• No results found

De percepties over de Inspectie van het Onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De percepties over de Inspectie van het Onderwijs"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net

Judithter Berg en Rick Nijkamp

Januari 2016

Projectnummer: V6450

De percept ies over de Inspect ie van het Onderw i js

Verslag van een kwalitatief onderzoek onder koepelorganisaties, vakbonden, overige be- langenorganisaties, het departement en opiniemakers, uitgevoerd door Veldkampin op- dracht van deInspectie van het Onderwijs

(2)

1 Inleiding 1

1.1 Achtergronden 1

1.2 Onderzoeksvragen kwalitatieve onderzoek 1

2 Onderzoeksverantwoording 3

2.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek 3

2.2 Interpretatie rapportage 3

2.3 Impressie van de gesprekken 4 3 Relatie met deInspectie van het Onderwijs 5 3.1 Contact met deinspectie 5 3.2 Relatie met deinspectie 6

4 Hetimago van deinspectie 8

4.1 Primair affectieve reactie 8 4.2 Hetimago van deinspectie nader bekeken 8

4.3 Imagoin het veld 10

4.4 Veranderingeninimago en positieinspectie 11

5 Waarden van deinspectie 13

5.1 Kernwaarden waarmee deinspectie wordt geassocieerd 13 5.2 Waardering voor en ontwikkelingin de kernwaarden van deinspectie 13 5.3 Wensenten aanzien van kernwaarden 16 6 Attitude ten aanzien van het functioneren van deinspectie 18 6.1 Attitudeten aanzien het huidigetoezicht 18 6.2 Do’s en don’tsin hettoekomstigetoezicht 19

7 Communicatie 22

7.1 Tevredenheid huidige communicatie 22 7.2 Wensen voor veranderingtoekomstige communicatie 22

8 Samenvatting en conclusies 24

Bijlage 1Uitnodigingsbrief 1 Bijlage 2Gesprekspuntenlijst 2 Bijlage 3Overzicht gesprekspartners 3

(3)

1 In le id ing

1.1 Achtergronden

Hettoezicht op het onderwijsisin verandering. Vanaf augustus 2017 zal het veranderde nieuwe toezicht van deInspectie van het Onderwijs gebaseerd worden op de pijlerswaarborgen en sti- muleren. DeInspectie waarborgt de basiskwaliteit van het onderwijs. Als het onderwijs niet vol- doet, zal daarover helder worden geoordeeld. Bij opleidingen en scholen waar de basiskwaliteit op ordeis, wil deinspectie stimuleren dat besturen en scholen stelselmatig werken aan de ei- gen kwaliteitsverbetering.

In het kader van het nieuwetoezichtis deInspectie van het Onderwijs gestart met communica- tiemanagement. Het beeld dat de buitenwereld heeft van deinspectielijkt momenteel niet altijd aante sluiten op het beeld dat deinspectie zelf heeft. Deinspectie streeft een beter evenwicht natussen de externe verwachtingen en de eigeninterne bezigheden. Om de huidige verwach- tingen van relatiesin kaartte brengen,is besloten onderzoek uitte voeren bij de relaties van de inspectie. De nadruk bij de onderwijsrelatiesligt op hetfunderend onderwijs (primair, speciaal en voortgezet onderwijs) en het middelbaar beroeps onderwijs. Op deze onderwijssectoren houdt deInspectie het nauwsttoezicht. Het onderzoek betreft een nulmeting. Bij een eventuele herhaling van het onderzoek kan worden nagegaanin hoeverre er ontwikkelingen zijnin het beeld over deinspectie. De centrale onderzoeksvraagis:

Hoe bekijken de relaties deInspectie van het Onderwijs en wat verwachten ze van deinspec- tie?

Eind 2015is een grootschalig onderzoek uitgevoerd onder schoolbestuurders, schoolleiders, leraren, ouders enleerlingen. De resultaten hiervan zijn weergegevenin de rapportage‘DeIn- spectie van het Onderwijs, het beeld van de reputatie, dec. 2015. Daarnaast was het de bedoe- ling enkele groepenin het onderzoekte betrekken die behorentot de secundaire doelgroep van deInspectie zoals ouderorganisaties, koepelorganisaties en vakbonden. Gezien de geringe om- vang van het aantal organisatiesis besloten hen via een aanvullend kwalitatief onderzoekin het onderzoekte betrekken.

1.2 Onderzoeksvragen kwalitatieve onderzoek

Door middel van het kwalitatieve onderzoek dient verhelderingte worden verkregen op de vol- gendethema’s:

Welk beeldleeft er over deInspectie?

In hoeverre komen kernwaarden van deinspectie overeen met het externe beeld?

Hoe beoordeelt men hetfunctioneren van deInspectie?

(4)

Welke verwachtingenleven erten aanzien van deInspectie?

Welke wensenleven erten aanzien van de communicatie met deInspectie?

In hoofdstuk 2 geven we een verantwoording van de opzet en uitvoering van het onderzoek.In hoofdstuk 3 en volgendelaten we de resultaten uit de gesprekken aan bod komen.In hoofdstuk 8 presenteren we onze conclusies.

(5)

2 Onderzoeksverantwoord ing

2.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek

In overleg met deInspectie van het Onderwijsis ervoor gekozen om deinformatiete verzame- len viatelefonischeinterviews.

Het streven was omintotaal vijftieninterviewste realiseren, als volgt verdeeld over de onder- scheiden doelgroepen:

 koepelorganisaties: vier personen

 vakbonden: drie à vier personen

 overige belangenorganisaties: vijf à zes personen

 ambtelijke relatie: een persoon

 opiniemakers: een àtwee personen

DeInspectie van het Onderwijs heeft een bestand aangeleverd met achttien personen diein aanmerking kwamen voor benadering. De betrokkenen zijn door middel van een aankondi- gingsbrief vanuit deInspectie van het Onderwijs op de hoogte gesteld van het onderzoek (bij- lage 1). Tevensisin deze brief aangekondigd dat Veldkamptelefonisch contact met hen kon opnemen. Vervolgens hebben we personentelefonisch benaderd, uitgenodigd voor het gesprek enindien mogelijk een afspraak gemaakt.

Alle gesprekken zijn gevoerd aan de hand van een vragenlijst diein overleg met de opdrachtge- veris opgesteld (zie bijlage 2). Deinterviews hebben elk vijfenveertig minutenin beslag geno- men.

Uiteindelijk hebben vijftien personen hun medewerking aan het onderzoek verleend. Alle deel- nemers hebben huntoestemming gegeven om vermeldte wordenin delijst met gesprekspart- ners, dieterugte vindenisin bijlage 3. Bijtwee organisaties hebbentwee personen deelgeno- men aan het gesprek.

Deinterviews zijn gevoerdin de periode van december 2015tot en met de eerste week vanja- nuari 2016. Met behulp van een digitale voicerecorder zijn deinterviews opgenomen. De rap- portageis opgesteld op basis van de uitgewerkte gespreksprotocollen.

2.2 Interpretatie rapportage

Kwalitatief onderzoek stelt onsin staatinzichtte verkrijgenin opvattingen van mensen en de achterliggende verklaringen daarvan. Deze vorm van onderzoekis open en exploratief en gaat

(6)

uit van wat de deelnemers zelfter sprake brengen. Bij kwalitatief onderzoek gaat het om het be- schrijven van de diversiteit aan opvattingen en niet om defrequentie waarmee bepaalde uit- spraken worden gedaan. De resultaten uit dit kwalitatieve onderzoek zijn niet generaliseerbaar naar de onderscheiden groepen stakeholders.Wel geven ze eenindicatie van de wijze waarop de onderscheiden groepen kijken naar deInspectie van het onderwijs, welke elementen beeld- bepalend zijn, welke ontwikkelingen ze signaleren en welke verwachtingen ze hebbenten aan- zien van deInspectie van het Onderwijs.

Opgenomen citaten dienenterillustratie; de citaten van deelnemers zijn cursief en door dubbele aanhalingstekens aangegeven. Waar relevant wordt onderscheid gemaakttussen de subgroe- pen.

2.3 Impressie van de gesprekken

Er was een grote bereidheid bij de aangeschreven organisaties/personen om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Agendatechnisch moest wel eens worden geschoven om de initiële bereidheid omte zettenin een daadwerkelijk gesprek, maar gezien de periode (einde van hetjaar) waarin het onderzoek plaatsvond,is dit relatief snel gelukt. Opvallend was verder dat men zeer positief staattegenover hetinitiatief van deInspectie van het Onderwijs omin het veldte radete gaan bij diverse (belangen-)organisaties. Dit getuigt volgens onze gesprekspart- ners van een open houding van deInspectie van het Onderwijs en dat wordt zeer gewaardeerd. Vrijwel alle deelnemers gaven aan prijs testellen op enige vorm vanterugkoppeling van de re- sultaten van het onderzoek: een verdere bevestiging van deinteresse die men heeftin deze verkenning van deInspectie.

(7)

3 Relat ie met de Inspect ie van het Onderw i js

3.1 Contact met deinspectie

Het contact dat men heeft met deinspectie kent de nodige variatie. Allereerst vindt dit contact plaats op verschillende niveaus. De koepelorganisaties, vakbonden en enkele overige belan- genorganisaties hebben op regelmatige basis overleg op bestuursniveau (bestuursoverleg, ring- overleg). Verder hebben beleidsafdelingen/communicatieafdelingen binnen deze organisaties contacten met diverse geledingen binnen deinspectie over beleids- en communicatiekwesties. De meeste gesprekspartners hebben vanuit hunfunctie zelf contact met deinspectie. Dit krijgt z’n beslag via vaste overlegmomenten (variërend van 1 keer per maandtot 1 keer perjaar), maar kan ookte maken hebben met betrokkenheid bij ofinteressein een bepaald onderwerp. Het contact verloopt persoonlijk, via de mail en/oftelefonisch. Men heeft vaak contact met ver- schillende personen binnen deinspectie, afhankelijk van de op dat moment relevante geleding of aandacht vlak. Sommigen hebben hoofdzakelijk contact met de hoofdinspecteurs, anderen hebben door middel van specifieke activiteiten of vragen met meerdereinspecteurs of afdelin- gen contact. Deinspectie komt uit de gesprekken over als een voor de gesprekspartners zeer benaderbare organisatie. Deleiding van deinspectie wordt eveneens als zeer benaderbaar ge- percipieerd. Hetfeit dat de hoofdinspecteurstwitteren, wordt ervaren als een uiting van de open entoegankelijkeinstelling van deinspectie.

“Het afgelopenjaar speelde er enorm veel. Het nieuwetoetsingskader van deinspectie, wet- voorstel van D66. We hebben veel overleg gehad metinspectie en we hebben ook nauwe sa- menspraak met deinspectie.”

“Verschillende manieren: mail,telefoon, vergaderingen over andere onderwerpen, één op één of tijdens klankbordgroepen.[…]Met verschillendeinspecteurs hebik contact. Zo’n 4 à 5 men- sen die de afgelopenjaren bij verschillende gelegenheden voor mij als contactpersoon bij de inspectiefunctioneerden.”

“Alleen als er een bepaald knelpuntis waar deinspectie voor nodigis, dan wordt deinspectie gebeld.”

Slechts een enkele belangenorganisatie geeft aan vrijwel nooit contactte hebben met dein- spectie. Een aantaljaren geleden was dit nog anders door de aanwezigheid van vakinspecteurs maar met het verdwijnen van de vakinspecteursis het contact eveneens geminimaliseerd. Een ander meldt alleen contactte hebben met deinspectie naar aanleiding van knelpuntenin de on- derwijspraktijk: voornamelijk met een specifieke regio en alleen bijlandelijk spelende problemen een niveau hoger.

(8)

Men heeft met deInspectiete maken voor zeer uiteenlopende zaken:

 informatie uitwisselen over ontwikkelingenin het onderwijs

 deelname aan gezamenlijke projecten, stuurgroepen, klankbordgroepen

 inhoudelijke discussies: bijvoorbeeld het nieuwetoezichtkader, Staat van het onderwijs

 aanwezigheidinspectie bij conferenties/bijeenkomsten van de koepel- en belangenorgani- saties

 doorvertalen van standpunten vande inspectie naar de achterban

 onderzoeken naar ontwikkelingenin het onderwijs

 naar aanleiding van publicaties van deinspectie

 naar aanleiding vanincidenten of gebeurtenissenin het onderwijsveld

3.2 Relatie met deinspectie

De gesprekspartners zijn vanuit hunfunctie en de organisatie die zij vertegenwoordigenin meer en mindere mate direct betrokken bij deInspectie van het Onderwijs. Zeker de koepelorganisa- ties staan vrij dichtbij deinspectie. Bij de vakbonden, belangenorganisaties en opiniemakers zien we daar grote verschillenin.

Bij de koepelorganisaties en het ministerie wordt gesproken over een‘vrij nauwe’ en‘intensieve’ relatie. Bij de overige gesprekspartnersis de relatie minder hecht, maar wordt deze wel‘con- structief’ genoemd. Voor een enkele organisatie staat deinspectie op vrij grote afstand.

“Een hele nauwe relatie. De waardering over en weeris een stuk groter danje soms zou den- ken, alsje op afstand staat.[…] We voelen ons serieus genomen. Heel erg gehoord. We kun- nen altijdterugzien waar onzeinbrengtoe heeft geleid.”

“Ze komen regelmatiglangs. Over en weer.Integenstellingtot het verleden. We waren een zeer kritische partner en dat zijn we nog steeds, maarliever verbinding boven de aanval.”

In de gesprekken bleek dat men al heel snelinging op de ervaringen die men heeft met dein- spectie. Men opereert vanuit verschillendeinvalshoeken met daar aan gekoppelde belangen en deze bleken ook duidelijk merkbaarin de reacties. Dit heeft ookte maken met de ruime ervaring die de meeste gesprekspartnersin dit werkveld hebben en de verschillendefuncties die ze daarin hebben bekleed.

DeInspectie van het Onderwijs wordt door de meeste gesprekspartners getypeerd als een

‘prettige gesprekspartner’, waarmee men hetinhoudelijk niet altijd eensis maar die wel open staat voor een dialoog over allerlei onderwerpen. Duidelijk wordt dat er bij nogal wat gespreks- partners sprakeis geweest van een positieve ontwikkelingin de relatie. Sowieso vindt men dat deinspectie meer contact zoekt en openstaat voor geluiden vanuit het veld dan enigetijd gele- den. Termen diein dit verband worden gebruikt, zijn‘samen optrekken’,‘dialoog’,‘meedenken’,

‘bewust van eigen rol’ en deze zijn volgens hentekenend voor de veranderde opstelling. Een voorbeeld hiervan: door diverse organisaties wordt aangegeven dat bij de eigen achterban/in het veld sprake was van een negatief beeld over deinspectie. Opinitiatief van de betrokken or-

(9)

ganisaties zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd voor het veld waarbij deinspectieis uitge- nodigd omtoelichtingte geven over de werkwijze. Deinspectie heeft hier gehoor aan gegeven en dat wordt zeer gewaardeerd.

“We zijn hetlang niet altijd eens, er zijn ook meningsverschillen af entoe of we zijn het niet eens met de werkwijze van deinspectie. Maar dat wordt gezegd en uitgesproken. We staan wel samen voor de kwaliteit van het onderwijs. Wij vanuit onze rol en deinspectie vanuit hun rol.”

“Het ringoverlegis een goede werkwijze om meer de diepteinte gaan met allerlei werkwijzen en voornemens en regelingen en dat voorteleggen aan het veld[…] Ze beseffen goed dat ze niet alleen naar de overheid moetenluisteren maar ook openstaan voor de signalen uit het veld. Dat gevoel geven ze me wel.”

Er wordt overigens aangegeven dat er een behoorlijk verschil bestaattussen het beeld bij daad- werkelijk contact met deinspectie en het beeld bij de buitenwereld (het onderwijsveld en de pu- blieke opinie).

“Je merkt dat ze open zijn en meedenken en dat ze zich bewust zijn van hun eigen rolin het ge- heel. Bijzonder, oorspronkelijk hebik gedacht dat deinspectie een gesloten clubis die heel strengis. Alsje met de mensen praat, dan merkje wel dat de realiteit binnen deinspectie an- dersis dan de beeldvorming naar de buitenwereld.”

(10)

4 Het imago van de inspect ie

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de beeldvorming over deinspectie onder de ge- sprekspartners aan de hand van een primair affectieve reactie, het verdere beeld over dein- spectie, de beeldvormingin het veld en de mate waarin ontwikkelingen zichtbaar zijnin het imago en de positie van deinspectie.

4.1 Primair affectieve reactie

Eris allereerst gevraagd wat als eerste bij de gesprekspartners opkomt als men denkt aan de inspectie. Op deze manier wordt eenindruk verkregen wat beeldbepalendis voor deinspectie. Wat opvaltis dat men zich niet zo willaten vangenin een paartermen over deinspectie. Elke gebruikteterm wordt onmiddellijk voorzien van eentoelichting waar deze voor staat. Welketer- men passeren de revue? Positievetermen zijn‘belangrijke goede dienst’,‘soort geëmanci- peerde waakhond’,‘degelijk’,‘kritische vriend’ en‘belangrijk dat deinspectie eris’. Een aantal gesprekspartners benadrukt de‘positieve ontwikkeling’ die wat hen betreftte zienis bij dein- spectie doordat deze een‘transparantere houding’inneemt. Volgens henis er een verschuiving te zien van het vooral gericht zijn op de naleving naar meer oog voor wat wel goed gaat, waarbij een ondersteunende en stimulerende rol wordt aangenomen. Sommigen vinden dat er meer- dere aspecten zijn en hebben het over‘ambivalent’,‘ingewikkeld’,‘positief maar wel kritisch naar het rendement denken’,‘signalerende en beoordelende rol’ en‘kritische vriend’. Zij stellen dat deinspectie weliswaar goede bedoelingen heeft en dat het ook nodigis dat ertoezicht op de kwaliteit van het onderwijs wordt gehouden, maar dat erin hun ogen nogal eens de ver- keerde accenten worden gelegd.Genoemd wordt dat erte veel nadruk wordt gelegd op de con- trolefunctie, de afvinklijstjes en de werklast die dat oplevert voor scholen, maar ook eente grote taakopvattingin het hoger onderwijs. Er worden dan gelijk wensen geuit, namelijk dat hettoe- zicht‘proportioneel’ moet zijn en dat deinspectie‘rolvast moet acteren’ of‘meer moet meeden- ken’. Een paar gesprekspartners zijn vooral kritisch gestemd:‘veel papierwerk’,‘controleur,te veel oordeel,te weinig oog voor kwaliteit’,‘de hardeinspecteur’,‘te veel gericht op processen op orde’.

4.2 Hetimago van deinspectie nader bekeken

Vervolgensis verder doorgesproken over hetimago van deinspectie. Waarop zijn de eerste woorden gestoeld? Een aantal zaken blijkt van belang: de rol van kritische vriendten opzichte van controleur, de deskundigheid van deinspectie, het belang van de open houding van dein- spectie en een paar kritische kanttekeningen.

(11)

Controleur of kritische vriend?

Deinspectieis niet met een paar woordente vangen zo blijkt. Duidelijkis dat men deinspectie een belangrijke organisatie vindtin het kader van het bewaken van de kwaliteit van het onder- wijsin Nederland. Maar een paar woorden dietelkensterugkomen, betreffen de rol van dein- spectie: ziet men deze nu vooral als controleur of als kritische vriend? Voor de eenligt het ac- cent bij de controlerende entoezichthoudendefunctie, de ander ziet veel meer een combinatie van zoweltoezicht op de kwaliteit van het onderwijs als meer ondersteuning en advisering op dit vlak.

Indien men deinspectie vooral als controleur entoezichthouder ziet, dan overheersen de asso- ciaties met de werkdruk die dit oplevert voor scholen en de nadruk op papieren en procesbe- heersing (schoolplannen, protocollen). Hierbij wordt de vraag gesteld of dat wel goed zicht geeft op de kwaliteit van het onderwijs. Ook vindt een enkele belangenvereniging dat deinspectie de neiging heeft vooralte kijken naar wat er niet goed gaat op scholen en (te) weinig naar wat wel goed gaat. Deinspectie zou meer moeten meedenken en gezamenlijk moeten optrekken met scholenis de vraag vanuit deze organisaties.

“Er zou een andere relatie kunnen ontstaan als er meerflexibiliteit en speelruimte zou zijn. Nu komje vaaktegenover elkaarte staan.[…] Zou meer de meedenkfunctie moeten hebben, bij pijnpunten kijken hoe wetot elkaar kunnen komen.”

Is voor de een de rol van kritische vriend een positief en welkom gegeven, een ander stelt daar vraagtekens bij omdat er een spanningsveld ontstaattussen wettelijketaken/bevoegdheden en de grenzen hierin. Dit kan onduidelijkheid opleveren bijvoorbeeldin het hoger onderwijs. Enkele gesprekspartnersformuleren dit aldus:

“Hetis schimmig waar deinspectie naar mag kijken en of de adviezen die ze geven horen bij hun werk of dat ze de grenzen zoekenin huntaakstelling.”

“De kwaliteit bevorderende rolis niet zozeer een wettelijketaak.”

“Er zal altijd een spanningsveld zittentussen deinspectie die zich als adviseur opstelt met ken- nis van zaken en die adviezen kan geven hoeje dingen beter kan doen en deinspectie die de kansloopt vrij snelte vervallenin haar rol vantoezichthouder.”

Deskundigheid en betrokkenheidinspectie onomstreden

Los van de rolinvulling blijkt dat voor vrijweliedereen voorop staat dat deinspectie deskundigis en dat deinspectie er veel aanis gelegen om de kwaliteit van het onderwijste bevorderen.

“Instituut dat op basis van goed objectief gefundeerde wetenschappelijke onderwijsmethodiek bij scholen kijkt of ze goed onderwijsleveren.”

“Deinspecteurs worden over het algemeen als zeer professioneel ervaren en ze hebben kennis van zaken.”

“Het zijn mensen met hart voor de zaak die hun best doen om de kwaliteit van het onderwijsin Nederlandte verbeteren.”

Sommigen noemen het een positief punt dat veelinspecteurs zelf afkomstig zijn uit het onder- wijs en met andere woorden‘het bordkrijt nog aan de vingers hebben’.

(12)

Bekend maakt bemind: open houding doet goed

Naarmate men meerin contact staat met deinspectie, blijkt dat een aanvankelijkterughou- dende opstelling of meer negatief gekleurd beeld wordt bijgesteldin positieve zin. Dit geldt vooral voor degenen die vanuit de (overige) belangenorganisaties meerte maken hebben ge- kregen met deinspectie.

“Ja, het beeldis veranderd. Alsje mensen niet kent, kunje snel rare gedachten ontwikkelen.In de kranten zieje delaatstetijd ook een ander soort artikelen over deinspectie en het verande- rendetoezichtkader, maar er zijn ookleraren die geen krantenlezen. Juist het persoonlijk con- tactis belangrijk om hetimagote doorbreken, zo heeft het bij mij gewerkt.”

Deinspectie heeft zelf ook een actieve rol vervuldin hetintensiveren van het contact met de di- verse organisaties.Eris meer uitwisseling van standpunten gekomentussen de organisa- ties/het veld en deinspectie en dit draagt bij aan een accurater en positiever beeld. Deinspec- tie zoekt nadrukkelijker het contact en staat meer open voor een dialoog dan enigetijd geleden. Eris waardering voor deze houding.

Kritische noten

Sommige gesprekspartners nemen de gelegenheidte baat om een paar kritische kanttekenin- gente plaatsen bij deinspectie. Zo vinden enkelen van hen dat het beleid en de houding van de leiding van deinspectie niet altijdterugte zienisin detaakopvatting vanindividueleinspec- teurs. En dat zorgt voorfrictiein het veld. Ook vindt een enkeling dat deinspectie zichiets onaf- hankelijker (met een verwijzing naar de situatiein Engeland) zou mogen opstellenten opzichte van de overheid en het beleid dan nu het gevalis.

4.3 Imagoin het veld

Imagoinspectiein het veld negatieveringeschat

Eris een behoorlijk verschiltussen het beeld dat de gesprekspartners hebben van deinspectie en het beeld dat volgens hen bij hun achterban/het onderwijsveldleeft over deinspectie. Men stelt datin het veld deinspectie nog vaak wordt gezien als een‘boeman’ en dat er‘vreesis voor deinspectie’. Een bezoek van deinspectie brengt sowieso veel spanning en zenuwachtigheid met zich mee voor schoolbestuurders, schoolleiders en docenten.Het negatieve beeld wordt veroorzaakt door de administratievelast die scholen (bestuurders,leiders en docenten) ervaren van de afvinklijstjes, de opbrengstgerichtheid en nietin het minst: de gevolgen die een bezoek van deinspectie kan hebben. Want de resultaten van eeninspectiebezoek worden openbaar gemaakt met alle mogelijke gevolgen van dien.

“Scholen zijn bang dat er een negatiefinspectierapport optafel komtteliggen omdat het nu openbaaris, dat datten koste gaat van de goede naam van de school waardoor ze minderleer- lingen kunnen krijgen enin een negatieve spiraalterecht komen.”

“De gevolgen van een oordeel zijn groot, want bij een niet best oordeelligt het binnen de kortste keren op straat.”

(13)

Er zijn ook gesprekspartners die aangeven dat scholen achteraf vaak blij zijn met hetinspectie- bezoek, vanwege de deskundigheid van deinspecteurs en hetfeit dat ze zelf‘op scherp’ wor- den gezet.

“Ik merk dat het positieveris danje uit de publieke opinie of media zou verwachten.[…] Je zou het als buitenstaander niet direct denken, maar de gesprekken met deinspectie worden enorm gewaardeerd."

“Vaak een bezoek van deinspectie een beetje bibberend afwachten, maar bijna altijd aan het eind blij zijn met hetinhoudelijke gesprek en deinhoudelijke stukken die als borging optafel zijn gekomen.”

Negatiefimagoin het veld deels te maken met onbekendheid

Tegelijkertijd wordt naar voren gebracht dat schoolbesturen en/ofleiders soms de neiging heb- ben zich achter deinspectie teverschuilen doorin de schoolte stellen dat bepaalde handelin- gen nodig zijn‘omdat het van deinspectie moet’. Terwijl ditlang niet altijd het gevalis, maar dat deleiding soms niet goed op de hoogteis van wat deinspectie precies van hen vraagt. Het blijkt niet altijd duidelijkte zijn waar een school nou wel of niet aan moet voldoen. Tevens wordt aangegeven dat het soms makkelijkeris om op deinspectie afte geven dan opje eigen direc- tie, omdat dit minder gevolgen heeft voor de eigen positie op school en de dagelijkse omgang.

“Mensen zeiden, dat moet van deinspectie, en dan dachtik: waar staat dat dan, want dat staat er helemaal niet.”

“Je kunt er overtwisten of het gevoel van de mensenin het onderwijs wordt veroorzaakt door de regels van deinspectie of dat het de angst van schoolbesturen of directeurenis die denken dat ze aan bepaalde dingen moeten voldoen.”

“En dan zeggen ze vaak: van deinspectie moeten we dit of dat en dat blijkt dan niette klop- pen.”

Sommige organisaties hebben naar aanleiding van een peiling onder de eigen achterban actie ondernomen omin samenspraak met deinspectie meer duidelijkheidte verschaffen over wat wel of niet van hen wordt verwacht.

4.4 Veranderingeninimago en positieinspectie Positieve ontwikkelingin hetimago en positieinspectie

Hetimago en de positie van deinspectie hebben een positieve ontwikkeling doorgemaakt ten opzichte van enkelejaren geleden. Dit heeft zowelte maken metinhoudelijke als met communi- catieve aspecten.In vergelijking met enkelejaren geleden worden erin hettoezicht momenteel andere accenten gelegd en dat wordt gewaardeerd. De pilotsin het kader van het nieuwetoe- zichtkader wordenin dit verband genoemd, de wijzigingin opstelling van‘politieagent naar kriti- sche vriend’ en een‘meer stimulerende en constructieve opstelling’ van deinspectie. Eris meer aandacht voor de realiteit waar scholenin verkeren en minder voor de papieren werkelijkheid. Een gesprekspartner vindt het een verbetering dat deterugkoppeling vanuit deinspectie niet meer alleen met het schoolbestuur plaatsvindt, maar ook met de schoolleiding. Een ander vindt dat defocus van het rendementsdenkenis verschoven naar de bildungsgedachte.

(14)

“De eigen ambitie van de school krijgt nu een goede plek.”

“Er wordt meer gekeken naar de waardevolle adviezen die deinspectie de scholen geeft voor verbetertrajecten. De rol van beoordelaar blijft, maaris meeringebedin een andere context. Minder politieagent en meer gezamenlijk belang bij goed onderwijs.”

“Het gesprek over de kwaliteit van het onderwijsis veel centraler komente staanin de relatie tusseninspectie en scholen.”

Sommige gesprekspartners benoemen de veranderingin hettoezicht als een vergroting van de rol van deinspectie en dat heeft ook zijn keerzijdein een mogelijkte grote rol. Men spreekt dan over deinspectie die‘beteugeld’ moet worden. Voorbeelden die naar voren komen, betreffen de kleutertoets, definanciële staat van scholen, de rolin het hoger onderwijs, notiesten aanzien van professionalisering van docenten, burgerschap op school, pestprotocollen.In dit verband wordt hetinitiatiefwetsvoorstel van D66 en SGP een aantal keren genoemd. Meer over het functioneren van deinspectieisterugtelezenin hoofdstuk 6.

Voor wat betreft het communicatieve aspect wordt gesignaleerd dat deinspectie veel meer naar buitentreedt dan voorheen, dat er nadrukkelijk uitwisseling wordt gezocht met het veld en dat het gesprek wordt aangegaan zowel op bijeenkomsten als via social media. Maar ook dat alle bevindingenten aanzien van de kwaliteit van scholen, hetfinanciëletoezicht meerin openbaar- heid komen dan voorheen.

“Deinspectie heeft de afgelopenjaren een paar keer pers meelatenlopen. Daar komt over het algemeen heel positieve pers, goed beeld uit naar voren.”

Een paar belangenorganisaties zien niet zoveel veranderingin hetimago van deinspectie. Ze benadrukken dat de beeldvorming over deinspectie hardnekkigis en dat het bij eeninspectie- bezoek eensin de vierjaar eentijd duurt voordat veranderingen doorsijpelen bijindividuele scholen. Een ander stelt dat deinspectie nog steedste veel de aandacht heeft voor zaken die niet goed gaan ente weinig voor wat wel goed gaatin scholen.

(15)

5 Waarden van de inspect ie

DeInspectie van het Onderwijs heeftin het beleid vijf kernwaarden centraal staan, namelijk pro- fessioneel, onafhankelijk, slagvaardig,transparant en samenwerkend. Eris bij de gesprekspart- ners nagegaan welke kernwaarden zij zelf verbinden aan deinspectie. Vervolgens hebben ze de vijf kernwaarden voorgelegd gekregen met de vraagin hoeverre deze kernwaarden overeen- komen met hunindruk van deinspectie, op welke waarden deinspectie zich heeft verbeterd en welke waarden meer aandacht zouden verdienen.

5.1 Kernwaarden waarmee deinspectie wordt geassocieerd

Desgevraagd hebben de meeste gesprekspartners een aantal kernwaarden verbonden aan de inspectie. Enkelen van hen vinden dat eentaak van deinspectie zelf of achten zichzelf daartoe nietin staat. Degenen die het dichtst bij deinspectie staan, noemen de meeste waarden. Er wordt een groot aantal waarden genoemd, waaruit blijkt dat deinspectie wordt gepercipieerd als eeninstituut met een gerenommeerde status die de kwaliteit van het onderwijs hoogin het vaandel heeft staan en daar ook de know how voor heeft. Een aantal waarden blijken overeen te komen met de centrale waarden van deinspectie. We geven de meest genoemde kernwaar- den weer:

 deskundig/gezaghebbend (vier keer genoemd)

 betrouwbaar (vier keer genoemd)

 hart voor/staan voor de kwaliteit van het onderwijs, betrokken (vier keer)

 transparant (drie keer)

 open, benaderbaar (drie keer)

 professioneel (twee keer)

 invoelend/empathisch (twee keer)

 onafhankelijk (twee keer)

 accuraat/consciëntieus (twee keer)

 kritisch (twee keer)

Overige waarden die naar voren komen, zijn:integer, meedenkend, onderzoekend, normering, belangrijk, vernieuwingsgezind, op zoek naar draagvlakin de sector. Er worden slechts enkele kernwaarden met een negatieve connotatie genoemd:lastig,te ver van de onderwijspraktijk.

5.2 Waardering voor en ontwikkelingin de kernwaarden van deinspectie

In hoeverre komen de vijf kernwaarden die deinspectie zelf centraal stelt (professioneel, onaf- hankelijk, slagvaardig,transparant, samenwerkend) overeen met deindruk van onze gespreks- partners? En,is er sprake van veranderingin deze kernwaarden of niet?

(16)

Professioneel

Men vindt de waarde‘professioneel’ over het algemeen wel vantoepassing voor deinspectie. Er wordt gesproken over een professionele organisatie met kennis van zaken. De koepelorgani- saties en vakbonden hebben echter ook enkele kritische kanttekeningen. De voornaamste hier- vanis dat ertussenindividueleinspecteurste veel verschillen worden waargenomen en dat dit afbreuk doet aan de professionaliteit van de organisatie.Bovendien kan het de relatietussen eenindividuele school en deinspectie onder druk zetten.

“Wat de eneinspecteur een goede constructie vindt, vindt de andereinstructeur geen goede constructie.[…] Datis een punt van zorg.”

“Op werkvloerniveau, de contactinspecteurs valt nog wel watte winnen.”

Een ander vindt dat er onvoldoendetransparantieisin de wijze waarop adviezentot stand ko- men en vindt dat daarmee de professionaliteit van de adviezen onvoldoende afrekenbaar zijn. Enkele gesprekspartners vinden dat de professionaliteit welin ontwikkelingis bij deinspectie; er wordt volgens hen meer aandacht aan besteed dan enigetijd geleden.

Onafhankelijk

Onafhankelijkheidis een waarde die vraagtekens oproept bij een groot deel van de gespreks- partners. Want, zo wordt gesteld, deinspectieis een organisatie waarvan de kadersin het be- leid wordeningegeven door de overheid (politiek) en datis moeilijkte combineren met onafhan- kelijkheid.In de relatie met de politiekligt volgens hen een spanningsveld.

“Ze voeren uit wat de wetgever bedenkt.In hoeverreis onafhankelijkheid gewaarborgd?“

“Lastig, want hetis een verlengde arm van de overheid.”

Een ander vindt dat er didactische voorkeuren spelen bij deinspectie, wat zich moeilijklaat ver- enigen met onafhankelijkheid.

Overigens wordt de onafhankelijkheid door sommigen welteruggezienin de manier van werken en de wijze waarop oordelentot stand komen. Maar het blijft enigszins wringen.

“Hetisterecht dat deinspectie dit als kernwaarde benoemt, maar zal steeds bevochten moeten worden. Hetis een waarde die we deinspectie graag gunnen, maar die continu wordt aangeval- len met name op de as overheid-inspectie.”

“In het veld wel, maar hettoezichtkader wordt deels door de politiek bepaald en hoe gaje met die druk om?”

Op deze waarde worden geen grote verbeteringen ervaren. Een van de gesprekspartners vindt wel dat deinspectie‘minderideologisch’is geworden.

Transparant

Transparantieis een waarde, waarvan men enerzijds vindt dat deinspectie de meeste stappen in de goede richting heeft gezet en anderzijds nog de nodige verbetering op mogelijkis.

(17)

Eris alom waardering voor detoegenomen openheid entransparantie van deinspectie, dieis terugte zienin de verhouding met het veld, openbaarheid van rapporten, bereidheidtot het ge- ven vantekst en uitleg over de werkwijze van deinspectie, het aangaan van de dialoog. Een voorbeeld dat wordt aangehaaldis deinternetconsultatie over het nieuwetoezichtkader die ge- tuigt van een open houding. Een enkeling vindt overigens dat de rapporten van deinspectie niet makkelijkleesbaar zijn voor‘de gemiddelde ouder’.

Maar eris een groot verbeterpunt gewenst en dat betreft openheid over deindicatoren/algorit- men die de basis vormen voor een oordeel van deinspectie. Men ervaart dit als een‘black box’ en zou dat graag anders zien.

“In de berekening vanindicatoren zitten geheimzinnigheden waar we najaren discussiëren nog steeds niet achter zijn.”

“Iklig regelmatigin de clinch met deinspectie als ze een onderzoek doen. Dan zegik: Watis jullie beoordelingskader? Op grond van welkefactoren beoordeelje ofiets wel of niet goedis. En dat zijn ze meestal niet bereidte geven.”

“Hetis een zwarte doos. Er gaatietsin en er komtiets uit, maar wat erin detussentijd gebeurt, is onduidelijk.”

Ook wordt gesteld dat er weliswaar meer openheid wordt betracht, maar dat hetlang niet voor iedereen duidelijkis hoe deinspectiete werk gaat. Er zijn weliswaar gesprekken met‘de krin- gen’, maar die veronderstellen bekendheid over het bestaan en wat er precies gebeurt en datis niet vooriedereen duidelijk. Hierdoor wordt onterecht een‘achterkamertjessfeer’ gecreëerd, want de gesprekken worden als waardevol gezien.Zeker degenen/belangenorganisaties die wat verder weg staan van deinspectie hebben ook een minder helder beeld van deinspectie op dit punt.

Samenwerkend

Deze waarde ontlokt bij de meeste gesprekspartners commentaar. Een minderheidis er positief over. De positieveindruk wordt gerelateerd aan deinspanningen die deinspectie zich getroost, dat het gesprek wordt gezocht met scholen en dat er op projectbasis sprakeis van samenwer- kingtussen een organisatie en deinspectie. Maar het merendeel vindt dat samenwerking nog geen kernwaardeis van deinspectie. Er worden vraagtekens bij geplaatst. Want wat bedoelt de inspectie precies met samenwerking, hoe wil deinspectie hier vorm aan geven en met wie of wat precies? Een aantal heeft niet deindruk dat deinspectie samenwerking metindividuele scholen zoekt, maar misschien welin beleidsmatig opzicht met vertegenwoordigende organisa- ties. Een enkeling zegt dat hetin zekere mate voor het primair onderwijs opgaat maar niet voor het middelbaar beroeps onderwijs (mbo). Scholen zouden deinspectie vooral ervaren als dein- stantie van‘hettoezicht’ en minder van de samenwerking. Ook wordt gesteld dat deinspectie de neiging heeft zelf bepaalde zaken uitte denken en pasin eenlater stadium een gesprek aan te gaan; dit wordt niet als een schoolvoorbeeld van samenwerking gezien.

Er worden overigens ook vraagtekens gezet bij de haalbaarheid ervan, want een organisatie als deinspectie heeft eentoezichthoudendetaak en die verhoudt zich niet goedtot samenwerking.

(18)

“Vanuit rolvastheid prima. Maar eeninspectie die continu vriendelijk en samenwerkingsbereid is, dan moetjeje afvragen of het geloofwaardigis. Als het nergenstot wrijvingleidt, kan het bijna niet waar zijn.”

Er wordt aangegeven dat er wel mogelijkheden zijn om de samenwerking meer vormte geven.

“Samen optrekkenis niet aan de orde, maar meewerken aan een gezamenlijke band wel. Nu aan het kijken of we de staat van de schoolleider kunnen vormgeven. Datis samenwerken, om- datje met elkaar kijkt hoeje zo’n onderzoek gaat doen. Voor de gemiddelde school komt dein- spectieinspecteren:is dat samenwerken?”

Ten aanzien van samenwerking wordt niet expliciet een verbetering gemeld.

Slagvaardig

Slagvaardig handelenis eveneens een waarde die niet direct aan deinspectie wordt gekoppeld. De overige belangenorganisaties hebben niet zozeer een beeld wat ze daaronder moeten ver- staan en ook niet of deinspectie daar mee bezigis. Een gesprekspartner maakt onderscheid tussen verschillende activiteiten van deinspectie: bij een opdrachttot onderzoek handelt dein- spectiein zijn ogen slagvaardig, maarindien deinspectie verkenningen doet op voor hen nog onbekendterrein gaat het minder op. Verder zetten enkele gesprekspartners hun vraagtekens bij de slagvaardigheid: de recente situatie bij het ROC Leiden wordt aangehaald als slecht voor- beeld hiervan.

“Kijk maar naar ROC Leiden. Dan krijgt deinspectie een draai om de oren.”

Een gesprekspartner vindt dat het zorgvuldig handelen van deinspectie een zekere mate van slagvaardigheidin de weg staat; deze zijnlastig verenigbaar. Er wordt verder commentaar ge- geven op de onderlinge contacten die slagvaardiger zouden kunnen zijn. De organisatie wordt dooriemand als‘archaïsch’ getypeerd: besluitvorming gaat over veel schijven.

“Onderlinge contactentussen medewerkers van ons en die van hen kunnen eentikkie slagvaar- diger. Er wordt daarintern erg veel gewikt en gewogen.”

Ook op slagvaardigheid worden geen wezenlijke veranderingen genoteerd. Diverse gespreks- partners menen dat deinspectie op dit punt ruimte voor verbetering heeft.

5.3 Wensen ten aanzien van kernwaarden

Waar zou deinspectie zich meer op kunnen richten? Er wordt door verschillende gesprekspart- ners aangegeven dat deinspectieintransparantie nog behoorlijk watte winnen heeft. Men doelt dan vooral op het verschaffen van meerinzichtin de manier waarop oordelentot stand ko- men.

“Meer communiceren over waar ze allemaal mee bezig zijn. Welke processen, het achterlig-

(19)

Sommigen vinden dat deinspectie sowieso meer aandacht mag schenken aan de communica- tie. Deleiding van deinspectie geeft het goede voorbeeld, maar het wordt wel als aandachts- punt gezien voor de organisatie.

Verder heeft deinspectie nogterreinte winnen bij de samenwerking, professionaliteit, slagvaar- digheid en onafhankelijkheid. Bij samenwerken wordt gesteld dat deinspectie hiervan meer ge- tuigt,indien er respectvol wordt omgegaan met het onderwijsveld. Niet alleen defocus op wat erfout gaat, maar ook benoemen wat er allemaal goed gaat. Ten aanzien van de professionali- teit komt naar voren dat de verschillentusseninspecteurs verminderd zouden mogen worden.

Enkele gesprekspartners vinden het een gemis dat deintrinsieke motivatiein de zin van‘hart voor het onderwijs’ niet als kernwaardeis benoemd door deinspectie,terwijl dit volgens hen wel nadrukkelijk opgaat voor deinspectie.

(20)

6 A tt itude ten aanz ien van het funct ioneren van de inspect ie

Erisin dit onderzoek aandacht besteed aan hetfunctioneren van deinspectie. Wat vindt men de grootste kracht van deinspectie, op welke vlakkenis verbetering mogelijk, waar moeten ze zich meer dantot nogtoe mee bezighouden en wat moet deinspectie voorallaten?

6.1 Attitude ten aanzien het huidige toezicht

Hoe kijkt men naar het huidigetoezicht? De kracht van deinspectieis vooral gelegenin de vol- gende zaken (die grotendeels al aan bod zijn gekomen):

inhoudelijk

 veel kennis over onderwijs, goed overall beeld van de kwaliteit van het onderwijs

 grote betrokkenheid bij kwaliteit van het onderwijs

 kijkt op alle niveaus: van het bestuurtot en met de klas

 werkt vanuit een systematisch kader;islang doorontwikkeld

 belangrijke bron vaninformatie over onderwijs

 staat buiten de cultuur en realiteit van de school: heeft effect van‘vreemde ogen dwingen’

 opleidingsprogramma’s voorinspecteurs; professionaliseringsslag

communicatief

 staat open voor dialoog met het veld: pilots, consultaties

 goed onderling contact; open en constructieve houding

 zoekt draagvlak voor nieuwetoezichtkader

“Ze zijn ontvankelijk voorideeën uit het veld.”

“Ze komen op zo veel scholen dat ze welin staat zijn om een beeld van de kwaliteit van het on- derwijste schetsen.”

“Ze hebben een belangrijke rolin het waarborgen van een minimumkwaliteit.”

Hetis wel zo dat vooral de koepelorganisaties en vakbonden zich specifiek uitlaten over het contact met deinspectie. Overige belangenorganisaties staaniets meer op afstand. Een enkele belangenorganisatie steltte weinig zichtte hebben op de manier van werken van deinspectie om daar uitspraken overte kunnen doen.

Hettoezicht van deinspectielevert ook kritische kanttekeningen op. Wat gaat er niet zo goedin de ogen van de gesprekspartners?

 financieeltoezicht:inspectie reageerttelaat op signalen over slechtefinanciële situatie be- sturen

(21)

 het kwantitatieve karakter; delijstjes

 te weinig mankracht bijinspectie: gaatten koste van de kwaliteit van het werk

 taalgebruik vaninspectieis somste ontoegankelijk voor het veld

 onvoldoende openheid overtotstandkoming oordeel

 weinig koersvast: doorinvloed van de politiek

 inspectie slaagt onvoldoendein bijstelling van beeldin het veld‘mag niet van deinspectie’

“Voor mensenin hetland zoals een schooldirecteuris het moeilijkte volgen hoe zoiets (oor- deel)tot stand komt.”

“Het verslag met bolletjesis soms een koude douche na het gesprek.”

“Ze moetenin hun communicatie kijken of ze dejuistetaal gebruiken, kantoegankelijker voor leraren en schoolleiders.”

6.2 Do’s en don’tsin het toekomstige toezicht Wensen ten aanzien vaninspectie

In het praten over het gewenstefunctioneren van deinspectie blijkt dat sommige gesprekspart- ners heel dicht bij het vuur zitten, omdat ze betrokken zijn bij discussies over het huidige entoe- komstigetoezicht. Dat heeftinvloed op hun zienswijzen; ze betrekken hettoekomstigetoezicht- kader van deinspectie al bijnain de huidige werkwijze, doordat zete maken hebben met pilots en allerlei samenwerkingen/bijeenkomsten op dit gebied.In die zinformuleert een van hen het treffend als “we zitten nu nogtussentwee werelden”. Partijen die wat verder af staan van dein- spectieformuleren het nog meerintermen vantoekomstigtoezicht.

Welke accenten moet deinspectieleggenin hettoezicht? Deels komen wensen voort uit eerder geconstateerdetekortkomingen, deels worden dezeingegeven door wensenten aanzien van toekomstigtoezicht, deels spelen belangen van de eigen achterban een rol.

Zo wordtinieder geval gevraagd om:

 een meer slagvaardige houding op hetterrein vanfinancieeltoezicht

 transparantie bieden en open zijn over de wijze waarop hettoezicht plaats gaat vinden

 meer aandacht voor een kwalitatieve benadering naast/i.p.v. de kwantitatieve benadering

 aandacht voor de professionalisering vaninspecteurs

 aandacht voor de positie van het beroepsonderwijs en hoger onderwijsin hettoezicht

“Onderwijskundigtoezicht. Niet alleen cijfers, daar hebje deinspectie niet voor nodig, datiste automatiseren. Wel bijvoorbeeld hetiPadonderwijs, management van de school, voorbereiding van scholen op de rekentoets.”

“Bijeenkomsten waarin deinspectie het nieuwe kader uitlegt. De regio’s doen dat al.”

Een belangrijk gesprekspunt betreft het nieuwetoezichtkader, waarin het waarborgen en stimu- leren centraal staat. Een aantal gesprekspartnersis positief over deze ontwikkeling en een aan- tal stelt er kritische vragen over. Want hetislang niet vooriedereen duidelijk hoe het nieuwe

(22)

toezicht vorm gaat krijgen. Het nieuwetoezichtkader hangt hen wel boven het hoofd maar zon- der dat al volledig duidelijkis hoe het gaat uitpakken, maakt dit sommigen enigszins onrustig. Bovendien vinden sommigen dat de rol vantoezichthouder en kritische vriend zich moeilijklaat combineren. Erlijkt bij een aantal zeker behoeftete zijn aan eeninspectie als kritische vriend voor scholen, omdat er veel kennisis bij deinspectie over het onderwijs en men verwacht dat scholen daarvan kunnen profiteren. Maar dit roept ook de vraag op of het advies dan een vrij- blijvend adviesis of dat je erop kunt worden afgerekend alsje het niet opvolgt? Anderen vinden dat deinspectie een keuze moet maken en zich vooral moettoeleggen op de rol vantoezicht- houder.

Hetlijkt ook dat het nog nietis uitgekristalliseerd hoe het eruit gaat zien. Noemt de een dat het nieuwe waarderingskader helderheid schept door de scheidingtussen wettelijke en adviserende eisen, een ander heeft het over de onverenigbaarheid van de combinatiein rollen. En er zijn vragen over de uitwerking. Bijvoorbeeldten aanzien van de omgang met‘passendheid school- populatie’,‘actief burgerschap’,‘differentiatiein het toezicht’,‘de handhaving’.

Een enkeling pleit voor meerintegraaltoezicht, waarin de kwaliteit van het onderwijs en hetfi- nanciëletoezicht meer op elkaar worden betrokken (onder verwijzing naar het rapport van de commissie Meurs). Een gesprekspartner stelt de mogelijkheid voor van een opsplitsingin het toezichttussen bijvoorbeeldinspecteurs voor waarborging eninspecteurs voor ondersteuning en advies. Een ander oppert de mogelijkheid van centraaltoezicht (op naleving wetten en regel- geving) enlokaaltoezicht waarin gestalte wordt gegeven aan de meedenk- en adviesfunctie. Lokaleinspecteurs zouden dan door hun kennis over delokale omstandigheden van scholen beterinvulling kunnen geven aan de adviesrol.

Er worden positieve ontwikkelingen naar voren gebracht, waarvan men vindt dat deinspectie deze zeker moet doorzetten:

 vermindering van het aantalindicatoren

 meer ruimte voor eigen ambities van scholen

 doorgaan met de pilots.

En er worden nog wensen geuitten aanzien van heel specifieke zaken zoals bijvoorbeeld cen- trale examineringinlerarenopleidingen met een rol voor deinspectieen het omarmen van nieuweinitiatievenin het onderwijs.

Afwijzing van taken

Eris eveneens nagegaan waar deinspectie zich verre van moet houden en vooral niet moet doen. Niet verrassend wordt door enkele gesprekspartners de combinatie van‘toezicht en kriti- sche vriend’ afgewezen oftenminste kritisch benaderd vanwege de veronderstelde botsingtus- sen een controlerendetaak en adviserendetaak.

Verder blijkt dat de differentiatiein oordelen van deinspectietussen scholen door eentoeken- ning van predicaten‘goed’ of‘excellent’ door een aantal betrokkenen wordt afgewezen.De kri- tiek richt zich zowel op het onderscheid zelf als op de manier waarop deze differentiatie vorm

(23)

krijgt (zelfaanmelding van scholen,‘prijsvraag’). Hierin vindt men dat de druk van de politiekte veelterugte zienis en dat het zich niet goed verenigt met detaakstelling van deinspectie.

“De Keuringsdienst van Waarde gaat ook geen Michelinsterren uitdelen en daar komt het hierbij wel op neer.”

Er wordt gevraagd om een vermindering van het aantal protocollen en stappenplannen; dat heeftin de ogen van een gesprekspartner z’n grens bereikt.

(24)

7 Commun icat ie

7.1 Tevredenheid huidige communicatie

Over het algemeen zijn de gesprekspartnerstevreden over de wijze waarop deinspectie met hen communiceert. Dit geldt zowel voor organisaties die vaak contact hebben met deinspectie (koepelorganisaties, vakbonden en enkele overige belangenorganisaties) als de overige organi- saties die mindertot weinig contact hebben met deinspectie. Beide groepen zijn van mening dat deinspectie zichtoegankelijk opstelt. Men weet deinspectiete vinden als men haar nodig heeft. Ze waarderen het dat deinspectieluistert naar de betrokken partijenin het onderwijsveld. Ze zijn van mening dat er delaatstejaren sprakeis van een grotere sensitiviteit voor de omge- ving, hetgeen zich vertaaltin een betere en meer pro-actievere communicatie met de betrokke- nenin het onderwijsveld.

“De communicatieis heel goed. De welwillendheid straalt er van alle kanten vanaf. Hetis geen snelle organisatie, maar ze stellen zich naar ons coöperatief op.”

“Over het algemeenis de communicatie goed. Ook al verschillen we van mening, het blijft altijd goed mogelijk.”

“Deinspectielijkt zich meer rekenschapte geven van deinformatiestroom die ze zelf benut bij haar besluitvorming en conclusies en ook bij de communicatie over die besluitvorming en die impact die dat heeft bij de omgeving. Dat betekentin de praktijk dat ze beterluisteren.”

Organisaties die weinig contact hebben met deinspectie hebben vaak ook niet de behoefte hieraan. Er wordt welindirect met hen gecommuniceerd via koepelorganisaties en/of schoolbe- sturen, zodat ze wel op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen. Een enkele belangenorgani- satie zegt deindirecte communicatie niet prettigte vinden en vindt het wenselijk als meer direct met hen wordt gecommuniceerd door deinspectie.

7.2 Wensen voor verandering toekomstige communicatie

Gedurende de gesprekken blijkt dat er op hetterrein van communicatie vooral suggesties wor- den gedaan om de rol van deinspectie richting het veldte blijventoelichten eninzichtte bieden in de manier waarop oordelentot stand komen. Verderis een van de kritiekpunten dat de com- municatiein sommige gevallentelaat komt volgens enkele gesprekspartners. Zij pleiten ervoor dat ze eerder worden geïnformeerd over bepaalde onderzoeken of onderwerpen, zodat ze bij- voorbeeld beter zijn voorbereid op vragen van de pers en/ofleden van hun organisatie. Waar de gesprekspartners weinig commentaar hebben op de wijze waarop deinspectie met hen communiceert, vinden enkelen dat de communicatie met het onderwijsveld (leraren, ouders

(25)

enleerlingen) kan worden verbeterd. Zij zien wel dat er sprakeis van een verbeteringten op- zichte van communicatiein het verleden, maar ze zijn van mening dat deinspectie moet probe- ren omin meer begrijpelijketaalte communiceren over wat ze doet. Hettaalgebruik wordt als formeel bestempeld, waardoor het niet vooriedereeniste begrijpen. Volgens hen moet meer aandacht worden besteed aan hettoegankelijk maken vaninformatie voorleraren, ouders en leerlingen. Een enkeling noemt hierbij dat deinspectie meerinfographics moet gebruiken, zodat in een oogopslag duidelijk wordt wat de belangrijkste boodschapis.

“De communicatie van eentoezichtkaderis voor mensen buiten het onderwijs een moeilijkte begrijpen rapportje. Voor een gemiddelde ouder met een kind op een bepaalde schoolis het moeilijkte snappen. Er kan beter worden gecommuniceerd.”

“De communicatie richting het onderwijsveld zelf, daar zouden ze meer werk van kunnen ma- ken. Ze zijn daar delaatstejaren wel mee bezig om aan scholen en onderwijspersoneel beterte laten zien waar deinspectie mee bezigis”.

Welke onderwerpen moet deinspectie over het voetlicht brengen? Menis van mening dat uitleg over de rol en werkwijze van deinspectie moet worden gecontinueerd. Sommigen benoemen hierbij dat meertoelichting moet worden gegeven aan het veranderdetoezicht van deInspectie van het Onderwijs datis gebaseerd op de pijlers waarborgen en stimuleren. Enkele personen noemen specifieke onderwerpen waaraan volgens hen aandacht moet worden besteed, waar- onder:

 financiële huishouding van scholen

 peilingsonderzoeken

 een escalatieladder die duidelijk maakt bij welk signaal deinspectiein actie komt.

Menistevreden over de kanalen die deinspectie gebruikt omte communiceren. Meerdere or- ganisaties zien deinspectie vooraltijdens (vaste) overlegmomenten, maar ook opinformele momenten (tijdenslezingen of discussiebijeenkomsten) wordt met deinspectie gecommuni- ceerd. Deze persoonlijke manier van communiceren wordt over het algemeen als prettig erva- ren. Omte communiceren met het algemeen publiek wordt ook gebruik gemaakt van social me- dia. Hierover zijn de meningen verdeeld. Enkele gesprekspartners wijzen op het oppervlakkige karakter van social media, hetgeen volgens hen niet past bij de verantwoordelijke rol die dein- spectie bekleedt. Anderen vindenjuist dat dit wel past bij de huidigetijdgeest, maar waarschu- wen er voor dat de professionaliteit moet worden gewaarborgd. De personen die bekend zijn met detwitteraccounts van de hoofdinspecteurs zijn hierover vooral positief. Zij vinden onder meer dat dit deinspectie menselijk maakt.

“Het gebruik van moderne media kan succesvol zijn, maar deinspectie heeft een zware en ver- antwoordelijketaak. Dat mag nooit oppervlakkig worden. Datis het gevaar van moderne me- dia.”

“Social media. Verstandig dat de hoofdinspecteur dat doet. Je moet wel goed nadenken. Meng privé en zakelijk, maar verlies nooit de professionaliteit.”

“Social media? Voor mij niet. Dan krijgje van die oneliners. Wat moetje daar nou mee?”

(26)

8 Samenvatt ing en conc lus ies

In het voorgaande zijn de bevindingenin detailterugtelezen, navolgend maken we de balans op van de 15interviews met sleutelpersonen en opiniemakersin het onderwijsveld die we op verzoek van deInspectie van het Onderwijs hebben gevoerdin de periode van december 2015 tot en met de eerste weekjanuari 2016. Besprokenis hoedeze relaties aankijkentegen deIn- spectie van het Onderwijs en wat ze van deinspectie verwachten.De grote bereidheid bij de aangeschreven organisaties om hun medewerkingte verlenen aan dit onderzoek geeft eenindi- catie dat de betrokkenheid van de relaties bij het onderwerp van dit onderzoek hoogis.

Tevredenheid over de relatie met deinspectie

 Over het algemeen zijn de geïnterviewdentevreden over de relatie die ze hebben met de inspectie. Zowel de organisaties die vaak contact hebben met deinspectie alsde organisa- ties die minder of weinigin aanraking komen met deinspectie, bestempelen het contact dat ze hebben als constructief; enkele uitzonderingen daargelaten. Ze zijn van mening dat de inspectie zichtoegankelijk opstelt. Men weet deinspectiete vinden als men haar nodig heeft. Meerdere gesprekspartners vinden dat deinspectie delaatstejaren meer contact zoekt en openstaat voor geluiden vanuit het veldin vergelijking met enigetijd geleden.

Imago vaninspectie hangt samen metinvalshoek

 Hetimago van deinspectieis nietin een paar woorden samente vatten, mede omdat de geïnterviewden niet op éénlijn zittenin hunideeën hierover. De meeste associaties met de inspectie zijn positief of ambivalent (positief met oog voor negatieve aspecten)te noemen, terwijl enkele gesprekspartnersin hun eerste reactie vooral kritisch gestemd zijn. Hetlijkt er op dat een meer negatief gekleurd beeld wordt bijgesteldin positieve zin naarmate men meerin contact staat met deinspectie.

 Bij een onderbouwing van hetimago halen meerdere geïnterviewden de ogenschijnlijkte- genstrijdige rol van deinspectie aan: de controleur versus de kritische vriend. Voor de een is de rol van kritische vriend een positief gegeven, een ander stelt daar vraagtekens bij om- dat er een spanningsveld ontstaattussen wettelijke bevoegdheden en de grenzen hierin. Verderis vrijweliedereen van mening dat deinspectie deskundigis en dat deze er veel aan is gelegen om de kwaliteit van het onderwijste bevorderen.

 Volgens de gesprekspartnersis er een behoorlijk verschiltussen het beeld dat zij hebben van deinspectie en een meer negatief beeld dat bij hun achterbanleeft over deinspectie. Dit negatieve beeld wordt onder meer veroorzaakt door de administratievelast die scholen ervaren van de afvinklijstjes en de angst voor de gevolgen die een bezoek van deinspectie kan hebben. Hetis niet altijd duidelijk wat wel of niet wordt verwacht. Tegelijkertijd wordt naar voren gebracht dat schoolbesturen en/ofleiders soms de neiging hebben deinspectie onterecht als‘boeman’ verantwoordelijkte houden voor bepaalde vereisten.

 Hetimago en de positie van deinspectie hebben volgens de meeste geïnterviewdeneen

(27)

kant wordt dit verklaard door de andere accenten die momenteelin hettoezicht worden ge- legd. Onder meer de stimulerende en constructieve opstelling van deinspectie wordt ge- waardeerd. Aan de andere kant wordt gesignaleerd dat deinspectie veel meer naar buiten treedt dan voorheenen dat er nadrukkelijk uitwisseling wordt gezocht met het onderwijs- veld. Anderen stellen dat hetimago van deinspectie niet sneliste veranderen, mede om- dat het bij eeninspectiebezoek eensin de vierjaar eentijd duurt voordat veranderingen doorsijpelen bijindividuele scholen.

De kernwaarden van deinspectie worden niet herkend

 De vijf kernwaarden die deinspectie zelf centraal stelt, komen vaak gedeeltelijk overeen met deindruk van de gesprekspartners. Over het algemeen vindt men de waarde‘professi- oneel’ wel passen bij deinspectie, hoewel enkelen van mening zijn dat de waargenomen verschillentusseninspecteurs afbreuk doen aan de professionaliteit van de organisatie. Bij de overige vier kernwaarden worden vraagtekens gezet. Deinspectie heeft op deze waar- den nogterreinte winnen volgens hen.

 Bij de waarde‘onafhankelijk’ wordt onder meer gesteld dat dit moeilijkiste combineren met hetfeit dat de kadersin het beleid wordeningegeven door de overheid. Daarnaast heeft men niet zozeer een beeld van wat men onder de waarde‘slagvaardig’ moet verstaan of men vindt het niet passen bij het (recente voorbeelden van het) handelen van deinspectie. Verder vindt men dat op de waarde‘transparant’ nog de nodige verbetering mogelijkis, hoewel een groot deel van meningis dat deinspectie op dit gebied wel stappenin de goede richting heeft gezet.Bij de waarde‘samenwerkend’ worden door de meeste gesprekspart- ners vraagtekens geplaatst. Wat bedoelt deinspectie precies met samenwerking, hoe wil deinspectie hier vorm aan geven en met wie of wat precies?

Positief over het functioneren van deinspectie, maar er zijn wel verbeterpunten

 De kracht van deinspectieligt volgens de geïnterviewden vooralin de deskundige c.q. pro- fessionele rol die deze bekleedt, waarbijdeze hart heeft voor de kwaliteit van het onderwijs. Verder wordt door enkele gesprekspartners waardering geuit voor de open en constructieve houding van deinspectieten opzichte van het onderwijsveld. Er wordt gezocht naar draag- vlak voor eigenideeën,terwijl ze zich ooklaat consulteren door het onderwijsveld.

 Anderen geven aan dat deinspectie nog meer open dientte zijn over de wijze waarop het toezicht plaats vindt.In deze context wordt ook het nieuwetoezichtkader genoemd, waarin het waarborgen en stimuleren centraal staat. Een aantal gesprekspartnersis positief over deze ontwikkeling en een aantal stelt er kritische vragen over. Hetislang niet vooriedereen duidelijk hoe het nieuwetoezicht vorm gaat krijgen. Bovendien vinden sommigen dat de rol vantoezichthouder en kritische vriend zich moeilijklaat combineren.

Verder wordt door verschillende gesprekspartners geadviseerd: om een meer slagvaardige houding op hetterrein vanfinancieeltoezicht aante nemen, meer aandachtte besteden aan een kwalitatieve benadering naast/in plaats van een kwantitatieve benadering, verschil- lentusseninspecteurs en regio’ste verkleinen en meer aandachtte hebben voor de positie van het beroepsonderwijs en hoger onderwijsin hettoezicht.

(28)

Communicatie met gesprekspartnersis goed, maar met onderwijsveld minder

 Over het algemeen zijn de gesprekspartnerstevreden over de wijze waarop deinspectie met hen communiceert. Menis van mening dat deinspectie zich naar hentoegankelijk op- stelt. Enkele gesprekspartners zijn van mening dat deinspectie hen bij sommige onder- zoeken eerder kaninformeren. Verder wordt benoemd dat meertoelichting moet worden gegeven over het veranderdetoezicht van deInspectie van het Onderwijs en de wijze waarop oordelentot stand komen.

 De communicatie met het onderwijsveld (leraren, ouders enleerlingen) kan volgens enkele geïnterviewden worden verbeterd. Volgens hen moet deinspectie meer aandacht besteden aan hettoegankelijk maken vaninformatie voorleraren, ouders enleerlingen.

 Over het algemeenis mentevreden over de kanalen die deinspectie gebruikt omte com- municeren. De meningen zijn verdeeld over het gebruik van social media. Enkelen wijzen op het oppervlakkige karakter van social media, hetgeen volgens hen niet past bij de ver- antwoordelijke rol die deinspectie bekleedt. Anderen vinden dat dit wel past bij de huidige tijdgeest, maar waarschuwen er voor dat de professionaliteit moet worden gewaarborgd.

(29)

B i j lage 1 U itnod ig ingsbr ief

(30)
(31)
(32)

B i j lage 2 Gesprekspunten l i jst

(33)

CHECKL IST

Opdrach tgever: Inspect ie van het onderw i js Methode : te le fon ische in terv iews Interv iewduur: 4 0 m inuten

1 . Introduc t ie en kenn ismak ing (6 m in .) In troduc t ie

 U i t leg in te rv iews i tua t ie : bandopnamen , garan t ie op anon im i te i t .

 Thema : bee ld van de Inspec t ie van he t onderw i js , verwach t ingen, gewens te commun ica t ie

Kenn ismak ing

 Kun t u kor t ie ts over uze l f ver te l len ( func t ie , aan ta l jaren werkzaam)?

 Kun t u kor t ie ts over de o rgan isa t ie ver te l len ( hoo fdac t iv i te i t)?

 Op we lke man ier hee f t u momen tee l me t de inspec t ie te maken ( frequen t ie , in tens iv i te i t)

 Hoe vaak hee f t u ze l f /hee f t u we l eens con tac t me t ( iemand van) de inspec t ie (frequen t ie , w ie , n iveau , waarvoor)?

 Hoe ver loop t da t con tac t?

2 . Imago en pos it ie inspect ie (7 m inuten )

 A ls u denk t aan de Inspec t ie van he t onderw i js , wa t kom t er dan a ls eers te b i j u op?

 Wa t is verder spec i f iek uw bee ld van de inspec t ie? Hoe is da t bee ld on ts taan

 Ind ien van toepass ing : Was d i t bee ld ande rs voorda t u pe rsoon l i jk con tac t had me t de inspec t ie?

 Wa t be teken t de inspec t ie voor u /uw organ isa t ie?

 Hoe s taa t de inspec t ie vo lgens u bekend in he t (onderw i js)ve ld?

 Hoe zou u uw re la t ie me t de inspec t ie typeren?

 Is he t imago en de pos i t ie van de inspec t ie de a fge lopen jaren veranderd?

Pos i t ie f dan we l nega t ie f? Ind ien ja : is d i t imago a l leen b i j u gew i jz igd o f ook breder b innen uw organ isa t ie /he t ve ld da t u ver tegenwoord igt .

3 . Oordee l over en verwacht ingen ten aanz ien van I nspec t ie (10 m inuten)

 A ls u de man ier waarop de inspec t ie he t onde rw i js toez ich t momen tee l doe t, moe t beoorde len : hoe doe t z i j he t dan? Waa r basee r t u uw oordee l op?

 Wa t is voor u de groo ts te krach t van de Inspec t ie?

 En wa t gaa t e r vo lgens u n ie t zo goed?

(34)

 Wa t zou de Inspec t ie vo lgens u voora l moe ten doen?

 Wa t moe t ze voora l n ie t doen?

4 . Nader bee ld van de Inspect ie (8 m inuten )

 Hoe typeer t u de inspec t ie , we lke ke rnwaarden z i jn voor u van toepass ing op de inspec t ie?

 De inspec t ie s tree f t ernaar een organ isa t ie te z i jn d ie a ls vo lg t werk t :

ona fhanke l i jk , transpa ran t , samenwerkend , pro fess ionee l en s lagvaard ig . In hoeverre komen deze e igenschappen overeen me t uw indruk?

 Op we lke kernwaarden hee f t de inspec t ie z ich vo lgens u de a fge lopen ja ren verbe terd?

 Op we lke kernwaarden d ien t de inspec t ie z ich s te rker te r ich ten?

5 . De commun icat ie nu en in de toekoms t (7 m inuten)

 H oe commun iceer t de inspec t ie me t u /uw organ isa t ie : wa t v ind t u daarvan?

( frequen t ie , m idde len , toon)

 W a t raad t u de inspec t ie aan me t be trekk ing to t de commun ica t ie? Wa t moe ten we l /n ie t doen?

 Wa t moe ten ze over he t voe t l ich t brengen (onderwerpen)? Waarmee moe ten ze reken ing houden?

 Op we lke man ier kan de inspec t ie he t bes te me t u /uw organ isa t ie commun iceren (vorm , kana len)?

6 . Tot s lot (2 m in .)

 Z i jn er nog d ingen n ie t aan de o rde gewees t , maar d ie u we l be langr i jk v ind t om te noemen?

 Vragen naar toes temm ing voor he t me t naam noemen in gesprekspa r tne rs l i js t .

(35)

B i j lage 3 Overz icht gesprekspartners

(36)

Organisatie Geïnterviewde(n)

1. PO-Raad Mevr. R.den Besten 2. VO-Raad Dhr. H. van Asseldonk 3. Vereniging Hogescholen Dhr. R.Smits

4. MBO Raad Dhr. P. Oomens en Dhr. G. Wammes 5. Algemene Onderwijsbond (AOb) Dhr. R.Sikkes

6. Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) Mevr. P. van Haren 7. CNV Onderwijs Mevr. M. Lieskamp

8. Verus Dhr. W.Kuiper

9. Beroepsvereniging docenten mbo (BVMBO) Dhr. M. Held 10. Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW) Dhr. S. Garst 11. Oudervereniging Balans Mevr. T. Bron 12. Vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON) Dhr. A.Verbrugge

13. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Dhr. F. Dingelstad en Dhr. A. Breuer 14. Onderwijsjournalist/blogger Dhr. R. Buitelaar

15. Columnist/schrijver Dhr. R. Kneyber

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De inspect ie werkt na t ionaa l en in terna t ionaa l samen met andere toez ich thouders... Voor scho len en bestu ren is het Loket Onderw i js inspect ie het eerste

We use the fact that the chain 共1兲 is Darboux integrable if and only if its characteristic Lie algebras L x and L n both are of finite dimension to obtain the complete list of

C’est ainsi que dans beaucoup de pays d’Afrique, les albinos sont la proie de crimes rituels et de mutilations et, dans ce contexte, le Congo est presque une exception. Ces

SIJTHOFF'S UITGEVERS·MAATSCHAPPIJ te

De eigenaar van Hotel Wolthuis draagt haar een warm hart toe – wat eigenlijk betekent dat hij medelijden met haar heeft, maar op deze manier klinkt het leuker – en daarom krijgt

In vervolg hierop heeft de commissie op 31 augustus 2007 van het College voor zorgverzekeringen bericht ontvangen dat hetgeen in de hoorzitting naar voren is gebracht

Tijdens dit sportfestijn worden de kampi- oenen van het jaar 2019 bekendgemaakt en ontvangen deze winnaars een uniek beeld- je dat speciaal voor de Velsense sportkam- pioenen is

Vervolg-