do. And it is a great misfortune one is obliged to do so. Else he ought in justice and by vertue of our solemn engagements to the House of Austria to be used quite otherwise...

XIX.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 7 Juli 1741.

...Monsr. Rosendaal's affair is not yet finish'd, neither can I tell you positively what will be the end of it. For as he is very violent in his projects, he will, may be, employ such means as will persuade some and frighten others. You say its a vile action in him, but it is not possible to imagine any thing more so. And the situation of publick affairs and need of harmony and unity has made him the bolder. By something I heard yesterday I begin to think he has no good opinion of his success himself, some of his friends having spoke of a project of accommodation, and showing a moderation which makes think that, when the affair comes again in deliberation in the States Genl., he will not have the majority for him...

XX.

G. Corver aan W. Bentinck

1

)

[B.M., Eg. 1745]

Amsterdam den 13 July 1741.

Hoog Ed. Wel Geboore Heer.

...Hoewel ik het met U.H.E. d'accord ben dat de Koning van Pruysen de grooste

zoo niet de eenigste oorzaak van deze troubeles is; ben ik egter van begrip dat men

de koningin van Boheemen met dien vorst moet reconcilieeren, al zoude men vrij

wat moeten spenderen. Vooreerst om daar door de keyserlijke Kroon in 't huijs van

(38)

Oostenrijk te conserveeren, - - zonder welke het na mijn begrip niet kan staande blijven. - - Ten anderen om dit, en dergelijke onheylen te prevenieeren.

Ik apprehendeer zeer de difficultijten en dissentien, die er ontstaan sullen bij de aanstaande promotie

1)

, en zonder welke wij onnut sullen sijn aan onse Vrinden en gemepriseert by onsen Vyanden: Maar de vrage blijft hoe koomen wij daar deur.

Nopens het groote point: Wat Partij te kiezen, als het er op aan zal komen, komt mij niet difficiel voor. U.H.E. weet mijn sentiment, en zoo lang men geen wettige reeden van ongenoegen geeft, persisteren ik: dat men met Engelandt een lijn moet trekken:

egter zoo niet, dat men als een hond aan een touwtie zouden gaan...

XXI.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 25 July '41.

...as to Publick affairs, things go worse and worse every day. France takes off the mask

2)

. The 15 of Aug. N.S. is the day fixt for the 1st Column of their Troops to pass the Rhine, and the 21st for the second.

Maréchal de Belile is to go with 30/m men to join the Elector of Bavaria, and carry him into Bohemia. The King of Prussia hearkens in appearance to proposals of accommodation, but in effect lyes by, and will begin again to act when the French have join'd the Bavarians. The Elector of Cologne is forming a camp upon the Frontiers of Groningen, we shall see in a few weeks where the Bomb will burst; and if it is to be so, t'is better sooner than later.

1) Een promotie van hoofdofficieren was sinds lang noodig. Moeilijkheden waren te verwachten over de rang daarbij aan de Prins van Oranje toe te kennen.

2) Het had tot omstreeks deze tijd geduurd vóór men zekerheid kreeg, of Frankrijk in weerwil van zijn bekrachtiging van de Pragmatieke Sanctie gebruik zou willen maken van Oostenrijks verlegenheid en Beieren steunen. Maarschalk Belle-Isle was de leider van de oorlogspartij.

(39)

We are putting ourselves here tout doucement in a better state; and People a fortnight or three weeks ago talked quite otherwise than they begin to do now. I see so clear into things here, that I really dare not write at all about em, for fear of saying too much and entering into Personal details which are not fit for the Post. ... Brigadier Wassenaer

1)

and I are very well together, since we are out of one another's way; and I keep well with him, because union is very necessary in our body, to keep up some little order and decency; which might be of greater weight, if our head had a head.

...

XXII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 25 Aug. 1741.

...The Province of Gelderland is in a very prosperous state, because in the last war they left the whole load upon Holland...

The news from abroad grow every day worse and worse. The French are going to fill Germany with their armies. It is a great happiness to us that they take off the mask, for now there is some hope, and if they had left us longer asleep, we had maybe never waked again, but pressing danger gives courage and perspicacity. There is no hopes left of an accommodation between the King of Prussia and Queen of Hungary, and it is no great matter, for the King of Prussia's character is such that the most solemn treaty with him or nothing is just the same thing ... All our officers are ordered to their Regiments.

XXIII.

Willem Bentinck aan de gravin van Portland.

[B.M., Eg. 1712]

Sorgvliet, 7 Sept. 1741.

...Br. Charles came back last week in very ill

1) C.L. van Wassenaer van Doeveren. Vgl. noot 5, blz. 3.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2. Le traitement de la grande majorité des cas peut se faire dans les formations hospitalières ordinaires c.-à-d. les hôpitaux généraux, sans coercition. Les malades

Elle souhaiterait que cela puisse durer, dans la mesure où il serait nécessaire et impérieux que le Commissariat provincial de la PNC, pour la ville- province de Kinshasa,

Me Yabili raconte que le 1 er novembre 2010, à Merry Esneux, en Belgique, il avait exposé à Emile Lamy ses craintes d’avoir un trop grand nombre de hautes juridictions

de la ville de Goma tudiants de l’Université de , après avoir informé les autorités locales, a organisé une marche de ce mardi 20 novembre 2012 dans les

Le flysurf (ou kitesurf) a pris, cet été, son envol. Il est l’enfant du surf et du cerf-volant 4) , auquel le flysurfeur est relié par des câbles.. Le principe

J’ai tout juste trouvé cette phrase: “Si même je parlais toutes les langues des anges et des hom- mes...”2 Intérieurement j’étais écœuré. Je me sentais joué, berné par

2) Onno Zwier van Haren, gevolmachtigde op het congres te Aken, was pas na het tekenen der preliminairen te Aken aangekomen, overeenkomstig de wens van Bentinck, wiens tegenstander

Il est vrai que notre première publication collective avait été accueillie par la revue Guerres mondiales et con its contempo- rains, fondée en 1950 par Henri Michel sous le nom de