Nationale rekeningen
Instituut voor de nationale rekeningen
Kwartaalsectorrekeningen 2017-I
Inhoud van de publicatie
De niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren worden opgesteld volgens de definities van het Europees Systeem van Rekeningen (ESR 2010). Ze zijn in overeenstemming met hun jaarlijkse equivalent dat elk jaar eind oktober wordt gepubliceerd.
De elektronische versie van de kwartaalrekeningen van de sectoren is beschikbaar in de database van NBB.Stat. In deze database zijn de reeksen beschikbaar vanaf het eerste kwartaal van 1999.
De statistieken met betrekking tot de niet-financiële kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren beklemtonen vier sleutelindicatoren (spaarquote en investeringsquote van de gezinnen, aandeel van de winst in de toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen en investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen), alsook van hun determinanten. Ze omvatten tevens de overzichtstabel van de transacties van de overheid, evenals de niet-financiële saldo’s van de sectoren (gezinnen, vennootschappen, overheid) en van de Belgische economie in haar geheel.
Deze publicatie bestaat uit twee delen: het eerste deel geeft een beknopte commentaar bij de resultaten, toegespitst op de sleutelindicatoren; het tweede deel bevat de gedetailleerde tabellen. De eerste sectie van de gedetailleerde tabellen is gewijd aan de rekeningen van de gezinnen, de tweede aan de rekeningen van de niet-financiële vennootschappen, de derde aan de rekeningen van de overheid, en de laatste aan de saldo’s van de sectoren.
Een toelichting is toegevoegd aan het einde van de publicatie.
Deze editie van de rekeningen slaat op het eerste kwartaal van 2017 en werd afgesloten op 23 juni 2017.
Zij integreert de recentste cijfers van de overheidsrekeningen die op 21 april 2017 werden gepubliceerd. Om de algemene samenhang te vrijwaren, werden de rekeningen van de andere sectoren aangepast waar zij de tegenhanger vormen van de verschillende transacties van de overheid. Vandaar dat de rekeningen in deze editie kunnen afwijken van de jaarlijkse sectorrekeningen die in oktober 2016 werden uitgebracht.
© Instituut voor de nationale rekeningen Nationale Bank van België, Brussel Alle rechten voorbehouden.
De volledige of gedeeltelijke verveelvoudiging van deze brochure voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan mits bronvermelding.
ISSN 2033-530X(online)
3
Inhoudstafel
Commentaar
5Tabellen
1. Niet-financiële rekeningen van de huishoudens, voornaamste
indicatoren, ramingen tegen lopende prijzen
131.1 Brutogegevens - Absolute cijfers 13
1.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -
Absolute cijfers 13
1.3 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -
Veranderingspercentages 14
2. Niet-financiële rekeningen van de niet-financiële vennootschappen, voornaamste indicatoren, ramingen tegen lopende prijzen
152.1 Brutogegevens - Absolute cijfers 15
2.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -
Absolute cijfers 15
2.3 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -
Veranderingspercentages 15
3. Niet-financiële rekeningen van de gezamenlijke overheid,
voornaamste indicatoren, ramingen tegen lopende prijzen
16 3.1 Overzichtstabel van de ontvangsten, uitgaven en vorderingenoverschotof -tekort van de gezamenlijke overheid - Absolute cijfers 16 3.2 Ontvangsten en uitgaven: bijdrage van de componenten tot
de totale evolutie t.o.v. het voorgaande jaar 17
3.3 Ontvangsten en uitgaven van de gezamenlijke overheid - Absolute cijfers 18 3.4 Ontvangsten en uitgaven van de gezamenlijke overheid - Veranderings-
percentages 18
4
4. Niet-financieel financieringssaldo van de huishoudens, van de vennoot- schappen en van de overheid, ramingen tegen lopende prijzen
19 4.1 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -Absolute cijfers 19
4.2 Voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens -
Procenten bbp 19
Toelichting
21Publicaties van het INR - Contactpersonen
25Algemene opmerkingen
29Conventionele tekens
31Lijst van afkortingen
335
Commentaar
Deze editie van de kwartaalrekeningen van de sectoren heeft betrekking op het eerste kwartaal van 2017. Die rekeningen worden opgesteld tegen lopende prijzen en conform het ESR 2010.
De beschouwde ratio’s vertonen sterke schommelingen van kwartaal tot kwartaal. De bruto-spaarquote wordt doorgaans beïnvloed door seizoengebonden elementen, zoals de inning van het vakantiegeld en van de dividenden (tweede kwartaal) of de eindejaarspremie (vierde kwartaal), alsook door seizoenbewegingen in de consumptieve bestedingen van de huishoudens. Teneinde de meer fundamentele ontwikkelingen af te leiden, worden alle reeksen weergegeven na correctie voor seizoen- en kalenderinvloeden.
Afname van de spaarquote van de huishoudens
De bruto-spaarquote van de huishoudens (met inbegrip van de IZW’s ten behoeve van huishoudens) wordt gedefinieerd als de bruto-besparingen gedeeld door het bruto beschikbaar inkomen1. Dit inkomen wordt aangepast aan de wijzigingen in de rechten van de huishoudens op de pensioenfondsen. De bruto-besparingen zijn het gedeelte van het bruto beschikbaar inkomen dat niet wordt uitgegeven in de vorm van consumptieve bestedingen.
Zo stijgt de spaarquote wanneer het bruto beschikbaar inkomen sneller groeit dan de consumptieve bestedingen.
In het eerste kwartaal van 2017 nam het beschikbaar inkomen van de huishoudens met 1,1 % toe, terwijl de finale consumptie met 1,5 % opliep. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal liep de brutospaarquote dan ook terug tot 10,9 % van het beschikbaar inkomen.
De stijging van het beschikbaar inkomen van de huishoudens is toe te schrijven aan een positieve bijdrage van nagenoeg alle componenten ervan (beloning van de werknemers, inkomens van de zelfstandigen, huurinkomsten, netto sociale uitkeringen, inkomens uit vermogen en andere netto lopende overdrachten). Het verloop van de lopende belastingen oefende echter een negatieve invloed uit op de groei van het beschikbaar inkomen.
Daling van de investeringsquote van de huishoudens
De bruto-investeringen in vaste activa omvatten de uitgaven van de huishoudens voor de bouw en renovatie van woningen, alsook de investeringen van zelfstandigen en IZW’s ten behoeve van de huishoudens. De
investeringsquote meet het aandeel van het bruto beschikbaar inkomen dat de huishoudens aan dat soort uitgaven besteden.
In het eerste kwartaal daalde de investeringsquote van de huishoudens ten opzichte van het voorgaande kwartaal met 0,2 procentpunt, namelijk van 10,3 % tot 10,1 % van het beschikbaar inkomen.
1 Het bruto beschikbaar inkomen volgens de methodologie van de nationale rekeningen wordt berekend na aftrek van de belastingen op inkomsten en vermogen. De term
‘bruto’ betekent dat de afschrijvingen op de kapitaalvoorraad van de huishoudens (in hoofdzaak woongebouwen) niet in mindering worden gebracht van het beschikbaar inkomen.
6
Vermeerdering van de margevoet van de niet-financiële vennootschappen
Berekend op basis van de nationale rekeningen, wordt de margevoet van de vennootschappen gedefinieerd als het bruto-exploitatieoverschot gedeeld door de bruto toegevoegde waarde. Die indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde dat de niet-financiële vennootschappen overhouden na het betalen van de beloning van werknemers en van de netto-belastingen op productie (na aftrek van subsidies). Met andere woorden, die indicator meet het gedeelte van de tijdens het productieproces gecreëerde toegevoegde waarde dat bestemd is voor de vergoeding van het kapitaal. Het concept van de margevoet mag nochtans niet worden gelijkgesteld met de notie van netto-rentabiliteit van het vermogen. Immers, het bruto-exploitatieoverschot wordt berekend vooraleer het netto-inkomen uit vermogen in aanmerking wordt genomen en de directe belastingen ten laste van de vennootschappen worden betaald.
Tijdens het beschouwde kwartaal steeg de bruto toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen met 1,5 % ten opzichte van het voorgaande kwartaal. De beloning van de werknemers en de netto-belastingen op de productie zijn stabiel gebleven Die ontwikkelingen sorteerden een positief effect op het bruto-exploitatieoverschot, dat met 3,5 % vermeerderde. Aangezien het bruto-exploitatieoverschot sneller groeide dan de bruto toegevoegde
GRAfIEk 1 INDICATOREN VOOR DE HUISHOUDENS (procenten)
Bruto beschikbaar inkomen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal)
Consumptieve bestedingen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Spaarquote, in % (rechterschaal)
Spaarquote van de huishoudens1
Spaar quot e van de hu
Spaarquot e van de hui shoudens1 Investeringsquote van de huishoudens1
Bruto beschikbaar inkomen, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto-investeringen in vaste activa, veranderings- percentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Investeringsquote, in % (rechterschaal)
2013 2014 2015 2016 2017
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4
10 11 12 13 14
2013 2014 2015 2016 2017
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4
8 9 10 11 12
Bron: INR.
1 Met inbegrip van IZW’s ten behoeve van huishoudens.
waarde, steeg de margevoet van de niet-financiële vennootschappen ten opzichte van het voorgaande kwartaal met 0,8 procentpunt tot 44,1 %.
7
Daling van de investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen
De investeringsquote van de vennootschappen wordt gedefinieerd als de bruto-investeringen in vaste activa gedeeld door de bruto toegevoegde waarde.
Terwijl de bruto toegevoegde waarde van de niet-financiële vennootschappen tijdens het beschouwde kwartaal met 1,5 % toenam, namen hun investeringen met 0,7 % af. Daardoor daalde de investeringsquote van de niet- financiële vennootschappen ten opzichte van het voorgaande kwartaal van 26,2 % tot 25,6 % van de toegevoegde waarde.
GRAfIEk 2 INDICATOREN VOOR DE NIET-fINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN (procenten)
Bruto toegevoegde waarde, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto-exploitatieoverschot, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Margevoet, in % (rechterschaal)
Margevoet van de
niet-financiële vennootschappen Investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen
Bruto toegevoegde waarde, veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Bruto-investeringen in vaste activa, veranderings- percentages t.o.v. het voorgaande kwartaal (linkerschaal) Investeringsquote, in % (rechterschaal)
2013 2014 2015 2016 2017
-16 -12 -8 -4 0 4 8 12 16
38 39 40 41 42 43 44 45
2013 2014 2015 2016 2017
-16 -12 -8 -4 0 4 8 12 16
23 24 25 26 27 28 29 30
Bron : INR.
8 Verbetering van het financieringssaldo van de overheid
Aan het einde van het eerste kwartaal van 2017, beliep het financieringssaldo van de overheid volgens het ESR 2010 -1,1 % bbp, tegen -1,5 % bbp in het voorgaande kwartaal.
De overheidsontvangsten beliepen 50,8 % bbp, tegen 51,9 % bbp het voorgaande kwartaal. De uitgaven van de overheid bedroegen dan weer 51,9 % bbp, tegen 53,4 % bbp tijdens het voorgaande kwartaal.
Ten opzichte van het laatste kwartaal van 2016, zijn dus zowel de ontvangsten als de uitgaven neerwaarts gericht.
De daling is echter meer uitgesproken voor de uitgaven en volgt op een in het voorgaande kwartaal opgetekende aanzienlijke stijging, die zelf gerelateerd was aan een uitzonderlijke bijdrage aan de financiering van de EU. Als gevolg van die ontwikkelingen, verbeterde het financieringssaldo van de overheid tijdens het beschouwde kwartaal.
Financieringssaldo van de Belgische economie negatief
Net als het overheidssaldo, meten de sectorale saldi het financieringsvermogen of de financieringsbehoefte van elk van de grote institutionele sectoren van de economie. Een positief saldo betekent dat de beschouwde sector, nadat alle middelen en uitgaven in aanmerking zijn genomen, in staat is zijn financiële activa te verhogen en/of zijn financiële verplichtingen te verminderen. Omgekeerd wijst een negatief saldo erop dat dat de sector sommige van zijn activa moet verkopen en/of zijn schuldenlast moet verhogen om zijn niet-financiële transacties te kunnen financieren.
Tijdens het beschouwde kwartaal is het financieringssaldo van de overheid, gemeten in procenten bbp, verbeterd tot -1,1 % bbp, tegen -1,5 % het voorgaande kwartaal. Het financieringssaldo van de huishoudens bedroeg -0,1 % bbp, dat is minder dan in het vierde kwartaal van 2016. Het financieringssaldo van de vennootschappen liep eveneens terug ten opzichte van het voorgaande kwartaal en kwam uit op 0,0 % bbp.
GRAfIEk 3 ONTVANGSTEN, UITGAVEN EN SALDO VAN DE GEZAMENLIJkE OVERHEID (procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)
Ontvangsten Uitgaven
2012 2013 2014 2015 2016 2017
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1
38 41 44 47 50 53 56 59 62
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-), (rechterschaal) (linkerschaal)
Bron: INR.
9
Al met al liet de Belgische economie – alle sectoren samen – in het eerste kwartaal van 2017 een negatief saldo van -1,1 % bbp optekenen, dat is hetzelfde saldo als in het voorgaande kwartaal.
GRAfIEk 4 SECTORALE SALDI
(procenten bbp, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)
p.m. Totale economie Huishoudens¹ Vennootschappen² Overheid
2013 2014 2015 2016 2017
-8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10
-8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10
Bron: INR.
1 Met inbegrip van de IZW’s ten behoeve van de huishoudens.
2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen.
Tabellen
13
1. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE HUISHOUDENS, VOORNAAMSTE INDICATOREN, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 1.1 BRUTOGEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS
(miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto beschikbaar inkomen 237.432,9 243.394,4 56.019,5 59.101,8 56.478,5 64.788,8 56.284,4 59.881,2 57.461,1 66.440,1 58.359,6 61.133,6 59.334,7 Beloning van werknemers (ontvangen) 212.393,5 214.775,6 48.283,5 57.768,0 50.822,2 54.960,4 48.528,7 58.082,2 51.416,9 55.391,7 49.225,4 58.741,6 52.167,8 Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 49.488,5 50.448,8 11.901,1 12.486,9 12.025,1 12.414,1 12.214,3 12.835,0 12.268,8 12.658,9 12.428,7 13.092,4 12.589,0 Netto inkomen uit vermogen en overige
inkomensoverdrachten 28.255,4 27.823,2 5.763,7 5.558,2 4.343,6 13.191,9 5.429,6 5.290,3 4.295,6 13.169,1 5.255,6 5.102,9 4.483,8
Netto sociale overdrachten1 865,1 3.424,8 1.260,3 -2.321,4 271,9 1.247,8 1.541,4 -2.196,0 469,9 1.808,1 2.487,6 -1.340,8 1.246,7
Belastingen op inkomen en vermogen (-) 53.569,6 53.078,0 11.189,1 14.389,9 10.984,3 17.025,4 11.429,6 14.130,3 10.990,1 16.587,7 11.037,7 14.462,5 11.152,6 Consumptieve bestedingen 210.153,6 215.973,5 50.874,6 54.841,4 49.878,0 52.771,6 51.600,5 55.903,5 51.053,4 54.082,7 53.171,7 57.665,7 53.044,7
Brutobesparingen 27.279,3 27.420,9 5.144,9 4.260,4 6.600,5 12.017,2 4.683,9 3.977,7 6.407,7 12.357,4 5.187,9 3.467,9 6.290,0
Investeringen in vaste activa (bruto) 23.556,3 24.805,5 5.808,8 6.058,8 5.908,7 5.727,1 5.775,3 6.145,2 5.952,9 6.217,5 6.172,2 6.462,9 6.187,6 Sleutelindicatoren:
Spaarquote (pct.) 11,5 11,3 9,2 7,2 11,7 18,5 8,3 6,6 11,2 18,6 8,9 5,7 10,6
Investeringsquote (pct.) 9,9 10,2 10,4 10,3 10,5 8,8 10,3 10,3 10,4 9,4 10,6 10,6 10,4
N.B.: Met inbegrip van de IZW’s t.b.v. huishoudens.
1 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen.
1.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto beschikbaar inkomen 237.410,7 243.391,8 58.743,1 59.252,3 59.060,7 58.996,6 59.220,1 60.133,3 60.088,1 60.523,5 61.307,2 61.473,0 62.123,7 Beloning van werknemers (ontvangen) 212.370,5 214.775,6 52.775,7 52.886,6 52.918,4 53.097,4 53.113,6 53.241,1 53.541,7 53.502,6 53.789,5 53.941,8 54.325,6 Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 49.488,4 50.448,8 12.093,2 12.144,0 12.262,8 12.334,5 12.404,8 12.486,3 12.514,8 12.582,7 12.636,9 12.714,4 12.813,0 Netto inkomen uit vermogen en overige
inkomensoverdrachten 28.257,0 27.820,9 7.419,2 7.441,8 6.995,7 6.876,6 7.114,8 7.269,9 6.986,2 6.873,6 6.925,5 7.035,6 7.185,2
Netto sociale overdrachten1 864,6 3.424,5 -14,1 139,0 154,2 191,5 197,8 321,1 355,0 788,3 1.137,6 1.143,6 1.245,1
Belastingen op inkomen en vermogen (-) 53.569,8 53.078,0 13.530,9 13.359,1 13.270,4 13.503,4 13.610,9 13.185,1 13.309,6 13.223,7 13.182,3 13.362,4 13.445,2 Consumptieve bestedingen 210.153,7 215.973,6 51.877,6 51.865,3 52.027,6 52.607,1 52.621,3 52.897,7 53.267,4 53.882,8 54.284,7 54.538,7 55.342,8
Brutobesparingen 27.257,0 27.418,2 6.865,5 7.387,0 7.033,1 6.389,5 6.598,8 7.235,6 6.820,7 6.640,7 7.022,5 6.934,3 6.780,9
Investeringen in vaste activa (bruto) 23.556,3 24.805,4 5.863,2 5.929,7 5.910,4 5.810,2 5.824,7 6.011,0 6.056,3 6.197,6 6.227,5 6.324,0 6.295,6 Sleutelindicatoren:
Spaarquote (pct.) 11,5 11,3 11,7 12,5 11,9 10,8 11,1 12,0 11,4 11,0 11,5 11,3 10,9
Investeringsquote (pct.) 9,9 10,2 10,0 10,0 10,0 9,8 9,8 10,0 10,1 10,2 10,2 10,3 10,1
N.B.: Met inbegrip van de IZW’s t.b.v. huishoudens.
1 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen.
14
1.3 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal, tenzij anders vermeld)
2014 2015 2016 2017
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto beschikbaar inkomen 0,1 0,9 -0,3 -0,1 0,4 1,5 -0,1 0,7 1,3 0,3 1,1
Bijdrage tot de groei van het bruto beschikbaar inkomen:1
Beloning van werknemers (ontvangen) 0,7 0,2 0,1 0,3 0,0 0,2 0,5 -0,1 0,5 0,2 0,6
Bruto exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen 0,1 0,1 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,2
Netto inkomen uit vermogen en overige inkomensoverdrachten -0,1 0,0 -0,8 -0,2 0,4 0,3 -0,5 -0,2 0,1 0,2 0,2
Netto sociale overdrachten2 -0,4 0,3 0,0 0,1 0,0 0,2 0,1 0,7 0,6 0,0 0,2
Belastingen op inkomen en vermogen (-) -0,3 0,3 0,1 -0,4 -0,2 0,7 -0,2 0,1 0,1 -0,3 -0,1
Consumptieve bestedingen 0,1 0,0 0,3 1,1 0,0 0,5 0,7 1,2 0,7 0,5 1,5
Brutobesparingen 0,3 7,6 -4,8 -9,2 3,3 9,7 -5,7 -2,6 5,7 -1,3 -2,2
Investeringen in vaste activa (bruto) 0,8 1,1 -0,3 -1,7 0,2 3,2 0,8 2,3 0,5 1,5 -0,4
N.B.: Met inbegrip van de IZW’s t.b.v. huishoudens.
1 De bijdrage van een component tot de groei van het aggregaat waarvan hij deel uitmaakt, is gelijk aan het product van het groeipercentage van die component met zijn gewicht in het aggregaat in de vorige periode.
2 De sociale uitkeringen en de sociale premies worden in aanmerking genomen, evenals de correctie voor mutaties in voorzieningen pensioenverzekeringen.
15
2. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN, VOORNAAMSTE INDICATOREN, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 2.1 BRUTOGEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS
(miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto toegevoegde waarde 226.199,6 232.489,0 53.551,4 57.442,1 54.393,9 57.037,3 55.285,3 59.483,1 56.105,6 58.753,3 56.617,5 61.012,6 58.343,9 Beloning van werknemers (betaald) 139.617,8 140.883,7 31.357,0 38.783,6 32.903,0 36.065,1 31.635,6 39.014,1 33.364,8 36.310,4 31.956,4 39.252,1 33.734,4 Niet-productgebonden belastingen minus subsidies op
productie -8.069,7 -8.036,4 -1.957,8 -1.954,8 -2.023,4 -2.004,5 -2.045,1 -1.996,7 -2.045,5 -1.995,4 -2.012,2 -1.983,3 -2.212,4
Bruto exploitatieoverschot 94.651,7 99.641,9 24.152,3 20.613,3 23.514,3 22.976,8 25.694,9 22.465,7 24.786,4 24.438,4 26.673,3 23.743,8 26.821,8 Investeringen in vaste activa (bruto) 57.831,5 58.911,1 14.329,3 16.074,3 14.282,8 13.671,7 13.296,8 16.580,2 13.016,6 14.397,0 13.656,8 17.840,7 13.774,8 Sleutelindicatoren:
Margevoet (pct.)1 41,8 42,9 45,1 35,9 43,2 40,3 46,5 37,8 44,2 41,6 47,1 38,9 46,0
Investeringsquote (pct.) 25,6 25,3 26,8 28,0 26,3 24,0 24,1 27,9 23,2 24,5 24,1 29,2 23,6
1 De margevoet van de niet-financiële vennootschappen is de verhouding tussen het bruto exploitatieoverschot en de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde die de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en nettobelastingen op productie. Voor een meer gedetailleerde definitie wordt verwezen naar de toelichting aan het einde van deze publicatie.
2.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto toegevoegde waarde 226.199,9 232.489,0 55.032,6 55.321,8 55.719,5 56.319,9 56.837,3 57.323,2 57.484,3 57.978,4 58.226,1 58.800,2 59.691,4 Beloning van werknemers (betaald) 139.594,8 140.883,5 34.628,5 34.786,3 34.753,6 34.827,3 34.948,9 35.065,0 35.208,5 35.059,9 35.254,8 35.360,3 35.595,9 Niet-productgebonden belastingen minus subsidies op
productie -8.069,8 -8.036,5 -1.927,2 -1.965,0 -2.034,8 -2.020,6 -2.011,3 -2.003,1 -2.051,9 -2.014,7 -1.978,6 -1.991,3 -2.228,3
Bruto exploitatieoverschot 94.674,7 99.641,8 22.331,3 22.500,5 23.000,6 23.513,1 23.899,7 24.261,3 24.327,6 24.933,1 24.949,9 25.431,2 26.323,8 Investeringen in vaste activa (bruto) 57.831,4 58.911,0 15.118,5 13.851,5 15.985,1 13.628,6 13.985,3 14.232,4 14.415,6 14.658,9 14.449,2 15.387,3 15.284,4 Sleutelindicatoren:
Margevoet (pct.)1 41,9 42,9 40,6 40,7 41,3 41,7 42,0 42,3 42,3 43,0 42,9 43,3 44,1
Investeringsquote (pct.) 25,6 25,3 27,5 25,0 28,7 24,2 24,6 24,8 25,1 25,3 24,8 26,2 25,6
1 De margevoet van de niet-financiële vennootschappen is de verhouding tussen het bruto exploitatieoverschot en de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde die de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en nettobelastingen op productie. Voor een meer gedetailleerde definitie wordt verwezen naar de toelichting aan het einde van deze publicatie.
2.3 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. het voorgaande kwartaal)
2014 2015 2016 2017
III IV I II III IV I II III IV I
Bruto toegevoegde waarde 0,7 0,5 0,7 1,1 0,9 0,9 0,3 0,9 0,4 1,0 1,5
Beloning van werknemers en niet-productgebonden belastingen
minus subsidies op productie 0,8 0,4 -0,3 0,3 0,4 0,4 0,3 -0,3 0,7 0,3 0,0
waarvan beloning van werknemers (betaald) 0,8 0,5 -0,1 0,2 0,3 0,3 0,4 -0,4 0,6 0,3 0,7
Bruto exploitatieoverschot 0,5 0,8 2,2 2,2 1,6 1,5 0,3 2,5 0,1 1,9 3,5
Investeringen in vaste activa (bruto) 11,7 -8,4 15,4 -14,7 2,6 1,8 1,3 1,7 -1,4 6,5 -0,7
16
3. NIET-FINANCIËLE REKENINGEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID, VOORNAAMSTE INDICATOREN, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN
3.1 OVERZICHTSTABEL VAN DE ONTVANGSTEN, UITGAVEN EN VORDERINGENOVERSCHOT OF -TEKORT VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro’s, brutogegevens)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Ontvangsten
Fiscale en parafiscale ontvangsten 183.126,7 185.155,6 39.840,1 52.209,9 39.338,9 49.035,3 40.723,8 54.028,5 39.046,2 49.242,7 40.472,6 56.394,1 40.385,1
Directe belastingen 68.028,8 68.625,9 13.131,3 20.441,9 12.165,0 20.945,0 13.526,3 21.392,3 11.976,8 20.227,5 13.049,0 23.372,5 12.498,5
Huishoudens 53.159,4 52.643,5 11.103,7 14.299,1 10.869,2 16.923,2 11.336,6 14.030,3 10.875,6 16.465,1 10.941,7 14.361,0 11.033,1
Vennootschappen 13.877,8 14.956,7 1.821,4 5.830,4 1.084,5 3.742,5 1.996,5 7.054,3 893,8 3.463,5 1.902,6 8.696,8 1.248,9
Andere sectoren 991,6 1.025,7 206,2 312,4 211,3 279,3 193,2 307,8 207,3 299,0 204,7 314,7 216,6
Indirecte belastingen 52.778,7 55.351,2 12.802,3 14.398,6 12.210,8 12.763,2 12.867,3 14.937,4 12.023,4 14.024,6 13.585,8 15.717,5 13.365,4
Werkelijke sociale premies 58.681,7 57.837,6 12.895,1 16.362,4 14.233,8 14.539,8 13.217,1 16.691,0 14.294,1 14.212,0 12.972,2 16.359,3 13.883,5
Kapitaalbelastingen 3.637,5 3.340,9 1.011,4 1.007,0 729,3 787,3 1.113,1 1.007,8 751,9 778,6 865,6 944,8 637,7
Toegerekende sociale premies 9.245,5 9.648,6 2.399,5 2.367,3 2.321,8 2.299,4 2.300,2 2.324,1 2.371,0 2.406,3 2.429,8 2.441,6 2.468,4
Ontvangen rente 1.385,1 1.308,4 369,1 356,9 352,1 347,6 345,3 340,1 333,2 327,8 323,6 323,9 323,1
Ander inkomen uit vermogen 2.256,5 2.292,5 99,5 298,5 419,8 1.414,7 111,5 310,5 367,3 1.421,4 115,2 388,7 410,2
Inkomensoverdrachten afkomstig van andere sectoren 3.278,3 3.007,4 877,6 892,1 788,1 945,3 773,3 771,6 762,2 757,3 732,3 755,6 758,9
Lopende verkopen van geproduceerde goederen en
diensten 11.240,8 12.022,9 2.741,2 2.760,9 2.783,0 2.802,7 2.820,0 2.835,0 2.847,6 3.053,2 3.059,5 3.062,6 3.093,1
Kapitaaloverdrachten afkomstig van andere sectoren 200,7 628,0 55,7 56,2 49,5 50,0 48,6 52,6 55,8 58,3 59,2 454,8 279,7
Totaal Ontvangsten 210.733,6 214.063,4 46.382,7 58.941,8 46.053,2 56.895,0 47.122,8 60.662,4 45.783,2 57.267,0 47.192,3 63.821,3 47.718,5
Uitgaven
Lopende uitgaven exclusief rentelasten 193.677,7 198.719,9 45.860,0 48.613,2 48.455,0 49.278,5 46.325,8 49.618,8 48.952,3 50.034,6 48.192,3 51.540,3 49.829,0 Beloning van werknemers 51.136,2 52.203,0 11.912,1 13.486,6 12.505,4 13.199,4 11.851,3 13.580,2 12.609,5 13.372,5 12.221,6 13.999,3 12.911,8 Intermediair verbruik en betaalde belastingen 16.705,7 16.770,5 4.141,1 4.475,3 4.032,8 4.103,0 4.099,1 4.470,9 4.044,3 4.127,1 3.995,5 4.603,4 3.945,0
Subsidies aan bedrijven 13.942,4 13.953,9 3.469,5 3.474,7 3.480,6 3.484,9 3.487,7 3.489,0 3.488,7 3.488,5 3.488,4 3.488,3 3.670,9
Sociale uitkeringen 103.558,4 106.639,5 24.667,9 25.163,9 25.779,4 26.682,1 25.321,7 25.775,2 26.283,1 27.279,3 26.418,9 26.658,2 27.073,5
In geld 70.670,9 72.786,9 17.011,6 16.918,4 17.251,1 18.610,0 17.502,0 17.307,8 17.545,5 18.960,4 18.342,2 17.938,8 17.997,3
In natura door marktproducenten 32.887,5 33.852,6 7.656,3 8.245,5 8.528,3 8.072,1 7.819,8 8.467,4 8.737,6 8.318,9 8.076,7 8.719,4 9.076,2
Inkomensoverdrachten aan huishoudens en IZW’s 3.040,4 3.458,1 773,2 774,5 862,9 748,6 689,4 739,7 892,8 857,0 836,6 871,7 969,7
Inkomensoverdrachten aan vennootschappen 255,4 211,7 55,4 58,7 63,1 65,2 64,9 62,3 57,3 53,5 51,1 49,8 51,9
Inkomensoverdrachten aan het buitenland 5.039,2 5.483,2 840,8 1.179,5 1.730,8 995,3 811,6 1.501,5 1.576,6 856,7 1.180,2 1.869,6 1.206,2
Rentelasten 12.443,1 12.073,8 3.311,9 3.304,4 3.217,2 3.075,1 3.098,6 3.052,2 2.986,3 3.017,8 3.123,9 2.945,8 2.863,7
Kapitaaluitgaven 14.921,4 14.322,4 3.815,0 4.183,4 3.768,1 3.793,6 3.648,1 3.711,4 3.542,8 3.680,8 3.346,5 3.752,0 3.268,5
Bruto-investeringen in vaste activa 9.672,3 9.730,7 2.365,0 2.469,3 2.370,2 2.361,6 2.458,7 2.481,7 2.378,8 2.385,5 2.415,7 2.550,7 2.442,9
Andere netto-aankopen van niet-financiële activa -0,1 103,4 -61,6 -25,9 -7,6 22,9 -12,4 -3,1 25,5 16,6 16,5 44,6 16,1
Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren 5.249,2 4.488,3 1.511,6 1.740,0 1.405,5 1.409,1 1.201,8 1.232,8 1.138,5 1.278,7 914,3 1.156,7 809,5
Totaal Uitgaven 221.042,2 225.116,1 52.986,8 56.101,0 55.440,3 56.147,1 53.072,3 56.382,3 55.481,5 56.733,3 54.662,6 58.238,1 55.961,0
Brutobesparingen 774,6 -699,2 -3.856,3 5.961,0 -6.397,8 3.704,1 -3.463,3 6.931,0 -6.963,1 3.377,7 -5.048,7 7.935,6 -5.891,6
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) -10.308,6 -11.052,7 -6.604,2 2.840,7 -9.387,2 747,9 -5.949,6 4.280,1 -9.698,3 533,8 -7.470,3 5.583,1 -8.242,6
Primair saldo 2.134,5 1.021,1 -3.292,3 6.145,1 -6.170,0 3.823,0 -2.851,0 7.332,3 -6.712,0 3.551,6 -4.346,4 8.528,9 -5.378,9
17
3.2 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN: BIJDRAGE VAN DE COMPONENTEN TOT DE TOTALE EVOLUTIE T.O.V. HET VOORGAANDE JAAR
GRAFIEK 5 ONTVANGSTEN (procentpunten, brutogegevens)
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
-8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10
Directe belastingen Indirecte belastingen Werkelijke sociale premies
Overige ontvangsten Totaal ontvangsten
Bron: INR.
GRAFIEK 6 UITGAVEN
(procentpunten, brutogegevens)
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
-8 -6 -4 -2 0 2 4 6 8 10 12
Intermediair verbruik en betaalde belastingen Beloning van werknemers
Sociale uitkeringen Rentelasten Overige uitgaven Totaal uitgaven
Bron: INR.
18
3.3 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - ABSOLUTE CIJFERS (miljoenen euro’s, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Ontvangsten
Directe belastingen 68.028,6 68.625,9 16.502,5 16.595,6 16.666,4 17.061,8 17.238,0 17.062,4 16.573,9 16.904,0 17.000,3 18.147,7 18.041,1
Indirecte belastingen 52.778,7 55.351,2 13.244,9 13.102,1 13.062,1 12.795,4 13.327,4 13.593,8 12.892,5 14.069,9 14.082,8 14.306,0 14.334,9
Werkelijke sociale premies 58.682,2 57.837,9 14.354,5 14.385,0 14.571,1 14.731,2 14.704,9 14.675,0 14.660,2 14.369,1 14.427,9 14.380,7 14.214,8
Overige ontvangsten 31.242,7 32.251,3 7.930,0 8.052,1 7.661,9 7.830,6 7.824,3 7.925,9 7.745,1 7.958,7 7.894,5 8.653,0 8.225,4
Totaal Ontvangsten 210.732,2 214.066,3 52.031,9 52.134,8 51.961,5 52.419,0 53.094,6 53.257,1 51.871,7 53.301,7 53.405,5 55.487,4 54.816,2
Uitgaven
Beloning van werknemers 51.136,2 52.202,9 12.733,4 12.753,2 12.734,5 12.850,7 12.728,9 12.822,1 12.887,6 13.011,4 13.111,2 13.192,7 13.234,6
Intermediair verbruik en betaalde belastingen 16.705,9 16.770,3 4.219,6 4.191,6 4.163,3 4.178,4 4.203,6 4.160,6 4.179,3 4.202,2 4.129,5 4.259,3 4.148,5
Sociale uitkeringen 103.558,3 106.639,5 25.279,8 25.483,3 25.675,6 25.873,1 25.904,8 26.104,8 26.207,7 26.468,3 26.969,9 26.993,6 27.060,4
Rentelasten 12.443,1 12.073,8 3.311,9 3.304,4 3.217,2 3.075,1 3.098,6 3.052,2 2.986,3 3.017,8 3.123,9 2.945,8 2.863,7
Overige uitgaven 37.198,5 37.428,9 9.306,1 9.454,9 9.460,4 9.428,5 9.094,2 9.215,4 9.171,2 9.333,2 9.217,6 9.706,9 8.693,7
Totaal Uitgaven 221.042,0 225.115,4 54.850,8 55.187,4 55.251,0 55.405,8 55.030,1 55.355,1 55.432,1 56.032,9 56.552,1 57.098,3 56.000,9
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) -10.309,8 -11.049,1 -2.818,9 -3.052,6 -3.289,5 -2.986,8 -1.935,5 -2.098,0 -3.560,4 -2.731,2 -3.146,6 -1.610,9 -1.184,7
3.4 ONTVANGSTEN EN UITGAVEN VAN DE GEZAMENLIJKE OVERHEID - VERANDERINGSPERCENTAGES (veranderingspercentages t.o.v. de voorgaande periode, voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Ontvangsten
Directe belastingen 1,3 0,9 -0,8 0,6 0,4 2,4 1,0 -1,0 -2,9 2,0 0,6 6,7 -0,6
Indirecte belastingen 1,4 4,9 4,2 -1,1 -0,3 -2,0 4,2 2,0 -5,2 9,1 0,1 1,6 0,2
Werkelijke sociale premies 2,7 -1,4 0,8 0,2 1,3 1,1 -0,2 -0,2 -0,1 -2,0 0,4 -0,3 -1,2
Overige ontvangsten -2,9 3,2 -1,2 1,5 -4,8 2,2 -0,1 1,3 -2,3 2,8 -0,8 9,6 -4,9
Totaal Ontvangsten 1,0 1,6 0,8 0,2 -0,3 0,9 1,3 0,3 -2,6 2,8 0,2 3,9 -1,2
Uitgaven
Beloning van werknemers 0,6 2,1 0,8 0,2 -0,1 0,9 -0,9 0,7 0,5 1,0 0,8 0,6 0,3
Intermediair verbruik en betaalde belastingen -0,8 0,4 0,6 -0,7 -0,7 0,4 0,6 -1,0 0,4 0,5 -1,7 3,1 -2,6
Sociale uitkeringen 2,2 3,0 -0,3 0,8 0,8 0,8 0,1 0,8 0,4 1,0 1,9 0,1 0,2
Rentelasten -5,2 -3,0 0,8 -0,2 -2,6 -4,4 0,8 -1,5 -2,2 1,1 3,5 -5,7 -2,8
Overige uitgaven -4,0 0,6 -4,3 1,6 0,1 -0,3 -3,5 1,3 -0,5 1,8 -1,2 5,3 -10,4
Totaal Uitgaven 0,1 1,8 -0,6 0,6 0,1 0,3 -0,7 0,6 0,1 1,1 0,9 1,0 -1,9
19
4. NIET-FINANCIEEL FINANCIERINGSSALDO VAN DE HUISHOUDENS, VAN DE VENNOOTSCHAPPEN EN VAN DE OVERHEID, RAMINGEN TEGEN LOPENDE PRIJZEN 4.1 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - ABSOLUTE CIJFERS
(miljoenen euro’s)
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de huishoudens1 1.242,9 206,1 497,4 951,8 625,7 13,5 17,6 586,1 123,1 -180,2 247,7 15,5 -80,7
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de vennootschappen2 9.842,8 9.946,3 920,3 1.959,2 477,9 3.167,2 3.297,4 2.900,3 4.343,4 1.837,3 3.385,5 380,1 26,8 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid -10.309,7 -11.049,1 -2.818,9 -3.052,6 -3.289,4 -2.986,8 -1.935,5 -2.098,0 -3.560,4 -2.731,1 -3.146,6 -1.611,0 -1.184,6 Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de totale economie 776,0 -896,7 -1.401,2 -141,6 -2.185,8 193,9 1.379,5 1.388,4 906,1 -1.074,0 486,6 -1.215,4 -1.238,5
1 Met inbegrip van de IZW’s t.b.v. huishoudens.
2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen.
4.2 VOOR SEIZOENINVLOEDEN EN KALENDEREFFECTEN GEZUIVERDE GEGEVENS - PROCENTEN BBP
2015 2016 2014 2015 2016 2017
2015 2016
III IV I II III IV I II III IV I
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de huishoudens1 0,3 0,0 0,5 0,9 0,6 0,0 0,0 0,6 0,1 -0,2 0,2 0,0 -0,1
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de vennootschappen2 2,4 2,4 0,9 1,9 0,5 3,1 3,2 2,8 4,2 1,7 3,2 0,4 0,0
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de overheid -2,5 -2,6 -2,8 -3,0 -3,2 -2,9 -1,9 -2,0 -3,4 -2,6 -3,0 -1,5 -1,1
Vorderingenoverschot (+) of -tekort (-) van de totale economie 0,2 -0,2 -1,4 -0,1 -2,2 0,2 1,3 1,3 0,9 -1,0 0,5 -1,1 -1,1
1 Met inbegrip van de IZW’s t.b.v. huishoudens.
2 Niet-financiële vennootschappen en financiële instellingen.
21
Toelichting
1. Algemeen kader
De niet-financiële rekeningen van de institutionele sectoren, geraamd tegen werkelijke prijzen, vormen een ruime, geïntegreerde en coherente databank, die het volledige rekeningensysteem voor elke sector (huishoudens, vennootschappen en overheid) omvat. Deze laatste beschrijft de productietransacties, de transacties inzake de vorming en herverdeling van inkomens, onder meer via overheidsinterventie, alsook de transacties inzake de besteding van het inkomen in de vorm van consumptie, besparingen of investeringen. Uiteindelijk sluit de rekening van elke institutionele sector met een saldo dat overeenstemt met het financieringsvermogen of de financieringsbehoefte van die sector.
De kwartaalrekeningen van de institutionele sectoren worden opgesteld door de reeds beschikbare statistische informatie - onder meer de nationale kwartaalrekeningen en de overheidsrekeningen - aan te vullen met andere ramingen.
De kwartaalrekeningen van de sectoren zijn bijzonder gedetailleerd en uitgebreid. Vanuit didactisch oogpunt heeft het INR ervoor geopteerd de aandacht te vestigen op een selectie van indicatoren, alsook hun belangrijkste componenten. Na het einde van het eerste en het derde kwartaal worden de rekeningen en deze indicatoren gepubliceerd na een termijn van 105 kalenderdagen gerekend vanaf het einde van het kwartaal waarop ze betrekking hebben. Na het einde van het tweede en het vierde kwartaal, om de coherentie met de rekeningen van de overheid te behouden, worden de kwartaalsectorrekeningen na 120 kalenderdagen gepubliceerd.
2. Sleutelindicatoren
De vier belangrijkste indicatoren zijn:
– de brutospaarquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de brutobesparing in procenten van het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties van de pensioenrechten).De begrippen sparen en inkomen kunnen in netto- of brutotermen worden uitgedrukt, afhankelijk van het feit of bij hun meting de afschrijving van de kapitaalvoorraad al dan niet in mindering wordt gebracht; deze kapitaalvoorraad bestaat in hoofdzaak uit de door de huishoudens uitgevoerde nieuwbouw. In de Belgische nationale rekeningen wordt de voorkeur gegeven aan de begrippen in bruto termen.
Het sparen komt overeen met het verschil tussen het bruto beschikbaar inkomen van de huishoudens (na directe belastingen) en hun consumptieve bestedingen. Het sparen wordt dus gemeten voordat rekening wordt gehouden met de investeringsuitgaven. Het ESR 2010 beschouwt het sparen immers als een
financieringsmiddel voor de investeringen, ongeacht of die van financiële of onroerende aard zijn. Pas nadat de investeringsuitgaven van de huishoudens (alsook andere meer marginale kapitaaluitgaven) zijn afgetrokken, wordt het financieringsvermogen gemeten, met andere woorden het vermogen van de huishoudens om financiële activa te vormen en/of de door hen aangegane financiële verplichtingen te verminderen;
22
– de bruto-investeringsquote van de huishoudens, die gedefinieerd wordt als de bruto-investeringen in vaste activa, in procenten van het bruto beschikbaar inkomen (gecorrigeerd voor mutaties in de voorzieningen voor de pensioenverzekering);
– de margevoet van de niet-financiële vennootschappen, die wordt gedefinieerd als het bruto-
exploitatieoverschot in procenten van de bruto toegevoegde waarde. Deze indicator meet het percentage van de toegevoegde waarde dat de niet-financiële vennootschappen overhouden na de betaling van de beloning van werknemers en van de belastingen op productie (na aftrek van de subsidies). Er moet op worden gewezen dat het bruto-exploitatieoverschot meer bepaald wordt berekend alvorens het netto-inkomen uit vermogen in aanmerking wordt genomen en alvorens de directe belastingen worden betaald. Met name de gerealiseerde kapitaalwinsten of -verliezen op de financiële activa worden evenmin in het overschot meegerekend;
– de bruto-investeringsquote van de niet-financiële vennootschappen, die gedefinieerd wordt als de bruto- investeringen in vaste activa, in procenten van de bruto toegevoegde waarde.
De vier bovenvermelde indicatoren zijn dezelfde als diegene die door Eurostat werden geselecteerd ter illustratie van de statistische informatie die vervat is in de kwartaalrekeningen voor de Europese Unie en voor het
eurogebied1.
Er werden geen specifieke indicatoren voor de financiële vennootschappen geselecteerd, aangezien de niet- financiële rekeningen van deze ondernemingen berusten op beperktere kwartaalinformatie en derhalve als minder pertinent worden beschouwd.
De geselecteerde indicatoren vertonen sterke schommelingen van het ene kwartaal op het andere, zodat een correcte economische interpretatie enkel mogelijk is door de ontwikkeling van de bruto kwartaalreeksen te bekijken t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar of door de evolutie t.o.v. het voorgaande kwartaal van de voor seizoeninvloeden en, in voorkomende geval, kalendereffecten gezuiverde reeksen in aanmerking te nemen. Zowel de bruto-indicatoren als hun voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde equivalenten worden gepubliceerd. De commentaren in het begin van de publicatie hebben betrekking op de voor seizoeninvloeden gezuiverde indicatoren.
De vier geselecteerde indicatoren worden aangevuld met de financieringsbehoefte of het
financieringsvermogen van de sectoren van de Belgische economie (huishoudens, het geheel van vennootschappen - zowel de financiële als de niet-financiële - en de overheid). De sectorale saldi worden
voorgesteld in voor seizoen- en kalenderinvloeden gezuiverde gegevens. Ze kunnen tevens worden weergegeven in procenten bbp, eveneens voor seizoeninvloeden gezuiverd.
3. Gedetailleerde samenstelling van de rubrieken van de rekeningen van de huishoudens en van de niet-financiële vennootschappen
De volgende tabel beschrijft de precieze samenstelling, volgens de ESR 2010-nomenclatuur, van de
rubrieken in de verschillende tabellen inzake de rekeningen van de huishoudens en die van de niet-financiële vennootschappen: in voorkomend geval verwijst " /R "2 naar een als middelen (dat wil zeggen ontvangsten) opgenomen rubriek van de bedoelde rekening en " /U "3 naar een als bestedingen (of een uitgave) opgenomen rubriek. In de tabellen verwijst de term "netto" overigens naar het verschil tussen de bedragen van de middelen en van de bestedingen voor eenzelfde rubriek.
1 Deze Europese rekeningen worden samengesteld op basis van de door elke lidstaat opgestelde rekeningen. De Europese rekeningen zijn beschikbaar op de website van http://ec.europa.eu/eurostat/web/sector-accounts/statistics-illustrated.
2 " R " staat voor het Engelse "Resources".
3 " U " staat voor het Engelse "Uses".