• No results found

Onno Zwier van Haren, Van Japan · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onno Zwier van Haren, Van Japan · dbnl"

Copied!
109
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onno Zwier van Haren

bron

Onno Zwier van Haren, Van Japan. Simon Clement, Zwolle 1775

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hare003vanj01_01/colofon.php

© 2015 dbnl

(2)

Van Japan: met betrekking tot de Hollandse natie, en de Christelyke Gods-dienst.

De Christelyke Godsdienst is in Japan aangekondigd; sy is 'er bloeyende geweest;

sy is 'er bitter vervolgd; drie zaaken aan welke ik zal trachten enig meerder licht by te zetten.

Is de komst van de Hollandse Natie begin, of oorzaak, geweest, van die vervolging?

zyn de Bedienden van de Nederlandse Oost Indise Compagnie, de werktuigen geweest tot verdelging van 't Christendom in Japan? Is de Christelyke Gods-dienst in dat Ryk uigeroeyd? drie vraagen welke ik zal onderzoeken.

Dit is de inhoud van dit Werk en myn oogmerk.

(3)

Eerste onderzoek.

Hebben de Hollanders oorzaak gegeeven tot de Vervolging der Christenen in Japan?

Het was enkel by geval dat zwervende Portugeese Matroosen, in 't jaar 1542, Japan ondekten, en het was op de zelve wyse dat de eerste Hollanders, insgelyks zwervende Zeelieden, aan die Eylanden in 't jaar 1600, aankwamen.

Een Vloot van vyf scheepen, onder bevel van Jaques Mahu, in 't jaar 1598 van Rotterdam na de Zuydzee gesteevend, vond zig na veele rampen en niet minder onvoorzigtigheden, op de kusten van Chili, geminderd tot twee scheepen, en beroofd van alle Officiers, die of van ziektens waren gestorven, of in kwalyk gelukte landingen waren gedood.

Dewyl het oogmerk van deese uitrusting niet alleen was geweest om de Spanjaards te water en te land, door de waapenen afbreuk te doen, maar ook, om zo 'er

moogelykheid was, Handel met de Inboorlingen van Chili aan te leggen, had men eene meenigte laakenen ingescheept. Wanneer dan de nieuwe Officieren die de nood had doen kiesen, de onmoogelykheid merkten van iets met voordeel in de Zuyd Zee uit te werken; wierd 'er Krygsraad gehouden, en op de raad van Dirk Gerritz, Enkhuisenaar, besloten na Japan te zeylen.

Deeze man in 't jaar 1585 in Portugeese dienst zynde, had als Constapel, op 't schip

de Santa Crux, van Macao, een reys na Japan gedaan, en in verscheide havenen van

dat Ryk aangeweest zynde, vertoonde hy aan syne Gezellen dat die Landstreek des

winters zeer koud was, en dus hunne laakens aldaar zeer greetig zouden getrokken

worden; die in de Moluccos of andere warme gedeeltens van de Indien, van geene

prys waren.

(4)

Dus in 't laast van 't jaar 1599 van de Kust van Chili vertrokken, kwam het schip de Erasmus, in de maand April van 't volgende jaar, alleen onder de Japanse wal, door het ander schip onderweeg verlaten. De Captein van de Erasmus, was genoemd Quakernaak, de Koopman Melchior Santvoort, en de Stuurman een Engelsman, met naam William Adams. Al 't scheepsvolk, de Officieren 'er onder gereekend, bestond in vier en twintig hoofden, op vyf of zes na, alle zeer ziek, weshalven de Japanners geen moeyte hadden om zig van Schip en Volk meester te maken, gelyk sy deeden.

In 't begin wierden die Zeelieden reedelyk wel behandeld: men stond hun toe de zieken aan land te brengen, men bezorgde zelfs een huis en ververschingen voor hen, zo, dat behalven drie, die stierven, alle de andere zig binnen korten hersteld zagen:

maar onderwylen door de Portugeese Jesuiten beschuldigd van Zee-Rovers te zyn, wierdense gevangen gezet, in geen gering gevaar van gekruyst te worden.

Ongoschio, die toen het Japanse Ryk bestierde, onder de naam van Regent, en als Voogd van de jonge Keizer Fide-Jori, wierd begeerig om eenen van die vreemdelingen te zien, en men zond hem den Stuurman Adams; welken de Vorst tweemaal voor zig deede verschynen, hem iedermaal bezonderlyk naa-vraagende over de Portugeese en Spaanse Natien; en die gesprekken waren moogelyk, door de Portugeese taal, welke Adams magtig was, en de Japanners, welke in meenigte, die spraak verstonden, aan Ongoschio konden uitleggen.

Niet teegenstaande deese bejegening die gunstig scheen, wierd Adams veertig

dagen opgeslooten in 't gevangenhuis van Ozacca, daar Ongoschio zig des tyds

bevond: en geduurende die tyd gaven de Portugeesen en hare Vrienden zig alle

moogelyke beweeging, om Adams en syne makkers als Roovers ter dood te doen

brengen: maar de Vorst antwoorde, dat deese menschen geene beleediging aan 't

Japanse Ryk hadden gedaan, en dat het onbillyk zoude

(5)

zyn om hen te straffen over 't kwaad dat sy hadden kunnen doen aan de Portugeesen, met welkers Koning hy wist dat sy in oorlog waren. Hy deed meer, want,

waarschynlyk, harer aller kundigheid op die van Adams wikkende, reeds met groote voorneemens bezield zynde, en denkende dat zo hy ooyt een Vloot van noden had, deese vreemdelingen hem van nut zouden kunnen zyn, nam hyse, onder toeleg van geringe jaar-wedden in synen dienst, en verbood hen uit Japan te gaan. Het schip wierd verbeurd verklaard, om dat in Japan, gelyk in Europa de willekeurige roofzugtigheid van de Strandheeren, dit verfoeylyk recht hadde ingesteld.

Sy bleeven dus aldaar droevig en armoedig, geduurende vier of vyf jaaren, woonen;

ten einde van welke, Adams, die een schip voor Ongoschio hadde gebouwd, en daar door de gunst van die Vorst had gewonnen, syne vryheid verzogt. Maar Ongoschio, die reeds de naam van Keyzer had aangenomen en nu eenen scheepmaker meer als ooyt nodig had, sloeg hem syn verzoek af: en om hem deese weigering eenigzins te verzagten stond hy hem de vryheid syner lotgezellen toe; van welke eenige, gelyk Vincent Romein zig tot Nangazacki nedergezet hebbende, in Japan bleeven, en andere, gelyk Quakernaak en Santvoort, middel vonden na Patane, in de Indien, te vertrekken, daar de Hollanders een Comptoir hadden. Aan 't Opper-Hoofd van dit Comptoir bodense hunnen dienst aan, dog deese hen afgeweesen hebbende, keerde Santvoort weder na Nangazacki, en wierd aldaar ook Vry-Koopman; maar Quakernaak trok na Johor, waar om streeks de Admiraal Matelief in 't Jaar 1606 met een Vloot, op en nêer de Straat van Sincapoera, kruyste. Deese nam hem aan als eerste Stuurman, en gaf hem kort daar na het bevel op een van syne scheepen, ook genaamd de Erasmus, op welke kiel hy in de tweede Zee-slag voor Malacca sneuvelde.

Matelief had egter van Quakernaak genoeg vernomen om te voelen hoe voordeelig

de Handel op Japan voor de

(6)

Hollanders zoude kunnen zyn: en 't is te denken, dat hy toen reeds eenige scheepen derwaarts zoude gezonden hebben ingevalle syne omstandigheeden, dit hadden toegelaaten: maar syne Vloot was zo verzwakt, door 't beleg van Malacca, het welke hy hadde moeten opbreeken, en door twee Zee-gevegten met de Portugeesen, waar in hy, schoon Overwinnaar, egter veel volk hadde verlooren; dat hy genoeg te doen had, om de zaaken in Indien in staat te houden zonder nieuwe ondekkingen te onderneemen. Hy vergenoegde zig dan, met alle Japanners, die hy op Zee ontmoete (en die Natie was ter zelver tyd door alle gedeeltens van het Oost der Indien verspreyd) met de minzaamste vriendelykheid te behandelen, en de geruchten voor uit te doen loopen dat binnen kort de Hollanders in Japan zouden komen, en koopwaaren meede brengen van de zoorten waar van hy staaltjes, als geschenken, onder hen uitdeelde.

En dit wierd inderdaad twee jaaren daar na uitgevoerd, wanneer de macht der Hollanders merkelyk versterkt, door een nieuwe en groote Vloot, onder bevel van Verhoeve, Opvolger van Matelief, toeliet twee scheepen na Japan te zenden, welke aldaar in 't jaar 1609 aankwamen, en de vryheid van Handel in 't Ryk, en toelaating van een vast Comptoir in de Zee-haven van Firando, verkregen.

Het is nu tyd om te zien in welke staat, in dat jaar, het Japanse Ryk, met betrekking

tot zaaken van Godsdienst en Regering, zig bevond. Japan was nauwlyks ondekt, of

François Xavier, die omtrend deeze tyd de Christelyke Godsdienst met een Apostolise

yver in de Oost-Indien aankondigde, zogt geleegenheid om derwaarts te gaan, en na

veele tegenstribbelingen, lukte hem dit eindelyk in 't jaar 1549. Maar de taal van 't

land niet genoeg verstaande, was de voortgang niet zo groot in den beginne, als hy

wel wenschte, en dewyl onder andere teegenwerpingen die men hem deed, ook deese

was, dat zo de Godsdienst welke hy predikte, de beste was, het Ryk van China de

zelve reeds zedert lang zoude aangeno-

(7)

men hebben, nam hy voor na dat Ryk te gaan: het welke in die tyd in 't Oost voor Staat- en Zeede-Kunde vermaard was. En in de poogingen om in China te dringen, waar van de Havens voor Vreemdelingen gesloten waren, stierf hy, in 't gezicht van de Kusten. Dog de Jesuiten door hem in Japan gelaaten, en die welke naderhand wierden gezonden, de taal en gewoontens van 't Land grondig geleerd hebbende, hadden zodanig eenen gelukkigen toeloop, dat veertig jaaren na dat de Christelyke Godsdienst aldaar was begonnen gepreedikt te worden, men agtien maal honderd duyzend Christenen in dat Ryk telde; bestierd door Priesteren van allerzoorts Ordens van de Roomse Kerk, welke uit Europa na derwaarts waren toegevloeyd: en Paus Pius de V

de

. had reeds in 't jaar 1566 den eersten Bisschop voor Japan benoemd.

Dog wanneer de vermaarde Tayco-Sama, omtrend het jaar 1586. geheel Japan aan

syne Wetten had onderworpen, nam hy voor den aanwas van die Godsdienst te

beletten; niet, zeide hy, dat die Godsdienst, in zig zelven, kwaad is, maar sy kan niet

in Vreede leeven met de Japanse en twee Godsdiensten zo vyandig de eene aan de

andere, zouden onlusten in 't Ryk verwekken. Ingevolge van dien liet hy in 't jaar

1587 een Placaat uitgaan, waar in belast wierd alle de Kruyssen en Kerken der

Christenen af te breeken, en verboden, eenige de minste teekenen van Christendom

te dragen, en alle Japanners met dood of ballingschap bedreigd, welke deese

Godsdienst zouden blyven aankleeven: de vreemde Zendelingen wierden uit het Ryk

gebannen, zo nogtans dat aan elk hunner, de tyd van twintig dagen wierd toegestaan,

om zig ter inscheeping na de haven van Firando te begeeven, en aankondiging van

doodstraf voor alle die geene welke na die tyd, buiten Firando, in 't Ryk zouden

gevonden worden: en niettemin wierd de Portugeese Natie toegelaaten haren

gewoonen Koop-handel te dryven, mits zig zorgvuldig wagtende, om van hare

Godsdienst met de Inboorlingen te spreeken, of Zendelingen in 't Ryk te brengen.

(8)

De Jesuiten scheenen te gehoorzamen, en zommige vertrokken oopenbaarlyk na Indien, terwyl anderen, bedekt, in Japan bleeven: dog de Franciscaanen dit voorbleeld van voorzigtigheid niet volgende, toonden zig en preedikten na gewoonte. Hier op wierden sy, en alle die tot haar Huys tot Ozacca behoorden, met twee Cathechiseer meesters en een Japanse Jesuit, die by hen zig bevond, gevangen genoomen, en alle te zamen, na eene zeer lange vasthouding, ten getale van zes en twintig, in 't jaar 1597, tot Nangazacki, gekruyst; niet om dat zy Christenen waren, maar, om datse ongehoorzaam waren geweest aan 't gebod van de Souverein, waar voor de kruysdood in Japan de gemeene straf is.

En de Europeërs zouden 'er waarschynlyk met ballingschap afgekomen zyn, zonder eene gebeurtenis die ter zelver tyd voorviel. Een Castiliaans schip was op last van de Keyzer, in de haven van Urando, in 't Koningryk van Tosa aangehouden. De Stuurman van dit schip, met een Keizerlyke Commissaris, door den Vorst van Tosa ter maaltyd onthaald werdende, verhief zeer hoog de macht van de Koning van Spanjen, en om 'er aan die Vorsten bewysen van te geeven, vertoonde hy hun op een Weereld caart, alle de Landen welke ter dier tyd in de vier gedeelten der Gloob aan dien Monarch onderworpen waren. De Japanners verwonderd over zulk een uitgestrekt Gebied, vroegen, van welke middelen men zig hadde bediend om eene diergelyke Heerschappy by een te brengen? Niets is gemakkelyker, antwoorde de Castiliaan, onse Koningen beninnen met Gestelyken te zenden in de Landen die sy willen overheeren: deese brengen 't gemeene volk tot onse Gods-dienst: en zo ras sy hier in merkelyk gevorderd zyn, dan zend men krygsvolk dat zig by de nieuw bekeerde voegd, en niet veel moeyte heeft om zig meester van de overige te maaken.

*

Men is niet verwonderd dat deese woorden ter ooren van Tayco-Sama gekomen zynde, dien Keyzer verbitterden, maar men moet met reeden admireeren dat hy niet-

* Charlevoix, b. 10. c. 4.

(9)

teengenstaande dit, nooyt, nog Zendeling nog Japanner, om Godsdienst, met de dood heeft doen straffen: dog uit alles wat ons van die Vorst in de Geschiedenis bekend is, schynd hy van voorneemen geweest te zyn om de gronden van syne Regeering op de goedheid te vestigen. Dus was de eenigste uitwerking van dit Placaat, dat Koningen of Gebieders van Provintien, die de Roomse Geestelyken of de Christenen haat toe droegen, eenige vervolgingen begonnen, terwyl andere die Godsdienst voortgingen te begunstigen: en midden in deese dubbele staat, nam 't getal der Christenen dagelyks aan. Maar de rust welke het Japanse Ryk binnenlands, onder Tayco-Sama genoot was van geene lange duur, en syne dood in 't jaar 1598

voorgevallen, vulde wel haast alles met onderlinge twisten, en nieuwe verwarring.

Hy liet maar eene Soon na, met naame Fide-jori, zes jaaren oud; en de schielyke ziekte welke Tayco-Sama weg rukte, gaf hem maar eeven de tyd, om tot Regent van 't Ryk en Voogd over syn Soon aantestellen Ongoschio Koning van Bando-ue, de bekwaamste Man, de beste Generaal, en de grootste Staatkundige, van alle Japanse Vorsten: en om hem aan syn soon te verbinden, deed hy dien Soon ondertrouwen met de Dogter van Ongoschio: en hy benoemde by Ongoschio een Regeerings Raad, verkooren uit de voornaamste Japanse Grooten. Alle die voorbehoedzaamheid was egter onnut: want nauwelyks hadde Tayco-Sama den geest gegeeven, of men bespeurde dat de Regent alles aan zig trok, met voorneemen zo 't scheen, om aan de by hem gevoegde Raaden geen schaduw zelfs van gezag over te laaten: dit

veroorzaakte een scheuring, welke door het opneemen van de waapenen aan wederzyden wierd gevolgd. De Christenen verkoosen ongelukkiglyk de party van de Raaden, en deese door Ongoschio, in 't jaar 1601 overwonnen, of sneuvelden met de waapenen in de handen, of verlooren het leeven op 't schavot.

Men begrypt dat in deese bloedstorting de Christenen niet meer wierden bespaard

als de anderen; en dat On-

(10)

goschio van die tyd af de Christenen als syne personeele Vyanden aanzag. Maar schranderder nog als wraakgierig, en in de groote voorneemens welke hy in de ziel had, de tyd van wraak nog niet gebooren ziende, of 't getal en de macht van de volgers en begunstigers van die Godsdienst vreesende, wist hy geduurende eenige jaaren, onder uitterlyke vriendschap, syne haat te ontveinsen; terwyl hy in 't geheim alle middelen bereide omse onder de hand en van ter zyden te verzwakken, en eindelyk by de eerste goede geleegenheid uit te roeyen. Dog onmiddelyk na de overwinning nam hy de naam van Keyzer aan, zonder die egter aan Fide-jori t'ontneemen: den welken hy onderwylen tot Ozacca deed opvoeden, met het waarschynlyk oogmerk om den geest en 't hart van die jonge Vorst te verwyven in een Stad, die reeds in die tyd, zo als nog, niets als vermaak en wellust vertoond. En synen eygenen Soon de Xogun-Sama, na Jedo (het welke de grootste Stad van 't Ryk begon te worden) met woon gezonden hebbende, om aldaar te gebieden, vestigde hy zelve syne residentie tot Surunga, een stad in 't middelpunt van Niphon, het uitgestrektste en magtigste der Japanse Eylande.

Dusdanig was de staat van Japan wanneer de eerste Afgezondene van de Hollandse Oost-Indise Compagnie aldaar in 't jaar 1609 aankwaamen: voor dit jaar heeft dan, nog sy, nog hare Bedienden, eenig deel kunnen neemen in de zaaken van dat Ryk:

en de veronderstelling, dat tien of twaalf Hollandse matroosen die in armoede een

droevig leeven tegen haar wil in Japan doorbrachten, eenige deel in deese groote

beweegingen zouden gehad hebeen, is eene ongerymdheid die geene wederlegging

verdiend: en 't zy het bericht van die eerste Afgezondene, niet gunstig is geweest

voor de Japanse Handel, het zy, om andere reedenen nu onbekend, dit is zeeker, dat

de eerste scheepen, na dat Ryk gezonden, met waaren tot de Handel bekwaam, van

wegens onse O.I.C. aldaar eerst in 't jaar 1611 verscheenen: en met zulk eene geringe

laa-

(11)

ding dat het geschaapen stond, dat de toegang tot alle Handel aan de O.I.C. zoude verbooden geweest zyn, zonder de buitengewoone hoedanigheeden van de Koopman Specx, welke my is voorgekomen de eenigste Europeaan, behalven de Jesuiten, die het caracter van de Japanse Natie volmaaktelyk heeft gekend; gelyk ik elders, breeder, heb verhaald.

*

Maar in die tyd hadde Ongoschio reeds macht genoeg verkreegen om zig te durven wreeken, en de vervolgingen tegen alles wat Christen was blaakten overal, wanneer alles ten twedemaal, schielyk opgeschort wierd door de nieuwe opkoomende burgerlyke Oorlog: want Fide-jori, moede van de onderwerpinge, en zoort van gevangenis in welke syn Schoon Vader hem hield, wilde zelve heerschen, en geen kans ziende, zonder geweld, daar toe te komen; nam hy in 't jaar 1612 de wapenen op, en had spoedig een groote toeloop, waar onder de Christenen meede aan 't hoofd schynen geweest te zyn, en daar by in de overtuiging dat die Vorst haren wissen toevlucht was, en hare Gods-dienst toegedaan. Dit miste allezints: de ongelukkige Fide-jori wierd in 't jaar 1615, door synen Schoonvader onder de muuren van Ozacca overwonnen, en verdween: het zy gedood in 't gevegt, of wel verbrand binnen Ozacca, na de veldslag aan de vlammen en de woede der Soldaaten, overgegeeven, of wel, gelyk anderen hebben gemeend, gevlucht na China.

Ongoschio toen volstrekt meester in Japan, volvoerde uit staatkunde en personeele wraak, syne vervolgingen tegen die Christenen welke hy tweemaal tegen syne Regeering en persoon in de waapenen hadde gezien; die, zo Fide jori zig weder vertoonde, dien Keyzer anderwerf zouden aankleeven; en die hy, niet zonder reeden, mogt gelooven dat altyd gereed zouden zyn om ieder Japans Vorst by te springen, die onder voorgwendzel van Godsdienst, de waapenen tegen hem of syn Huys, zou opvatten.

* In de Ophelderingen van 't elfde Zang van de Geusen.

(12)

De Jesuit Charlevoix, in 't einde van het twaalfde boek syner algemeene Japanse Geschiedenis, verhaald een gesprek van de Keyzer Ongoschio met de Stuurman Adams, in 't jaar 1613 gehouden, waar in Adams bevestigd, het geen voormaals de Castiliaan tot Urando had gezegd; met byvoeging dat de Catholyque Geestelyken, om die reedenen uit Engeland, Zweeden, Deenemarken, en Holland waren gebannen:

en Charlevoix meend dat deeze zamenspraak kragtig heeft gediend om den Keyzer tegen de Catholyque Priesteren en Godsdienst te verbitteren: maar in de

veronderstelling van de waarheid van dit gesprek, in de veronderstelling dat die Vorst een van de grootste Staatkundige dien de Historie aantoond, over de veiligheid van syn Ryk en Huys raadpleegde met een vreemdeling met een timmermans baas, aan welke hy jaarlyks, in 't rykste Land van de wereld, zeeventig ducaaten tot onderhoud gaf, in de veronderstelling dat Ongoschio, om de Roomse Geestelyken uit het Ryk te bannen nodig had in 't Noorden van Europa een voorbeeld te zoeken, het welke Tayco-Sama in Japan had gegeeven, en dat dit alles te zamen geleegenheid heeft gebaard tot het vermoorden van zo veele duizenden Japanse Christenen; dan zoude het een Engelsman zyn, die deese Vervolging heeft veroorzaakt, en niet de Hollanders.

Tweede onderzoek.

Zyn de Bedienden van de Nederlandsche O.I.C. werktuigen geweest tot uitroeying van de Christelyke Godsdienst in Japan, zo in 't algemeen, als byzonderlyk in 't jaar 1638?

In alle beschuldigingen vereyscht de reedelykheid zo wel als de billykheid dat men

eerst de getuigen, en dan hare getuigenis, na-gâ: want zo sy niet admissibel zyn, is

het tweede onnut. En in deezen kan, strict genoo-

(13)

men, niemand getuigen, als zulke die in de tyden dat dit zoude zyn voorgevallen in Japan waren; of wel in een ruimer toelaating, sy, die omgegaan hebben met persoonen welke deese gebeurtenissen hadden bygewoond en in hunne verhaalen van geene partydigheid kunnen verdagt gehouden worden.

Mandelslo, met Engelse O.I.C. scheepen in 't jaar 1639 tot Goa, zynde, wierd met den President en de voornaamste Engelse Officieren, door de Jesuiten verscheidene maalen op pragtige maaltyden, cierlyke Tonneelspeelen, musycq, dansen, en diergelyke vermaaken, onthaald,

*

men vertoonde hun ook veele wreedheeden, door den Keizer van Japan, aan die van haare Orden, en verscheidene andere Christenen, gepleegd; maar zonder eenige de allerminste klachten over de Hollanders. En egter zo 'er een plaats in 't Oost was daar men stiptelyk onderrigt was van 't geen betrekking had tot Japan, was het Goa; daar de Hooft- Residentie van de Portugeesen en Jesuiten in Indien was: van waar Xavier zelve, en na hem zo veele voorname Mannen na Japan waren vertrokken, en daar na alle waarschynlykheid een meenigte zo Portugeesen die in Japan waren geweest, als geboorene Japanse Christenen, zig werkelyk, bevonden. Ook konden nog klagten nog beschuldigingen tegen de Hollandse Natie, voor Mandelslo, of voor de Engelsen, een onaangenaam voorwerp van onderhoud zyn: de eerste was een Hoogduyts Edelman, die met de Ambassadeurs van de Hertog van Holstein in Persien geweest zynde, nu voor syn vermaak in Indien reysde, die in dienst van geene Maatschap-

* Seulement se contenta-on de nous faire un long recit des cruautès que l'on avoit exercées depuis quelques années sur ceux de leur societè, dans le Japon, ou l'Enpereur avoit emploiè le feu & le fer, & tout ce qu'il y a de plus cruel contre les Chrestiens, tant contre les estrangers, qui avoient travaillè, a l'establissement de la Religion Chrestienne, en ces quartiers la, que contre les Japonnois, qui en avoient fait profession. Journ. de Mandelslo, 18 Janvier 1639.

(14)

pye, en dus, volmaakt onzydig was: en de Engelsen, groote vrienden van de

Portugeesen, vervulden in die zelve tyd Europa en Asia met klagten over de pretense wreedheeden door de Hollanders, in Amboina, tegen lieden van de Engelse Natie gepleegd.

Maar men kan my tegenwerpen, vooreerst: dat het niet onmoogelyk is dat men, op den dag welk Mandelslo aanteekend (den 18 Januari 1639) nog tot Goa niet wist wat in Januari 1638 in Japan was voorgevallen, en ten tweeden, dat omtrend de voorgestelde vraag deese getuigenis is blootelyk negatief. Ik zal ook uit het gezegde van Mandelslo niets anders besluiten, als het geen er onbetwistbaar in is, te weeten, dat de Portugeesen, ter dier tyd de bitterste Vyanden der Hollanders in Indiën en Japan, egter in 't jaar 1639 onder 't verhaal van de Japanse vervolgingen, nog geene klagten over de Hollanders, mengden.

Wy gaan dan over tot een tweede getuige. Wanneer Colbert, een van de Ministers van het begin der Regeeringe van Lodewyk de XIV, onder andere merkelyke middelen om Vrankryk te doen bloeijen, ook eene O.I.C. deede instellen, waren 'er niet meer als twee in Europa. De Engelse, die maar weinig scheepen jaarlyx zond, en byna geene eigene bezittingen in Asien had; en de Hollandse ter dier tyd in de toppunt van hare macht, zo door de ryke in 't Oost alom verspreide Handel, als de

veelvuldigheid en grootheid harer Volkplantingen: in de bestiering had sy de kundigste Cooplieden van de Wereld, en na haren dienst vloeyden, in meenigte toe, niet alleen de fortuin zoekers van de Franse, maar van alle Natien van Europa.

Colbert kende syn eigen Natie genoeg om te weeten datse vernuftig was, en dus

goede Cooplieden kondegeeven: maar hy was te schrander om niet te zien, datse de

Coophandel, en voornamentlyk die van de Indiën, eerst moest leeren: ten dien einde

liet hy in Holland na vorsschen, opzoeken, en in dienst van de nieuwe Franse

(15)

Compagnie, verbinden, al wie in Indiën de Hollandse O.I.C. zonder groote beloning hadde gediend, of over hare beloning t'ontvreeden was. En dewyl hy nog geld nog belosten spaarde, verkreeg hy 'er eenige, en onder anderen de vermaarde Caron.

Vermits egter de wyd uitgestrekte oogmerken van die grote Minister zig niet alleen bepaalden tot eene O.I.C., maar dat hy hoopte (gelyk hy ook in der daad heeft volbracht) om alle Handwerken op den hoogsten trap in 't Franse Ryk te doen bloeijen, waar toe nooyt menschen te veel konden zyn; begreep hy dat door deese Compagnie het Ryk zo weinig doentyk moest werden ontvolkt; en derhalven zorg gedragen dat de Franse Inboorlingen die na de Indiën zouden willen gaan, ten minsten hunner eigen Landaards Compagnie verkoosen, en dat alle Vreemdelingen wierden aangemoedigd om in deesen dienst, liever als in die van de Hollandse O.I.C., te treeden.

Hier toe dacht men het bekwaamste middel te zullen zyn, om niet allen de Hollanders in Indiën in 't algemeen, en de bestiering van zaaken aldaar in 't byzonder, maar vooral de manier van behandeling, welke moesten uitstaan de vreemdelingen die zig in dienst van de Hollandse Compagnie begaven, zo op scheepen als te lande, op de haatelykste en zwartste wyse uit te schilderen: en hier toe vond men gereed zeekere Tavernier, die veelmaalen in 't Oost, hoewel nooyt verder als Batavia, gereisd had: en die aldaar overal met vriendelykheid door de Hollanders ontvangen geweest zynde, en dus veele ommegang met die Natie gehad hebbende, daar door, te

geloofwaardiger zoude zyn. En deese man die van lacquei zynde geworden Coopman, en van Coopman Baron, dus aan veranderingen gewend was; deese man vond geen zwaarigheid om de post van vleijer en tafelschuimer, die hy by de Hollanders in Indiën had waargenomen, nu te veranderen in die, van haren Lasteraar in Europa.

Ten dien einde schreef hy twee werkjes, van welke het eene tot naam draagd,

Historie van het gedrag der

(16)

Hollanders in Asia, en het andere, Verhaal van Japan, en van de oorzaak der Vervolging tegen de Christenen in die Eylanden. Het eerste is in de vorige Eeuw wederlegd, door Quellenburg, die 'er in elke aangehaalde gebeurtenis, tien of twaalf verdraeyde waarheeden, of tastelyke valschheeden, heeft aangetoond: en het tweede, het geen in algemeene bewoordigingen egter alleen tegen de Hollanders is ingericht, is, zegd de Jesuit Charlevoix, een zo ongerymd verhaal, dat men 'er de oogen maar op moet werpen, om zig te overtuigen, dat nooyt Roman slegter is uitgevonden geweest, en dat 'er alles vervuld is met teegenspreekingen en verkeerde

tydreekeningen, die tig aanstonds ondekken.

Charlevoix is door syne (nu geweesene) Orden gebruikt tot het schryven van eene algemeene Geschiedenis van Japan; hy heeft geleesen, al wat over die stof was gezegt door Tavernier en Kaempher; hy heeft buiten twyffel toegang gehad tot alle Japanse, Laeynse en Portugeese boeken, brieven, verhaalen, en schriften, gedrukte, en ongedrukte, in de Bibliotheequen van syne Orden berustende, welke Orden niemand ooyt heeft verdagt gehouden van al te gunstig voor de Hollanders geweest te zyn;

Charlevoix is zelve eene van de beschuldigers, met Kaempher, tegen 't gedrag der

Hollanders in Japan; hy verwerpt Tavernier, wy zullen dan ook Tavernier daar laaten,

en overgaan tot het geen men by Kaempher en Charlevoix zelve vind. Wie deese

laaste geweest is, heb ik zo gezegd; en wie Kaempher was, en hoe die Westphaalsche

Wondheeler gekomen is aan de beste kennis en onderrichtingen van 't Japansche

Ryk, welke ooyt eenig bekend Europeër, misschien, gehad heeft; heb ik in 't leeven

van de Generaal Camphuis breedvoerig aangehaald. En na deeser twee getuigenissen,

zullen wy gelyk billyk is, ook zien wat het Dagregister van 't Hollands Comptoir in

Japan, ter dier tyd tot Firando, zegd. Kaempher en Charlevoix zeggen dan, dat de

Christenen van 't Koningryk van Arima, tot wanhoop gebracht door de aller-

(17)

ysselykste straf-oeffeningen, door welke zo veele Christenen waren omgekomen, in 't jaar 1638 tot een openbaren opstand kwamen, na lang in stilte gezucht te hebben.

Vermits sy wel haast tot een getal van vyf en dertig of veertig duizend waren aangegroeyd, scheen de zaak ernstig aan 't Hof van Jedo, het geen derhalven spoedig een talryk leger derwaards zond, door welk middel de oproerlingen zig wel haast omcingeld vonden in een plaats genaamd Ximabara, waar van sy bezit hadden genomen.

De President van 't Hollands Comptoir tot Firando, genaamd Koekebakker, had ter deeser tyd verscheidene Scheepen van de Compagnie in Japan, en voorziende wat 'er stond te gebeuren, gaf hy last omse alle, uitgezonderd een, ten eersten na de Indiën te doen vertrekken, gelyk geschiede. Nademaal de oproerlingen zig op de oever van de zeekant hadden verschanst, vroeg men hem, uit last van de Keizer, om dat eene schip, en hy zeilde met hetzelve na Ximabara, zig verbeeldende dank te zullen bebaalen door het toestaan van eene zaak (zegd Charlevoix) welke by niet konde weigeren zonder gevaar te loopen van alles te verliesen.

*

Waar by de zelve Autheur voegd, dat by met zig deede inscheepen, al wat by bad in float om wapenen te dragen. Uit welks men zoude moeten besluiten dat. Koekebakker de bewaaring van 't Comptoir aan de zieken overliet. Maar Charlevoix kon niet minder zeggen, na dat hy op eene voorige bladzyde hadde opgegeeven, dat Ximabara zig eerlang belegerd zag door een leger van meer dan tachtig duizend man, de Hollanders daar onder begreepen, die 'er in vry groot getal kwaamen met een treyn artillerie.

Zo ras hy was aangekomen, vroegen de Japanse Generaals syn canon om bres te schieten in de verschansingen van de oproerigen, 't geen hy toestond: zo dat 'er gedurende vyftien dagen, vier honderd en vyf en twintig canon schooten gedaan wierden, zo uit het schip als van een batterie te land. Daar na gaf men aan den President verlof, om met syn schip te rug te keeren, na hem egter eerst

* Charl. b. 18. c. 9.

(18)

verplicht te hebben, om hun nog over te geeven de zes zwaarste stukken welke hy aan boord had gehouden: waar op hy na Firando te rug trok. Maar de Japanners vervolgden 't beleg; en de leevensmiddelen eindelyk aan de belegerden ontbreekende, beslooten deese eenen algemeenen uytval te doen, in welke gevegt sy alle of sneuvelden, of gevangen genoomen, en met de dood gestraft, wierden.

Zie hier nu wat het Dagregister van Firando, zegd:

A. 1637.

Den 17 December staan de Inwoonders van Arima tegen hunne Overheeden op, en nemen over de harde handelingen hen aangedaan, de wapenen in handen, zynde meest Boeren, die de Roomse Christenen aldaar tot hulp krygen, benevens veel vlugtende en misnoegde Edelen en Burgers, die zig in een vervallen Kasteel in de bogt van Arima gelegen, sterk maken, en reeds al tot 10000 man aangegroeid waren.

A. 1638.

Den 8 Januari verdeelden zy zich in 3 Troepen, lokkende een party buiten uit een naby gelegen Kasteel, welke zy verslaan. Hun veldgeschrei was St. Jago. Zy dragen hunne kleederen met een kruys, zyn kaal geschooren, verwoesten de Japanse Tempels, en hebben een Kerk, daar Jesus en Maria aangebeden werd.

Zy kregen de misnoegden van Amaxa, hunne overbuuren, te hulp, en bestormen

een Kasteel, daar zy 300 Man voor verliesen. Waar op de Landheeren van Arima,

en Amaxa bevel krygen, om de wederspannelingen (schoon de magt niet hebbende)

zonder hulp van eenige andre Landsheeren geheel te verdelgen; doch ondertusschen

zullen de legers der naast gelegene Grooten bereid staan, om de voorschreevene,

als sy te kort schieten, en geslagen worden, te helpen, en ook niet eer

(19)

haar te hulp koomen, alzoo de Keizer begeerd, dat de onheilen, ter plaatse daar zy beginnen ook gedempt zullen werden, zonder hulp van andren, op dat alzoo ieder Landheer het quaad voorkomen mag.

De wederspannelingen bieden aan, dat zy bereid zyn, zo de Keizer hen verdelgen wil, om hunne halsen daar voor te buigen, en gewillig om voor hem te sterven, doch niet voor hunne Heeren, beslooten hebbende tegen de zelven tot den laatsten man toe te zullen vechten, zonder Vader, Broeder of andre vrienden die in der zelver legers zyn mogten, aan te zien, al 't welke sy ook allen met eede bevestigen. Zy bestormen een sterkte, en slaan 600 man dood.

Een Hollands schip begeefd zig derwaarts, brengd geschut aan land, en beschieten hunne sterkte, zoo van de batteryen, als van 't schip.

Ook was de Voorzitter tot hunne voldoening meede gegaan; waar op zy hen bestormen, en 5712 man verslaan. Daar op deeden sy een uitval, en werden na een hardnekkig gevegt, den 16 en 17 April overwonnen, gedood, en 17000 koppen op staaken gezet. De overige wierden verbrand, of ontquamen het door de vlugt, zynde hun getal al tot 35000 toe vermeerderd, en aangegroeyd.

Dit berigt verschild in meer als een deel, met dat van Kaempher en Charlevoix:

maar het heefd meer voorrecht tot geloofwaardigheid. Charlevoix copieerd voor 't grootste gedeelte Kaempher, en onderricht nergens waar hy het overige gevonden, heeft. In 't werk van Kaempher werd aangehaald een Japanse relatie, van deesen opstand, waar van eene overzettinge (men zegt niet in welke taal) in de verzameling van de Ridder Hans Sloane geweest is. Dit stuk heb ik niet gezien, maar wat slaat 'er te maken is op 't verhaal van Autheuren onder 't oog van eene willekeurige Regeering schryvende, weet elk.

Waar en tegens het Dagregister van Firando, buyten alle twyffel is opgesteld door

lieden .die wel zeeker waren

(20)

dat het Japanse Ministerie hare aantekeningen niet zoude zien: door lieden, die in de tydstip van deese gebeurtenis, op de plaats, en by de omstandigheeden, waren tegenwoordig geweest, en die gewisselyk, nog dagten nog konden vermoeden, dat honderd en dertig jaaren daar na, de Nakomelingschap hare getuigenis over die zaak zoude vragen en overweegen: welk laatste men van Kaempher en Charlevoix niet kan zeggen.

Als men nu dit Dagregister na-gaat; vind men, dat het niet geweest zyn Christenen die deesen opstand hebben begonnen, maar boeren door Heeren mishandeld by welke zig voegden eenige Afvallige Christenen van Ximo (het Eyland waar in Arima legd) en tien duizend misnoegde Edelen en Burgers welke zig meester gemaakt hadden van een oud Kasteel aan de golf van Arima gelegen tegen over het Eylandje van Amaxa of Amacusa, waar van ook inwoonders, zig by hen begaven.

Wanneer ik zeg dat deeze Christenen Afvalligen, waren, geloof ik hun geen ongelyk te doen: want het was niet mogelyk dat 'er zig diestyds andere in Ximo bevonden, alwaar reeds zederd lang, de Vervolging zo ysselyk, en, voornamentlyk in 't Ryk van Arima, met zo veele woede was voortgezet, dat men volgens. Charlevoix in de gansche Kerkelyke Historie niets leest dat in vergelyking koomt by 't geen men ter dier tyd in dat ongelukkig Koningryk zag gebeuren: en op dat men dien Jesuit niet beschuldige van te vergrooten, nog ons van ligtgelovig te zyn, ziet hier de getuigenis van een oog getuige voor zo veel betreft Nangazacki, eene der Steeden van Ximo, men hield voor zeeker, zegd Reyer Gysbrechz, wanneer ik hier in 't jaar 1626 was, dat 'er in de Stad meer dan veertig duizend Christenen waren, mans, vrouwen, en kinderen, en tegenwoordig (in 't jaar 1629) ziet men 'er geen een.

En 't geen niet weinig bevestigd dat het Afvalligen waren, is het Opperhoofd het

welke Charlevoix aan dit voorgevende Christen leger van Arima geeefd: het was,

zegd

(21)

hy, een Prins uit het Huys hunner oude Koningen, en hy zelve heeft, in 't 13 boek van syne Geschiedenis, verhaald dat de laatste der Christen Koningen van Arima, synen Vader hebbende doen onthoosden, en syne twee Broederen vermoorden, van de Christelyke Godsdienst was afgevallen, en des niet teegenstaande door den Keizer van 't Ryk van Arima was beroofd: dit was, nog maar vyf en twintig jaar geleeden, voorgevallen, en door geheel Japan bekend. Zouden Christenen, die zelve de verschrikkelykste vervolging standvastig hadden uitgestaan, aan een Vorst uit een diergelyk Huys gehoorzaamd hebben?

Maar welke zoort van Christenen men wil stellen dat sy geweest zyn, het schynd ten minsten zeeker dat de Christenen het kleinste deel van dit leger uitmaakten: de tien duizend Edelen en Burgers waren misnoegden reeds door de Regeering in de Staat van Bandieten gebracht; en de boeren en inwoonders van Arima, en Amaxa, waren niet opgestaan om de Godsdienst, maar over harde behandelingen van hare Heeren; dit blykt uit hare aanbieding om zig aan den Keyzer over te geeven, van welke sy als Christenen nog minder genade te wagten hadden als van hunne

Landheeren; maar die hare lasten konde doen verminderen: ook toond de algemeene verbindtenis onder eede, van niemand te ontzien, zo klaar een zamenvloeying van verscheidene byzondere belangen, dat het onnut is daar verder op aan te dringen.

Dit leger dan, uit geplaagde boeren, afvallige Christenen, en zwervende Bandieten,

bestaande, was van Arima, Noordwaards aangekomen tot aan Xincabara aan de West

oever van de bogt of Inham van die naam, met voorneemen om dieper in 't Ryk te

dringen, door de Land-engte van Omura, wanneer sy aldaar door 't Keyzerlyk leger

wierden ontmoet, gestuyt, en aan de landzyde omringd: hier verschansten sy zig,

niets meer oopen hebbende als de Zee. Maar dit was genoeg, zo om leevensmiddelen,

als bystand van andere misnoegden van de overleggende Kust te ontvangen.

(22)

In zulke eene omstandigheid, in die onzeekerheid van de gevolgen van een dergelyke opstand in een Ryk, daar de burgerlyke oorlogen nog maar kort geleeden, waren opgehouden, wierd de President van 't Hollands Comptoir van Firando, verzogt, om een schip te zenden tot hulp van 't Keizerlyk leger. En een van de oogmerken van 't Hof, in deese vraag, is zichtbaar: de Japanners niet als ligte Vaartuigen en zonder geschut hebbende, was een Hollands oorlogsschip alleen in staat om den Inham van Ximabara te bedwingen, en alle toevoer te water na 't weederspannig leeger te beletten.

De scheepen die de Compagnie zend na Japan, zyn gewoonelyk bemand met hondert tien, a twintig koppen, waar van 'er agt of tien geschikt zyn, om na 't vertrek der scheepen, toezicht te hebben op 't Comptoir. Het geschut aan boord bestaat in zes en twintig stukken, waar van zes twaalfponders, de overige zespouders zyn. Met een diergelyke bodem, zeylde de President na 't strand van Ximabara, bleef 'er vyftien dagen, liet zo uit syn schip, als van batteryen op strand opgeworpen, in 't geheel vier hondert en vyf en twintig kanonschooten lossen, op verzoek of last van Japanse Generaals, tegen de verschansingen van de muytelingen, en keerde weder na Firando.

Dit is het geen Charlevoix noemd, aldaar komen in vry groot getal, en een treyn artillerye, en hy voegd 'er by, dat die vier honderd en vyf en twintig kanonschooten, het getal der oproerlingen zeer hadden verminderd, en hunne verschansingen deerlyk hadden gebaavend,

*

Lieden die de werking en gevolgen van 't Canon, van nader by als in hunne boek-kamers hebben gezien, zullen met moeyte begrypen, hoe negen en twintig of dartig canon schooten daags, geduurende vyftien dagen, het getal der manschappen van een verschanst leger van vyf en danig of veertig duizend man, zeer kunnen verminderen, en uitgestrekte verschansingen deerlyk havenen: ook be-

* Char. 1. 18. c. 9.

(23)

merkt men uit de gevolgen, dat die canonschooten, nog aan menschen nog aan Vesting werken, eenig hinder van aangeleegenheid hebben toegebragt, dewyl na die

vrugteloose canonnade, en een ongelukkige aantasting, de Jepanse Generaals de beleegering in een blocquade hebben moeten veranderen.

Dog om zig niet op te houden in 't wederleggen van ongerymdheden, zullen wy veronderstellen dat alle omstandigheeden van 't verhaal van Kaempher en Charlevoix waar zyn, dat alle de oproerlingen Catholyque Christenen waren, en dat sy door de canonschooten van zes en twintig stukken geschut alle zyn omgekomen, dan vraag ik in wat opzicht het gedrag van de Hollandse President, in dit geval, haatelyk, of berispelyk, is?

Mogt hy met geen canon laaten schieten op die menschen om dat sy van de Rooms Catholyque Godsdienst wakren? maar syne Meesters beoorloogden in die zelve tyd de Portugeesen en Spanjaarden, beide zuivere Catholycque Volkeren: syne Meesters hadden dan ook ongelyk, wanneerse in Indien de eene Catholyke Stad voor, en de andere na, met geweld van canon aan de Portugeesen afdwongen; en Frederyk Henrick had zeer kwaalyk gedaan, van in 't zelve jaar vair de oproer van Arima, de Stad Breda aan de Spanjaards te beneemen, met, en, door, een grooter treyn artillerie als de zes en twintig stukken geschut van Koekebakker.

Het is niet aan de weegschaal van de Dweepery dat men de daaden van een Man van Staat moet wikken, maar aan die van de gezonde Reeden, en dan zal men vinden dat die President heeft gehandeld, als een kundig Opperhoofd, als een Bediende ten uitersten aandagtig op 't belang syner Meesteren, en als een schrander man.

Als Opper-Hoofd wist hy dat syne Meesters in nauwe Verbintenissen waren met

het Japanse Hof; hy wist dat syne Natie in oopenbaaren Oorlog was met de Spanjaards

en Portugeesen, en moest denken dat de Keyzer van Japan die twee Volkeren aanzag

als syne geheime Vyanden;

(24)

in die gesteldheid van tyden, brak 'er een zwaar oproer uit in 't Japanse Ryk, en in 't muitende heir hief zig reeds de Spaanse Krygs-kreet St. Jago, wat was 'er natuurlyker te gelooven, als dat binnen korten, zo 't gevaar het minste aandrong, de bystand van de Hollanders als Vrienden van 't Ryk en Vyanden van Spanje, zoude werden gevraagd?

En yverig in de plicht om syne Meesters zo veel doenlyk voor moogelyke schade te hoeden, zend hy ten spoedigsten syne geladene Scheepen na Batavia, en houd 'er maar een, het zy om dat hy 'er nog geen laading voor had, of, 't geen waarschynlyker voorkoomt, om met dit eene en leege schip, tot zeer geringe kosten van syne Meesters, aan hare Bondgenoot, van nut te kunnen zyn.

Als een verstandig man staat hy toe het geen niet in syne magt was te weigeren.

Want de beveelen van, de Japanse Keyzers dulden nog weigeringen, nog uitstellen, nog zelfs eenige vertoogen 'er tegen. Ziet hier een voorbeeld. François Caron, die man, welke de Hollanders (zegd Charlevoix) zo omwaardiglyk zwart gemaakt hebben in 't Publycq, na dat hy in Franse dienst was overgegaan, zonder dat ik,

nietteegenstaande veel zoekens ooyt eenig Hollands Schryver heb kunnen vinden, die 'er het minste kwaad van zegd

*

; deese Caron, na 't vertrek van Koekebakker, geworden Opperhoofd van 't Comptoir van Firando, liet het magazyn van de Compagnie, dat tot daar toe, een houten loots was geweest, af breeken,

* De afkomst van François Caron is onzeeker: men weet dat hy als Koks-maat met eene Yan de Scheepen van de Hollandse O.I.C. in hare dienst na de Indien is vertrokken, en van die lage rang langzaam, tot Praesident in Japan, Raad van Indien, en eindelyk in 't jaar 1647, Directeur Generaal is opgeklommen, met de roem van de kundigste Koopman die ooyt die tweede post van de Indien hadde bekleed. In 't jaar 1650, wanneer van der Lyn de Indien regeerde, wierd de Directeur Generaal Caron door Bewindhebberen in Holland,

niettegenstaande alle syne voorige diensten, zonder eenige reeden opontbooden: het geen de Gouverneur Generaal van der Lyn, wiens groote Vriend hy was, zodanig verbitterde, dat die syne Bediening nederleide, en met hem na Holland vertrok. Caron ging naderhand in dienst van de nieuwe Franse O.I.C. weder na de Indien: dog met lieden te doen hebbende aan welke de eerste grondbeginselen van de Handel zelve onbekend waren, lag hy spoedig met de Franse Bedienden over hoop, en vond zig verpligt na Europa te rug te keeren met een Frans schip, dat voor de mond van de Taag met man en muis verging.

(25)

en in een nieuw steenen gebouw veranderen, het welke te gelyk zoude kunnen dienen rot woonplaats voor 't Opperhoofd en verdere Compagnie's Bedienden. Steenen gebouwen zyn in Japan buiten gebruik, behalven alleen voor Vestingen. En,

waarschynlyk, om aan de hoovaardy van syne Vrouw te genoegen, die een Japanse zynde, in de oogen van hare Landgenooten wilde uitblinken, liet Caron de zaal van Audientie met buitengewoone pracht vercieren, 't geen geweldig in de oogen stack van verscheidene Japanners van Firando, misschien niet ryk genoeg, om diergelyke zaaien aan hare Vrouwen te geeven. Vergeefs liet de Gouverneur Phesodonne, aan Caron onder de hand weeten, dat de berichten die van Firando. na Jedo wierden gezonden over deesen bouw van kwade gevolgen zouden kunnen zyn; Caron bouwde voort, en alles was voltrokken in 't jaar der Christenen 1641; welk jaargetal in groote letters in de Voorgevel wierd geplaatst: 't geen alles te zamen een onvoorzigtigheid uitmaakt, in een man van syne kennis, voor al in Japanse zaaken, onbegrypelyk.

Maar kort daar na kwam een Keyzerlyke Commissaris tot Firando, die Caron en

de verdere Hollanders van 't Comptoir by zig hebbende ontbooden en doen nederzitten,

hun zeide, dat de wil des Keyzers was, dat sy het gebouw dat sy onlangs voltooyd

hadden, op staande voet zouden doen afbreeken. Caron, die waarschynlyk te veel op

syn Crediet aan 't Hof hadde gesteund, maar aan wien de aart van de Japanse

Regeering volmaaktelyk bekend

(26)

was, antwoorde, wy zullen punctueelyk gehoorzamen aan alle beveelen die Syne Majesteit aan ons zal gelieven te laaten toekomen, en door dit antwoord behield hy syn leeven, de svryheid syner gezellen, en de Koophandel van de Compagnie: want twintig gewaapende Japanners aldaar teegenwoordig, waren gelast, om hem op de minste representatie in stukken te houwen, en syne metgezellen in hechtenis te neemen: terwyl een groot getal Japanse gewaapende barken zig gereed hielden, om de Hollandsche scheepen in de Haven nergens minder op bedacht aan te tasten. En de ernst van dit bevel was zo groot, dat alhoewel Caron aanstonds na 't eindigen van 't gehoor met spoed aan 't afbreeken hadde laaten beginnen; Phesodonne hem tegen den avond liet weeten, dat de Keizerlyke Commissaris had voorgenomen, zo 't werk niet met meer haast ging, om acht of tien Hollanders, van de voornaamste, tot voorbeeld van de anderen te doen dooden. Waar op Caron nu beter na Phesodonne luisterende, ten eersten twee honderd man van de scheepen liet koomen, en daar by voegende al het volk dat hy voor geld in dienst konde krygen, en de gansche nacht door, laatende arbeiden, was des anderen daags morgens het Gebouw met de grond gelyk.

Zo nu het needrigste vertoog tegen eene gewisse, en geen geringe schaade, die uitterlyk beschouwd, op onwaare insinuatien was gegrond, zo de minste haesitatie op een bevel in schyn niets minder als reedelyk; zulke verschrikkelyke gevolgen zoude gehad hebben, wat hadde Koekebakker niet gewaagt indien hy drie jaaren te vooren, op het zeer reedelyk verzoek om bystand in neetelige tyden geweigerd had aan den Keyzer, om met een schip zig by 't Keizerlyk leger te voegen?

De ryke Japanse Koophandel was door syne Meesters aan syne zorg toevertrouwd:

hy moest derhalven als een trouw en ieverig dienaar dien Handel staande houden,

en bewaaren: dit deede hy door de Vyanden te beoorlogen van een Bondgenoot van

syne Natie, Daar de na-iever in

(27)

Koophandel dagelyks oorlogen verwekt tusschen de Christenen in Europa, is 't wonder of vreemd dat dit zelve in Asien gebeurd? Want dit was eigentlyk, en niet de Godsdienst, de staar van 't verschil met betrekking tot den President. De Hollanders en Portugeesen betwisteden elkanderen zedert dartig jaaren den Japansen Handel, en ingevalle de Oproerlingen de overhand hadden gekreegen, zo de pretense Vorst van Arima of eenig ander Catholycq op den Japansen Throon kwam, viel die Handel aan de Portugeesen, en de Hollanders zouden 'er voor altyd van verstooken geweest zyn. En dit is geen stelling van my, maar de getuigenis van twee menschen die in Japan zelve alles met eigen oogen hadden gezien, en geen van beiden Hollanders zynde, van geen Nationaal vooroordeel kunnen verdacht gehouden worden.

De eerste is Richard Cock, Factoor van de Engelsen tot Firando, die zig in een brief, na de overwinning van Ongoschio op Fide Jori (dien hy Fidaja-Sama noemd) aldus uitdrukt:

*

men zegd dat Fidaja-Sama, aan de Jesuiten de vrye te rugkeering in Japan hadde beloofd, ingeval hy de overwinning had behaald, en op den Throon was gevestigd geweest: en zo dit gebeurd was, zouden buiten twyffel, beide Hollanders en wy uit Japan verdreven zyn, en daarom is 't beeter, zo als 't is. Uit deeze brief riet men dat reeds van 't begin af aan de Europeïse Natien het verschil, met betrekking tot hen, op die voet aanzagen.

En zo gingen sy voort: want de tweede, en nog laatere getuige, die een Spanjaard is, een Catholycq, een man is die ter begunstiging van de Jesuiten, op de waare of valse brief van Sotelo antwoord, is nog veel sterker en veel klaarder: Behalven het belang van de Godsdienst,

* Jt is said, that Fidaja-Sama had promised the Jesuites entrance again, if he had got the victory, and been settled in the Empire, which if it had taken effeit, out of doubt both Hollanders and we had been turned out of Japon, And therefore better, as it is. Purchas P. 1. b. 4. c. 5.

(28)

zegd Don Jan de; Cevicos, door Charlevoix

*

aangehaald, is 'er nog een ander belang het welke ons verplicht om den Keyzer van Japan gunstig voor ons te doen zyn, dat is om hem daar toe te brengen dat by de Hollanders uit syn Ryk te rug zend; alwaar hare nederzetting ons alreeds zo veele schade heeft gedaan, en buiten twyffel by vervolg nog meer zal doen, aan onse Philippynse, Molukse, en geheele Oost-Indise Handel, en zelfs aan 't Christendom van Japan, Het is daarom zo als ik gehoord heb, dat de Gouverneur van de Philippynse Eylanden voor drie of vier jaaren uit order van Syne Majesteit, een plegtig Gezandschap met kostelyke geschenken aan den Keyzer van Japan heeft gezonden: maar die Vorst heeft nog die Gezanten willen zien, nog zelfs hunne voorslagen aanhooren.

Zo nu Cevicos zig vleide, van een onchristen Keyzer het wegzenden van de Hollanders te kunnen verkrygen, wat zoude niet een Catholycq Keyzer, aan de Catholycque Spaanse en Portugeese Kooplieden toegestaan hebben?

En zo de magtigste der Christen Monarchen, zo de Souverain van geheel Spanje en Portugal, van 't beste gedeelte van Italien, van de ryke mynen van America, van de Philippynse Eylanden, en van alles wat de zaamgevoegde Ryken van Spanje en Portugal in Africa en Asia bezaten; geene zwaarigheid maakte Afgezanten met kostelyke geschenken aan den Japansen Keyzer te zenden om de Hollandse Natie uit Japan te verdryven, en geduldig verdroeg dat deese Keyzer, syn Gezandschap en geschenken mee smaad te rug zond; kan het dan verwondering baaren, dat een President van een Comptoir aan Hollandse Kooplieden toebehoorende, vier honderd en vyf en twintig canonschooten doed lossen om in Japan te blyven handelen. En tegen wie gebruikt hy syn geschut? tegen syner Meesteren geheime, en hunner Bondgenoots, oopenbare, Vyanden.

* Charlevoix t. 2.

(29)

Derde onderzoek.

Wat hebben de Hollanders geantwoord wanneer men hun heeft gevraagd of sy Christenen waren?

De Engelsman William Adams, verhaald in een brief aan syne huisvrouw, dat de Keyzer, wanneer hy voor hem wierd gebragt, vroeg waar in hy geloofde? Ik antwoorde, zegd hy, in God die Hemel en Aarde gemaakt heeft.

*

Wanneer alle Japanse Christenen van Nangazacki waren omgebracht of hadden verloochend, deed de Bevelhebber van die Stad in 't jaar 1629 aan elk Vader van Huisgezin teekenen dat hy, nog niemand van syn Huysgezin Christenen waren. Hy ging zelfs by Sr. Melchior Santvoort, en Vincent Romein, en deed ben een verklaaring teekenen dat sy Hollanders waren: met welke teekening hy zig vergenoegde om die aan 't Hof te zenden;

**

zegd Reyer Gysbregtz, Bediende van de Hollandse O.I.C. die tot Nangazacki was, en aan wien men niets vroeg.

In 't jaar 1633, wanneer de Portugeese Jesuit Christoffel Ferreira, Provinciaal van syn Orden was in Japan, en zelfs het Bisdom bediende, wierd hy gevangen, en tot de straf van de kuyl

***

veroordeeld, welke, na eenige tyd uitgestaan te hebben, niet langer kunnende doorstaan,

* Further he asked me, in wat J did believe? J said, in God that made Heaven and Earth. Purchas.

** Reysen voor de O.I.C.

*** Zie hier die straf: een kuyl agt a tien voeten diep in de grond gegraven, wierd op den bodem bespreid met al wat stinkend is: hier na wierd een balk dwars over de kuyl gelegd, aan welke de lyder, met het hoofd nederwaarts by de beenen wierde gehangen. En om de a1 te spoedige persing van 't bloed na de harssenen te beletten, omwond men 't hoofd met styve windels, en daar by deed men eenige ligte insnydingen in 't vel, waar uit het bloed drupsgewys langzaam konde uitzyperen.

(30)

verzaakte hy de Christelyke, en nam de Japanse Godsdienst, aan.

*

Maar is 't billyk om Volkeren of Ordens te beoordeelen op 't geen particulieren zeggen, teekenen, of doen? zal men zeggen dat de Engelsen geene Christenen zyn, om dat een Engels Stuurman een geloofs belydenis doed, die elk kan doen zonder Christen te zyn? Liet de Instelling der Jesuiten toe om de Christelyke Godsdienst te verzaaken? en bestaat de Hollandse Natie in twee matroosen, die van 't scheepsvolk van de Erasmus overgebleeven, en zederd dartig jaaren uit Hollandse dienst ontslagen, vrye Kooplieden tot Nangazacki waren, en dus onderdaanen van 't Japanse Ryk?

behalven nog dat zo niet beide, ten minsten een van haar, na alle waarschynlykheid, Catholycq was.

**

Wy zullen die wyse van redeneeren overlaaten aan die geenen welke de Laster verheugd: en voorbeeld tegen voorbeeld stellende, zullen wy voorbrengen de belydenis van tien Hollanders

***

in gevaar, tegen twee Japanse Kooplieden in rust, en van vier Jesuiten in banden en pynen,

tegen eenen Asvalligen, en in dit onderzoek zullen wy 't genoegen hebben, van justitie te doen, niet alleen aan onse eygene Natie, maar ook aan een Orden,

* Charl. l. 18. c. 5.

** Wanneer in 't laatst van 1739 alle Portugeesen en andere Catholycquen uit Japan wierden weg-gezonden, zegd het Journaal van Firando, dat Vincent Romein, insgelyks genoodzaakt wierd te vertrekken van Nangazacki, daar hy nog vry Koopman was.

*** Hendrik Cornelisz Schaap, Schipper, Willem Byleveld, Onder-Koopman, Sieuwert Jansz, Bottelier; Pieter Gerritsz, Kuiper, benevens drie Constapels, en drie matroosen.

† Pieter Marquez, Franciscus Cassola, Joseph Chiara, en Alphonsus Arrojo. Een, van haar scheen te zyn een man van veertig jaaren, de anderen van vyftig; zestig, en zeventig. Journ.

van Schaap, en Byleveld.

(31)

aan welke de Studien en Weetenschappen zo veele verpligtingen hebben.

Weinig Handel dryvende Volkeren in Europa zyn 'er, die zig niet zomtyds hebben gevleyd met de hersenschim van Landstreeken vol goud; voornamentlyk na dat Christoffel Colomb, het Cepueng, of Cipang (dat is Japan) van Marco Paolo, door 't Westen zoekende, de ryke goudmynen van Cibao in 't Eyland Hayti, nu St. Domingo genoemd, hadde ondekt, Zo. hebben de Spanjaards en Engelsen, door duizend gevaaren gezogt na het El Dorado, en het meyr Parima daar de huysen met gulde tegels bedekt, en de golven van vloeyend goud zouden weezen; en de Portugeesen met geen minder arbeid en verlies van Volk,. onnuttelyk alle de Oost-kusten van China onderzogt om toegang tot plondering van het gewaande binnenlands in een Revier leggende, eyland en Tempel van Calempluy, alwaar zeeventien Koningen van China in goudene graven met alle hunne schatten ter aarde besteld, en hare tomben met eene meenigte beelden van 't zelve metaal, omringd, zouden te rooven zyn.

Dus is men ook in de voorige Eeuw, een geruime tyd tot Batavia in de waan geweest van een goud-ryk Land benoorden Japan geleegen, aan zeekeren Vloed, Polysange genoemd, welke in Oost-Tartaryen, of in West-America, onzeeker in welk van beiden, was. Om dit te onderzoeken, en die schatten te vinden, wierden in 't jaar 1643 de Jachten, de Castricum en de Breskens van Batavia gezonden, en om dat men deeze zaak aanzag als van de uiterste aangeleegenheid, wierden die scheepen bemand met uitgekoorene Zee-lieden in kunde en zeeden. In een zwaare storm gescheiden, wierd de Breskens door gebrek aan leevensmiddelen verpligt de kust van Japan aan te doen, en ankerde op omtrend 40 gr. N.B. in de bogt van Nambu, aan 't Oost van Niphon, het grootste der Japanse Eylanden.

Eenige Japanners die aan boord kwamen, en niets als

(32)

wiendschap scheenen te belooven, noodigden Schipper en Volk om aan land te komen, waar op de Schipper Schaap en Onder-Koopman Byleveld, met de noodige manschap tot bestiering van de boot na de wal voeren, en wel haast zig gevangen, strengelyk gebonden, en scherp bewaard, vonden.

Die onzagte behandeling minderde egter na maate de Japanners bemerkten dat de gevangene, waren Hollanders: het geen spoedig buiten twyffel was, wanneer de Afgevallene Jesuit Ferreira, nu genaamd Syovan, aldaar verschynende, hen daar voor erkende. Maar men scheen te gelyk overtuygd dat sy aan de Hollandse O.I.C. niet behoorden, en om geene reedenen zo hoog om de Noord waren gekomen als om Roomse Priesters aan land te zetten: die op alle moogelyke wysen zogten in 't Ryk te dringen, en ongelukkiglyk voor deeze Zee-lieden waren in die zelve tydstip vier Jesuiten in 't Ryk gesloopen en gevat, het geen de agterdogt niet weinig vermeerderde.

Het Jacht na 't verlies van de boot was vertrokken: niemand tot Nambu, behalven de Portugees, verstond de Hollanders, en dit was nog gebrekkelyk. Want de Hollandse Hoofden, in de onzeekerheid van haar lot in een Land, daarse wisten hoe streng de Wetten waren, veinsden op de vraagen van Syovan het Portugees niet te verstaan, en lieten antwoorden door Siewert Jansz die het kromtongende sprak, het geen sy als 't beste middel aanzagen om te beantwoorden honderd contra-dictoire vraagen, welke die Priester ieder dag herhaalde: en om niet te ondekken dat sy waren gezonden geweest om schatten te zoeken, die misschien, als een eygendom van de Japanse Keyzer wierden aangezien.

Sy wierden derhalven na Jedo gezonden, alwaar men Hollands, en Portugees

verstond; daar sy met de gevangene Jesuiten konden warden geconfronteerd; en,

daar men, ingevalle sy aan 't inbrengen van Priesters niet schuldig waren, door de

Hoofden van 't Hollands Comptoir van Nangazacki gewaar konden worden of deese

men-

(33)

schen aan de O.I.C. behoorden, of niet? Op die reys wierden sy ten uittersten wel, overal, behandeld, en by verscheidene Grooten onthaald, zo dat sy nergens over te klagen hadden als over 't ysselyk schouw-tonneel dat men hun in de meeste groote steeden deede zien, van Christenen, of lieden die Priesteren hadden ingevoerd, aan kruyssen gehegt of reeds dood, of nog met de dood worstelende, en by 't voorby trekken van de plaatsen van deese Gerechts-oeffeningen, wierdense met verdubbelde aandagt aangezien en hunne weesens onderzogt.

Tot Jedo aangekomen, hoordense dat de Opper-Hoofden van Nangazacki reeds ontboden maar nog niet gekomen waren: en hier begonnen de ondervraagingen eerst met ernst: dagelyks wierden sy buiten de Stad gebragt in eene van de Voorsteeden, alwaar een groot Gebouw voor vergader-plaats van de Rechters diende, en te gelyk de gevangenhuisen bevatte. En elk van die Verhooren wierd voor uitgegaan of gevolgd, door voorwerpen van angst en schrik: dan, van werktuigen tot de smartelykste pyniging geschikt, dan, van deerlyk gepynigden zelve.

Eyndelyk deeden de Rechters hen verschynen in teegenwoordigheid van de vier

Jesuiten, om, in een lang onderzoek, en het welke met de zaak van de Hollanders

niets gemeen scheen te hebben, uit de houding van die menschen, aan weederzyden,

na te gaan, of sy eenige kennis aan elkanderen hadden. De Jesuiten op slegte matjes

nedergezeeten, zagen 'er zeer ongedaan uit; oogen en kaaken waren erbarmelyk

ingevallen, de handen blauw, en 't gansche lighaam door de uitterste wreedheid

mishandeld. De gevangene Hollanders op last van de Rechters ook nedergezeeten

zynde, hoorden dat door deese aan de Jesuiten wierd gevraagd hoe haare God zo hy

Almagtig was, hen zo schandelyk konde verlaaten? waar op eene van de Jesuiten

antwoorde, dat het wel waar was dat God hen voor de werelden wereldse menschen

scheen verlaaten te hebben, maar dat hy nooyt verliet die op hem vertrouwden; om

dat hy in de uitterste ongeleegenheid troost

(34)

verschaft: want dat het lighaam alleen gevoelig is aan pyn, terwyl de ziel haar opregt met heemelse overdenkingen, en onder de tydelyke plaagen overweegd dat de pynen met het einde van 't leven ook eindigen: en in die styl, en met die ongebrookene moed antwoorden insgelyks de andere Jesuiten.

En de Hollanders verloren geen een woord van dit onderhoud, alzo deze Jesuiten geen Japans verstaande, alles wat de Rechters vroegen, door een tolk over en weder in 't Portugees en Japans wierde overgebragt: het geen wel haast zelfs niet meer nodig was, door dien de Japanse Raaden, niet wel te vreden na 't schynd, door dit antwoord, of om de houding van de Hollanders nog beeter op te merken, Syovan lieten binnen komen, en hem bevoolen syne geweesene makkers aan te spreeken: gelyk hy deed.

Maar wy verbeelden ons dat de menslievende en Christelyke Leeser zal goedkeuren dat wy hem bespaaren de hoonende taal waar meede dit Wangedrogt die lydende, en eerbied-waardige Mannen bejeegende, en nog meer syne Godslasterlyke woorden tegen den God der Christenen; en liever overgaan, tot het Christelyk antwoord van de kloekmoedigste of bestspreekende van de vier Jesuiten: Onaangezien, zeide hy, deese bejeegeningen van Syovan afkomen, aan wien dit het minst betaamde, vertrouwen wy egter, dat zonder Gods magtige toelaating aan niemand een hayr des hoofds gekrenkt kan worden. Ook is 'er geene zaaligheid voor de onstervelyke ziel buiten God, en van hem af te wyken, het zy door wereldse inzichten, het zy door gevoelige pyniging, moet noodwendig een zwaar misdryf weesen: ondertusschen nogtans weigerd God geen genaade, aan die, zelfs ter laatster uur, om genaade smeeken: dog niet zonder regte boetvaardigheid, en vertrouwen op den Saaligmaaker Jesus Christus.

Wat is nu 't geen de Hollanders onder alle deese gemoedsbeweegingen van vrees

voor het tegenwoordige, van 't aakeligste vooruitzigt van het toekomende, in de

(35)

admiratie van de onverschrokkenheid van die Jesuiten, maar zonder begeerte egter van de marteldood; wat is het dat sy antwoorden, wanneer in zulke omstandigheeden, de Japanse Rechters, de daadelyke beslissers van haar leeven, en dood, aan haar vraagen; Zyn de Hollanders geene Christenen die gelooven in den zelven God aan welken de Portugeesen gelooven? Hoedanige Feestdagen onderhoudense? Vierense niet den dag der Kruisvinding? Wat onderscheid is er tusschen het Geloof der Hollandeten, en der Portugeesen?

Sy antwoorden gestadig: De Hollanders zyn Christenen, erkennende een

Drie-eenigen God, door welke de Wereld en alle Schepselen in de wereld voor, byna, zes duizend jaaren gemaakt zyn, en als nog onderhouden, en bestierd, werden. Sy hebben geene Feesten, als op ieder zevende dag, wanneer alle handwerken stil stonden, en sy ten oopenbaren Godsdienst zamen vloeyden in Tempels, zig enkelyk

verbindende aan een Boek by God zelve door Heilige Mannen beschreeven. Wegens het verdere onderscheid konden sy geen volkomen berigt doen, ter oorzaak van kindsbeen af aan, by de Zee zwerfden, en zig nergens minder in oeffenden, dan om Leerstukken van 't Pausdom na te vorschen. Sy hielden haar vergenoegd met de kennis der eenvoudige Waarheid.

De Leeser kan nu zelve de voorgestelde vraag beantwoorden. Wy zullen 'er alleen

byvoegen, dat de Opperhoofden van 't Comptoir van Nangazacki tot Jedo aangekomen

zynde, en de tien Hollanders voor Bedienden van de Hollandse O.I.C. verklaard

hebbende, deese, niet tegenstaande hare bekentenis dat sy Christenen waren, vry

wierden gegeeven, en na Batavia te rug gezonden.

(36)

Vierde onderzoek.

Wat is in Japan de Jesumi? en wie zyn aan die plegtigheid onderworpen?

De Jesumi, naam waarschynlyk afkomstig van de woorden Jesus-Maria, welke de stervende Christenen dikwyls uitspraaken, is een plegtigheid, door den Jesuit Charlevoix aldus beschreeven: Tegen 't laast van ieder jaar, maakt men tot

Nangazacki, en in de Landstreeken van Omura en Bungo, de eenigste plaatsen daar

men denkt, dat nog Christenen zyn, een exacte lyst van alle Inwoonderen van beide

Sexen en alzoorts ouderdom: en op den tweeden dag van de eerste maand van 't

nieuwe jaar, gaan de Ottonas verzeld met hunne Steedehouderen, en van de Griffier

en Thesaurier van elke straat, van huys tot huys, met zig doende dragen door twee

mannen van de wacht, twee beelden het eene van onse Heer aan 't Kruys, het andere

van syne Heylige Moeder, of eenig ander Heylig. Men ontvangd hen in de grootste

kamer, en gezeeten zynde, werden, voor hen, het Hoofd van 't Huysgezin, syn Vrouw,

syne kinderen, dienstboden, knegts, meiden, en die van de Buuren welkers huysen te

klein zyn voor zo veele menschen, een voor een door den Griffier by naamen

opgeroepen, en na mate sy opkomen, werd ieder gelast die beelden welke op de grond

zyn gelegd, met voeten te treeden. Hier van zyn de kleynste kinderen niet verschoond,

en werden daar tof door de Moeders of Minnen onder de armen vastgehouden: waar

na de Vader van 't Huysgezin de lyst met syn zegel bekrachtigd, welke vervolgens

aan de Gouverneurs werd gebragt. Wanneer men op deese wyse alle Quartieren is

rond geweest, doen de Bedienden van de Regeering zelve ook de Jesumi, den een en

den anderen voor getuigen dienende, en alle gezaamentlyk het hier van gemaakte

Proces Verbaal verteekende en verzeegelende.

(37)

Na deeze beschryving voegd 'er Charlevoix by, dat hy voor 't ooverige verheugd is van te waarschouwen, dat 'er geene bewysen zyn dat de Hollanders hier van de Autheurs zouden zyn, gelyk men het heeft verspreid: dit schynd gunstig; te meer dewyl Charlevoix een getuigenis in deesen konde by brengen, het welke zo positief is als men 'er zoude kunnen opgeeven. Want in 't jaar van 1693 tot 1698, reysde zeekere Napolitaan genaamd Gemelli Carreri, die van syne reysen heeft uitgegeeven een beschryving, in 't Fransch overgezet in zes deelen in Octavo: aldaar vind men in 't vierde Deel wanneer hy zegd tot Macao te zyn geweest, het volgende in onse taal overgebracht: de Hollanders die alleen wilden zyn in het dryven van de Handel van dat Land (Japan) gaven aan de Japanners voor raad om aan de Christenen te beletten van onder de naam van andere Natien in dat Ryk te dringen, een Kruys in de grond te planten op de plaats daar men koomt landen, om daar uit te kennen of die geene die ontscheepen, Christen zoude zyn of niet? want dat die of weigeren zouden het met voeten te treeden, of ten minsten zouden weiffelen om binnen Nangazacki te komen. Op deese wyse hebben de Hollanders zig meesters gemaakt van die Handel, doende aan de Japanners geloven dat sy geene Christenen waren, en geene

zwaarigheid maakende om dat Heylig Beeld met voeten te treeden, 't geen de Engelsen geweigerd hebben te doen. Dit is zo waar, dat ik in China gezien heb een Chinees, die my verzeekerd heeft, dat hy zelve het met voeten heeft getreeden, en dat by zedert het geluk gehad hebbende van Christen te worden te Nankin, by die goddeloosheid in de biegt hadde te kennen gegeeven.

Maar Charlevoix was te verstandig om de reysen van Gulliver (daar men 't zelve

in vind) en die van Gemelli Carreri, in een ernstige Geschiedenis aan te haalen: want

beide die Reyzigers zyn van 't zelve gewigt. Met dit onderscheid nogtans dat Swift

syne vertellingen geeft voor spotternyen, en dat de Napolitaan syne verhaalen met

de

(38)

grootste schyn van waarheid opdissende ons tot eene langer attestatie ten synen opzigt noodzaakt, als wy wel gewenscht hadden, dog die hier niet wel kan voorbygegaan.

Zie hier dan wat men vind in de Voor-reeden van het 15de Deel van de Lettr. Cur.

& Edif, getrokken uit een brief van een Missionaris die zederd twintig jaaren tot

Peking de Hoofdstad van China woonde: Ik heb actueel in handen een Italiaans boek,

geïntituleerd, Giro del Mundo, dat is reyse rond de Wereld, door den Heer Gemelli,

gedrukt tot Napels in 't jaar 1720. Ik ben aanstonds gevallen op 't eerste capittel van

het 2de boek van 't vierde Deel, en na dat ik de vyf eerste bladzyden geleesen had,

heb ik niet kunnen besluiten een zo walgelyke leesing voort te zetten. Weinig tyds na

dat ik tot Peking was aangekomen zeiden my de Vaders Grimaldi, Italiaan, Thomas,

Vlaaming, Pereyra, Portugees, Gerbillon, Fransman, en Suares, Portugees, die nog

leefd, en sy hebben het my zederd onnoemelyke maalen herhaald; dat vyf jaaren voor

myne komst in China, een Italiaan genaamd Gemelli, tot Peking was aangekomen,

dat hy verscheidene straaten, van die Stad, was op en neêr gegaan, gevolgd door

een, Chinees, die hem voor knegt diende; dat hy dikwyls bezoeken by onze Vaders

had afgelegd, die hem alle diensten hadden gedaan welke van haar afhongen; dat

hy hen verzogt had dat sy hem den Keyzer, of ten minsten Desselfs Paleys wilden

doen zien: maar dat dit niet van haar afhangende, sy hem dat vermaak niet hadden

kunnen bezorgen: dat hy gekomen zynde aan een brug, welken men moet overgaan,

om, van ons huys, aan 't Paleys te komen, hy verplicht wierd te rug te keeren, door

dien syn knegt zig niet had willen bloot stellen, om maar zelfs die brug over te treeden,

dat by eindelyk was genoodzaakt geweest weder te vertrekken zonder van 't Paleys

iets gezien te hebben als de Zuyderpoort, die altyd geslooten is. Dit in waarheid

bestaande gelyk de Vaders van onse drie Huysen van Peking verzeekeren, volgd daar

uit, dat syne

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De vier oorlogen, welke ‘le Roi Louis’ Nederland binnen 35 jaar tijd had aangedaan, waren niet zonder blijvende invloed op het maatschappelijk leven gebleven. Iemand als Onno Zwier

Om nu te koomen tot het werk zelve, dat ik thans aanbiede. Ik hadde in myne Conditie van Inschryving wel gezegt, dat ik om eenige paalen te stellen, zoude beginnen met de Boeken

Geschiedkundige beschryving van de maan, deszelfs inwooneren en zyn beste regeerings-vorm in een tydvak van 4500 jaaren.. bus om, waarin 40 balletjes met de naamen der Landraaden

Zy bidt voor 't outer, waer een zwarte dos op daelt, Bezaeid met wit gebeent door een godvruchte naeld', Vaek uit de nyvre hand der teedre maegd gezonken, Aen 't dierbaer denkbeeld

Bereidt ons hert, doorboort de ooren, Als uwen Leeraar tot ons spreekt, Doet in de ziel u stemme hooren, Dat doch het herte smelt, en breekt, Maakt ons verstandigh, en aandachtig,

Hy moest naar het Slagveld trekken, Met veel droefheid en hartzeer, De vrouw riep God myn dierbaar pand3. Trekt gy nu uit

'Ik vraag mij af waar men, wanneer de spelling zo wordt dat niemand meer kans heeft een fout te maken met zijn beoordeling blijft over iemands prestaties.’ En zo is het ook: de

3) Antigeen-presenterende mature DC induceren een CD8 + T cel respons, echter kunnen tegelijkertijd DX5 + CD4 + T cellen worden geactiveerd die de omvang van de CD8 + T