• No results found

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen · dbnl"

Copied!
156
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een geschenkje voor kinderen uit den beschaafden stand

Petronella Moens

bron

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen. C. Schaares, Amsterdam 1824.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/moen006mevr01_01/colofon.htm

© 2004 dbnl

(2)

Voorberigt.

Mijne bedoeling, bij het vervaardigen van dit boekje, was, even gelijk bij het vervaardigen van al mijne vroegere schriften voor de jeugd, het denkvermogen zoo veel mogelijk te ontwikkelen en te oefenen, terwijl ik tegelijk het gevoel voor

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(3)

het ware schoone en goede poogde op te wekken of te versterken. Ben ik hierin bij mijne jonge Landgenooten eenigzins geslaagd, vurig dank ik dan den goeden God, die mij daartoe lust en krachten schonk. Dat ik dit kleine Lettergeschenk, kinderen uit den beschaafden stand aanbiede, (gelijk de Titel zegt) geschieddeniet, omdat ik voor kinderen uit een' min beschaafden stand, niet met denzelfden lust schrijf; of, omdat ik ook niet de liefhebbende vriendin van die schijnbaar minbegunstigde natuurgenootjes ben, o neen: de lieve kleinen, wier wieg in een rieten stulpje wankelde, zijn mij even dierbaar, als het kroost der aanzienlijk-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(4)

sten, die paleizen bewonen; want allen zijn zij kinderen van onzen Hemelschen Vader;

allen worden zij doorJEZUS, onzen Goddelijken Leeraar en Vriend, bemind, gezegend, en tot erfgenamen der eeuwige heerlijkheid verklaard: maar, daar ik onderscheidene kundigheden in de lezende jeugd, die dit boekje in handen neemt, veronderstelde, (kundigheden, die niet altijd het deel zijn van knaapjes en meisjes, door behoeftige ouders opgevoed,) daarom alléén plaatste ik deze onderscheiding op den Titel.

Intusschen zal het mij een zoete wellust zijn, wanneer mijn geschrijf, bij de jeugd uit alle standen, met genoegen wordt ontvangen,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(5)

en voor verstand en hart eenig nut sticht Dit, lieve, bloeijende sieraden der Maatschappij! bidt en wenscht uwe trouwhartige vriendin,

PETRONELLA MOENS. Utrecht,

10 Sept. 1824.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(6)

Inleiding.

MevrouwVELTMANwas eene weduwe tusschen de dertig en veertig jaren oud. Zij bewoonde een klein, maar bevallig aangelegd landgoed, nabij het bekoorlijk gelegen dorp W..., waar haar overleden echtgenoot, meer dan tien jaren lang, het eerwaardig ambt van Christen-leeraar had bekleed. Hij stierf in den bloei zijner jaren, betreurd door eene hem hartelijk liefhebbende gemeente, wier verstand en hart hij, door de Leer van het Evangelie, trachtte te verlichten en te veredelen. Boven verwachting was de brave man daarin geslaagd; want hij volgde, zoo

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(7)

veel in zijn vermogen was, het voorbeeld van den GoddelijkenJEZUS, wiens afgezant hij was. Hij overreedde door de kracht der eenvoudige waarheid, en zijne onbegrensde menschenliefde, zijn ijver om aan allen wel te doen, spoorde ouden en jongen, rijken en armen aan, om hun godsdienstig gevoel, of hunne liefde voor God enJEZUS, door edele daden en zuivere zeden uit te drukken. Twee kinderen,WILLEMenKOOSJE, de eerste acht, de tweede zes jaren oud, hadden met hunne lieve moeder aan het sterfbed des vaders bitterlijk geweend. De godvruchtige man poogde zijne bedroefde gade te vertroosten, door haar te doen opmerken, dat alles, wat de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(8)

goede God doet, het geluk zijner kinderen bevordert, en door het gevoel der heerlijke onsterfelijkheid, waarvoor alle menschen bestemd zijn. De handjes der beide kinderen klemde hij in de zijne: ‘Belooft mij, lieve kleinen!’ zoo sprak hij met eene zwakke stem, ‘dat gij altijd eerbied zult hebben voor den grooten God, die, waar gij ook zijt, bij en met u is, die u ziet en hoort, en die u nog eindeloos meer liefheeft, dan uwe moeder en ik u ooit konden hebben. Belooft mij, dat gij uwe moeder gehoorzaam zult zijn. Ach! bedroeft haar niet, dierbare kinderen! door, in spijt van hare lessen en raadgevingen, uwe neigingen, die veeltijds

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(9)

verkeerd zijn, op te volgen; gij weet nog niet, wat tot uw heil dient. Bemint uwe moeder met alle teederheid, droogt hare tranen door uwe liefkozingen, en door getrouwheid aan uwen kinderlijken pligt. Eenmaal sterft gij ook, mijne dierbaren!

maar het onsterfelijk wezen, dat in en met uw zigtbaar ligchaam vereenigd is, blijft eeuwig leven. Gij zult uwen vader wederzien, maar niet zwak en stervend, gelijk heden; o neen! verheerlijkt - zóó zal ik u weder omhelzen. Vaartwel, mijne kinderen!

Vaarwel, mijne gade!...’ Zijne stem bezweek, zijne krachten waren uitgeput; hij sluimerde in de armen van mevrouwVELTMAN,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(10)

en ontwaakte niet weder; want zijn bloed verstijfde, zijn hart hield op te kloppen, doch het onzigtbare, het onsterfelijke, dat eigenlijk het wezen van den mensch is, ontwaakte in het hoogere leven.

Twee jaren had mevrouwVELTMANnu hare kinderen reeds alleen opgevoed; ook had zij de zorg voor nog vier andere kinderen op zich genomen. De ouders van den negenjarigenHENDRIKwaren kort na elkander gestorven.KRISJE, SUZEenLOTJE

waren kinderen van den heer en mevrouw F..., die met hunnen ouderen zoon en dochter, wier opvoeding reeds genoegzaam voltooid was, zich naar Batavia hadden begeven. Deze vier

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(11)

kweekelingen, aan mevrouwVELTMANtoevertrouwd, vonden in haar eene liefderijke moeder, eene trouwhartige leidsvrouw op den weg des levens.

Zie daar, lieve jeugd! u bekend gemaakt met eene achtenswaardige vrouw en hare zes voedsterlingen, van wie ik u, in dit kleine boekje, eenige gesprekken over verschillende onderwerpen wil mededeelen. Mijne bedoeling is, u door dezelve op een leerrijke wijze te vermaken. Bereik ik deze bedoeling, dan, lieve kinderen! is mijn werk bekroond, en ik dank God voor de reine vreugd, die hij mij reeds aan deze zijde van het graf doet inoogsten.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(12)

De herfstdag.

Het was reeds laat in den herfst. De vlijtige landman beploegde of bezaaide weêr de velden, waarvan hij, nog kort geleden, de rijpe graanhalmen had ingeoogst. De vruchtboomen, wier takken nog onlangs, zwaar beladen met rijpe appelen en peren, naar den grond bogen, waren nu ledig geplukt, en strooiden het geel, het verstorven loof, zoo vaak de wind hen schudde, wijd in het rond. Koude regenvlagen en huilende stormen, hadden de laatste sieraden der natuur meestal

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(13)

doen wegkwijnen. Slechts hier en daar bloeide nog een enkel bloempje, dat nu eens door den harden wind op zijnen stengel beefde, en straks onder de dorre afvallende bladen van het nabijstaande geboomte, zelfs bij het zacht geruisch der koeltjes, scheen begraven te worden. MevrouwVELTMANliet intusschen geene schoone, heldere uren, geschikt om de zuivere lucht in te ademen, voor hare kweekelingen verloren gaan;

slechts zeldzaam was een dag zoo koud of regenachtig, dat niet eenige oogenblikken aan eene kleine wandeling konden toegewijd worden. ‘Hierdoor toch,’ zeide mevrouw

VELTMAN, ‘wordt de gezondheid der lieve jeugd

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(14)

bevorderd, en de geest vervrolijkt.’ Heden was het een schoone herfstdag. De zon schoot heldere stralen door het nog donkere, groene mastbosch, waarop ginds het oog stuitte, terwijl het wijd en zijd zich verlustigde, in het beschouwen der omgelegene velden, weiden en dreven, die, in den zachten zoonegloed, eene mengeling van onderscheidene tinten vertoonden. Zelfs de verwelting, die over boomen en struiken zich uitbreidde, had, nu in het glanzend licht gehuld, iets bevalligs, en werd door het verschillend groen, dat nog met het waas der jeugd versierd scheen, vrolijk

afgewisseld. MevrouwVELTMANvoldeed aan het verlangen der kinderen, om, name-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(15)

lijk, op eenen heuvel, met zware eiken beplant, doch van waar men een ruim gezigt had over het landschap en den voorbijvlietenden stroom, eenige oogenblikken te vertoeven. Allen zetten zich dan ook op de, voor den wind beschutte, bank neder, behalveHENDRIK, die alleen aan den voet des heuvels, in eene verdrietige houding, ginds en weder wandelde. MevrouwVELTMANhad het reeds opgemerkt, dat de lieve jongen, sinds een paar uren, zich ergens over kwelde; zelfs meende zij in zijne houding en gelaatstrekken iets, dat naar versmoorde gramschap zweemde, te ontdekken.

Terwijl hare overige kweekelingen zich in het schoone uitzigt verheugden, riep zij, op

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(16)

een' vriendelijken toon,HENDRIKtot zich, en ving het volgend gesprek met hem aan:

MevrouwVELTMAN.

Gij zijt niet opgeruimd, mijn kind! wat deert u?

HENDRIK.

Niets, lieve Tante! ik ben volkomen gezond.

MevrouwVELTMAN.

Gezond? en dan niet vrolijk? dat zie ik niet gaarne in een kind. Doorgaans heeft het zich dan iets te verwijten; het bedroeft zich over iets, of het is in strijd met onedele begeerten. Ziet gij niet, lieveHENDRIK! hoe alles om u heen u tot blijdschap noodigt?

Heel het landschap schijnt u toe te lagchen: o zie!

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(17)

ginds dartelen kalveren en schapen in het malsche nagras, en hoor, hoe de vinkjes op de verdorde takken juichen! Zeg mij, waarom zijt gij niet vrolijk?

HENDRIK. (Hij wederhoudt met moeite zijne tranen.)

O Tante! ik wilde mij zoo gaarne wreken.

MevrouwVELTMAN.

Wreken? - en aan wien toch?

HENDRIK.

Aan dien leelijkenPIETER. Ach! ik wenschte, dat ik maar sterk genoeg ware, dan zoude ik hem geducht staan. Hij bespot en tergt mij, omdat ik niet alles van de boomen en planten weet, zoo als hij het weet, die, domme jongen

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(18)

daar hij is. Gisteren zag ik een' perenboom voor een' pruimenboom aan, en toen lachte hij, als een dwaas. Maar dezen middag was het nog erger, lieve Tante! De heer G. en de jonge heer L. stonden metPIETERdaar ginds bij dien akker, waarin de boer graan zaaide. De boerenjongens liepen daar ook om heen: ‘Waarom,’ vroeg ik,

‘wordt dat graan nu gezaaid? het heeft maar zoo weinig tijd meer om rijpe halmen te geven.’ - ‘Dat wordt nu gezaaid,’ antwoorddePIETER, ‘opdat gij vóór kersdag nog zoudt kunnen maaijen, dan onthaalt gij ons allen op pannekoeken van nieuwe tarwe.’

Nu schaterde hij van lagchen. De heeren en de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(19)

boer deden het ook, en de boerenjongens riepen, mij lomp en spottend aankijkende:

‘Onze oude schimmel is wijzer, dan die malle jonge heertjes.’ Zie, Tante! ik huilde en stampte op den grond van boosheid. DiePIETERis een schurk; hem en al dat boerenvolk zoude ik ver van ons wegjagen. Zij weten toch wel, dat wij meer zijn, dan zij.

MevrouwVELTMAN.

Jongelief! wie zouden onze akkers beploegen en bezaaijen, indien het de brave, vlijtige landlieden niet deden? Waren deze weggejaagd, dan zoudt gij, en alle anderen, die zich onder de heeren rangschikken, boeren moeten worden, of wij hadden geen brood. Niets onderscheidt

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(20)

u toch van een' boerenzoon, lieve jongen! dan dat gij geboren zijt uit ouders, die gelds genoeg bezaten, om u tot eenen anderen, dan den boerenstand, te laten opvoeden.

Wat hebben die menschen u misdaan, door om uwe onkunde in den landbouw te lagchen? Heugt het u niet, hoe veel verdriet gij onlangs den bravenKASPERdeedt, toen gij zoo luid lachtet, om zijne vraag: of Gelukkig Arabië, waarover wij juist spraken, eene groote stad was, en verder van ons af lag, dan Middelburg, in Zeeland?

- Gij weet, hoe ernstig ik u toen bestrafte. En waarlijk, gij hadt veel minder regt, om

KASPER, die nooit gelegenheid had, om zich te oefenen, uit te lagchen, dan de land-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(21)

lieden heden hadden, om het u te doen. Hadt gij in de vorige week oplettend naar mij geluisterd; (maar gij speeldet, ondanks mijn verzoek om het niet te doen, met Diaan, den jagthond) had gij toen naar mij geluisterd, zeg ik, dan zoudt gij geweten hebben, dat het zaad heden in de akkers wordt gestrooid, opdat het, gedurende den winter, in den schoot der aarde vruchtbaar moge gemaakt worden, en zich moge ontwikkelen, om dan in de blijde lente, groen en frisch, tot halmen op te groeijen.

SUZE.

O ja, lieve Tante! gij voegdet, daar toen nog bij, dat de zaadkorrel, een beeld is van den mensch, die ook hier op de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(22)

aarde in het stof gezaaid wordt, om zich te ontwikkelen, en om dan, bij het sterven, (dat gij den lentemorgen des hoogeren levens noemdet) verheerlijkt op te groeijen.

MevrouwVELTMAN.

Ja, dat zeide ik,SUZE!

HENDRIK. (Mevrouw omhelzende.)

Ik ben niet langer boos op de boeren, Tante! ik zal ook nooit weêr met hunne onkunde spotten; ik schaam mij voor den goedenKASPER; maarPIETERkan ik het toch niet vergeven, dat hij mij zoo bespottelijk maakte.

MevrouwVELTMAN.

Hij had u zeker beter kunnen antwoorden; maar laat het u leeren, dat

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(23)

niets uwe natuurgenooten meer grieft, dan bespotting; o! wacht u daarvoor, lieve kinderen! want de tong des spotters kan veeltijds pijnlijker wonden, dan een vergiftige dolk. Maar, lieve.HENDRIK! waarom zoudt gijPIETERniet vergeven? - Kunt gij dan dezen avond gerust bidden: Hemelsche Vader! vergeef mijne zonden, gelijk ik allen, die mij beleedigden vergeef? - Denk toch, mijn kind!PIETERgenoot geene beschaafde opvoeding, gelijk gij, en echter hebt gij wel eens anderen bespot. Onderzoek uw hart, of ik geene waarheid spreek.

HENDRIKverborg zijn gelaat aan haren boezem. Na eenige oogenblikken liep hij, doorWILLEMvergezeld, den heuvel af,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(24)

en nu vroegLOTJE: ‘Hoe komt het toch, lieve Tante! dat de kinderen van mevrouw T., nooit in de lucht kunnen komen, zonder eene verkoudheid te vatten, terwijl wij nergens van weten, hoe koud het ook zij.’

MevrouwVELTMAN.

Ik doe mijn best, kinderen! om u aan de lucht, waarin wij leven, te gewennen.

Wanneer wij ons aanhoudend daaraan onttrekken, en ons in warme kamers opsluiten, dan worden onze zenuwen verslapt, en ten uiterste prikkelbaar voor den invloed der buitenlucht, die toch nu en dan eens moet gevoeld worden. Beklagenswaardig zijn daarom zulke weekelijk opgevoede kinderen; vooral dan,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(25)

wanneer hun lot verandert, en wanneer de omstandigheden niet meer toelaten, hen zoo te beveiligen. Doorgaans zijn zulke ongelukkigen vatbaar voor een aantal kwalen, en leiden een jammervol leven. Hiervoor heb ik u trachten te behoeden: de vrije lucht schaadt u niet; gij geniet eene vaste gezondheid, en al de vreugd, die aan uwen leeftijd eigen is.

Hier werd het gesprek afgebroken door een' luiden noodkreet, die allen door schrik deed verbleeken. MevrouwVELTMANmeende de stem van haren lievenWILLEMte herkennen, en als werktuigelijk ijlde zij naar den oever van den stroom, van waar zich het geluid deed hooren. Daar zag zij haren tienjarigen lieveling, in den

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(26)

doodelijksten angst en met inspanning van al zijne krachten, zich aan den arm van een bejaard man, die hem terughield, ontworstelen: ‘Laat mij los! laat mij los!’ riep hij, ‘ik moet in het water... ik moetHENDRIKhelpen... hij verdrinkt...’ Mevrouw

VELTMANgaf eenen gil, en hielp haar zoontje terughouden, terwijl zij, in denzelfden oogenblik, een' mensch, in het midden van den stroom, beurtelings zag zinken en weêr, half zwemmend, boven komen, met een knaapje, dat hij in zijnen regterarm vastgeklemd hield. Gelukkig kwamen, toen alle hoop op redding verloren scheen, eenige lieden met een roeischuitje ter hulpe, en bragten den geheel krachteloozen jongeling en het schijn-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(27)

baar dood knaapje, voor hetwelk hij zijn leven gewaagd had, aan den oever, waaraan

WILLEMenHENDRIKvoor weinige oogenblikken nog zorgeloos en vrolijk speelden.

HENDRIKwas tegen eenen boom, wiens takken over het water wiegden, opgeklommen.

De verstorven tak, waaraan hij zich wilde vasthouden, brak, en het onbedachtzame kind viel in den stroom, die het met zich voortsleepte. De doodelijk ontsteldeWILLEM

wilde, om zijn speelmakkertje te redden, hem naspringen; doch de zorgende Voorzienigheid wilde de beide kinderen behouden. PIETER, de zoon des tuinmans, vergezelde eenen zijner bejaarde bloedverwanten naar deszelfs woning. Hij zag den kleinenHEN-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(28)

DRIKvallen, en zonder zich te bedenken, wierp hij zich in den stroom, hoe onstuimig die ook voortsnelde. Hij greep het diepgezonken kind, doch zijne zware kleederen verhinderden hem in het zwemmen, dat hij ook maar weinig had geleerd. Daar lag nu de armeHENDRIK, met geslotene oogen en verbleekte lippen, op het gras, in de koesterende zon, uitgestrekt; (want zelfs geene hut stond hier in de nabijheid.) MevrouwVELTMANontdekte al spoedig eenige teekens van leven in den jeugdigen knaap, dien zij de natte kleederen had uitgetrokken, en dien zij de bovenkleederen vanWILLEMaandeed. De oude landman ondersteunde den in onmagt gezonken

PIETER; want de lieden

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(29)

met het roeischuitje moesten ijlings voort. Welhaast riep MevrouwVELTMAN, die bij den drenkeling op den grond geknield lag, met eene aandoenlijke stem: ‘God zij gedankt! zijn hartje klopt.’ - De kleineWILLEM, die aan de andere zijde van zijn makkertje knielde, en met zijn' zwakken arm het hoofd des herlevenden ondersteunde, weende door kinderlijke verruking, toen zich een zacht blosje overHENDRIK'Sgelaat verspreidde, en hij zijne schoone, groote oogen voor het eerst weêr naar zijnen jongen vriend opsloeg. De overige kinderen, die, in angstige verwachting, bevende van verre stonden, waren alras deelgenooten der teederste blijdschap. HENDRIKwas aan hen allen

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(30)

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(31)

weêrgeschonken, en, naast God, werd de goedePIETERmet de bewijzen der hartelijkste dankbaarheid overladen; doch hij wilde volstrekt geene belooning aannemen: ‘Goede hemel!’ zeide de jongeling, in zijne eenvoudigheid, ‘ik deed immers maar mijnen pligt; want ik geloofde den lieven jongen te kunnen redden, en had ik dit nu niet gedaan, dan beging ik immers eenen moord? Ook is mijn leven mij veel te dierbaar, om het voor geld te verkoopen; maar nooit is het mij te dierbaar, wanneer God het in zijnen dienst van mij vordert; en eenen mensch te behouden is immers waarlijk godsdienst?’ -

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(32)

Het rijtuig, dat mevrouwVELTMANontboden had, was intusschen gekomen, en men reed naar het landgoed. HENDRIKherstelde alras volkomen tot aller vreugd. Het berouwde den lieven knaap, dat hij ooit eenige wraakzucht had kunnen voeden tegen eenen mensch, die zijn leven voor hem had willen opofferen. Ja, dit voorval leerde hem en den overigen kinderen, hunne onstuimige dristen te bedwingen, alle

beleedigingen te vergeven, en alle menschen lief te hebben, al ware het ook slechts uit dankbare liefde voor den goeden God, wiens kinderen zij zijn.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(33)

De St. Nikolaas-avond.

De korte, met graauwe nevelen bedekte, dag, was door den langen, donkeren avond vervangen (want het was de vijfde December, en dus de zoogenoemde St.

Nikolaas-avond). De kweekelingen van mevrouwVELTMANhadden dien dag de frissche buitenlucht maar weinig kunnen genieten; want aanhoudende regens hadden den grond doorweekt, en de koude nevel was, volgens het oordeel der verstandige opvoedster, voor teedere gestellen, gelijk vooralSUZEenLOTJE, niet gunstig. Geheel wilde de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(34)

waardige vrouw de kinderen daaraan niet onttrekken; want (zoo dacht zij) daar kan iets voorvallen, dat zelfs het zwakste kind of mensch zich aan den invloed van koud, nevelachtig weder noodzakelijk moet blootstellen, en voorzeker, de ongewoonheid zoude dien invloed alsdan dubbel schadelijk doen zijn. Doch mevrouwVELTMAN

duldde nimmer, dat de kinderen, in zulk ongunstig weêr, lang buiten vertoefden, of zich daar met eenig spel vermaakten. Intusschen ontbrak het den lieven, jeugdigen huisgenooten der weduwe aan geene, de gezondheid bevorderen de, beweging: neen, zooras de leeruren waren afgeloopen, werden deze in huis vervangen, door allerlei

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(35)

soort van spelen, die de ligchaamskracht op eene geschikte wijze ontwikkelen, het hart vervrolijken, en zelfs de verstandelijke vermogens meer of min oefenen. Tot dat einde waren ruime vertrekken, meestal ledig van meubelen, bestemd. Hier dreven

HENDRIKenWILLEMden draaitol of den hoepel rond; hier werd gekaatst, gekegeld, het krijgstuig behandeld, gesprongen, het hobbelpaard bereden, of wat anders de vrolijke kinderen, om zich te vermaken, uitdachten. Ook liet mevrouwVELTMAN

haren kweekelingen' vooral in den winter, bijna dagelijks eene les in het dansen geven. Ook deze beweging was, volgens hare gedachte, in vele opzigten nuttig: de beweegbaarheid

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(36)

der ligchaamsleden, die de jeugd door het dansen verkrijgt, is bevallig; de omloop van het bloed, door het dansen bevorderd, versterkt de gezondheid, en jonge lieden, die in hunne kindschheid kunstmatig leerden dansen, hebben doorgaans eene geschikte houding, en kunnen den meest beschaafden kringen tot sieraad verstrekken; immers, indien het dansen niet misbruikt wordt, door onzedelijke dartelheid, of, door overspanning van krachten, tot verwoesting der gezondheid. - Doch laat ik mijne lieve jonge lezers weêr terugbrengen tot den avond van den vijfden December, zoo als die in de matig warme woonkamer van mevrouwVELTMANwerd gesleten. - Het onderwijs in de Vaderland-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(37)

sche en Algemeene Geschiedenis, zoowel als in de beginselen der Natuurkunde en Godsdienst, voor dezen avond bestemd, was geëindigd;KOOSJEenKRISJEhadden beurtelings eenige vaderlandsche muzijkstukjes op de Piano gespeeld, en, met de overige zanglievende kinderen, nog eens het lied vanTOLLENS: Wien Neêrlandsch bloed door d'adren vloeit, benevens een vanSPANDAW'Slieve gezangen, helder uit de borst gezongen; en nu plaatsten zach de lieve meisjes, om, elk naar verkiezing, eenig handwerk voort te zetten, terwijlWILLEMeen plaatje uit den Muzen-Almanak nateekende, enHENDRIKzich bezig hield, met van bordpapier een scheepje te maken, en wel-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(38)

haast nam nu ook het volgend gesprek eenen aanvang:

LOTJE.

Hoort maar eens, hoe de wind huilt! waarlijk, St.NIKOLAASheeft geen gunstig weder, om op zijn paardje rond te rijden.

WILLEM.

Ik maak mij altoos boos, als ik den kinderen dat oude logenachtige sprookje hoor wijsmaken. Gij hadtGRIETJEenHANNESvan den boer dezen namiddag eens moeten zien; zij zetten elk een' nieuwen klomp, met hooi en haver gevuld, onder den schoorsteen; en vroegen wel vijf-en-twintig maal aan hunne moeder, of zij geloofde;

dat St.NIKOLAASwat brengen zoude?

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(39)

SUZE.

En wat antwoordde dan de goede vrouw?

WILLEM.

Ook niets dan malle praat; HANNESwas niet altijd zoet geweest; St.NIKOLAASkon hem wel eens eene roede brengen, doch daar zouden ook vast wel lekkernijen bij zijn; hij enGRIETJEmoesten maar stil gaan slapen, en zoo al voorts....

KOOSJE.

Ik kan het niet helpen, maar ik vind het toch regt goed, dat St.NIKOLAAS, die zulk een hartelijke kindervriend was, niet vergeten wordt; ook hoop ik morgen de vreugd vanHANNESenGRIETJE

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(40)

te zien, wanneer zij de geschenken van dien ouden heiligen denken te ontvangen. O!

dat zie ik zoo gaarne! de vreugd tintelt hen dan in de oogen, terwijl zij die lagchend en springend op de lekkernijen, of op het mooije speelgoed, dat moeder aan vrouw

VAN DIJKvoor hen gezonden heeft, vestigen.

WILLEM. (Verwonderd.)

Heden, lieve moeder! deedt gij dat? De kinderen zullen dan immers nog meer aan die onwaarheid gelooven?....

LOTJE. (Hem in de reden vallende.)

Maar wie was dan toch die St.NIKOLAAS, Tante?

MevrouwVELTMAN.

Ik zal u zoo antwoorden, lief kind!

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(41)

(zich totWILLEMwendende.) Ja, beste jongen! ik heb lekkernijen en speelgoed aan vrouwVAN DIJKgezonden, opdat zij hare kinderen daar morgen mede verheugen zoude. Vreugd te verspreiden, lieve jongen! is toch zulk een goed ding. Ik bevestig daardoor het oude, maar echter vrij onschadelijke, volksprookje van St.NIKOLAAS

rondrijden niet; want de kleine, schalkachtigeHANNESvertelde mij nog dezen morgen van een' dommen jongen, die geloofde, dat St.NIKOLAAS, die eenige honderd jaren dood geweest is, te paard, boven de schoorsteenen zal rijden. De schoolmeester had aan al de kinderen het onmogelijke hiervan doen opmerken: ‘Evenwel,’ zeiden

HANNESenGRIETJE,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(42)

zetten wij elk eenen klomp onder den schoorsteen, omdat het zoo aardig is, wanneer vader en moeder, in naam van dien overledenen, maar vriendelijken man, het een en ander in en bij dien klomp voor ons neêrleggen: wij verlangen dan zoo naar den morgen, en wij hebben dan zoo veel pret.’ Ziet gij, lieveWILLEM! in dezen tijd wordt aan de verschijning van St.NIKOLAASniet meer geloofd; maar werd zijn feestdag vernietigd, dan zouden de lieve kinderen in ons land weêr eene vreugd te minder hebben. En nu, mijne goedeLOTJE! nu wil ik uwen weetlust bevredigen; ik dacht, dat gij St.NIKOLAASreeds kendet. Hij leefde eenige

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(43)

eeuwen geleden, en was een Geestelijke, in Italië; hij wijdde zijn leven vooral aan het onderwijzen van nog jonge kinderen, en hij beloonde elke vordering in kennis of deugd met lekkernijen of andere kleine geschenken. Dagelijks reed hij op zijn paard, door de stad en op het platte land, rond, om naar het gedrag der lieve kleinen te vernemen, en om de besten onder hen liefderijk aan te moedigen. De naam van dezen kindervriend bleef in gedachtenis; want na zijnen dood werd hij een heilig, of een bijzonder deugdzaam mensch, verklaard te zijn, en de zesde dag van December (welligt de geboorte- of sterfdag van St.NIKOLAAS) werd hem tot eenen feestdag gewijd; ook

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(44)

werden, om zijne kinderliefde in geheugen te houden, op dien dag, aan goede kinderen geschenken, in zijnen naam, uitgedeeld. Ongelukkig zijn van tijd tot tijd fabelachtige vertelseltjes uitgedacht, om de ligtgeloovigheid der lieve kleinen bezig te houden;

doch met de toenemende beschaving en meerdere verlichting hebben ook soortgelijke sprookjes al hunnen invloed verloren.

KOOSJE.

Waarom viert men toch niet meer kinderfeesten? - Wij kennen in ons land immers ook overledene kindervrienden, die wel eenen feestdag waardig zijn?

SUZE.

Zoo alsH. VAN ALPHEN, die ons zulke lieve gedichtjes heeft geschonken.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(45)

HENDRIK.

EnJAN LUIKEN, wiens prentjes ik altijd zoo gaarne zag, en wiens eenvoudige versjes ik met zoo veel genoegen leerde lezen, zoo als dat:

‘Als 't kindje zoet en schikkelijk is, En niet en speelt met stoute knapen, Dan mag het in de duisternis, Na zijn gebed, gerust gaan slapen.

Het kindje, dat zijn' pligt betracht, Heeft heilige Englen tot zijn wacht.’

KRISJE.

En hoeveel nut en vreugd heeft VaderCATSniet aan de jeugd geschonken? Ik heb vader menigwerf hooren vertellen, hoe lief hem de werken vanCATSwaren. Ik heb daar ook wel eens

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(46)

in gelezen, en Tante heeft ons beloofd, dat zij ons nu en dan uitCATSzal voorlezen.

MevrouwVELTMAN.

Ik zal het doen; gij allen moet dien volks- en kindervriend nader leeren kennen. Zijne geschriften zijn, over het algemeen, in onbruik geraakt, omdat een aantal andere geschriften, meer op den toon des tijds gestemd, die verdrongen hebben. CATSwas, in zijnen tijd, de voornaamste volksdichter. Zijne godsvrucht en zuivere zedeleer veredelden het hart en het verstand van zijne lezers, wier eenvoudigen smaak hij prikkelde. CATSvordert eerbied en hoogachting, gelijk alle onze brave voorvaderen, die het gevoel

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(47)

voor het goede en schoone, dat onze hedendaagsche Schrijvers en Dichters bezielt, deden ontwikkelen. Ja, gij hebt gelijk, lieve kinderen! Wij moesten de gedachtenis van ware kindervrienden meer levendig houden, door eenvoudige feesten aan hen toe te wijden. Zeker zouden wij dan eenenVAN ALPHEN, eenenNIEUWOLD, en andere braven, plegtig vereeren; maar vooral zoude dan een feestdag aan onzen eeuwig gezegenden landgenoot, aan wien ook de jeugd zoo vele verpligting heeft, geheiligd zijn. Raadt gij niet, wien ik bedoel, lieve kinderen? - Het onderwijs der jeugd heeft door hem eene geheel andere wending gekregen, en de bron der kennis,

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(48)

waaruit slechts weinigen voorheen zich laasden, stroomt, door zijne pogingen, heden voor het algemeen.

WILLEMenKRISJE(tegelijk.)

O! gij bedoelt den nu lang zaligenJAN NIEUWENHUIZEN, die de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen eerst heeft gesticht.

MevrouwVELTMAN.

Wel geraden. De vromeNIEUWENHUIZENbedroefde zich over de algemeene onkunde:

hij wilde, als een waar volgeling van den goddelijkenJEZUS, allen weldoen, allen verlichten; hij vormde daartoe het plan voor eene Maatschappij; hij bragt haar, met nog eenige weinigen, tot stand, en heden is de Maatschappij:

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(49)

Tot Nut van 't Algemeen, over geheel ons vaderland uitgebreid. De armste kinderen worden in de noodigste kundigheden onderwezen, zoowel als de rijkste en

aanzienlijkste. Waar duizenden voorheen niet konden lezen of schrijven, en daardoor op alle wijzen misleid werden, daar beschikt de geringste daglooner heden zijne eigene zaken, en komt, door te kunnen lezen, in verband met heel de menschelijke maatschappij. Waar duizenden voorheen, dom en gevoelloos, den harden arbeid met woeste zinnelijkheid afwisselden, daar kan de handwerksman of de landbouwer, verrijkt met kennis aan Natuur en Geschie-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(50)

denis, zich nu op de edelste, de nuttigste wijs verlustigen.

HENDRIK.

Dat is waar, lieve Tante! maar ik heb mijnen OomTROTSCHBURGwel eens hooren zeggen, dat gemeene menschen met al die kundigheden niet noodig hebben; dat zij geboren zijn om te werken, en al ligt hoogmoedig worden, wanneer zij iets meer weten, dan een ander.

MevrouwVELTMAN.

Wij zijn allen geboren om te werken, elk in zijnen kring; doch, daar alle menschen van hetzelfde bloed zijn, en denzelfden stamvader hebben, behoort geen van al die menschen tot eene gemeene

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(51)

soort, dan alleen dezulken, die moedwillig, door zedeloosheid, hunne waarde als mensch afstaan, of trachten te vernietigen. Ook is geen mensch tot een' bijzonderen arbeid geboren; maar gelukkig voor de maatschappij, worden de menschen, door verschillende omstandigheden en neigingen, tot verschillende bezigheden gedrongen.

Wilden of konden alle menschen geleerden zijn, wie zouden dan de velden bezaaijen, de huizen bouwen, onze schoenen maken? enz. Doch dat landbouwers,

handwerkslieden, en allen, die door uwen Oom onder het woord gemeenen begrepen worden, geene verlichte kennis behoeven, dit is eene jammerlijke dwaling. Onkunde is

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(52)

de bron van bijgeloof, van barbaarscheid, en van alle ondeugden. Gij allen, lieve kinderen! kent het arm ongelukkig gezin, dat daar ginds in die hut gewoond heeft, en van welk de vader op het schavot zijn leven eindigde; gij weet; in welk een' doodelijken angst voor spoken en toovenaars, de kinderen leefden; gij hebt meer dan éénmaal, met tranen in uwe oogen, gezien, hoe wreed en baldadig zij de weerlooze dieren konden martelen: en voor de zucht om te stelen, die dit verwaarloosd kroost bezielde, was immers niets hier in den omtrek veilig? - Tegen dit alles nu waakt de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen; want zij verspreidt beschaving en

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(53)

verlichting over alle standen. Lieden, die met handenarbeid hun brood moeten winnen, behoeven geene Oude Talen te leeren, geene Mathesis, Bovennatuurkunde,

Romeinsche Regten, of soortgelijke wetenschappen te bestuderen; maar noodzakelijk is het voor de rust van hun hart, dat zij Gods grootheid, wijsheid en liefde in de geheele Natuur leeren kennen en eerbiedigen. Noodzakelijk is het ook, tot heil der maatschappij, dat hun zedelijk gevoel veredeld worde; dat zij menschelijk leeren handelen, en dat zij hunne verpligting, om door goedheid en werkzame liefde zich zelven te volmaken, leeren kennen. Door zulk eene kennis wordt geen hoogmoed gevoed; in-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(54)

tegendeel, hoogmoed en domheid gaan doorgaans hand aan hand.

WILLEM.

Dat is waar, lieve moeder! want hoe meer ik leer kennen, des te meer schaam ik mij, omdat ik nog niet meer weet.

KRISJE.

Wij moesten al de kinderen in Nederland maar voorgaan, en hier elk jaar een feest vieren tot eer van den bravenNIEUWENHUIZEN; hij heeft toch waarlijk meer nut gedaan, dan St.NIKOLAASkan gedaan hebben. Wie weet, of, zonder hem, de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, nog wel opgerigt ware? en dan was het onderwijs der jeugd niet verbeterd; ook misten wij al die duide-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(55)

lijke, verstaanbare leer- en leesboeken, die voor kinderen zoo nuttig en vermakelijk zijn, en die zoo vele eenvoudige lieden, die anders in herbergen en drinkpartijen, geld en tijd verkwisten, nu de winteravonden zoo vrolijk en leerrijk doen slijten.

MevrouwVELTMAN.

Regt zoo, lieveKRISJE! gij spreekt verstandig; wij zullen eenen dag bepalen, waarop wij den zaligenNIEUWENHUIZEN, en de oprigting der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, vrolijk en dankbaar willen vereeren. - Maar komt, kinderen! het avondeten wacht ons.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(56)

Het kersfeest.

Het geheele landschap was met sneeuw bedekt; de lage hutten, die hier en daar verstrooid stonden, in de uitgestrekte heide, waarover men aan de eene zijde van mevrouwVELTMAN'Swoning het uitzigt had, schenen van verre zoo vele witte heuvelen, waaruit zwarte rook al golvend opsteeg. Gouden zonnestralen verlichtten een' helder blaauwen hemel, en werden door het donsig zilver, dat bosschen en velden scheen te omkleeden, vrolijk teruggekaatst, terwijl een scherpe, maar zuiverende noord-oostenwind, de met sneeuw

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(57)

beladene dorre takken wiegde, en de drooge witte sneeuwvlokken, van de

mastboomen, als van groene vederbossen, deed afstuiven. Zoo schoon was de morgen van den Kersdag, of van het Christenfeest, dat gevierd wordt over de geheele aarde, waar menschen wonen, dieJEZUS, door wien wij allen tot eeuwige zaligheid geroepen worden, hebben leeren kennen. Al vroeg had mevrouwVELTMANhare lieve

kweekelingen gewekt, en God plegtig met hen gedankt, voor het geluk, dat zij uit Christen-ouderen geboren waren, en dat zij dus ook, in al de wisselingen des levens, gerust en blijmoedig konden vertrouwen op Gods vaderlijke liefde; eene liefde, die, door de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(58)

komst vanJEZUS CHRISTUS, aan alle menschen was bekend geworden. Vervolgens hadden de kinderen een Evangelisch gezang, aanJEZUSgeboorte toegewijd, gezongen, terwijl hunne stem, door de klanken van de Piano, die mevrouwVELTMANzelve bespeelde, vergezeld werd. Nog besloten zij deze blijde morgen-godsdienst-oefening met het volgend lied, door eene kindervriendin voor hen vervaardigd:

Juichen wij met hart en stem, JEZUSis, in Bethlehem, Ons tot zaligheid geboren.

ADAM'Stalrijk nageslacht

Dwaalde, als in een' donkren nacht;

't Spoor ten leven scheen verloren.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(59)

Griek, Romein en Perziaan, Volk bij volk, door eigenwaan Doof en blind voor 's Eeuwgen werken,

Vonden heil noch rust voor 't hart, Voelden, in de bangste smart, Zich door troost noch hoop versterken.

JAKOB'Skroost, zoo lang door God Zacht geleid, bij 't rein genot Van verheven waarheidsluister, Sloot moedwillig d' oogen digt Voor dat zielveredlend Licht, En verzonk in troostloos duister.

Maar, Gods liefde wankelt niet, Schoon Hij 't menschdom vallen ziet;

Neen, Hij brengt verdwaalden weder:

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(60)

Hij, die ons Gods wil verklaart, Kwam op deze onzalige aard', En de vrede daalde neder.

JEZUS, die ons teêr bemint, Werd geboren als een kind, Maar volmaakt, maar vlekloos heilig.

Zalig was voor ons dat uur!

Heel de menschlijke Natuur Is nu voor verbastring veilig.

Ja doorJEZUSheiligheid,

Menschdom! hebt g' uw majesteit, Hebt g' uw waarde weêr ontvangen.

JEZUS, 't zigtbaar beeld van God, JEZUSschenkt ons 't heerlijkst lot, Stervling! wijd Hem jubelzangen!

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(61)

's Werelds Heilzon rees vol kracht.

Komt, ontvliedt aan dwalings nacht!

Juicht in 't Licht! juicht, Jood en Heiden!

't Lijdend hart mag nu gerust, JEZUSbroedertrouw bewust, Uitkomst in den nood verbeiden.

't Kind, aanJEZUSook verwant, Mag, hoe zwak nog van verstand, Op zijn liefde dankend roemen:

't Kind bevat zijn reine leer, 't Vindt in God geen' wreker meer, 't Mag Hem, biddend, Vader noemen.

LieveJEZUS! Kindervriend!

Wien ons hart ootmoedig dient, Zie op ons ook zeegnend neder!

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(62)

Kleinen, van geen kwaad bewust, Hebben aan uw hart gerust;

't Nedrig kind bemint gij teeder.

De openbare godsdienst-oefening werd ook niet verzuimd. MevrouwVELTMANhad haren voedsterlingen al vroeg geleerd, dat het een der grootste voorregten van de Christenen is, dat zij met elkander mogen vergaderen, om den eenigen waarachtigen God, hunnen Vader, enJEZUS CHRISTUS, in wien Hij zich aan de menschen

geopenbaard heeft, door gebeden, dankzeggingen en lofzangen te vereeren: een voorregt, waarop onze brave voorvaderen den hoogsten prijs stelden, en waarvoor zij zelfs hun leven hebben opgeofferd. ‘Zooras

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(63)

kinderen,’ zeide mevrouwVELTMAN, ‘in welke het godsdienstig gevoel aangekweekt is, het begrijpen kunnen, tot wat einde eene Christelijke gemeente in het kerkgebouw vergadert, zooras kunnen zij ook, nu en dan, deel nemen aan de openbare

godsdienst-oesening; vooral, wanneer de Leeraar, in navolging van den goddelijken

JEZUS, eenvoudig en krachtvol ook tot het kinderlijk verstand spreekt.’ - Dit deed de godvruchtige opvolger van den heerVELTMAN: hij wekte allen, op dezen feestdag, tot blijdschap op, over de geboorte vanJEZUS; eene gebeurtenis, waardoor alle menschen voor eene volkomene verbastering, of voor een toenemend ver-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(64)

derf beveiligd zijn. Vrolijk verlieten de kinderen dan ook weder de kerk, en deden met hunne moederlijke vriendin eene uitgestrekte wandeling, gedurende welken tijd, de volgende zamenspraak plaats had.

LOTJE.

Lieve Tante! zie eens! al de weiden zijn ledig en besneeuwd, hoe konden dan toch de herders, in den nacht, toenJEZUSgeboren werd, in de weiden hun vee bewaken?

MevrouwVELTMAN.

Hebt gij niet gehoord, mijn kind! dat Palestina, en dus ook Bethlehem, onder eene geheel andere luchtstreek ligt, dan ons land? KRISJEzal u straks, op de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(65)

wereldglobe, de juiste plaats, waar de Joden voorheen hun vaderland hadden, aanwijzen; gij zult dan zien, dat het meer nabij het midden van den aardbol, waar de zon hare stralen regtstandig neêrschiet, gelegen is, en dat de winter daar nooit het gras kan doen versterven, of de boomen verdorren.

SUZE.

Zoo moest het hier ook zijn, dan zouden de arme menschen zoo veel koude niet lijden.

MevrouwVELTMAN.

Dit te wenschen, lieveSUZE! is eene ongerijmdheid, even of gij wenschtet, dat het vuur geene kracht hadde, om u te branden; dat de sneeuwvlokken brood-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(66)

suiker, of dat de steenen, die gij daar ziet liggen, wittebrooden waren. Gods wijsheid duldt geene wanorde, geene strijdigheden in de natuur, en die zouden toch plaats hebben, wanneer onze bijna bolronde aarde, die, in hare loopbaan om de zon, natuurlijk, verschillende rigtingen aanneemt, toch op alle zijden (ook, schoon die van de zon afgekeerd zijn) door denzelfden sterken zonnegloed bestraald werd. De arme menschen in de warme luchtstreken lijden wel geene koude; doch zij hebben daarom met geen' minder drukkenden jammer te strijden, indien de rijken zich niet over hen ontfermden.

KOOSJE.

O! het is ongelukkig, dat ik niet heel

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(67)

rijk ben. Hoe weinig kan ik de armen nu weldoen!

WILLEM.

Lieve moeder! gij deelt immers op Kersdag geschenken aan de arme lieden uit?

MevrouwVELTMAN.

Voorzeker! daar staat eene geheele mand met smakelijke broodjes en andere verkwikkingen gereed: na het middagmaal gaan wij eenige huisgezinnen daarmede verblijden. Gij allen hebt mij immers uw wekelijksch geld daarvoor afgestaan?

KOOSJEenSUZE.

Ja, maar hoe weinig is dat!

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(68)

MevrouwVELTMAN.

Kinderen! hebben wij deze week nog niet gelezen, wat de goddelijkeJEZUSzeide, toen de behoeftige weduwe hare twee penningjes in de offerkist wierp? Zij gaf immers meer, dan de rijken, die, van hunnen overvloed, goud daarin wierpen? De rijkste zelfs kan de armoede niet geheel wegnemen, maar wij moeten die verzachten, zoo veel in ons vermogen is; daarin heeft God een welgevallen.

Het gezelfschap was nu van de gedane wandeling weder terug, en plaatste zich, blozende van gezondheid en vreugd, aan de, met eenvoudige spijs, welvoorziene

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(69)

tafel. De namiddaguren werden doorgebragt, met eenige arme kranken en behoeftige huisgezinnen te bezoeken. Een dienstbode droeg de korf met geschenken, en de kweekelingen van mevrouwVELTMANsmaakten een' onbeschrijfbaren wellust, door die met alle minzaamheid rond te deelen. In de laatste hut, die zij binnentraden, brandde reeds een lampje, want het begon vrij donker te worden. Eer nog de deur werd geopend, hoorde men eenige vrolijke kinderen luidruchtig roepen: ‘Och ja, lieve moeder! houd het kindje; wij zullen elken morgen en avond maar een half sneedje brood eten; wij krijgen toch anders elk een heel’ - ‘Dat is niet noodig,’ ant-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(70)

woordde eene mannelijke stem; ‘wij zullen het arme schaap toch zeker houden; ik zal elken avond, als de andere werklieden uitscheiden, vragen, om nog een uur langer te werken; dat ik daarmede verdien, is genoeg om aan dat kind zoowel een stuk brood te geven, als aan onze eigene.’ Na nu de deur geopend te hebben, drongenKOOSJE

enKRISJE, benevensWILLEMenHENDRIK, die nu zelven de korf met geschenken droegen, het eerst binnen. Daar zat de zindelijke huismoeder, met een vriendelijk lagchend kind, bijna twee jaren oud, op haren schoot. Nevens haar stond eene opengeslagene wieg, waarin haar zuigeling sluimerde. Om haar heen stonden

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(71)

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(72)

een kleine jongen en een meisje, die het kindje, dat op haren schoot speelde, liefkoosden, terwijl de vader, met het lampje in de hand, de inkomenden vrolijk groette: ‘Daar is de lieve mevrouw, en al de lieve kinderen,’ riepen de kleinen, ‘nu krijgen wij ook weêr Kersdagbrood.’ - Huppelend klapten zij in de handen, toen

WILLEMen al de overigen, broodjes, met vleesch of koek belegd, gul en vriendelijk aanboden, en de geheele tafel daarmede vervulden. MevrouwVELTMANzette zich, op een laag stoeltje, naast het vrolijk en dankbaar moedertje: ‘Is dat ook uw kleine,’

(vroeg zij, een handje van het speelziek kind vattende, ‘goedeELSJE?’

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(73)

ELSJE.

Neen, mevrouw! maar wij hebben het voor ons kind aangenomen, niet waarJAKOB?

JAKOB.

Ja! God zij gedankt, dat wij dit kunnen doen; wij zullen het in eer en deugd opvoeden.

MevrouwVELTMAN.

Maar wiens kind is het dan, brave lieden?

ELSJE.

Het heeft geene ouders meer, mevrouw! Ik wil het u vertellen. DIENTJE STRUIK, die, nu twee maanden geleden, haren man verloren heeft, had alles, wat zij bezat, verkocht, om haren

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(74)

zieken man geneesmiddelen en verkwikkingen te bezorgen; zij wilde volstrekt van niemand iets aannemen: ‘Ik ben jong en gezond,’ zeide zij, ‘ik kan voor mij zelve en mijn kind genoeg werken.’ Doch de bittere droefheid over haren man, en al het waken en tobben, dat zij gedaan had, maakten, dat zij, van dag tot dag, zwakker werd; zij kreeg eindelijk zware koortsen, en zond naar hare zuster, die metLOUW PIETERSgetrouwd is, en het kostelijk goed doen kan, om wat onderstand voor haar en haar kind. Doch vrouwPIETERSliet zeggen, dat zij eerst eens zoude komen zien, en nu, nu is het armeDIENTJEin den vorigen nacht gestorven. Ik hoor-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(75)

de het eerst tegen den middag, toen liep ik daar heen. Och, mevrouw! ik kan niet, zonder weenen, voortvertellen. DIENTJElag, koud en verstijfd, op een handvol stroo, en dit onnoozel schaap liep, blaauw van de koude, en half schreijend en lagchend om het lijk. Ach! het riep, zoodat mij het hart brak, het lijk gedurig kussende en streelende: ‘MIETJEmoet eten; moeder mag niet slapen.’ Mijn goedeJAKOBwas mij gevolgd: ‘ELSJE!’ zeide hij, het kind op zijnen arm nemende, ‘ik zal het schaap maar naar huis brengen;’ maar de man van vrouwPIETERS, die door de buren gehaald was, kwam nu ook binnen: ‘Mijne vrouw,’ sprak hij, ‘is niet regt

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(76)

wel, en wat zoude zij hier ook doen kunnen? - Het lijk moet begraven worden...’ -

‘En voor het arme kind moet gezorgd worden,’ zeide ik: - ‘Het kind,’ antwoordde de man, ‘is voor rekening van de armen; ik heb zelf een kind; mijne vrouw zal de lieden, bij wie het besteed wordt, wel eens iets geven, wanneer zij dat verdienen.’ - JAKOB, die nog, met het halsfnaakte kind op zijnen arm, daar stond, kon niet zwijgen:

‘Gij zijt een onbarmhartig mensch, baasPIETERS!’ zeide hij, ‘gij hebt maar één kind, en wilt u dit hulpeloos weesje niet aantrekken. Kom, vrouw!’ riep hij tegen mij:

‘Dominé heeft gezegd, dat wij onze

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(77)

blijdschap en dankbaarheid op het geboortefeest vanJEZUS, die de geheele wereld zalig wil maken, niet beter kunnen uitdrukken, dan door liefde te bewijzen aan ongelukkigen. Kom, vrouw! wind het schaap in uw voorschoot, en ga met mij, dan kunt gij het verwarmen en aankleeden.’

JACOB. (Die intusschen wat hout op het vuur gelegd, en zich met de kweekelingen van mevrouwVELTMANonderhouden had.)

Wel ja, mevrouw! dat zeide ik, en het is immers maar onze pligt, dankbaar te zijn?

JEZUSheeft, uit liefde voor ons, zoo veel armoede en smart geleden, en zouden wij dan aan armen en verla-

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(78)

tenen niet zoo veel goed doen, als wij kunnen? Onze Heer zegt immers, dat wij, in die armen, aan Hem zelven weldoen?

MevrouwVELTMAN.

Gij spreekt en handelt als een waar Christen, mijn vriend! ik acht u hoog.

ELSJE.

PIETERSwenschte ons lagchend geluk met de erfenis; maar, gij hadt onze kinderen moeten zien, hoe blijde zij waren, toen wij het kleineMIETJEte huis bragten! Het is ook zulk een vriendelijk kindje; ik heb het een en ander, dat ik nog had liggen, opgezocht, om het wat aan te kleeden, en nu het warm is, en gegeten en gedronken heeft, is het zoo vrolijk, of het bij de rijkste lieden was.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(79)

JAKOB.

Zijn wij dan niet rijk,ELSJE? God dank! wij zijn rijk in gezondheid, in kracht, in lust om te werken, in kinderen en in vreugd, wijfje lief! (Hij breidde zijne armen om vrouw en kinderen uit, en drukte eenen kus opELSJE'Sblozende wangen)

WILLEMfluisterde zijne moeder in: ‘Wij allen hebben besloten, de helft van ons weekgeld aanELSJEte geven voor dat verlaten weesje. Gij gunt ons immers die vreugd, lieve moeder?’ - Al de overige kweekelingen herhaalden dit verzoek, en mevrouwVELTMAN, wel ver van dit te weigeren, stond hun toe, voor de kleeding van het kleineMIETJE

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(80)

te zorgen; de meisjes zouden, onder haar opzigt, alles zelven vervaardigen. Mevrouw zelve verbond zich, om aan den bravenJAKOBenELSJEwekelijks voor het onderhoud van het weesje te betalen; doch dit wilden de goede lieden niet toestaan: ‘Zoo lang wij gezond zijn, zeiden zij, ‘moeten wij ons brood met het weesje deelen; worden wij ziek, dan is het iets anders. Mevrouw doet aan zoo velen wel, waarvoor God haar zegene: wij moeten haar voorbeeld volgen, God zal ons dan ook zegenen.’

Het was nu laat in den avond geworden. Met hartelijkheid namen mevrouw

VELTMANen de kinderen afscheid van de brave hutbewoners, en met vrede en

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(81)

genoegen in de ziel wandelden zij huiswaarts, terwijl de maan hun pad verlichtte, en de starren heerlijk fonkelden. MevrouwVELTMANdeed hare jonge vrienden en vriendinnen, Gods grootheid, almagt en liefde ook hierin opmerken, en het Kersfeest werd blijmoedig en godvruchtig besloten.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(82)

Een winteravond.

Het onderwijs, dat de achtingswaardige mevrouwVELTMANaan hare voedsterlingen dagelijks gaf, was heden met eene les in de Aardrijkskunde besloten, en de kinderen kregen hierdoor aanleiding, om, terwijl zij meer tot uitspanning andere bezigheden bij de hand namen, over het een en ander te spreken.

HENDRIK. (Die de Aardglobe weêr op derzelver plaats zette.)

Ons Vaderland is toch een gelukkig plekje gronds. Zeker, de hemel is hier

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(83)

niet altijd zoo helder, gelijk in Italië en Griekenland; het is hier zoo warm niet als in Spanje en Portugal, daar de chinasappelen en amandelen groeijen; maar wij hebben hier ook geene brandende bergen en gedurige aardbevingen.

SUZE.

En hier zijn geene Turken, zoo als in Griekenland, die alles vermoorden.

WILLEM.

En geene domme bijgeloovigen, zoo als in Spanje, die gaarne weêr, gelijk in vorige tijden, brandstapels zouden willen stichten, om alle menschen, die zoo vrij willen zijn om te denken en te gelooven, als God hen geschapen heeft, te verbranden.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(84)

MevrouwVELTMAN.

Ja, kinderen! wij moeten God hartelijk danken voor de rust en vrede, die Hij den bewoners van ons Vaderland doet genieten. Brandende bergen en aardbevingen zijn natuurlijke gevolgen van de ligging der landen boven onderaardsche vuurkolken, die toch onmisbaar zijn tot algemeene verwarming en vruchtbaarmaking der aarde:

maar de moordzucht der Turken en de bijgeloovige woede der Spanjaarden zijn gevolgen van zedelijke onvolkomenheid der menschen, en daarom dus hoogst ongelukkig. Ook in Spanje en Griekenland, en in alle landen, waar heerschzucht, domheid, bijgeloof en haat woeden, roept de geheele natuur ons

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(85)

toe: ‘De Aarde is vol van Gods goedheid, maar de booze menschen hebben het genot daarvan bedorven.’

KRISJE.

Ook ons Vaderland genoot niet altijd zoo veel vrede en rust als nu, niet waar, lieve Tante?

MevrouwVELTMAN.

Neen, mijn kind! dat leerde u de Vaderlandsche Geschiedenis.

WILLEM.

Ja wel leert ons die geschiedenis, hoeveel onrust in dit land heerschte, van toen het bevolkt werd af.

HENDRIK.

Maar de oude Batavieren lieten zich toch niet overwinnen; zelfs niet door de

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(86)

Romeinen, die Gaulen en Germanen aan hen cijnsbaar maakten.

MevrouwVELTMAN.

De Batavieren waren bondgenooten van de Romeinen, doch dat bondgenootschap was voor de Batavieren niet veel beter dan slavernij.

WILLEM.

En hoeveel hebben zij niet geleden door de Franken en Noormannen, en door al de onderscheidene volkstammen, die op denzelfden grond, die nu tot ons Vaderland behoort, woonden.

KOOSJE.

Het lezen van die oude geschiedenis heeft voor mij niets bevalligs; al die gevechten vervelen mij.

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(87)

HENDRIK.

Het waren toch dappere volken: ik lees het wel gaarne, hoe zij in de heilige wouden, bij de altaren van hunnen afgod, zich verzamelden, om tot eenen krijgstogt te besluiten; en hoe het kletteren der speren dan de toestemming van het volk beteekende, en hoe zij dan eenen Koning of Krijgshoofd verkozen en inwijdden, door hem op een schild omhoog te heffen, en op hunne schouders te dragen.

LOTJE.

Doch daar hebben immers ook Graven in ons land geregeerd? - ik weet niet regt meer, hoe er die gekomen zijn.

KRISJE.

Zijt gij dan vergeten,LOTJElief! wat

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(88)

Tante ons daarvan heeft laten lezen? Toen het Romeinsche rijk zich in een Oostersch en Westersch rijk had verdeeld, en de oude Gothen Italië hadden overweldigd, bleef de Keizer van Duitschland het hoofd van het Westersch rijk. Deze nu gaf

onderscheidene landen ter besturing aan zoogenaamde Leenmannen, die hem als Opperheer huldigden. Zoo gaf de Keizer aan zekerenDIEDERIK(een' dapperen Hollander) geheel Holland als een leengoed. Deze nu was GraasDIEDERIKde Eerste;

want de beheerscher van een afgeperkt landschap werd Graaf genoemd. Is het niet zoo, Tante?

MevrouwVELTMAN.

Ja,KRISJE! en nu volgden een aantal

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(89)

Graven en Gravinnen; doch onder hunne regering was het ook maar zelden rustig;

want onze tegenwoordige landgenooten stonden toen onder verschillende

opperhoofden, en Hollanders, Vriezen, Gelderschen, Zeeuwen en Vlamingers woel den onophoudelijk tegen elkander, totdat eindelijk, door list, geweld en overerving, alles onder het bestuur vanPHILIPSvan Bourgondië kwam.

HENDRIK.

En de zoon van dienPHILIPSwasKARELde Stoute, die in een gevecht tegen de Zwitsers sneuvelde.

SUZE.

En wie is toen ook Graaf geworden?

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

(90)

WILLEM.

KARELhad geenen zoon, maar zijne dochterMARIAtrouwde met eenen Oostenrijkschen Prins,MAXIMILIAANgenoemd.

KOOSJE.

O ja, dat is waar, en hun zoon,PHILIPSde Schoone, trouwde metJOHANNA, eene Spaansche Prinses, en uit dat huwelijk werdKARELgeboren, die Graaf van de Nederlanden, Koning van Spanje, en Keizer van het Duitsche rijk, onder den naam vanKARELden Vijfden, is geworden.

LOTJE.

Nu weet ik het, hoe ons Vaderland onder de Spaansche dwingelandij is gekomen;

ik zal het nu ook zoo ligt niet

Petronella Moens, Mevrouw Veltman en hare voedsterlingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dan dat er bergen in haar zijn en dalen En dat haar wouden duister zijn en zwaar Van wilde rozen, dronken nachtegalen, Met witte waterplekken hier en daar, Waarrond de kinderen

het begint nu al vry wat te verkeeren; en ik geloof dat sy schandig in haer voornemen bedrogen zijn; want de Witten zijn nu al van kant; De verraderijen beginnen te minderen, en

Dan nog houd 't Vaderland haar in zijn kring beslooten, 't Belang van mijn de Groot en zijn geliefd gezin, Duld niet, dat nog zijn gaê haar heil mag zien vergrooten,. Door 't

toen de geleerde mevrouw VAN DIJK onlangs met SOFIA hier was, welk een onderscheid er is tusschen ons fijn beschaafd LOTJE, met hare vrijmoedig rondziende blikken, met haar

Justus van Maurik, Amsterdam bij dag en nacht.. daags - kleêre heit ie niet an - die dikke jas ken ik al jaren an z'n lijf, zomer en winter - schoenen zoekt ie op, hier en daar langs

Pauline's goede Mama wilde haren yver beloonen en verzocht daarom Pauline's vriendinnetje Agaat een geheelen dag by haar, want Pauline behoorde niet tot die kinderen, die hun

Maar och, och, waar zou die Pruikepiet toch weer zitten.. Maren Koster,

Petronella Moens en Bernardus Bosch, Liederen voor het vaderland.. De Leeuw en Krap, Dordrecht / Van Riemsdyk en Van Bronkhorst, Bergen op