Jan de snoeper. De muurbekladder
't Woudvogeltje
bron
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder. Gebroeders Koster, Bussum ca. 1927
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/woud037jand01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
3
De snoeper.
'n Pot vol lekkere stroop! denkt Jan, Daar neem ik gauw een hapje van.
't Mag wel niet, maar 't is zoo fijn En Moeder zal zoo boos niet zijn.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
4
De stoute snoeper likt en smult Tot plots de pot van tafel zult.
O! Wee! dat had Jan niet gedacht, Zoo'n groote plas kwam onverwacht.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
5
Bemorst met stroop, snelt hij nu lomp Om zich te wasschen, naar de pomp.
Zijn broek en blous zijn vol gesmeerd En Jan doet in zijn angst verkeerd.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
6
Want tot overmaat van zorg, Stond bij de pomp een bijenkorf.
En een zwerm verzot op zoet, Doet weldra zich aan Jan te goed.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
7
De bijtjes komen in grooter getal En steken de snoeper overal, Tot deze gilt en schreeuwt van pijn En Moeder hulp brengt met azijn.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
8
En Neeltje wascht, in kokend sop Jan's kleverig pak en hangt het op.
Zijn vrindjes kijken door de ruit En lachen Jantje hartelijk uit.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
10
De muurbekladder.
Oolijk Jantje staat te gluren, Of het nu nog lang zal duren, Eer die schilder weg zal gaan, En verf en kwast zal laten staan.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
11
Ha, daar slaat het etensuurtje, Vlug springt Jan nu over 't schuurtje, Ziet den werkman rustig gaan, En ziet... de verf is blijven staan.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
12
Stoutweg grijpt nu onze klant,
De kwast en smeert die langs de wand.
En een twee drie, klaar is 't portret En Jan de bengel juicht van pret.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
13
Maar daar komt de schilder Piet Die verstoord de schade ziet.
Fluks grijpt die de deugniet beet, Waarvoor hij de straf al weet
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
14
En weer doopt hij thans de kwast En houdt Jantje stevig vast.
De straf voltrekt hij nu meteen, Hij verft Jan rood van top tot teen.
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder
15
Jantje huilt en dikke tranen, Rollen langs zijn wangen neer, En hij snikt: ‘Zoo stoute dingen Doe ik nooit en nimmer weer.’
't Woudvogeltje, Jan de snoeper. De muurbekladder