• No results found

Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2 · dbnl"

Copied!
721
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Willem Bentinck

editie C. Gerretson en P. Geyl

bron

Willem Bentinck, Briefwisseling en aantekeningen van Willem Bentinck, heer van Rhoon. Deel 2 (eds. C. Gerretson en P. Geyl). Martinus Nijhoff, Den Haag 1976 (twee delen)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bent006brie02_01/colofon.htm

© 2009 dbnl / erven C. Gerretson & P. Geyl

i.s.m.

(2)

[Eerste stuk]

Verantwoording

In 1934 heeft het Historisch Genootschap het eerste deel van de Briefwisseling en aanteekeningen van Willem Bentinck, heer van Rhoon het licht doen zien, ‘late vrucht’

van een samenwerking der uitgevers C. Gerretson († 1958) en P. Geyl († 1966), in leven hoogleraren te Utrecht

1)

. Zij kondigden in hun voorrede een tweede deel aan, maar het heeft ruim veertig jaren geduurd voor dit dan nu verschijnt. De lotgevallen van het door Gerretson en Geyl voor dit deel verzamelde en onder leiding van Geyl ten dele bewerkte materiaal doen hier minder ter zake

2)

dan de staat waarin het zich bevond na het overlijden in 1966 van Geyl, langstlevende der uitgevers.

In 1970 stelde ondergetekende op verzoek van de bronnencommissie van het Nederlands Historisch Genootschap een onderzoek in; hem bleken toen aanwezig te zijn:

1. Ruim 1600 vellen met door verschillende handen vervaardigde transcripties.

Het was niet bekend volgens welk systeem elk der transcriptores had gewerkt;

het was niet zeker of collationering met de originelen had plaatsgehad; er waren enkele hiaten in de serie; er waren verdachte lezingen.

2. Een door de heer drs. W.J.F. Meiners in de jaren 1956-1959 in opdracht van Geyl naar de transcripties getypte tekst.

3. Een uitvoerige annotatie, in opdracht van Geyl door de heer drs. T. Klaversma vervaardigd en in de jaren 1956-1959 door de heer Meiners onder toezicht van Geyl bewerkt en aangevuld.

4. Aantekeningen van Geyl betreffende deze annotatie bij de pagina's 1-297 der transcripties.

Het bestuur van het Nederlands Historisch Genootschap overwoog, dat het bij de geringe omvang der middelen van het genootschap de keuze had tussen, enerzijds, het laten rusten der uitgave en, anderzijds, het publiceren van het tweede deel, waarbij evenwel de zekerheid ontbrak dat de uit te geven tekst zou voldoen aan de door het genootschap gehanteerde Regels voor het uitgeven van historische bescheiden

3)

.

Daar het voordeel van de toegankelijkheid van het materiaal

1) Bentinck I, p. v.

2) Gegevens over de gang van zaken zijn niet te vinden: de archieven van het Nederlands Historisch Genootschap en van Geyl bevatten er geen stukken over.

3) In de geheel herziene 4edruk, Groningen, 1966.

(3)

zwaarder leek te wegen dan het nadeel van de onzekerheid over de wijze waarop de transcripties van de achttiende-eeuwse teksten waren verricht, besloot het bestuur de uitgave te laten voltooien. In de aanvang van 1970 verstrekte het aan de heer Meiners de opdracht om onder toezicht van de bronnencommissie van het

genootschap, en meer in het bijzonder van ondergetekende, het tweede deel persklaar te maken.

De bronnencommissie nam als voornaamste richtlijnen voor de uitgave aan, dat het werk van Geyl zou worden voortgezet en afgemaakt, dat er geen uitbreiding zou worden gegeven aan het voorhanden zijnde materiaal der transcripties

4)

, en dat, voor zover dit met eenvoudige middelen mogelijk zou zijn, de tekst en de annotatie van deel II zouden worden aangepast aan de thans geldende Regels. Dit heeft onder andere ten gevolge gehad, dat de transcripties alleen wat betreft het gebruik van hoofdletters en de oplossing van afkortingen zijn herzien.

De taak van de bewerker moest op grond hiervan bestaan uit:

a. controle van de transcripties, waar deze door Geyl, blijkens diens onder 4 genoemde aantekeningen, door hemzelf en ondergetekende onbevredigend waren bevonden;

b. aanvulling van hiaten in het corpus der transcripties;

c. wijziging van de getypte tekst ten aanzien van hoofdletters en afkortingen;

d. herziening en aanvulling der annotatie;

e. vervaardiging van een index op de in dit deel voorkomende persoonsnamen;

f. vervaardiging van een lijst der bij de annotatie van beide delen gebruikte literatuur.

De onder a en b genoemde werkzaamheden zijn voor enkele gevallen door

ondergetekende in het Brits Museum verricht en voor het overige door de bewerker aan de hand van door het museum verstrekte inlichtingen en xeroxcopieën. In het aan de bewerker ter hand gestelde manuscript ontbrak één pagina (zie nr. 671,

4) Vgl. het in de Voorrede van deel I op pp. viii en ix meegedeelde. De heer Meinen deelde ondergetekende mee, dat in de in het Koninklijk Huisarchief berustende inventaris van het huisarchief - Middachten geen correspondentie van Willem Bentinck wordt vermeld. Wel bevinden zich in het in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag berustende archief van de familie Fagel brieven van Willem Bentinck (N.M. Japikse, Het archief van de familie Fagel, inv. no. 3979). Ook in het Koninklijk Huisarchief bevindt zich correspondentie van Bentinck uit de onderhavige periode: zie Bentinck I, p. ix.

(4)

noot 3). Het is niet mogelijk gebleken te ontdekken welk stuk daardoor vermist wordt.

Toen aangaande een aantal stukken, waarvan op de transcripties was aangegeven dat zij berusten in Archief Wolfenbuttel I, aan het Niedersächsisches Staatsarchiv te Wolfenbuttel nadere opgave van het inventarisnummer werd gevraagd, bleken verscheidene niet in Wolfenbuttel te berusten. De ondergetekende trof een aantal ervan in de Egerton-collectie van het Brits Museum aan, maar enkele kon hij daarin niet vinden. Bij de teksten van deze laatste stukken is in een noot opgegeven dat de verblijfplaats onbekend is.

De onder d aangegeven herziening der annotatie beoogde ten eerste versobering van de formulering en besnoeiing van de menigmaal te weelderige informatie, dit overeenkomstig een door Geyl in zijn bovengenoemde aantekeningen herhaaldelijk geuite wens. Ten tweede diende de annotatie aangepast te worden aan de Regels.

Daarmee zou van de in deel I toegepaste methode worden afgeweken: treft men daar biografische gegevens in de noten aan, in deel II worden deze in beginsel in de onder e genoemde index verschaft. Literatuur wordt in deel II geciteerd met verkorte titels, welke verklaard worden in de onder f genoemde literatuurlijst. Deze lijst bevat ook de in deel I geciteerde literatuur.

Bij de voorbereiding van de index bleek, dat de annotatie van deel I lacunes vertoonde wat betreft de informatie over personen. De voor de uitgave aangenomen richtlijnen leidden de bronnencommissie tot het besluit, dat de bewerker niet zou overgaan tot aanvulling in de index van in deel I ontbrekende toelichtingen. Toch is het de bewerker gelukt om in het verband van de verzameling van personalia voor deel II informaties te verkrijgen over een aantal in deel I voorkomende personen;

deze gegevens worden de gebruiker in de index niet onthouden.

De bewerker heeft zo lang mogelijk, en nog tijdens het zetten, gestreefd naar aanvulling van de personalia. Daardoor is het mogelijk dat men in de index gegevens aantreft over personen, die in noten nog ontbreken.

In het tweede deel zijn veel meer en veel uitvoeriger regesten opgenomen dan in

het eerste deel. Deze zijn door de transcriptoren opgesteld en door de heer Klaversma

onder toezicht van Geyl bewerkt. In de door Geyl nagelaten aantekeningen blijkt

niets van de wens naar of voornemen tot verwijdering of besnoeiing. De regesten

zijn daarom gehandhaafd; de heer Meiners heeft bij de

(5)

bewerking van de annotatie ook de regesten op een aantal plaatsen herzien.

In de laatste fase der werkzaamheden heeft mejuffrouw drs. G.N. van der Plaat de taak op zich genomen het manuscript van de bewerker voor de drukker gereed te maken. Daarbij heeft zij onder meer een algehele laatste controle op de interne verwijzingen en de volledigheid van de index doorgevoerd. De heer Meiners en ondergetekende zijn haar veel dank verschuldigd.

De heer drs. G. de Bruin heeft veel werk verzet om de index te controleren en zetklaar te maken. Nadat er zich nog tijdens het zetten van het tweede deel een mogelijkheid had voorgedaan tot het herdrukken van het eerste deel, kon aan dat deel een eigen index worden toegevoegd. De afsplitsing van de voor de index van deel I bestemde materialen is door de heer De Bruin verricht. Ook tegenover hem wil ik graag de erkentelijkheid van de bronnencommissie en de bewerker uitspreken.

De heer Meiners is verantwoordelijk voor de annotatie, de index en de

litteratuurlijst. Voor de tekst is hij dit, zoals uit het voorafgaande is gebleken, slechts ten dele.

De nummering der in dit deel opgenomen stukken zet die van deel I voort. De bronnencommissie wenste echter grote getallen in romeinse cijfers te vermijden;

daarom zijn in deel II de stukken met arabische cijfers genummerd.

Het bleek ten behoeve van de druk gewenst, in afwijking van de Regels, woorden en zinnen, die in de tekst onderstreept zijn, cursief te drukken. Evenzo zijn gedrukt woorden en zinnen in een andere taal dan waarin het stuk waarin zij voorkomen geschreven is.

J. Heringa

(6)

1748

332

Wassenaer-Katwijk

1)

aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1745]

Aken, 3 mei 1748

J'ay été d'opinion avec vous, que votre voyage de la Haye

2)

étoit nécessaire surtout pour l'armée (maar toch mis ik uw aangenaam gezelschap. Kom dus zo spoedig mogelijk terug). J'espère que vous aurez reçu par le courier que mylord

3)

dépêcha au duc

4)

peu après votre départ, la lettre que nous vous avons écrit pour vous informer de la visite de monsieur Caunitz. Son discours étoit des plus vifs, le dépit étoit peint sur son visage; il n'a jamais voulus prêter attention aux raisons que nous allégâmes, nous interrompant en disant qu'il vouloit bien croire que nous avions eus nos raisons et nos ordres, mais qu'à présent sa cour prendroit des mesures pour montrer à tout l'univers le procédé noir et inouî de ses alliez envers elle

5)

. Je fus immédiatement chez mylord qui m'offrit de vous envoyer la lettre que nous avions de vous écrire par son courier.

A mon retour au logis je trouvai le gubernator Van Podding

6)

1) Frederik Hendrik van Wassenaer Katwijk, gedelegeerde naar het vredescongres van Aken.

Zie voor Bentincks oordeel over hem Bentinck I, p. 453, 468.

2) De dag na het sluiten der preliminairen reisde Bentinck via het hoofdkwartier van Cumberland bij Roermond en via Breda, waar Willem IV zich bij de troepen bevond, naar Den Haag.

3) Lord Sandwich, Engels gezant in Den Haag, gevolmachtigde op het congres van Aken.

4) De hertog van Cumberland, jongste zoon van George II, opperbevelhebber van de verbonden legers in de Nederlanden.

5) De preliminairen waren buiten von Kaunitz, Oostenrijks gezant te Aken, om getekend. Hij had zelf gestreefd naar een afzonderlijke vrede tussen Frankrijk en Oostenrijk; nog op 30 april hoopte hij daarop. De teleurstelling was des te groter. Oostenrijk protesteerde, maar schikte zich naderhand. Vgl. Beer, p. 15 vlg. Het protest van Kaunitz in Ned.Jb. 1748, p.

426 vlg.

6) Klaarblijkelijk is hiermee bedoeld G.A. Hasselaer, schepen van Amsterdam en gedelegeerde op het congres van Aken. Zie voor zijn verhouding tot Bentinck en Wassenaer-Katwijk Bentinck I, p. 320, 425, 435, 468, 470.

(7)

occupé à un Pro Memoria, débutant par ‘Caunitz segt’ etc., dont Tollozan

7)

a formé notre lettre, Verdun

8)

ayant une forte fièvre (il se porte mieux à présent). L'aprèsdiner mylord Sandwich vint passer une demy-heure dans ma chambre et de là nous allâmes ensemble dans celle de monsieur Hasselaer

9)

. Mylord paroissoit inquiet, languissant d'apprendre comment le duc avoit reçu la nouvelle de la signature

10)

; il craint toujours que la France ne consente à une suspension d'armes immédiate. J'espère, que notre conduite sera approuvée. Pour moy je suis persuadé qu'il n'y avoit pas d'autre partis à prendre pour nous, dans les circonstances où nous nous trouvons et si on peut prévenir par la démolition de Bergen-op-Zoom, Namur, Ypres et autres places fortes

11)

.

Il est vray qu'il auroit été à souhaiter que la cour de Vienne eût voulus s'ouvrir plus confidemment à ses alliez touchant l'établissement de don Philippe, sans négocier là dessus avec l'Espagne, au préjudice de son allié le roy de Sardaigne

12)

.

Notre Amsterdammer

13)

se plaint extrêmement de ce qu'il n'a eu connoissance de la négotiation qu'au moment qu'on alloit signer

14)

, que nous devions en faire une affaire commune pour vous en faire nos plaintes à votre retour; ‘a moins’ a-t-il ajouté deux ou trois fois, ‘que vous’ (c'est à moy qu'il s'addresse) ‘n'en avez eu connoissance auparavant’; ce que j'ay nié le plus hardiment du monde: een leugen om bestwil is geen sonden. En attendant je ne sçaurois me dispenser de vous marquer ma reconnoissance de la confiance que vous avez eu en moy en cette occasion. - Vous en avez agi avec moi en véritable amy. (Ik had voor mijn vertrek al erop gerekend, anders had ik mij niet hierheen durven begeven, daar ik even

7) Onbekend.

8) Secretaris van Bentinck. Zie Bentinck I, p. 330.

9) Klaarblijkelijk G.A. Hasselaer.

10) Sandwich had meer toegegeven dan zijn instructies veroorloofden. Zowel Cumberland als de Engelse regering keurden zijn handelwijze echter goed. Vgl. Lodge, p. 337 vlg.

11) Hiermee had St. Séverin gedreigd toen Bentinck trachtte o.a. vernieuwing van het handelsverdrag van 1739 met Frankrijk te doen opnemen. Zie Kalshoven, p. 39, n.3.

12) St. Séverin had het in zijn gesprekken met de gezanten der zeemogendheden doen voorkomen alsof Oostenrijk heimelijk met Spanje onderhandelde. In werkelijkheid werd de geringe vertrouwelijkheid veroorzaakt door Oostenrijks streven een afzonderlijke vrede met Frankrijk te sluiten. Zie Beer, p. 28.

13) Onbekend.

14) Zie Bentinck II, nr. 338.

(8)

onwetend ben hoe te handelen, als Hasselaer), à qui mylord a de la peine à faire comprendre que tout cecy n'avoit été qu'un affaire de deux jours

15)

; hij blijft altijt maalen als een ouwe hoer et cela avec ses expressions énergiques, à vous connües:

Ja maar, foutre, alles is soo schielijk gegaen, men heeft ons het net over het hooft gehaalt, wij hebben geen order off resolutie van den souverain. Je ne laisse dire, l'assurant toujours que j'étois persuadé que vous n'aviez pu nous donner connoissance plutôt ou que vous aviez eu des raisons valables pourquoy vous ne l'avez pas fait.

Je joins icy une lettre du pauvre diable de Balveren

16)

; je vous recommande ses intérests, j'espère que vous pourrez luy rendre service.

Je vous prie aussi de songer à l'affaire qui me tient tant à coeur, sçavoir la

commission à l'Amirauté de Rotterdam; je m'étonne que notre Bredasche excellentie trouve tant de support

17)

, est ce en récompense de toutes les belles choses qu'il a dit et fait au sujet de l'heureux gouvernement d'à présent, off is het om het verplaatsen van die donderse schilderij bij Jaques Bonnel

18)

; ons geheele corps is'er in

geinteresseert dat de resolutie stant grijpt. Je n'espère pas que le Prince pense autrement. Je vous recommande cecy for sérieusement. Je suis, Tout à vous, Catwijk Smulpaap.

333

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Londen, 22 april/13 mei 1748

Je vous envoie la copie de ma lettre

1)

au Prince, afin que vous soyez au fait de la manière dont je lui parle et que nous nous ac-

15) Dit was een halve waarheid. De preliminairen werden op 26 april vastgesteld en op 30 april getekend. Op 28 april echter stelde St. Séverin voor om te tekenen voordat de toestemming der respectieve regeringen was binnengekomen.

16) Gaat het hier misschien om Walraven baron van Balveren, één der invloedrijkste prinsgezinden? Zie Ned.Jb. 1747, p. 146 en ibidem 1749, p. 315.

17) Onbekend.

18) Onbekend.

1) Deze brief in Archives IV, 1, p. 167 vlg.

(9)

cordions. Pour que vous entendiez la réponse il faut vous dire que le Prince m'écrit

2)

que cela lui fait de la peine de voir, qu'on tombe ici sur nous et qu'on veut se justifier à nos dépens. Pour raccommoder cette méchante affaire, il veut travailler à un mémoire fourni des pièces et des dates justifiantes et probantes pour faire notre apologie, parcequ'il trouve aussi que toutes ces accusations ne mènent à rien moins qu'à animer les deux nations, l'une contre l'autre. Or à mon avis, moins on fera d'apologies, et mieux ce sera; parceque ce ne seront que des toi-même

3)

; ce qui ne fera qu'échauffer la dispute, et en faire venir aux preuves probantes et les plus fortes pourroient bien malheureusement se trouver contre nous. Quand cela ne seroit pas et que nous pourrions prouver que le plus grand tort n'est pas de notre côté, à quoi cela mènera-t-il? A rien que de fâcher les uns contre les autres et ce qui a été mal fait n'en restera pas moins mal fait. Ces justifications ne servent de rien pour l'avenir, auquel seul il s'agit de songer et de pourvoir, ainsi je crois pour moi que le seul bon parti seroit de dire: je ne veux pas entrer en dispute, il se peut que nous ayons eu tort tous les deux, mais cela est fait, n'en parlons plus et prenons de meilleures mesures pour l'avenir et puis tenons-nous-y comme il faut.

J'entendis hier parler de vous à un homme qui avoit sûrement des nouvelles de Chesterfield, c'étoit mylord Cobham

4)

; vieux grognard que j'avois accoutumé de voir autrefois et que je trouvai chez lui hier matin. Après avoir un peu causé et disputé il en vint aux assurances que vous aviez données l'année passée et me demanda, s'il étoit vrai que vous eussiez soutenu que la République lèveroit 6 millions sterling pour cette campagne; je lui répondis que je n'en savois rien sur quoi il me dit qu'on le lui avoit assuré et que Chesterfield avoit dit au roi que cela étoit impossible

5)

.

2) Ibidem, p. 165 vlg.

3) Onderstreping in het origineel.

4) Sir Richard Temple, viscount Cobham. Zie Dict. of Nat. Biogr., LVI, p. 38 vlg.

5) In augustus 1747 was Willem Bentinck naar Engeland gezonden o.a. om vredesneigingen van de Engelse regering tegen te werken. Toen had hij inderdaad sterke verzekeringen gegeven omtrent de kracht die de Republiek nog voor verdere oorlogvoering kon opbrengen.

Chesterfield had daaraan niet geloofd. Zie verder Geyl, Willem IV, p. 242 vlg.

(10)

334

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Londen, 26 april/7 mei 1748

J'appris hier à la court que les préliminaires étoient signez et je vis une grande joye sur bien des visages. Bien des gens croyent d'être débarrassez d'un pesant fardeau, mais ils pourroient bien s'en trouver un plus lourd sur les épaules; et qui leur donnera peutêtre plus de peine à porter que celui qu'ils sont si content d'avoir mis à terre. Où est Cap Breton for ever

1)

? Si l'amiral Boscawen réussit dans les Indes

2)

, il faudra apparemment rendre gorge; je doute fort qu'on le fasse de bonne grâce et ils auront bien du bruit ici. Enfin, le vin est tiré, il faut le boire; prenez portant toujours soin de vous-même et ne marchez que sur terre ferme. Je crois qu'il n'y a pas grande difficulté à répondre à l'apologie

3)

. Je suis bien aise que vous l'ayez lue pour connoître de plus en plus l'homme

4)

. J'ai écrit encore aujourd'hui au greffier

5)

pour le payement de la poudre

6)

. Cette affaire presse et je souhaiterois bien qu'on la finit d'abord. Mylord Sandwich a écrit à mylord Anson, que le greffier avoit ordre d'envoyer ici les lettres de change. Anson se maria hier.

1) Een toespeling op de leuze der Engelse oorlogspartij, die tenslotte niet had kunnen verhinderen dat Cap Breton aan Frankrijk werd teruggegeven.

2) Admiraal Boscawen was met een vloot naar Indië gezonden om de vijand afbreuk te doen.

Zie Bentinck I, p. 293, 298.

3) Ibidem, p. 471.

4) Chesterfield.

5) Mr. H. Fagel.

6) Dit kruit was door de Engelse vloot buitgemaakt in de slag bij Kaap Finisterre. Zie Ned.Jb.

1747, p. 435 vlg. In augustus 1747 door Willem Bentinck in opdracht van de Prins gekocht, doch ondanks belofte van ogenblikkelijke betaling van een stuk en na herhaalde aanmaning nog niet betaald. Zie Bentinck I, p. 414, 483 en Archives IV, I, p. 75, 83 vlg.

(11)

335

Willem Bentinck aan de gravin van Portland

[B.M., Eg. 1714]

Den Haag, 7 mei 1748

I arrived here yesterday morning at seven from Breda. I left Aix wensday

1)

and went to the dukes quarters near Roermonde, to communicate what had passed the day before at the signing of the preliminarys

2)

, and after having taken his opinion and that of marshall Batthyani about Maestricht

3)

my design was to go on The Hague, but hearing that the Prince of Orange was at Breda, I went thither and arrived friday night, for want of horses on the road to go on faster. I staid at Breda with the Prince till sunday afternoon. Everybody here is so intoxicated with the notions of peace, that they are overjoy'd without knowing what terms they can expect it upon. I own I dislike what is done, and still more the method with relation to our allys. But there was no possibility of carrying on the war with any hopes of success; and I own that if I had had any hopes of any amendment in time, I should never have done what necessity has now forced me to consent to. What hurts me most is, that the disagreable situation I am in, and the melancholy prospect of affairs in Europe, is occasioned by those I had put all my hope and trust in on one side, and from a general contravention on all sides, to what was promised, and which now is reproached by one to t'other.

But the fact is that all the forces together actually in the field do not amount to much more than what ought by the convention to have been the contingent of one of the contracting partys singly

4)

.

I have been received by the Princess Royal with the greatest marks of distinction, and joy, and whish this may turn to her

1) 1 mei.

2) St. Séverin had Sandwich tot een overhaast sluiten der preliminairen overgehaald door het verzinsel dat Oostenrijk en Spanje tot een overeenkomst waren gekomen. Vlg. Bentinck II, nr. 332.

3) De Oostenrijkse opperbevelhebber. Maastricht werd door de Fransen belegerd; de wapenstilstand zou volgens de preliminairen pas over zes weken aanvangen.

4) Er ontbrak heel wat aan het aantal troepen, overeengekomen bij de conventie van 26 januari 1747. Zie D'Ailly, p. 102 en Bentinck I, p. 476.

(12)

satisfaction, and the advantage of her family and the Republick. But I cannot yet see things in that light.

336

R. Wolters

1)

aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1745]

Amsterdam, 9 mei 1748

I see by the publick papers that you are now at The Hague, which had I expected I would not have gone into the country before I had seen you.

You have I suppose heared from lord Sandwich that I have resigned the

commissaryship, which as I have done from a very honest motive I believe you will approve. My health would not permit me to attend the service as I was resolved to do; it must consequently have suffered and even in killing myself I would have had the mortification to have seen the service suffer: de plus je dois vous dire que cet employ ne me convenoit nullement, as my aim never was to make a fortune that way.

Had I found myself capable of redressing the abuses that have crept into that office I would have continued, but finding the contrary I thought that it was better to retire, than expose myself to be reflected upon and what was done by ignorance thought to be a piece of roguery. H.R.H.

2)

was very gracious to me. (Wolters spreekt zijn voldoening over de welgezindheid van de hertog uit). My greatest ambition is now to make my place att Rotterdam something better than it is, as I am sure that I can be more usefull there than anywhere. (Hopenlijk staan Wolters' vrienden hem terzijde.

Wolters gaat binnenkort twee weken vakantie nemen). If you have anything to say to me, a letter sent to my lodgings att The Hague will be forwarded to me.

1) R. Wolters was agent van de Engelse regering te Rotterdam. In die hoedanigheid zond hij nieuwsbrieven uit allerlei plaatsen naar het Foreign Office door en schreef hij ook zelf brieven over de binnenlandse toestand in de Republiek. Zie Geyl, De agent Wolters. Hij was door Cumberland aangesteld tot ‘Commissary of the army for this campaign’. Zie ibidem, p. 76, n. 2.

2) Cumberland.

(13)

The chief purpose of my writing this is that I see that most people here are strongly prepossessed against the pretended speach of the Prince stadholder to the council of state

3)

which was printed in the french Amsterdam gazette

4)

and from thence taken by several other gazetteers. I must tell you that the disavoual made of it in the Dutch Hague, Amsterdam and Haarlem gazettes it not thought sufficient to prouve that the speach is not genuine and that it will be absolutely necessary to take more publick notice of it either by a proclamation or by punishing or calling to an account the first publishers. I would not write so strongly, were it not that I know that the ennemies of the Prince and State will make a handle of this affair to promote mischief: you know my sentiments and consequently you can not take what I write amiss.

P.S. I have just heard that monsieur Tronchain

5)

had the pretended speach from Rousset

6)

, so that the thing can be easely traced. For God's sake think of having this matter put to rights, for every body expects that it will be contradicted in the most publick manner; I shall be glad to make use of any arguments that you may think proper to hint to me upon this subject.

3) Zie Wagenaar, Vad. Hist. XX, p. 189. De Prins zou van het leger als van ‘zijn leger’ hebben gesproken en 's lands ingezetenen ‘zijn onderdanen’ hebben genoemd. Wolters' waarschuwing heeft mogelijk bijgedragen tot het publiceren van een verklaring van de Prins, waarin hij de authenticiteit van het verslag nogmaals loochende en erbij voegde, ‘dat hij het zich tot een eer rekende geboren en opgevoed te zijn en nog met genoegen te wonen onder een vrij volk’.

De volledige tekst van dit dementi in Van Laar II, p. 178 vlg.

4) Naast Nederlandse nieuwsbladen werden ook kranten in het Frans uitgegeven. Deze laatsten werden vooral door de verfranste aristocratie gelezen. Zie Geyl, Nederl. Stam II, pag. 385.

5) Théodore Tronchin. Zie Nouv. Biogr. Gén., XLV, kol. 665 vlg.

6) Jean Rousset de Missy, Oranjegezind réfugié, fel bestrijder van de misbruiken der familie regering in het veelgelezen weekblad Mercure historique et politique; speelde een voorname rol in de Doelistenbeweging. De Voogd, p. 83; Archives IV, I, p. 380 en Geyl, Revolutiedagen, p. 48, 158 vlg., 175 vlg.

(14)

337

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Londen, 29 april/10 mei 1748

J'ai écrit au greffier que l'on m'avoit fort conseillé d'aller à Hanovre si le roi y alloit.

A présent qu'il est sûr que S.M. doit partir (je crois que ce sera de mardi en quinze) Newcastle

1)

me dit la même chose et insista que j'y dois aller; le roi le souhaite aussi et m'a fait dire par les princesses qu'il voudroit que j'y vinsse sans caractère, parceque j'y aurois plus d'agrément que si l'on m'en donnoit un. Tout ceci m'embarasse beaucoup. Je ne sai de quel usage je pourrai y être; une des raisons du roi et du duc de Newcastle est que ni l'un ni l'autre n'aime à avoir à faire avec Hop

2)

; une seconde est apparemment pour les affaires touchant lesquelles vous êtes en correspondance avec Munnichhausen

3)

; ce n'est pas que l'on m'ait allégué aucune de ces deux raisons, mais je ne saurois en découvrir d'autres. J'ai répondu par beaucoup de complimens sur les bontéz que l'on avoit pour moi en disant que je ne savois j'y pourrois être bon;

que d'ailleurs je ne pouvois y aller qu'en cas que le Prince le souhaitât.

338

Willem Bentinck aan de gravin van Portland

[B.M., Eg. 1714]

Den Haag, 10 mei 1748

You will have seen from my last what I think about what has been done at Aix.

If our circumstances had been better, our transactions would have been more safe and more honourable. But upon looking back

1) Thomas Pelham-Holles, hertog van Newcastle.

2) Hendrik Hop, gezant der Republiek te Londen.

3) Gerlach Adolf von Münchhausen. Voor zijn correspondentie met Willem Bentinck Archives IV, I, p. 161 vlg.

(15)

on what has past, I don't yet see that I could do otherwise than I have done. I know that people who always will find fault, will not spare me

1)

. But there are some occasions where one must take one's part finally, and rather submit to some

misrepresentations for a while, however disagreable, than do an imprudent or a wrong thing.

I believe that is my case at present. I can assure you that I have acted to the best of my judgment, and have no other business to attend to but that one, I gave it all the attention I was capable of. The worst of all is that I cannot make publick all the reasons which determin'd me, without making myself useless for the future. Those that know the inside of things, even among the Austrians, have nothing to answer to me; I put this morning monsieur Reischach

2)

quite at a stand: and I intend to go back to Aix next tuesday, thro' the dukes army, to see maréchal Batthyany, to talk the same affair over with him, and ask him upon his honour, what he would have done in my place. When I have been there, I will fairly let you know what he has said to me

3)

. But I am sure beforehand what it will be.

Yesterday I made my report to the secret committee

4)

, and everything that I have done has been entirely approved, I name only myself, because the whole affair was left to me, tho' I made the report in the name of all three

5)

, notwithstanding monsieur Hasselaer did not know there were any articles drawn, or even preparing, till seven at night; the same evening they were signed at nine. But this between ourselves. I mean you, Charles and Trembley

6)

. If I was sensible to ungrounded praise, I have had within these three days enough to satisfy the vainest man. But I had much rather have the approbation of three or four on whose judgment and integrity I rely.

1) Hij had de preliminairen getekend ondanks de duidelijke opdracht dit slechts te doen onder de voorwaarde dat zij de hernieuwing van het handelstractaat met Frankrijk van 1739 en handelsvoordelen in Spanje zouden bevatten en bovendien zonder voorkennis van Oostenrijk en buiten Hasselaer om. Hij vreesde kritiek van Amsterdam. Zie Bentinck I, p. 469 en II, nr.

332.

2) Oostenrijks gezant in Den Haag.

3) Zie Bentinck II, nr. 356. Reischach en Batthyani beschouwden Bentinck als een eerlijk man en vriend van Oostenrijk. Zie Beer, p. 29, n. 1.

4) Het Secreet Besogne.

5) Zijn mede-gedelegeerden op het congres.

6) Abraham Trembley, opvoeder van Bentincks kinderen tot 1747, daarna een jaar bij Bentincks moeder. Zie Haag IX, p. 415.

(16)

This letter is for Charles too. I do not write to him because the greffier sends him copys of all that passed yesterday

7)

, with relation to the transaction at Aix, to the fate of Maestricht. (Financiële zaken, bemoeienissen ten aanzien van Trembley, etc.).

Charles must know that I had writ to the Prince about Pallardy

8)

in the strongest terms (I have kept copy) after having settled the method of finishing that affair, according to my promise before I left The Hague

9)

. But nothing being done hitherto, I have apply'd to the Princess in the first flight of good humour she was in on occasion of the agreable news I brought her, to engage her to make it her affair. And I will see how this will operate, and speak to her again tomorrow. This affair grieves me, and I suffer more for Pallardy than he knows or thinks. I have a point of honour of it.

The truth is that there are people in the court of justice

10)

who had intention to draw another use out of this affair, and make it serve to attack the pensionary

11)

and the old French party

12)

: and that has embroil'd and spoilt it, but yet it is to be remedy'd, if the Prince would but give the attention due to it for his own honour. But he will do everything himself, and so the three quarters of what ought to be done, remains undone.

339

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Londen, 3/14 mei 1748

The greffier answered me that he approves of it extreamly

1)

,

7) In het Secreet Besogne.

8) Hij moest terecht staan voor de krijgsraad op de beschuldiging van plichtsverzuim als officier bij de overgave van Sluis (22 april 1747) en voor het Hof van Holland wegens zijn openlijke verklaring dat de Franse generaal Löwendahl gezegd had: ‘...est fait en concert avec vos Messieurs’, te weten de anti-stadhouderlijke regenten, die daarmee indirekt van heulen met de vijand beticht werden. Zie Geyl, Willem IV, p. 213, 338 en Dichtk. Praal-Toneel I, p. 34 vlg.

9) Brief van 16 maart 1748, Zie Archives IV, I, p. 198.

10) Het Hof van Holland.

11) Jacob Gilles, raadpensionaris.

12) Hoogstwaarschijnlijk doelt hij op mensen als Van Hoey en anderen, die voor april 1747 duidelijk hun pro Franse gezindheid toonden.

1) Dat Charles Bentinck naar Hannover ging. Zie Bentinck II, nr. 337.

(17)

that he had spoke to the Prince about it and that H.H. had answer'd that he would consult the pensionary and nous autres about it. The duke of Newcastle will write to-night to the duke

2)

to know whether he approves of lord Holdernesse

3)

being in Holland and if H.R.H. thinks him proper. I believe the thing will do.

340

H. Fagel aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1736]

Den Haag, 17 mei 1748 Tibi Soli

Depuis hier

1)

il n'y a que peu de nouveau à vous mander. Je dois seulement vous dire en confidence, que le Prince a lu hier au soir une partie d'une lettre de Haren

2)

au pensionnaire, à De Back

3)

et à moy, où il marque que monsieur de St Séverin lui a témoigné qu'il seroit agréable, qu'on envoyât en France une personne de capacité et de confiance et qu'à la première occasion sûre il écriroit au long à S.A. Je m'étonne que les autres ministres n'ont rien encore écrit de cela et qu'ils ont fait mention seulement de l'envoy d'un ministre d'Angleterre en France. Nous avons ensuite raisonné sur les sujets que l'on pourroit choisir et sommes tous convenus,

2) Cumberland.

3) De Bentincks c.s. wensten Holdernesse als opvolger van Sandwich als Engels gezant in Den Haag. Hoewel men hem in Engeland te onbeduidend vond, gaf Newcastle tenslotte in 1749 aan de wensen van de Bentinck groep gehoor.

1) Bentinck was dus blijkbaar de vorige dag weer uit Den Haag naar Aken vertrokken. De brief ontving hij onderweg te Bocholt.

2) Onno Zwier van Haren, gevolmachtigde op het congres te Aken, was pas na het tekenen der preliminairen te Aken aangekomen, overeenkomstig de wens van Bentinck, wiens tegenstander in de Oranjepartij hij was. Zie Geyl, Willem IV, p. 271 en Bentinck I, p. 460-464, 472 vlg.

3) Johan de Back.

(18)

que ni Van Hoeij

4)

ni Calkoen

5)

ne conviendroient point. J'ay proposé Hop, qui est en Angleterre

6)

, comme le meilleur, que je connoissois pour ce poste, sans faire mention de celuy qui pourroit remplacer le sien; mais le Prince m'a fait deux objections, 1

o

qu'il n'estoit pas des plus polis

7)

, 2

o

qu'il estoit Amsterdammois. Il a de son côté nommé vous ou Catwijck, mais je doute très fort si cela conviendroit à l'un ou à l'autre, parce que ce doit être une résidence ordinaire. Les Tuijls

8)

sont venu aussi sur les rangs. Ce sont réellement des gens aimables, mais j'ay cru de mon devoir de faire observer, que l'aîné a toujours été fort François, et qu'ils ont outre cela encore à desmesler des intérests particuliers en France, pour lesquels ils y ont autrefois fait plusieurs voyages. On a parlé aussi de Gronsvelt

9)

et de Haren le cadet

10)

, à quoy le pensionnaire a fait l'objection, que ce devroit être une personne de la Hollande. Rien n'a été conclu comme vous pouvés aisément comprendre et j'ay été du sentiment qu'il falloit voir quelle personne seroit envoyé de la part de l'Angleterre et dans quel temps cela se feroit, pour pouvoir se régler là-dessus. De Back et moy avons cru, lorsque nous en avons parlé entre nous, que si on ne pouvoit parvenir à y envoyer Hop et qu'on ne trouvoit point d'autres personnes plus proppres, on pourroit songer à envoyer Gronsvelt à Paris et Haren en sa place à Berlin: ce seroit le moyen de l'éloigner.

Ditesmoy, je vous prie, en secret, ce que vous pensés de cecy.

Le Prince n'est pas content de ce que l'armée du duc s'approche de Bois le duc, à cause du peu de subsistence qu'il y a de ces côtés et de ce que la charge de tout retombe sur notre pais. N'oubliés pas, monsieur, de travailler à la bonne harmonie entre le Prince et

4) Abraham van Hoey, de fransgezinde gezant te Parijs, die na de verheffing van de Prins teruggeroepen werd.

5) Cornelis Calkoen, die gezant bij de sultan van Turkije was geweest en juist tot gezant bij de keurvorst van Saksen was benoemd. Zie Elias II, p. 773.

6) Zie Bentinck II, nr. 337.

7) In 1747 schijnt hij zich te Londen smalend over de Prins uitgelaten te hebben. Zie Archives IV, I, p. 129 vlg.

8) Eén hunner was vermoedelijk de adjudant-generaal van Willem IV, H.J. van Tuyll van Serooskerken.

9) B.P.S.A. Diepenbroick Impel, graaf van Gronsfeld, een vriend van De Back, die sedert november 1747 als buitengewoon gezant te Berlijn verbleef.

10) O.Z. van Haren.

(19)

le duc et sur tout d'effectuer, que le duc ait quelques petites complaisances pour S.A.

11)

(Fagel zendt hierbij enige brieven voor anderen). Je suis, non obstant toutes nos querelles, très-sincèrement, tout à vous. Brûlés celle-ci. Songés, s'il vous plaît, à mylord Holdernesse

12)

.

341

G.G. Bentinck

1)

aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1745]

Arnhem, 21 mei 1748

Puisque vous m'avez bien voulu bien permettre, monsieur, de vous faire part de tout ce qui se passe ici, j'ai l'honneur de vous dire (ne sachant si vous en este déjà informez) que monsieur Cremer

2)

, secrétaire de la ville d'Hathem, est venue ici avec une acte de S.A.S., monseigneur le prince d'Orange, de substituit momboir, sur laquelle il a prettez serment, quoiqu'il y avoit une résolution du 31 mars 1747, par laquelle les Etats de la province ont déclarez que cette place serai pas vacante, mais qu'on accorde seulement à monsieur le momboir Schook

3)

de se pouvoir retirer, à cette condition qu'en cas qu'on aura besoign de lui, qu'il serai obligez de revenir. Cette affaire a causez une grande consternation en ville parmie les bien intentionées pour le Prince, de plus puisque on débite que les messieurs Torckx

4)

ont procurer cette charge à ce dit monsieur Cremer, qui est un homme qui c'est signalez en toute manière contre le Prince. On y adjoute aussi que S.A.S. a remis le

11) Zie voor de slechte verstandhouding tussen Willem IV en Cumberland Geyl, Willem IV, p.

256, 278, 280.

12) Dat wil zeggen: vergeet niet bij Cumberland voor zijn benoeming te pleiten.

1) Goossen Geurt baron Bentinck, cousin van Willem Bentinck.

2) Bernard Hendrik Cremer werd inderdaad substituut-momber van de provincie. Zie Ned. Jb.

1748, p. 1204.

3) Nochtans was C. Copes uit Hasselt benoemd tot momber van de provincie in plaats van D.

Schook, die zich met behoud van zijn traktement en titel elders vestigde. Zie ibidem 1747, p. 237.

4) L.A. baron Torck, heer van Rosendael en zijn jongere broer F.W. baron Torck, beiden tot 1747 aanhangers, de eerste leider der statenpartij in Gelderland. Zie over de draai die Rosendael begin 1747 maakte Bentinck I, p. 247 vlg. en Geyl, Willem IV, p. 205, 333, n. 105.

Een schimpdicht op hem in Dichtk. Praal Toneel I, p. 156 vlg.

(20)

gouvernement du quartier entre les mains de ces deux frères et que le premier aura deuxs années de la députation

5)

vacante par la mort de monsieur Van der Hell

6)

et les deuxs autres années seront pour le jeune monsieur De Eck de Nergena

7)

. Il est inutile de vous dire quel effet cela produit dans l'esprit du peuple. On tâche de les appaiser et d'empescher autant qu'il est possible pour prévenir des disordres qui pouvoient résulter d'un pareil échangement, supposant que la chose est ainsi.

Pour ce qui regarde ma sollicitation

8)

je n'en entend plus parler, ignorant la cause de ce retardement. Mon épouse vient de me donner une fille.

342

Willem Bentinck aan H. Fagel

[B.M., Eg. 1736]

Aken, 22 mei 1748 Tibi Soli

Je vous envoye copie de la lettre que j'écris au Prince

1)

; parti que j'ai choisi, parce que le Prince étant à Breda

2)

, il ne convenoit pas qu'il reçût des nouvelles autrement que directement. Je vous prie de soutenir mon idée touchant le jeune Larrey

3)

et de la faire goûter au pensionnaire. Il n'y a rien de meilleur au monde que cela et l'on dura alors le tems de prendre ses mesures sur tout le reste

4)

.

Vous montrerez la lettre au Prince, à la Princesse: et je vous prie de lui faire remarquer mon impartialité, sur des points que j'ai été fâché de trouver tels, mais j'ai de bonne foi représentés tels qu'ils

5) Cornelis Calkoen, Zie Bentinck I, p. 435.

6) Hendrik Hop, gezant te Londen. Zie ibidem, p. 53.

7) In 1747 schijnt hij zich smalend over de Prins uitgelaten te hebben. Zie Archives IV, I, p.

129 vlg.

8) Onbekend.

1) Uit deze brief (B.M., Eg. 1861) citeert Kalshoven, p. 111 vlg. n. 4 en 5.

2) Indien de Prins in Breda zou zijn; deze bleef echter voorlopig in Den Haag.

3) Thomas Isaäc de Larrey. Zie Bentinck I, p. 31 vlg.

4) Bentinck wilde voorlopig De Larrey zenden, later kon dan een vaste gezant worden benoemd.

(21)

m'ont paru. Pourvu qu'on n'envoye en France ni Van Hoey, ni Calkoen, ni moi, je ne me soucie pas qui on y envoye. Je suis sûr que monsieur De Katwyck n'acceptera pas cette ambassade non plus. Je crois que notre idée de Hop, qui est en Angleterre, est la meilleure de toutes; mais ce n'est pas à moi à la proposer, ni à l'appuyer à cause de queue, que l'on y pourroit mettre

5)

. J'ai de la peine à croire que Haren voulût aller à Berlin et je ne sai si en Hollande on seroit bien aise d'envoyer Gronsvelt à la cour de France. J'en doute. Larrey y allant pour mettre les choses dans un certain train, laisseroit, comme j'ai dit, le tems de l'arranger. Je vous prie de parler fortement au pensionnaire sur ceci en mon nom: et cela sera facile; car il est bien connu et beaucoup estimé à Amsterdam, parcequ'il s'est très bien et très finement conduit quand il a été employé

6)

. J'ai parlé au duc très fortement en faveur de mylord Holdernesse et ici encor à mylord Sandwich. Je suis bien trompé si l'affaire n'est dans le sac.

P.S. Qu'est ce que vous voulez dire avec nos querelles

7)

? Je ne sçache pas de querelle que nous ayons ensemble. Que fait Iddekinge

8)

? Où est il? Je n'entens plus parler de lui. S'il est encor à portée, vous lui montrerez tout sans exception. Comment se porte Verelst

9)

? Faites lui bien des amitiés de ma part. (Bentinck's brief aan de Prins behoeft Fagel slechts aan de raadpensionaris te laten zien. Fagel kan de raadpensionaris mondeling meedelen wat hij meent te moeten zeggen. Overigens, hij kan het doen zoals het hem goed dunkt).

5) Waarschijnlijk bedoelt Bentinck, dat men dan zou kunnen insinueren, dat hij Hop uit Engeland wilde verwijderen om zijn broer Charles in zijn plaats te krijgen. Een dergelijk vermoeden reeds bij Chesterfield in oktober 1747. Zie Kalshoven, p. 33, n. 3.

6) Te Kopenhagen in 1741, te Frankfurt en Hannover in 1743, zoals uit de brief aan de Prins blijkt. Ibidem, p. 111, n. 5 en vlg.

7) Zie Bentinck II, nr. 341.

8) A.A. van Iddekinge. Zie enkele brieven over hem in Bentinck I.

9) D.H. Verelst.

(22)

343

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Den Haag, 25 mei 1748

Je ne vous ai pas écrit que j'ai réussi à obtenir une entrevue du roi avec le Prince;

cela est même allé de fort bonne grâce à Londres, ils doivent se voir à Utrecht. J'ai pris la liberté de prier le roi de ménager les termes avec S.A. afin que la chose se passât sans aigreur

1)

. S.M. m'a répondu fort bien là-dessus et m'a dit qu'elle parleroit avec amitié au Prince. J'ai aussi prié le Prince de vouloir être de bonne humeur avec le roi et lui ai présenté que cela feroit du mal, si la conversation s'écauffoit entr'eux.

Le Prince m'a répondu qu'il commenceroit sûrement pas, mais qu'il ne se laisseroit pas dire des impertinences. Je souhaiterois bien qu'il me prît avec lui, mais cela n'est pas apparent. Je crains fort les leçons du beaupère et que le beaufils ne les endure trop impatiemment. L.L.A.A. m'ont tous deux demandé, si l'idee de l'entrevue venoit du roi même ou des ministres; j'ai assuré qu'elle venoit du roi.

Je ne sai pas encore si l'on veut que j'aille à Hanovre; il faudra pourtant que cela soit déterminé bientôt, parceque je m'en irai à la campagne; je n'ai pas eu un mot de vous depuis que je vous ai écrit sur ce sujet

2)

.

344

H. Fagel aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1736]

Den Haag, 26 mei 1748

(Zendt de ratificatie van de acte

1)

, waarin art. 1 en 2 van de pre-

1) Voor de slechte verstandhouding tussen George II en Willem IV zie Geyl, Engelsche correspondentie, p. 89 vlg. en idem, Willem IV, p. 66 vlg.

2) Zie Bentinck II, nr. 337.

1) De preliminairen bij De Broglie, p. 307 vlg.; zonder de geheime bepaling in Ned. Jb.

1748, p. 421 vlg. en Leven W.K.H. Friso II, p. 70 vlg. De acte waarin art. 1 en 2 nader geïnterpreteerd in Ned. Jb. 1748, p. 579 vlg.

(23)

liminairen worden geïnterpreteerd. Frankrijk aarzelt onze declaratie

2)

aan te nemen. De Prins gaat in op het denkbeeld iemand naar Frankrijk te zenden; waarschijnlijk zal De Larrey met die zending worden belast.

Misschien zal aan hem een deskundige op commercieel gebied worden toegevoegd

3)

, indien handelskwesties besproken moeten worden, hetgeen weinig zal voorkomen, daar het in de eerste plaats om vernieuwing van het tractaat van 1739 gaat. Gezien Frankrijks houding moeten wij niet verslappen; daarom moeten de Russen zo gauw mogelijk komen

4)

. Mogelijk nog twee bataillons van Weimar en een van Bamberg in dienst nemen

5)

).

Comme par tous les avis de France il paroit qu'il y a grande misère dans les provinces méridionales à cause du manque de blée, j'ay écrit par ordre du Prince en Angleterre, pour proposer, si l'on ne pourroit pas s'entendre, de ne point permettre la sortie des grains des ports d'Angleterre et de la Hollande, jusqu'à ce qu'on en soit convenu autrement ensemble

6)

. Il ne seroit pas juste que les marchands anglois seuls pussent sortir, mais si on pouvoit continuer la défence encore quelque temps, cela pourroit peut-être faciliter beaucoup l'ouvrage du traité définitif.

Je suppose que le Prince vous répondra luy-même sur votre lettre

7)

, qui luy a donné beaucoup de contentement, aussi bien quà la Princesse. Je vous suis obligé de m'en avoir envoyé une copie et vous prie de continuer la même chose. Le Prince n'est pas encore parti pour l'armée et ira rencontrer le roi auparavant à Utrecht, pour y avoir une entrevue avec lui, après quoi il conte

2) Het was Bentinck niet gelukt een regeling van de barrière en een hernieuwing van het handelsverdrag van 1739 in de preliminairen te doen opnemen. Wel had St. Séverin ten aanzien van het laatste een mondelinge toezegging gedaan; bovendien gaven Engeland en de Republiek een declaratie, waarin de gelijke handel van beiden uitdrukkelijk werd uitgesproken, met uitzondering van het assiento en het jaarlijkse schip. Zie Kalshoven, p. 39 (met noten). De declaratie in Secr. Res, Holl. XI, p. 254 vlg.

3) Dit werd Dirk van Marselis, Amsterdams koopman handelend op Frankrijk. Zie ook Bentinck II, nr. 378 en Elias II, p. 870.

4) Op grond van een subsidie verdrag met Rusland waren 30.000 Russen in aantocht.

5) In april was Tuyll (H.J. van Tuyll van Serooskerken? Zie Bentinck II, nr. 340, n. 8) gemachtigd om drie regimenten te Weimar en Bamberg te werven. Zie Bentinck I, p.

441.

6) Het antwoord van Engeland hierop in Bentinck II, nr. 350.

7) Zie ibidem, nr. 342.

(24)

d'aller pour plus de jours à l'armée et puis à Groningue

8)

, où les affaires ont changé beaucoup de face, le Prince y ayant été déclaré stadhouder de la même façon qu'en Hollande

9)

et dans les quatre autres provinces

10)

: mais tout y étant en confusion, il est nécessaire, que par sa présence il y remédie

11)

.

Vous recevrés avec celle ci une lettre de monsieur votre frère

12)

, qui est

heureusement de retour de l'Angleterre. J'ay été présent à sa réception chez le Prince, qui a été des plus aimables. Il paroît être extrêmement bien dans leur esprit et pourvu que cela continue, il n'aura pas lieu de s'en plaindre. Verelst se porte un peu mieux et a quitté sa commission à l'armée

13)

, ayant dessein de faire un tour à Bath en Angleterre: ce sera Iddekinge qui le remplacera, dont je suis fort aise. Iddekinge sera pour cet effet introduit au conseil d'état et pourra alors étre nommé député à l'armée.

J'ai reçu avanthier une lettre du duc de Cumberland, dans laquelle il me marque que l'affaire de mylord Holdernesse est en fort bon train et qu'il ne doute nullement de la réussite. Comme vous me marquiés aussi un mot de cette affaire et que le Prince pourroit quelquefois en être avertis par d'autres, j'ay cru que je devois luy en parler le premier, en lui disant, que si mylord Sandwich nous quittoit, je me flattois, qu'il seroit remplacé par un bon sujet et avec qui j'avois connoissance: ce qui a réussi à merveille, car dès que j'avois nommé Holdernesse, il me dit: ‘C'est une personne que je connois et qui me sera bien agréable, d'autant plus, qu'il a des liaisons avec vous

14)

. Vous avés fort bien fait de le recommander. A la première occasion, que je verray la Princesse seul, je lui en parlerai aussi et verray, si elle le prend aussi favorablement’.

8) Van geen van beide plannen is voorlopig iets gekomen. Weldra namen de woelingen in Friesland en Holland de aandacht van de Prins geheel in beslag. Bovendien werd hij op 12 juni ernstig ziek.

9) Te weten met erfelijkheid in mannelijke en vrouwelijke linie. Zie de resolutie van Holland in Van Laar II, p. 146 vlg. In de Ned. Jb. 1747, p. 848 vlg. zijn de voor de regenten zo vernederende inleiding en het slot weggelaten.

10) Zeeland, Utrecht, Overijssel, Gelderland. Friesland volgde 4 juni.

11) Zie over deze woelingen Ned. Jb. 1748, p. 376 vlg.

12) Is dit Bentinck II, nr. 343?

13) Zie ibidem, nr. 342.

14) Hij was in 1743 getrouwd met Maria Doublet, verwant aan de griffier; Kalshoven, p. 106, n. 1 en Frederiks, p. 264.

(25)

(Sluit brief van Gronsfeld in, die erover klaagt, dat Legge

15)

niet volledig met hem heeft samengewerkt

16)

. Vraagt Bentinck met Sandwich te overleggen, maar zonder Gronsfeld te noemen, om dit te verhelpen. Het is zeker, dat ook Sandwich meent, dat de zeemogendheden te Berlijn moeten samenwerken.) J'ay reçu ce matin une lettre de Van Jever d'Amsterdam, qui me presse extrêmement au nom des marchands, d'appuyer la sollicitation pour la restitution des vaisseaux pris par les Anglois

17)

. Ils voudroient en faire un article du congrès

18)

, aussi bien que de la restitution des vaisseaux pris par les Espagnols: ce que je n'approuverai point: mais je crois pourtant, qu'il seroit fort raisonnable, si on faisoit quelque chose en Angleterre, pour contenter nos gens. Le bourgemaître Corver

19)

m'en a parlé aussi avec beaucoup d'empressement et m'a prié de vous en écrire, afin de vouloir vous y intéresser auprès de mylord Sandwich.

345

I. Sacrelaire

1)

aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1745]

Den Haag, 28 mei 1748

Voici, monsieur, une lettre que j'ai reçu pour vous et pour vous mettre au fait de ce qu'elle doit contenir, je vous dirai, qu'il y a

15) Gronsfelds brief van 22 mei met copie van brief van Legge aan Gronsfeld van 6 mei in B.M., Eg. 1736. Legge was voorstander van een alliantie van Engeland met Pruisen, De Republiek had moeilijkheden met de Pruisische koning over het visiteren van Pruisische schepen. Zie Lodge, passim en Archives IV, I, p. 171. vlg.

16) Van Laar, II, p. 70 en Ned. Jb. 1748, p. 859.

17) Dit waren de schepen die op Franse en Spaanse gebieden in Europa en Amerika gevaren hadden. Amsterdam had reeds in october 1747 een lijst van meer dan 200 schepen, die door de Engelsen genomen zouden zijn, bij de Staten van Holland ingediend met het verzoek iets daartegen te doen. Zie Geyl, Willem IV, p. 190, 254, 344 n. 142.

18) Dat wil zeggen bij de vredesonderhandelingen te Aken.

19) Gerrit Corver.

1) Isaac Sacrelaire, refugié, vriend van Bentinck. Hij studeerde medicijnen en hield zich tevens bezig met theologie en letteren. Zie Van Huffel, 157 vlg.

(26)

huit ou dix jours que S.A.S. me dit d'écrire à Larrey qu'il vint le plutôt qu'il pourroit et qu'on auroit soin que d'entrer de jeu, il ne perdit rien au change

2)

. Je ne lui écrivois.

Il m'a répondu que vous étiés convenus que, le cas arrivant, vous lui écriviés une lettre ostensible, qu'il put envoier à Berlin et qu'il l'attendoit. Je lus la réponse au Prince, qui me dit de faire écrire une telle lettre à monsieur votre frère, ce qui a été exécuté samedi passé

3)

. Vous voilà au fait.

Je ne vous dirai rien de nouveau, car je ne sais rien. Monsieur votre frère se porte bien. Je n'ai eu le tems que de lui dire deux mots: il n'a pas beaucoup à répondre, c'est assés sa coutume. Mais il me paroit d'assés bonne humeur, quoique je n'ose vous assurer qu'il ait changé d'avis

4)

. Je l'exhorterai toujours dans toute occasion à suivre les idées dont vous m'avés fait convenir qu'elles sont les plus justes. (Enkele algemene opmerkingen.) Adieu monsieur, troussés vite votre foue politique, qui m'ennuie presque autant que vous.

346

A.A. van Iddekinge aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1745]

Den Haag, 28 mei 1748

J'ai effectué le changement que j'avois projetté, ainsi me voilà Edele Moogende

1)

. Je remplacerai aussi votre ami Verelst qui se porte assez bien et qui compte de passer en Angleterre en trois semaines. Le Prince s'abouchera avec le roy d'Angleterre à Utrecht et la Princesse, à ce qu'on dit, en chemin

2)

; on pense encore de mesme, mais je suis charmé que cette entrevue aura lieu, par ce

2) Zie Bentinck II, nr. 342 en 344.

3) 25 mei.

4) Waarschijnlijk ten aanzien van de vraag of hij zonder opdracht van de Prins naar Hannover zou gaan. Hier voelde Charles niets voor, daar hij geen ‘valet de pique’ (schoppenboer) wilde zijn, terwijl zijn broer wenste dat hij ook zonder opdracht aan het Engelse hof zou blijven.

Zie Bentinck I, p. 481 en Bentinck II, nr. 337, 348 en 360.

1) Zie Bentinck II, nr. 342.

2) Anna ontmoette haar vader te Maaslandsluis en keerde naar Den Haag terug; Willem IV sprak met hem te Utrecht. Zie Van Laar II, p. 191, waar echter deze gebeurtenis abusievelijk op 2 augustus 1748 is geplaatst. Het gesprek vond in deze dagen plaats, zoals uit deze brief blijkt. Zie ook Bentinck II, nr. 350.

(27)

que je m'imagine qu'elle doit faire du bien. Le drossard de Drenthe est mort

3)

. Huffel

4)

a demandé cet employ au Prince pour lui-même; S.A. ne me paroît pas de ce sentiment et Huffel ne me paroît pas de le demander avec beaucoup d'empressement. Verelst m'a étonné en me disant que votre frère avoit répondu au Prince (qui lui demandoit, si il ne grossissoit pas le nombre des sollicitans) que non.

A Groningue tout est allé à souhaits: le Prince est fait erf stadhoudre sur le même pied et avec le même pouvoir et authorité que S.S. l'est en Hollande et les autres quatre provinces

5)

; quand le Prince sera de retour d'Utrecht il doit faire un tour de quinse jours à trois semaines à l'armée et puis aprèz à Groningue; je dois l'y accompagner.

P.S. Celle cy a manqué la poste mardy

6)

: depuis ce tems-là nous avons des nouvelles de Frise que la foire y a commencé

7)

comme chez nous

8)

: les paysans ont commencé de démolir des maisons qu'on a établis auprès des moulins pour y faire demeurer des gens qui veillent aux impôts du gemaal. Le fiscal a voulu en prendre quelques-uns mais il a esté renvoyé avec ses apôtres. Les députéz dans la province ont demandé l'avis du Prince si il ne seroit pas bon d'y envoyer des trouppes; le Prince a répondu qu'il ne sçavoit pas les circonstances. Je compte que l'affaire ira comme ailleurs, mais je crains quelque effusion de sang.

On est très content de l'accession de la cour de Vienne

9)

; j'ai lu votre billet au greffier

10)

et une lettre de Katwijk qui me paroit fort bonne pour lire à nos amis.

3) Cornelis baron van Dongen, heer van de Klenke, was 24 mei overleden.

4) A.J.B. baron van Huffel, sedert maart 1746 drost van Salland.

5) Hiervoor Ned. Jb. 1748, p. 377, 385, 387 en Echt Verhaal, p. 133 vlg.

6) 28 mei.

7) De woelingen in Friesland begonnen 28 mei. Zie Ned. Jb. 1748, p. 524 vlg.

8) In Groningen.

9) Het toetreden van Oostenrijk tot de preliminairen op 31 mei.

10) Misschien de brief in 4overmeld in Bentinck II, nr. 350. Dit is mogelijk daar blijkens de inhoud dit laatste deel van Van Iddekinge's brief begin juni geschreven is. Voor de brieven in 4ozie ibidem, n. 2.

(28)

347

Willem Bentinck aan H. Fagel

1)

[B.M., Eg. 1736]

Aken, 1 juni 1748

(Zend u afschrift van een brief aan de Prins

2)

. Gaarne spoedig antwoord betreffende de artikelen, waarvoor dit nodig is. Dank voor uw brief; ben blij te horen van houding ten opzichte van de Russen

3)

. Over Legge en over de behandeling door de Pruisische koning van gezanten aan zijn hof). Si nous en faisions de même avec ceux qui résident chez nous, nous ferions mieux. Mais nous souffrons tout; aussi se moque-t-on de nous...

P.S. Réponse promte, je vous prie, sur l'article des passeports

4)

.

348

Willem Bentinck aan Charles Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Aken, 1 juni 1748

Il est d'autant plus nécessaire que vous alliez à Hannovre que le duc de Newcastle sera diablement embarassé comment se conduire en plusieurs occasions, n'ayant jamais été hors d'Angleterre et que vous pouvez alors lui aider. Je le dis très sérieusement.

1) De dag tevoren had Bentinck aan Fagel een brief gezonden waarin de woorden: ‘...Je vous prie aussi qu'on ne vous envoye point d'ordre, jusqu'a ce que vous receviez encore une lettre de moi ....’, B.M. Eg. 1736.

2) Deze brief in B.M., Eg. 1861.

3) Zie Bentinck II, nr. 344, n. 4.

4) Franse vrijbrieven voor de Nederlandse en Engelse schepen om zonder moeilijkheden op Franse havens te kunnen varen. Spoed was gewenst, anders zouden de Engelsen deze alleen ontvangen, want de Republiek had de verbodsbepalingen voor de handel op Frankrijk nog niet opgeheven. Zie Ned.Jb. 1748, p. 25; Geyl, Willem IV, p. 344, n. 142 en diens De agent Wolters, p. 77 vlg.

(29)

349

Charles Bentinck aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1728]

Den Haag, 4 juni 1748

S.A. m'auroit fait partir, si le roi en eut parlé dans l'entrevue qu'ils ont eu à Utrecht, mais il n'étoit pas fort naturel que S.M. parlât d'une chose pareille au Prince, parcequ'il sembleroit que elle voulût choisir qui elle voudroit qu'on envoyât à sa cour; ce qui à mon avis auroit nullement convenu. La Prince a deux raisons qui l'empêchent de le faire de but en blanc et je trouve qu'il a raison en toutes les deux. La première c'est que cela fait une multiplication de ministres sans urgente nécessité. La seconde regarde monsieur Hop

1)

et est trop longue pour la déduire sur le papier; ainsi je la réserverai pour quand je vous verrai. S.A. veut attendre qu'il y ait quelque chose à communiquer au roi; soit de vos besognes à Aix ou autre chose pour avoir un prétexte pour m'y envoyer. Il me paroit que c'est le meilleur parti.

Le duc de Newcastle est extrêmement embarassé d'être obligé de se désorienter

2)

tout à fait, mais de ceci aussi je n'en écrirai pas plus long.

Je suis fâché de la raison que vous avez pour ne pas venir ici, où vous êtes très souvent nécessaire; cela me navre de voir combien le public souffre par le

dérangement d'affaires particulières; cela ne sauroit manquer d'aller de mal en pis;

ainsi rien au monde n'est si important que de chercher tous les moyens imaginables pour remédier à ce dérangement et de les mettre immédiatement en pratique.

Le petit Larrey n'attend que son congé du roi de Prusse pour venir ici d'où il doit être envoyé à Paris. L'affaire de Pallardy est toujours dans le même état. J'en ai parlé au Prince et je vois qu'on veut la confondre à présent avec l'affaire de l'écluse qui est depuis longtemps devant le conseil de guerre

3)

. Ces deux choses n'ont

1) Zie Bentinck II, nr. 337.

2) Op 7 juni 1748 (o.s.) schrijft Newcastle aan de hertog van Cumberland: ‘My politics with regard to the king of Prussia are that he should be gained by way of additional strength, if possibly to the old alliance but not be substituted in the place of the house of Austria to form a new chimerical system’. Zie Lodge, p, 360,

3) Zie Bentinck II, nr. 338.

(30)

pourtant rien de commun, puisque la première est une calomnie personelle centre Pallardy, dont le calomniateur a dit plusieurs fois qu'il avoit les preuves en poche, quoique la cour de justice ne l'ait jamais obligé de les produire.

Il faut que Haren dans les lettres particulières tâche de donner de mauvais tours ou du ridicule aux avis de quelques-uns de ses confrères; ainsi je crois, sans meilleur avis, que vous feriez bien en toute occasion où il ne s'agit pas d'affaires que vous menez seul, de lui parler de l'affaire et lui faire dire son avis, sans qu'il sâche le vôtre;

alors vous avez l'avantage sur lui et pouvez toujours avec Katwijk et Jan van Oost-Indien

4)

renverser son sentiment.

350

H. Fagel aan Willem Bentinck

[B.M., Eg. 1736]

Den Haag, 5 juni 1748

(Bentincks brieven van 29 mei en 2 juni ontvangen

1)

). Les lettres ont été lues ce matin dans la conférance, où le Prince a été présent: excepté celle qui étoit écrite en 4

to2)

touchant ce qui étoit passé entre Caunits et les autres ministres

3)

. Le Prince croioit au commencement, qu'elle devoit être lue avec les autres, parce qu'il y a deux actes authentiques adjoints. Mais comme vous m'aviés fortement recommandé de ne la point lire dans la besogne, j'y ai insisté et elle est restée entre mes mains.

4) Hiermee zal G.A. Hasselaar bedoeld zijn, die zich als bewindhebber der Oost-Indische Compagnie nogal ‘voelde’, zie Geyl, Revolutiedagen, p. 154.

1) Ontbreken.

2) De brieven in folio waren voor het Secreet Besogne bestemd, indien de Prins deze daarvoor geschikt achtte. De brieven in - 4toalleen voor de Prins en Fagel. Zie Bentinck I, p. 407.

3) Kaunitz had 23 mei verklaard de preliminairen te willen tekenen, mits Oostenrijks wensen tegenover Sardinië en ten aanzien van een garantie aan Pruisen werden ingewilligd. Iets later verklaarde hij te willen toetreden ‘sans réserve ni exception’, maar toen Sandwich eiste, dat hij zijn eerste verklaring zou intrekken, weigerde hij en Sandwich moest toegeven, waarop Oostenrijk de preliminairen tekende. Zie Lodge, p. 357 vlg. en Beer, p. 42 vlg.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mr. Trevor représente depuis cet été l'Angleterre comme un païs où la misère gagne de plus en plus. Il parle devant qui veut l'entendre du mauvais état des affaires en Angleterre.

Opheffen, en alleen de Vryheid met myn leven Beschermen, voor geen dood vervaard. Ik schroom geen Overmagt, geen Heyr van Persianen, Hoe groot hun woeste stoet

De beroemde Leidsche geleerde voelde zich gekwetst door den toon van den Franschen schrijver, die in zeer beleefde woorden harde dingen zeide en wiens goede trouw hij daarom

Ik geloof niet dat een enorme ongelijkheid, een verschrikkelijke armoede, het buiten spel zetten van een groot deel van de bevolking, die daardoor steeds meer sociale onrust

De Roman de la Rose werd door Guillaume de Lorris begonnen en ruim veertig jaren later door Jean de Meung vervolgd en voltooid. Van den eersten dichter is ons weinig of niets

Waarde J-P, Voordat ik je ga schrijven - mij met je onderhouden, al schrijvende - wil ik als taak eenige punten in je brief beantwoorden, 't egoïsme ga ik voorbij: al was 't zoo dat

Wenschelijk was het voor de geschiedenis der Bouwkunst, van dit gedurende zoo vele eeuwen telkens veranderd, bijgebouwd, en altijd meer en meer van zijn eersten aanleg ontvormd

Wat Fathema ook is, dramatische fictie of historische realiteit, door haar verblijf aan het hof van de sultan kon het tragisch gebeuren in breder perspectief gezet worden: Bantam