• No results found

Streven. Jaargang 1 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Streven. Jaargang 1 · dbnl"

Copied!
1590
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Streven. Jaargang 1. Desclée, De Brouwer, Brussel 1947-1948

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_str005194701_01/colofon.php

© 2014 dbnl

(2)

[1947, nummer 1]

Aan onze Lezers!

Er is, sinds het einde van den oorlog vooral, veel gesproken en geschreven over culturele toenadering tussen Noord en Zuid, tussen Noord-Nederland en het

Nederlands sprekende deel van België. Een hardnekkig lot heeft de eeuwen door de een-wording van twee zo nauw verbonden gebieden steeds verhinderd. Voor het Forum der wereld-geschiedenis hebben nochtans de Nederlanden, de Pays-Bas, de Low Countries, die in het Bourgondische tijdvak begonnen waren tot één geheel samen te smelten, altijd enigszins als een eenheid gegolden, ook al stonden zij in later eeuwen geestelijk ver van elkaar af. In de twintigste eeuw echter, bijzonder door onze lotsverbondenheid in den laatsten oorlog, alsook door de toenemende gemeenschap van belangen daarna, zijn beide gebieden naar elkaar toegegroeid en wordt er vooral op cultureel terrein, naar samenwerking gestreefd.

Eenheid van taal en grote overeenkomst in zeden en levenswijze, die tenslotte op stamverwantschap zijn terug te voeren, hebben ons steeds dichter bij elkaar gebracht.

Het katholieke deel van Noord-Nederland voelt zich bovendien nog door zijn Godsdienst met het Zuiden verbonden. Ten gevolge van deze verhoudingen hebben de redacties van 'STREVEN' en van het 'KATHOLIEK CULTUREEL TIJDSCHRIFT', tijdschriften, die, het een in het Zuiden, het andere in het Noorden, hetzelfde doel nastreefden en zich op ongeveer gelijk niveau bevonden, besloten samen te smelten en voortaan één tijdschrift uit te geven, dat beide titels voeren, bijdragen uit Noord en Zuid bevatten en in aanmerkelijk uitgebreid formaat verschijnen zal. De oude abonnementsprijs blijft gehandhaafd. De inhoud zal voor de helft door het Zuiden, voor de helft door het Noorden verzorgd worden, echter zo, dat het tijdschrift niet uit twee gedeelten bestaan zal, doch dat het één geheel vormt.

Wij hopen, dat onze lezers met deze wijziging, die niet alleen materiële uitbreiding, doch ook geestelijke aanwinst betekent, zullen instemmen. De jaargang begint met October en zal elf nummers uitbrengen; de nummers verschijnen telkens in het begin der maand. Moge ons tijdschrift krachtig bijdragen tot bevestiging onzer Christelijke cultuur en tot geestelijke een-wording van Zuid en Noord!

De Redactie.

(3)

De verdwaalde Middeleeuwer

(1)

door Jowan de Kever

'De Maria numquam satis' was de bruidelijke fluistering van Sint Bernardus. De betekenis van die liefde-verwoording is duidelijk: nooit kunnen wij volledig de hoogten vermoeden en de diepten uitpuren van Maria's heerlijkheden, van haar Bruidsschatten bij God.

Maria's heerlijkheid en voorrechten moeten natuurlijk niet gezocht worden buiten Gods bedoeling met Haar. God heeft Haar op de eerste plaats als menselijke Moeder gewild. En dit was zó menselijk, maar ook zó goddelijk tegelijk, dat slechts de oneindige gedachte van God zo iets kon uitdenken.

Slechts door de genade bereide mensen zullen in Maria's grootheid steeds hoger toppen en dieper afgronden vinden, want het is God zelf, die hen brengt in het Alpenland van Zijn Hart.

Zulke bergtocht in Gods Liefde, met een uitzonderlijk vergezicht in het dal, dat Maria heet, mocht Montfort maken, de verdwaalde Middeleeuwer. Als we hem verdwaald noemen, komt dat, wijl hij 31 Januari 1673 te Montfort-la-Cane, Bretagne, werd geboren, toen de middeleeuwen dus reeds voorbij waren. Maar juist het feit dat hij zichzelf later ontvluchtte door zich in de anonymiteit van de naam 'Montfort' op te sluiten, wijst al naar zijn middeleeuwse geest. Want eigenlijk heette hij Louis Marie Grignion. Hij schoof echter zijn persoonlijkheid terug in de Enige die waarlijk Iemand is. Hij zette geen scheidingsstreep tussen natuur en bovennatuur. Hij wilde alles zien, zoals het door God gewild is: ordo vitae in gratia et ordo gratiae in vita.

Om deze geestesconstructie is Montfort een middeleeuwer, verdwaald in de eeuw

van de 'verlichting'. René Thibault S.I. die in zijn Le sens des paroles du Christ 'la

charité médiévale' beschrijft als de onvervalste naastenliefde volgens Christus, zegt

dan ook

(4)

terecht: 'Tel le S. Grignion de Montfort', en hij illustreert zijn bewering door te verhalen hoe Montfort op een keer een zieke van de straat opraapte, hem op zijn schouders nam en in zijn eigen bed legde om hem te verzorgen. Want de christelijke naastenliefde ziet in een lijdende evenmens slechts Christus.

Daarom ook ligt heel het leven van de heilige en heel de strekking van zijn nagelaten werk gecondenseerd in zijn lijfspreuk: God alleen. En dat God-alleen-motief heeft hij uitgesneden en ingebrand op ieder onderdeel van zijn leven, zodat hij slechts een brandend 'God alleen' was, toen God hem 28 April 1716 binnenriep in de volheid van Zijn goddelijke eenzaamheid.

Enkele close-ups.

Om een mens, en dus ook een heilige, te begrijpen moeten we hem zien in zijn tijd, want deze kan soms het voornaamste latwerk zijn voor de heiliging. Op de dag na de heiligverklaring heeft de Paus in zijn toespraak tot de pelgrims het volgende gezegd: 'Montfort, l'humble prêtre breton du siècle de Louis XIV, dont la courte vie étonnament laborieuse et féconde, mais singulièrement tourmentée, incomprise des uns, exaltée par les autres, l'a posé devant le monde “en signe de contradiction”...'.

Door die woorden heeft de Paus alle uiterlijke heiligingsomstandigheden samengevat.

Montfort was een Bretonner, hard als de rotsen van zijn land en zacht voor God als de zee, die willig iedere buiging volgt van een onberekenbare kust. Uit een kinderrijke familie bracht hij het geweldig karakter mee van zijn vader, zodat hij later kon zeggen dat hij de geweldigste man van zijn eeuw zou geworden zijn, indien God hem niet had gegrepen. Van zijn moeder had hij het zachte dulden en een vrome fijnheid. De familie van goede afkomst was niet welgesteld. De oorlogen van de Zonnekoning zullen daar wel niet vreemd aan geweest zijn. Maar in de hand van God was dat een boetseerstok, waarmee de fijnste nuanceringen van onthechting en overgave aan de Voorzienigheid werden te voorschijn gebracht.

Het was ook de tijd van het jansenisme, gallicanisme en quietisme, die geraffineerde

aanvallen van binnenuit op de Waarheid. Hierdoor kreeg Montfort de gelegenheid

om verdediger te zijn en aanvaller op zijn beurt, maar zo, dat hij er niet zonder

kleerscheuren afkwam. En die kleerscheuren waren de vervolgin-

(5)

gen, de miskenning, de verbanning uit het bisdom of werkkring tot zelfs lichamelijke hinderlagen.

Want na heel wat wederwaardigheden - armoede, onbegrip vanwege directeur en professoren, twijfel over gezond oordeel en heiligheid, bewustwording van eigen onwaardigheid - was Montfort priester gewijd. Hoewel zijn droom vaker was uitgegaan naar overzeese missie, had de Voorzienigheid hem in de volksmissies geplaatst. Daar kwam hij in rechtstreeks contact met leugen en dwaling, met geestelijke verwaarlozing en wildgroei, en hij werd de blaffende hond van God, die aansloeg als het nodig was. Met een buldozerkracht brak hij door de puinen heen en ruimde, ruimde. 'Blaffende honden van de Heer, heilige, ijvervolle priesters, laat ons met mond en hart ten oorlog trekken tegen de opstandige wereld, tegen de dansers, tegen het cabaretvolk, dat erger is dan alle heidenen', zong hij in een van zijn vele liederen die hij ons naliet. Maar zulk blaffen bracht hem stokslagen want een eerste neiging van niet al te heldhaftige mensen zal zijn: het muilkorven van zo een 'gevaarlijke' hond, het grijpen naar een stok.

Doch God had zijn 'andere Christus' gereed gemaakt voor het kruis. Met een zakelijk inzicht mocht Montfort weten, dat God, in Zijn wijsheid, loutering en lijden bedoeld heeft als ladders naar Zijn Hart. Dat was reeds de ervaring van Job. En Christus was bovendien nog gekomen om zeer duidelijk ons de dwaasheid van het kruis te leren, die wijsheid is voor God. Zo kwam Montfort tot zijn wijsheidssynthese.

Wijsheidssynthese.

In zo'n zware vervolgingstijd, toen de Wijsheid de arme priester nodigde tot de diepste kamers van Haar bezit, heeft Montfort ook de grondslagen gelegd van zijn

zusterscongregatie, de Dochters van de Wijsheid. Want in het vertrek, waar hij enkele meisjes verzamelde, plantte hij een groot houten kruis, en de kamer noemde hij: de Wijsheid.

Uit die zelfde tijd dagtekent hoogstwaarschijnlijk het traktaatje, dat Montfort naliet:

L'Amour de la Sagesse Eternelle. In dit boekje vinden we de volledige leer, waarmee

de heilige aan de Kerk een nieuwe spiritualiteit heeft gegeven. Al kan men een

duidelijke invloed bespeuren van pater Saint-Jure's De la connaissance et de l'amour

du Fils de Dieu, Notre Seigneur Jésus-Christ, al bouwt Montfort met gegevens in

de eeuwen vóór hem verzameld door Suzo, St. Thomas, St. Bonaventura, St. Ber-

(6)

nardus, St. Gregorius, de Pseudo-Dionysius, St. Augustinus en de schrijver van de Wijsheidsboeken uit het Oude Testament, toch kunnen we zeggen, dat God hem origineel liet zijn. Montfort mocht a.h.w. het sluitstuk leggen in de Wijsheidsboog, hij mocht al het voorafgaande bijeen brengen in een heerlijke synthese.

Aan de pluizers en hypothesenbouwers kunnen we verder overlaten om uit te zoeken hoe de uiterlijke groei naar Montfort's synthese heeft plaats gehad. Volgen wij hem liever van binnen.

Nadat Montfort heengegaan was uit een communiteit van volksmissionarissen, waar de wanorde heerste met de jansenistische besmetting, kwam hij in een hospitaal te Poitiers. Zijn ordenende Christus-liefde wordt een levend verwijt voor de

bestuurders. De duivel mengt zich er tussen. Het hervormend werk van de priester wordt aangeklaagd als verderfelijk. Hoger rijst het kruis in Montfort's hart. Hij ondergaat de kruisiging, omdat Christus hem de wijsheid van het lijden leert.

Men jaagt hem weg. Hij zwerft naar Parijs. Onderweg, als hij in Angers zijn oud-directeur van het seminarie wil bezoeken, wordt hij in tegenwoordigheid van een hele communiteit weggejaagd. In Parijs gebeurt hetzelfde door zijn biechtvader.

Nu staat hij op straat. Hij heeft niets en niemand meer, tenzij God alleen, in het kruis, en dat is alles. Hij woont in een hokje onder een trap in de IJzeren Potstraat. Daar raakt het Kruis helemaal recht. Het wordt bruiloft voor Montfort. De Kruiswijsheid is de Bruid. En Montfort gaat schrijven. Hij weet maar al te goed dat het een stamelen wordt rond het Onuitzegbare. Wat Bérulle, Condren, Olier, St. Jean Eudes enkel voor een elite konden weergeven aan ervaringen van de Eeuwige en Mensgeworden Wijsheid, dat draagt Montfort naar de eenvoudigen. 'Aanvaard dan, mijn beminnelijke Prinses', schrijft hij in een inleidend gebed, 'mijn kleine gestamel als een grote rede;

neem de trekken van mijn pen als zovele stappen die ik zet om U te vinden, en geef vanaf Uw hoge troon zoveel zegen en licht over wat ik voor U ga doen en zeggen, dat allen die het horen zullen, ontvlammen in een nieuw verlangen om U te beminnen en om U te bezitten in de tijd en in de eeuwigheid.'

Montfort wordt zó dronken 'van zijn Bruid', 'van zijn Prinses', het Kruis, dat hij

soms durft doorbreken tot verliefde uitroepen: 'Ma bien-aimée, o ma puissante

princesse'. En van de heilige Geest neemt hij de woorden uit het achtste hoofdstuk

van het Boek der Wijsheid: 'Ik had Haar lief en zocht Haar sinds mijn jeugd, zocht

Haar te winnen als Bruid, want ik werd verliefd op Haar Schoonheid'.

(7)

Rond diezelfde tijd schrijft hij aan zijn zus: 'Dat men mij lastere, dat men met mij spotte, dat men mijn goede naam verscheure, dat men mij in de gevangenis zette.

Dat zijn kostbare geschenken. Dat zijn heerlijke spijzen. Dat is bekoorlijke grootheid.

Het is de hofhouding en het noodzakelijk gevolg van de goddelijke Wijsheid, die Zij meebrengt in het huis van hen, waarin Zij wil wonen'.

Het bezit van God als de Wijsheid, dàt is Montfort's zorg, dàt is zijn doel. De Eeuwige Wijsheid is het Ongeschapen Woord, de tweede Persoon van de H.

Drieëenheid. Zij heeft van alle eeuwigheid het heerlijke Verlossingsplan uitgedacht en kwam Zelf als Mensgeworden Wijsheid op aarde. Als wij dan door Haar, door Jezus Christus dus, naar God moeten, dan zal het verstandig en wijs zijn te zien welke weg Zij genomen heeft naar ons. En het resultaat is dan: het hoofdmiddel, waardoor het plan van de Wijsheid werd bereikt, het Kruis. Daardoor heeft de Mensgeworden Wijsheid ons verlost. Maar de Menswording zelf geschiedde met die heerlijke medewerking van Maria... En dan is Montfort er bijna. Hij heeft reeds de twee grote middelen: het Kruis en Maria. Hoe verhouden die zich tot elkaar? Montfort weet, dat het Kruis het voornaamste is: 'Nooit het Kruis zonder Jezus, noch Jezus zonder het Kruis', zegt hij. Want 'De Wijsheid is het Kruis en het Kruis is de Wijsheid'. En opeens mag hij de sluitende synthese zien: 'Door de Allerheiligste Maagd Maria is Jezus Christus in de wereld gekomen, door Haar ook moet Hij regeren'. Dat is het, want Maria heeft Jezus gevormd en voorbereid voor het Kruis. Het is door Haar ook, dat de hele Christus, ook Zijn mystieke ledematen, moeten voorbereid worden tot het Kruis, tot de Wijsheid.

De Maria numquam satis.

Al heeft Montfort over het Kruis die prachtige 'Brief aan de vrienden van het Kruis' geschreven, waarin hij het 'Si quis vult venire post me, abneget semetipsum, et tollat crucem suam et sequatur Me' van Christus aantoont en uitlegt als onze uiteindelijke opdracht, toch ligt zijn grote verdienste in het wijzen naar Maria. Want indien het waar is, dat de goddelijke Wijsheid Maria zo nauw betrokken heeft in het

Verlossingsplan, indien het algemene Middelaresschap van Maria vervat is in de leer

van de Kerk, dan moet aan Maria ook in de uitvoering van de Verlossing, de juiste

plaats gegeven worden, die Haar door God daarin gegeven is. Als wij Maria immers

zó inschakelen in onze heiliging, zoals

(8)

dat door God is gewild, dan zullen wij daarin ook op de beste wijze slagen, want we volgen dan het plan van de Wijsheid.

Montfort nu mocht inzien en aantonen welke onze houding moet zijn ten opzichte van Maria, hij heeft ons de ware en volmaakte toewijding aan de H. Maagd geleerd juist door te wijzen op onze en hare verhouding tot Christus. 'Als onze volmaaktheid bestaat in het gelijkvormig-, verenigd- en toegewijd-zijn aan Jezus-Christus, dan zal de volmaakste van alle toewijdingen zonder twijfel deze zijn, die ons het allermeest gelijkvormig maakt, verenigt en toewijdt aan Jezus Christus. Welnu, indien van alle schepselen Maria het meest gelijkvormig is aan Jezus Christus, dan volgt daaruit dat van alle toewijdingen, de toewijding aan de allerheiligste Maagd, Zijn heilige Moeder, het meest een ziel toegewijd en gelijkvormig maakt aan Onze Heer; dat, hoe meer een ziel toegewijd zal zijn aan Maria, des te meer zij het zal zijn aan Jezus Christus.'

Dan toont Montfort aan de hand van de leer over het Mystieke Lichaam de consequenties van het voorafgaande: 'Als Jezus Christus, het Hoofd van de mensheid, in Haar geboren is, dan moeten ook, als noodzakelijk gevolg, de uitverkorenen, de ledematen van dit Hoofd, in Haar geboren worden. Een moeder brengt noch het hoofd zonder de ledematen, noch de ledematen zonder het hoofd ter wereld'.

De conclusie is dan: indien Christus Maria als Moeder gewild heeft, dan ook moeten wij haar geestelijk moederschap over ons ten volle aanvaarden. En daar het kindschap culmineert in hoogst mogelijke afhankelijkheid, zal ook onze erkenning en beleving van Maria's moeder-zijn het hoogtepunt vinden in een zo groot mogelijke afhankelijkheid, en wel de afhankelijkheid, waarin Christus ons is voorgegaan bij de Menswording: 'De Onbevatbare heeft Zich laten omsluiten en bevatten door de kleine Maria, zonder iets van Zijn onmetelijkheid te verliezen; door de kleine Maria ook moeten wij ons op volmaakte wijze laten omvatten en geleiden, zonder enig voorbehoud'.

Omdat de traditie het voor hem gereed gemaakt had, gebruikt Montfort voor die

afhankelijkheid het woord: slavernij. Mede door zijn Augustijns pessimisme, dat

Montfort van de Sulpitianen had geërfd, en door de loutere begripsinhoud van het

woordje 'Slaaf', noemt Montfort - met zijn voorgangers - die afhankelijkheid van

Maria, zoals Christus ze ons geleerd heeft: de slavernij van de H. Maagd. Toch staat

hij niet op dat woord, want hij weet wel, dat 'verwaande en vitzuchtige mensen' er

(9)

iets op zouden zeggen. Hij staat enkel op het afhankelijkheidsbegrip, omdat Christus daarheen gewezen heeft door Zijn voorbeeld. De heilige zegt dan ook: 'Wil men zich niet slaaf van de H. Maagd noemen, het zij zo. Men worde en noeme zich slaaf van Jezus Christus, dan is men het meteen van Maria'.

De benaming 'Liefdeslavernij' en vooral de min of meer ongelukkige en verkeerd begrepen of verkeerd aangewende propaganda voor dit woord, waaraan dan soms ook nog een slechts uiterlijke 'slaafkesbeweging' beantwoordde, heeft al heel wat mensen afgehouden van Montfort's degelijke leer. Maar Montfort zelf is de grootste vijand van die valse devoties. In de reeds boven aangehaalde toespraak zei de Paus daarover: 'Et l'auteur du “Traité de la vraie dévotion à la Sainte Vierge” distingue en traits précis celle-ci d'une fausse dévotion plus ou moins superstitieuse, qui

s'autoriserait de quelques pratiques extérieures ou de quelques sentiments superficiels'.

Montfort geeft een degelijke en op het inwendige gerichte leer over onze juiste houding ten opzichte van Maria, zoals Christus ons door Zijn voorbeeld heeft onderwezen. Als hij over enkele oefeningen, uitwendige of inwendige, spreekt, is hij zeer sober en bescheiden. Hij wil niets opdringen, doch enkel helpen, raad geven.

Hij is zoals steeds, de zielzorger, die de vrijheid en de genade eerbiedigt.

Daarom kon de Paus in zijn toespraak zeggen: 'La vraie dévotion, celle de la tradition, celle de l'Eglise, celle, dirons-Nous, du bon sens chrétien et catholique, tend essentiellement vers l'union à Jésus, sous la conduite de Marie. Forme et pratique de cette dévotion peuvent varier suivant les temps, les lieux, les inclinations

personnelles... l'Eglise laisse à ses enfants une juste marge de liberté. Elle a d'ailleurs conscience que la vraie et parfaite dévotion envers la sainte Vierge n'est point tellement liée à ces modalités qu'aucune d'elles puisse en revendiquer le monopole.

Et voilà pourquoi... Nous souhaitons ardemment que... vous puissiez tous, dans le trésor des écrits et des exemples de notre saint, ce qui a fait le fond de sa dévotion mariale: sa ferme conviction de la très puissante intercession de Marie, sa volonté résolue d'imiter autant que possible les vertus de la Vierge des vierges, l'ardeur véhémente de son amour pour elle et pour Jésus'.

Die woorden geven het evenwicht aan, waarin we de nieuwe heilige moeten zien.

In dat evenwicht zegt hij ons: 'De Maria numquam satis', Maria is niet genoeg gekend

noch bemind, en daarom moeten we naar God zelf gaan om te zien, hoe schoon Hij

in Zijn Wijsheid Maria gemaakt heeft en welke verheven

(10)

en voorname plaats Hij haar gaf om op onze beurt die plaats te erkennen door daden.

Als we dan zo die mariale heilige-bij-uitstek beschouwen, dan wordt hij nog meer middeleeuwer voor ons, man van het zien zoals God het ziet, radicalist tot de verste consequenties. Dan moet het ons ook niet verwonderen dat meer dan ooit zijn invloed sterk is en stijgend, in deze catastrophale tijden van er-op of er-onder, zijn invloed die niet de zijne is, doch de Hare, en die van het kruis, die van God alleen. In alle werelddelen zijn millioenen leden van het Maria-Legioen bezield met Montfort's vuur, omdat hij in waarheid de leraar van het Legioen wordt genoemd. Allen strijden, actief of als gebedslid, voor de uitbreiding van Christus' rijk door Maria.

Door de heiligverklaring heeft de Paus Montfort ook in onze tijden laten verdwalen.

Moge die dwaaltocht het begin zijn van een schone volleinding.

(11)

Frans Werfel

door J. van Heugten S.J.

Den 26sten Augustus 1945 stierf in Californië de Duits-Oostenrijkse

dichter-romanschrijver Frans Werfel. Hij was in 1890 te Praag geboren, de stad die wellicht meer dan enig andere in de laatste decennia de Westerse wereld met religieuze of metaphysische onrust vervuld heeft. Uit Praag stammen niet alleen Rilke, maar ook Max Brod en Frans Kafka, en geen dezer heeft zich kunnen neerleggen bij het naturalistische nihilisme, dat Werfel levenslang met hartstocht bestreden heeft en dat in Nederland door een talrijke intelligentia zo grif beleden wordt. Naturalistisch nihilisme noemt Werfel de heersende realistische levensopvatting, die met God en al wat goddelijk is heeft afgerekend, in leven en heelal niet den minsten zin erkent en zich in deze wereld-werkelijkheid als de enig gegevene opsluit. Werfel is van een andere overtuiging en een andere bezieling, en hij beleeft momenten, dat hij als Mozes, afdalend van zijn Sinai, de wetstafels in heilige verontwaardiging op de gouden-kalf-aanbidders van het realisme zou stuk gegooid hebben. In geen zijner boeken heeft hij zich over deze dingen zo uitvoerig en polemisch uitgesproken als in het na zijn dood bij Bermann-Fischer te Stockholm verschenen Zwischen Oben und Unten, waarover wij nog spreken zullen.

Werfel, die uit een liberaal Joods burgermilieu stamt, heeft een wonderlijken levensweg afgelegd, zowel naar het uiterlijke als naar het innerlijke. Als opkomend dichter heeft hij te Leipzig en te Hamburg gewoond en later te Wenen, vanwaar hij door het oprukkende Nationaal-Socialisme verdreven werd. Vanuit Zuid-Frankrijk moest hij in 1940-'41 naar Amerika vluchten, waar hij enkele jaren later overleed.

In de jaren dat hij naam ging krijgen als dichter - zijn expressionistische periode -

leidde hij het typische moderne artistenleven, waarin cabarets, theaters en café's een

voorname rol spelen. Jan Greshoff, die hem in het café Mercur te Leipzig ontmoette,

geeft in zijn Dichters in het Koffiehuis van 1925 een weinig vleiende beschrijving

van Werfel, doch dit reportagewerk dateert uit Greshoffs Action-Française-

(12)

tijd, toen hij voor Joodse auteurs een minder wilwillend oog had dan later. Van Werfels twintigste tot zijn dertigste jaar verscheen elke paar jaren, of nog vaker, een dichtbundel van zijn hand, waarvan er enkele bijzonder gunstig ontvangen werden.

Het nieuwe, ongewone dezer gedichten was, behalve een grote vrijheid van maat en rythme, het onstuimig spiritualisme en de overvloeiende mensenliefde, die hier beleden werden als de verlossende krachten der toekomst. Vooral dit luid verkondigde spiritualisme sloeg in na een periode van uitgesproken materialisme.

Komm, heiliger Geist, du schöpferisch!

Den Marmor unsrer Form zerbrich.

Nu, na ruim dertig jaar, hebben Werfels gedichten uit dien tijd wel iets van hun bekoring verloren. Ze zijn te woordrijk en pathetisch, te luidruchtig, te gekunsteld soms en soms te onverzorgd. Ze schijnen meer uit hartstocht en bezieling geboren - die klip voor jonge poëten - dan uit poëtische bezinning en reflexie. Ze zijn vaak te wild van fantazie, te weinig gebonden en schijnen te gemakkelijk neergeschreven, alsof het eenvoudig verwoorden van gevoelens en verbeeldingen reeds poëzie was.

De beste dezer zijn later in een Auswahl uitgegeven. Het expressionisme, dat ongeveer met den eersten wereldoorlog in Duitsland opkwam, trad zo rumoerig en modern aandoend op en beloofde zo veel nieuws, dat het spoedig de algemene belangstelling won. Werfel ging echter een te eigen weg en had te afwijkende inzichten om lang in artistenmilieu's den smaak van den dag te dienen. Na zijn lyrische periode wendde hij zich tot het toneel en schreef een aantal stukken, waarvan Paulus unter den Juden nog dit jaar in Nederland zijn aangrijpende kracht bewees. Dit zware, gedachtenrijke stuk is geheel ontheven aan die sfeer van te vaardige techniek en veroveringskunst, die zijn vroegste toneelwerk nog enigszins kenmerkt. Zoals vele Joodse auteurs bezat Werfel een wonderlijk vermogen van assimilatie en inleving, waardoor het hem met zijn technische vaardigheid gemakkelijk viel triomfen te behalen nog voordat hij van zijn diepste en innigste gegeven had. De spoedig volgende Nazi-periode vaagde al deze stukken weg van het toneel.

Gelijktijdig met zijn toneelwerk begon hij ook novellen en romans te schrijven.

Het is een merkwaardig verschijnsel - zo merkwaardig, dat men haast van een zekere

wetmatigheid spreken kan - dat talloze auteurs, die met lyrische poëzie begonnen

zijn, met het toenemen der jaren naar de roman overgaan,

(13)

al of niet langs den omweg van het toneel. Dit bewijst wel, dat poëtische aandrift dikwijls meer door jeugdig enthousiasme en bruisend bloed gestuwd wordt dan door een uitzonderlijke musische begaafdheid.

De waarlijk door de Muze gedrevenen passeren de linie zonder iets van hun geïnspireerdheid te verliezen; integendeel, hun talent wint gewoonlijk aan diepte en zuiverheid. De minder poëzie-pure-begaafden echter zien met het verzwakken der aandrift hun wereld- en mensenkennis rijpen en gaan zich liever uitspreken in lots- en mensenverbeeldingen. De roman is de toevlucht der min of meer in de poëzie gestranden of der daaraan verzadigden geworden, een dankbare toevlucht, die vroegere generaties misten. Voor ontelbare lezers is de roman het enige genre, waardoor zij nog met literatuur in aanraking komen. Alle andere genres zijn teruggedrongen ten bate van dat logge, ondefinieerbare en onklassieke verschijnsel dat roman heet en dat zo karakteristiek is voor het realistische, democratische tijdvak, waarin wij leven.

Zoals de feodale geestesstructuur, die eeuwenlang in Europa heerste, haar natuurlijke uiting vond in het hooggeschoeide drama met zijn helden en verraders, en slechts wat in versvorm het licht zag als literatuur erkende, zo is de vormloze proza-roman de natuurlijke uitdrukking geworden van de autonoom en bewust geworden menigte, die aan geen heldenverering meer doet, doch het werkelijke leven in al zijn

mogelijkheden en uitwassen verbeeld wil zien. Ruim een eeuw geleden schreven de romanschrijvers hun verhalen nog in versvorm, en Schiller verweet Goethe nog naar aanleiding van diens Egmont, dat hij zijn held niet hoog vorstelijk genoeg liet optreden: het zijn nog late herinneringen aan het feodale tijdperk met zijn strengen zin voor rangorde en onderscheid, voor strafheid van stijl en houding.

*

*

*

De roman bleek op den duur Werfels eigenlijke begaving, de roman in den zeer ruimen zin van het verbeelden van menselijke verhoudingen en lotgevallen in strenger of losser vorm. Om den vorm heeft Werfel zich nooit bijzonder druk gemaakt, met dien verstande dat hij nóch de straffe compositie en geacheveerdheid van veel Franse romans nastreeft, nóch uitmunt door bijzondere verzorgdheid van taal en uitdrukking.

De meeste zijner romans zijn tamelijk logge gevaarten, zoals Duitse boeken dat

dikwijls zijn, en eindigen eerst na vier, vijf honderd of meer

(14)

bladzijden. Het klassicisme dat Franse auteurs zelfs nog in romans weten te verwerkelijken, een zekere heldere doorzichtigheid, klaarte van bouw en indeling, een zekere afgerondheid van opzet en uitwerking, ontbreekt hier en de auteur heeft er geen interesse voor. Daartegenover vindt men bij Werfel een bijna grübelnde diepzinnigheid, een tragisch gegrepen zijn dóór en een treffend weergeven van mensenleed en mensenlot, een dramatische enscenering, een kracht van

mensenverbeelding, een vizie op het aardse gebeuren, die zijn ongewoon episch talent uitmaken. Is het verhaal eenmaal op gang en heeft hij zich voldoende ingeleefd in zijn schepping, dan weet hij deze met een zeldzame helderheid op te roepen en den lezer gevangen te houden in het labyrinth zijner verbeeldingen. De lezer voelt zich omringd door mensen van gelijke makelij als hij zelf, die ademen op zijn eigen rythme en wier leven zich verstrikt in de droevige conflicten, die nu eenmaal van deze aarde zijn. Werfels kracht ligt in 't algemeen niet in de scherpe, concrete vormgeving en karakterizering, in de trefzekere stillering, die meer Latijns erfgoed is en vele Romaanse schrijvers kenmerkt. Zijn drang naar intensiteit, naar inleving in toestanden van ongewone structuur, kortom zijn tasten naar de ziel, zijn talent voor tragische verhoudingen, zijn gevoeligheid voor religieuze spanningen en mystieke belevingen zijn misschien nog meer Germaanse dan Joodse erfenis. Wel is hij een meester in stijlvermogen. Het onzegbare en onstoffelijkste, het dichtst bij de ziel gelegene, dat wat in gezegende ogenblikken vaag gevoeld of vermoed wordt, weet hij in woorden te vangen. Alles wordt woord en beeld bij hem.

Aanvankelijk heeft het besef van schuld als psychische belevenis hem sterk geboeid, zoals de vroege verhalen Nicht der Mörder, der Ermordete ist schuldig en Der Abituriententag verraden. Vooral dit laatste is een huiveringwekkende evocatie van een die zich schuldig weet aan een morele wandaad. In Barbara oder die Frammigkeit en Der veruntreute Himmel behandelt en verheerlijkt hij beide malen het Godsgeloof in zijn simpelste verschijningsvorm, het geloof ener allereenvoudigste dienstbode, voor wie het Gods- en onsterfelijkheidsbesef de natuurlijkste en diepste

levensovertuiging is. In het eerste geval heet zij Barbara, in het tweede Theta Lienek.

Barbara wijdt al wat zij aan aardse genegenheid overhoudt aan het kind der familie, waarin zij gediend heeft, en Theta aan haar neef, dien zij voor priester laat studeren.

Voor Werfel betekent de keuze van een dergelijk gegeven een protest en een

levensbekentenis, een protest tegen intellectualistische uitwassen en een zich bekennen

tot evangelische levenswaarden. Ook Verdi, de roman over den Italiaansen musicus,

ligt

(15)

in deze lijn: de ware kunstenaar is voor Werfel Verdi, de eenvoudige,

ongecompliceerde, die voor het volk musiceert, niet Wagner, de musicus voor verintellectualizeerden.

Met Die Geschwister von Neapel en Die vierzig Tage des Musa Dagh waagt zich Werfel aan het beschrijven van toestanden en verhoudingen, die ver buiten zijn onmiddellijke ervaring liggen. In het eerste werk vormt een schijnbaar

allerrechtschapenste en allerbest bedoelde vadertyrannie het conflict, waardoor de kinderen innerlijk in slavernij of opstand of ellende gedreven worden, in het tweede, een roman van twee zware boekdelen, wordt het onmenselijk leed van door de Turken verdreven Armeniërs beschreven met een intensiteit en aanschouwelijkheid die Werfels geheim zijn. In Höret die Stimme roept de schrijver de grootse, doch tragische figuur van den profeet Jeremias op, die onder den last der miskenning dreigt te bezwijken.

Zijn twee laatste verhalende boeken schreef Werfel in Amerika. Het eerste is Das Lied von Bernadette, dat hij, de Jood, schreef naar aanleiding ener gelofte aan de Heilige Maagd. Toen hij op zijn vlucht voor de Duitsers te Lourdes vertoefde, beloofde hij de Moeder Gods een boek over Bernadette te zullen schrijven, wanneer hij en zijn vrouw veilig in Amerika zouden landen. Das Lied von Bernadette is een wonderfijne symfonie, zo zuiver, zo innig en meeslepend van melodie als geen van Werfels andere werken. Dat een Jood zo schrijven kon, zou met alle Semietisme moeten verzoenen. Werfel, de buitenstaander, is niet ongevoelig gebleven voor de bovenmenselijke gratie van den glimlach der Moeder Gods te Lourdes. Slechts wie het zintuig heeft voor het transcendente, voor het niet louter rationele, wie ogen heeft om te zien en oren om te horen, kan dit wonderlijke gebeuren zo menselijk en natuurlijk styleren, dat het bovennatuurlijke door het natuurlijke heenschijnt. Alles is evenwichtig en helder, simpel en groots, menselijk en meer dan menselijk in dit epos van Maria's heerlijkheid. Zelden is de levensgang ener Heilige zo indringend en overtuigend, van zo nabij en van binnen uit geschreven als hier de opgang van Bernadette.

Twee dagen voor zijn dood voltooide Werfel zijn laatste roman, Stern der

Ungeborenen, een kolos van bijna zeven honderd bladzijden, die voor mijn gevoel

een mislukking is geworden. Het is de roman ener zeer, zeer verre toekomst, ener

toekomst van over tienduizenden jaren, waarin de mensen zich van vele ongemakken

des levens bevrijd hebben. De wereld, die hier beschreven wordt, is zo fantastisch,

zo willekeurig fantastisch, zo anders dan de ons bekende, dat men nauwelijks nog

het gevoel heeft

(16)

met wezens van vlees en bloed te doen te hebben. Het grillige en willekeurige domineert zo zeer in deze maatschappij van fantomen dat de schrijver den lezer niet meer meekrijgt. Alles staat te ver af van een levende mensheid, zoals het met toekomstromans gewoonlijk gaat. Er valt zoveel aandacht op de techniek, op de nieuwe uiterlijke levensverhoudingen, dat de innerlijke mens, waarom het in litterair werk toch hoofdzakelijk gaat, eronder verschrompelt. Deze Stern der Ungeborenen lijkt mij een misgreep, ondanks al het talent dat eraan besteed is.

*

*

*

Een geheel anders geaard werk, dat kort na zijn dood verscheen, is de verzameling voordrachten en aforismen, die Zwischen Oben und Unten

(1)

heet en door Werfel zelf nog ter uitgave werd voorbereid. Hier vinden we Werfels geloofsbelijdenis en levensleer, vaak met temperament voorgedragen, hier bekent zich de schrijver als een hartstochtelijk aanhanger van het Christendom. Hij analyseert de tendenties van den tijdgeest, van die grote geestesstroming, die in de laatste tweehonderd jaren de leidende kringen van West-Europa heeft medegesleept en die men wel het rationalisme noemt. Werfel geeft haar den naam van naturalistisch nihilisme, omdat zij enerzijds al wat buiten de waarneembare natuur ligt, hardnekkig ontkent en anderzijds tot het zuivere nihil voert. Tegenover dit nihilisme verdedigt Werfel de werkelijkheid van het transcendente, van een persoonlijken God, die mens werd in Jezus Christus, de werkelijkheid der genade en van geheel die bovennatuurlijke wereld, die sfeer en karakter van het Katholicisme bepaalt. Geboren in de schoot van dit nihilisme, en opgevoed in den geest 'der Fortschrittsgewissheit, im naiven Ammenglaube an Weltverbesserung durch Wissenschaft, in tief skeptischer Abgekehrtheit von metaphysischem, religiösem oder gar mystischem Denken und Fühlen', heeft hij het, naast God, aan zijn liefde en neiging tot de dichtkunst te danken, dat hij zich uit deze atmosfeer heeft kunnen losvechten.

Het eerste kapittel uit dit 'metaphysisches Vermächtnis', zoals de uitgever het

noemt, heet Realismus und Innerlichkeit en, omdat het de grondlijnen van Werfels

ideeën bevat, is een korte weergave daarvan niet ondienstig. Het is een lezing,

waarmee de auteur de steden van Duitsland en Oostenrijk heeft afgereisd,

(17)

kort voor de machtsovername door Hitler. Werfels stelling is, dat realisme en innerlijkheid radicaal vijandig tegenover elkaar staan. De realiteit (dat wil zeggen:

de onmiddellijke verhouding tot de dingen des levens en der natuur) neemt af naar gelang de volmaaktheidsgraad harer technische overmeestering. Wandelen is de beste methode om een stuk wereld te leren kennen. Alle technisch vervoer, per spoor, per auto, per vliegtuig, vermindert de natuurtoe-eigening in verhouding tot de groeiende snelheid. De boer is de meest reële der mensen: de industrialisering echter verproletariseert niet alleen een massa boeren en maakt hen tot industrie-arbeiders, maar de toenemende techniek verwijdert ook den boer zelf enigszins van de natuur en van zijn grond.

Agressief realisme is steeds de houding, die een lager staand volk of volksklasse tegenover een hogere cultuur aanneemt. Toen de Barbaren Rome veroverden, hebben zij wel gelachen om de onpraktische verfijning der Romeinse dames: hùn vrouwen waren toch betere huisvrouwen. Toen de feodale orde ineenstortte en de burger aan de macht kwam, werd er een nieuwe waarde geadeld: de arbeid. De burger wist geen raad met ledige tijd, met 'Müsziggang, der alles Geistes Anfang ist. Um Müsziggang zu ertragen musz man ein Kapitalist an Innerlichkeit sein'. Het ideaal van de arbeid heeft het klaar gespeeld om niet slechts behoeften te bevredigen maar om behoeften te scheppen. De resultaten der exacte wetenschap munt zij om in techniek en door het noodzakelijk maken van het onnodige bewijst ook hier weer het realisme zijn volstrekt irreëel karakter. Het maakt de massa tot proletariërs, tot irreële houvastloze mensen. De nieuwe deugd, die deze realistische periode tot dè deugd heeft

uitgeroepen, heet: zakelijkheid. In tijden, die de van het dogma bevrijde wetenschap en de ontwikkeling der burgerklasse voorafgingen, waren de grote deugden: ridderlijke moed en religieuze innigheid. Het realisme wist daar geen weg mee en schiep het ideaal van de arbeid en de zakelijkheid. Zonder innerlijkheid echter bestaat er geen buitenwereld, zonder fantazie geen werkelijkheid. Waarom beleven wij, mensen, bij onze maaltijden honderdvoudige realiteit, die de dieren niet beleven en die eenvoudig ontbreken zou, wanneer wij de spijzen slechts als hongerstillende materie verslonden?

Dit is een voorbeeld uit de banale dagelijkse wereld. Hoe heeft het Christendom door zijn verinnerlijking de werkelijkheid omgevormd.

Helft uns nur den Erdgeist binden....

Und das Wort des Lebens finden,

(18)

zegt Novalis. Het realisme wil slechts den Erdgeist binden zonder zich om het Wort des Lebens te bekommeren.

Elk ideaal, ook het realistische, streeft naar geluksvermeerdering. Wat is echter het geluk? Het is de rijkdom der tot innerlijkheid omgesmolten werkelijkheid. Nu openbaart zich de scheppende innerlijkheid, de geestelijke zielsmens in drie sferen:

die der religie, der wetenschap en der kunst. De afval van de religie is niet te berekenen. De wetenschap staat grotendeels in het kamp van het realisme. Was het mercantilisme de vader, zij is de moeder van dit kind. Zij volhardt in haar specialisme en houdt voor een wereldverklaring, voor een zuivere philosofie beschaamd de ogen dicht. Een zin in het wereldgebeuren te erkennen acht zij illusoir en

onwetenschappelijk. In haar analytische methoden verbergt zij een agressieve wellust de wereld haar zinloosheid te bewijzen. Zij bewijst haar realisme, dat wil zeggen haar irrealiteit, door de causaliteit te loochenen en zich van de beeldkracht des woords te bevrijden om slechts in abstracte formules te denken. Er is een vergoddelijking van het intellect waarneembaar, vooral in de kringen der psycho-analytici, die het 'bewustzijn' aanbidden als een wezen vol magische geneeskracht. Nu is echter 'die Grundposition des Menschen nicht rational, sondern aesthetisch bedingt'.

Slechts de 'musische' mens is in staat de door zakelijkheid verstoorde innerlijkheid weer op te bouwen, en met musischen mens bedoelt Werfel den zielsbewogen, fantazievollen, charismatischen mens.

Doch eerst zal de sociale en oeconomische revolutie moeten komen en de musische mens zal geloof en kracht en moed nodig hebben om tenslotte te overwinnen, want de mens kan 'nur leben im Namen des Wunders'.

Deze rede, die het eerst gehouden werd voor den Kulturbund te Wenen, dateert van 1931. Zij bevat de grondstellingen en hoofdlijnen van Werfels wereld- en mensheidsbeschouwing. Het is de levensbekentenis van een ongetwijfeld diepzinnigen en oorspronkelijken geest, die het katholieke Christendom als den sleutelbewaarder van het koninkrijk Gods beschouwt, ook al legt hij te wezenlijk verband tussen het musische en de genade en verheerlijkt hij het aesthetische ten koste van het logische.

Het zou jammer zijn wanneer een geluid als dit, zo geïnspireerd door en afgestemd

op de fijnste aspiraties en intuïties van het menselijk hart, zo doordrongen van de

heerlijkheid der ziel, zo vol van Godsbewogenheid, zo veel hoop en levensvreugde

ademend, ongehoord en onbeantwoord zou wegsterven.

(19)

In een volgend hoofdstuk 'Kann der Mensch ohne Gottesglauben leben?' zet Werfel zijn aanval op den tijdgeest voort en formuleert hij enige zijner overtuigingen: 'Die Wissenschaft kann zwar Gott nicht beweisen, noch weit weniger aber vermag sie seine Existenz zu leugnen.' 'Dass Göttliche ist eine zarte Musik der innersten Seele, die wahrgenomen werden kann, aber nicht wahrgenomen werden musz. Um sie zu erlauschen ist eine Zuwendung des geistigen Gehörs unerläszlich, ein Entschlusz, ein Akt des Willens'. En verder: 'Diese Welt, die sich civilisiert nennt, kann seelisch nur geheilt werden, wenn sie den Weg zu einem echten Christentum wieder findet, warum? - werden die Küster der Diesseitsgesinnung eifern. Weil die Lehre Christi, so musz die tiefere Einsicht bekennen, - nicht nur nicht erschöpt, sondern kaum geahnt ist. Weil sie alle Gegenwartsbewegung an metaphysischen und ethischen Werten um Sternenhöhen überragt.'

Het tweede deel van dit disparate werk, dat voor de kennis van Werfel onontbeerlijk is, de Theologumena, bestaat overwegend uit spreuken en aforismen, die meest alle op het transcendente betrekking hebben en in het verlengde van Realismus und Innerlichkeit liggen. Aforismen voldoen het best, wanneer zij in een spitse, scherpe formuul een paradoxale waarheid uitspreken, zoals dit bij de grote Franse moralisten en bij Nietzsche (hoewel het bij dezen dikwijls schijnwaarheden zijn) het geval is.

Werfel is niet zozeer de man der spitse, scherpe formuul als der diepzinnige waarheid, zodat zijn aforismen, wat de vorm betreft, in 't algemeen weinig verrassend zijn. Om enig idee te geven van Werfels gedachten en formulering citeren wij het eerste paar Theologumena, die hij 'eine Engelsbrücke für Agnostiker' noemt.

'Ik ben een letter ergens in een dikken, groten roman. Mijn eigen betekenis ken ik

niet, noch die der weinige naburige letters, die ik van mijn plaats uit zien kan. Ik

weet niet, tot welke lettergreep wij behoren, waaruit, met andere lettergrepen, het

onbekende woord gevormd wordt dat ons omvat, en met ontelbare andere onbekende

woorden de regels van het boek uitmaakt die zijn bladzijden regelmatig vullen. Daar

ik niet eens zin en betekenis der letter ken, die ik zelf ben, hoe zou ik dan iets van

den zin van den gehelen groten, dikken roman weten, van zijn handeling, indeling,

opbouw, van begin en einde, van zijn verwikkelingen en oplossingen, van hoofd- en

bijpersonen, en hoe dan iets van zijn auteur? Daar ik echter een letter van het grote

geheel ben, als in een geheimzinnigen reidans mijn voor mij onverstaanbare buurletters

aan de hand houdend, daar ik dus in verband sta, in

(20)

de ononderbroken voortzetting der mij verborgen geschiedenis, die ook mijn eigen bestaan doorademt, zo vervult mij het zekere bewustzijn, een zinrijk deeltje te zijn, dat door het lezendschrijvend oog buiten het boek moeiteloos ontcijferd en verbonden wordt...'.

Von dem was den Menschen erlaubt ist:

Den mensen op aarde is het slechts in zeer geringe mate geoorloofd de cosmische krachten voor de behoeften van hun welvaart en van hun haat aan te wenden: Stoom, magnetisme, electriciteit, lange en korte golven, dat is ongeveer alles. Het is zo, alsof de verzwakte, vermoeide Godheid ons een beetje met haar bliksem spelen liet, doch slechts heel oppervlakkig en kinderlijk. Zij heeft ervoor gezorgd, dat wij ondanks al onze trotse techniek, ondanks alle theoretische atoomverbrijzeling aan de kosmos weinig bederven kunnen. Wij mogen niet eens de huid van onze kleine planeet openrijten en in de diepte onzer woning indringen.'

'God laat het toe dat de natuur ons mensen veroorlooft elkaar om te brengen. Deze concessie bewijst ons dat de dood niets eigenlijks, niets beslissends is, geen echt verloren-zijn; anders lag het doden evenmin in de macht van het creatuur als het zo juist vermelde ernstige misbruik der kosmische krachten.'

Tevens lichten ons enkele zijner uitspraken in over het wonderlijke feit dat Werfel, die in woord en geschrift het Katholicisme zo warm verdedigt en dit met heel zijn hart scheen aan te hangen, nooit tot de Kerk overging. Hij, die in Christus, in de menswording en in de Kerk geloofde, was door en door Jood in zijn mystieke geloofsopvatting. Hij zag de roeping en zending van Israël als een blijvende roeping, ook na de Menswording. Israël moest door zijn lijden en vervolging op negatieve wijze blijven getuigen van den Messias. Tot aan het einde der tijden blijft Israël uitgesloten, maar dan zal het geroepen worden tot de belijdenis van den Redder.

Israël zal steeds de afgezonderde onder de volken zijn, omdat het een bijzondere zending heeft: nooit zal een Jood Duitser of Rus of wat ook kunnen worden zonder verraad te plegen aan zijn stam. God heeft zich aan Israël geopenbaard en aan deze openbaring heeft het trouw te blijven. Wie Christen wordt door het doopsel en door toetrede tot de Kerk, wordt ontrouw aan Israëls verleden. Israël is niet een

missioneerbaar volk als 'Papuàs en Pigmeën'. Selbst für einen Juden, der Jesum

Christum für den wahrhaftigen, in der Geschichte realisierten Messias und sogar für

Gottes Sohn hält, ist Taufe und Ubertritt nicht adäquat. Ihm eignet eine überaus

verschiedene Stellung zu dem Christusereignis als es die der

(21)

'Völker' ist... Der Jude ist durch Taufe und Glaube allein nicht 'heilbar'.

'Israël ist mehr als eine Nation, es ist ein historisch-biologischer Orden - ein Bettelorden sogar trotz einiger reichen Individuen - in den man nach Gottes Ratschluss durch Geburt eintritt, um bis zum vorletzten Tage nicht mehr entlassen zu werden.'

'Ein Jude, der vors Taufbecken tritt, desertiert in einer dreifachen Klimax. Erstens desertiert er... aus der Partei der Schwachen, ferner... aus Israël bis in die Tiefen zu Abraham, Isaak und Jacob hinab, drittens desertiert er... Christum selbst, da er in Willkür sein historisches Leiden... unterbricht und in einer eiligen, im Heilsdrama nicht vorhergesehenen Weise, dem Erläser an die Seite tritt, wohin er vielleicht nach dessen heiligem Willen gar nicht gehört, zumindestens noch nicht...'

Deze uitingen, die van '36 dateren, werden kort voor zijn dood nog door Werfel

herzien, zodat ze als zijn definitieve mening mogen beschouwd worden. Al zijn ze

moeilijk te rijmen met de theologie van Sint Paulus, die even verwoed Jood was als

Werfel, toch hebben wij eerbied voor de heilige illusie van dezen opgejaagde, die

geen woorden genoeg vindt om die rasgenoten te geselen, die de oude tradities van

Israël prijs geven om zich hals over kop in alle snobismen en mode-actualiteiten te

storten, waartoe het moderne leven maar verlokken kan.

(22)

De Kerk in Spanje en Portugal door L. Arts S.J.

De vreemdeling die thans het Iberisch schiereiland betreedt, langs Irun, of Port-Bou, of Valencia de Alcantara, komt dadelijk voor een groot nieuw stenen kruis te staan:

het plaatselijk monument ter ere van de slachtoffers van den burgeroorlog, en tevens het teken van de nieuwe orde. Het nieuwe Spanje staat klaar en duidelijk, bijna grimmig, in het teken van het kruis. Geen kruis met gebroken armen als in Duitsland, noch een kruis met platte boorden als in Dolfuss-Oostenrijk, noch een kruis met dubbelen dwarsboom als in Lorrijnen; maar het simpele, duidelijke katholieke kruis.

Dit kruis is immers het zuiverste teken van de Hispanidad. Op den hoogsten top van het koninklijk paleis te Madrid, troont boven troon en kroon datzelfde kruis. Een vreemdeling, vooral wanneer die uit Frankrijk komt, zal wellicht even verrast of misschien zelfs geërgerd zijn de echte Spanjaard, ook al heeft hij zijn geloof verloren of sedert jaar en dag de katholieke praktijk verwaarloosd, vindt dit kruis

vanzelfsprekend. Hoogstens zal hij zich misschien afvragen of dit kruis zijn armen uitsteekt, ook over de gesneuvelden van de linkerzijde.

Voor den doorsneelezer is Spanje en Portugal, wellicht nog meer dan Italië, het katholieke schiereiland: het land van kerken en kloosters, van Fatima en Montserrat, het land van de heiligen, van Theresia en Ignatius, van Vincentius Ferrier en Jan van het Kruis. Daar is inderdaad wellicht geen ander volk ter wereld, waar het katholicisme zo diep in 't bloed is doorgedrongen, geen land waar het als het ware met de lucht wordt ingeademd. Het bewustzijn van de Spaanse natie is ontwaakt, gegroeid en gestaald in en door den kamp tegen de Moren, tegen de heidenen. Behalve de Arianen (maar toen bestond er nog weinig of geen Spaans bewustzijn) hebben de Spanjaarden nooit ketterijen te bestrijden gehad. Toen het Concilie van Trente, tegen de

protestantse Reformatie, de Katholieke hervorming doorvoerde in Europa, bleven

de kroonlanden van de zeer christelijke Habsburgers in Spanje en Oostenrijk, en ook

in Zuid-Amerika van die: hervorming

(23)

gespaard. Deze gebieden hadden, althans naar de mening van de zeer christelijke vorsten, geen hervorming nodig. Zo is het gedeeltelijk te verklaren, dat hier toestanden en wantoestanden bleven voort heersen, zoals wij er ten onzent alleen in de late Middeleeuwen hebben gekend.

Deze diep-gewortelde katholieke traditie is ontegensprekelijk een eer, een heil en een voorrecht van de Spaanse landen: maar meteen is zij ook een gevaar, en de diepe oorzaak van hun zwakheid en achterlijkheid.

Het Iberisch schiereiland, de hoge citadel van het katholicisme, is twee eeuwen lang ook een bolwerk van liberalisme geweest: virulent in het Portugal van Pombal;

minder hevig maar niet minder diep in Spanje. Twee eeuwen lang werd de politiek en de kultuur, het private en het openbare leven, de wetenschap en de staatsmacht, de burgerij, de adel en het volk, doordrongen en doordrenkt met liberalisme en vrijzinnigheid, of zelfs met hevig en vinnig anti-klerikalisme. In Portugal brak de vervolging uit in 1910; in Spanje brandden kerken en kloosters in 1936.

Wie thans het nationalistisch Spanje en Portugal rustig doorreist, en hier en daar nog de puinen ontwaart van uitgebrande kerken en kloosters, vraagt zich telkens af:

hoe zijn die ontzettende uitbarstingen van wilden haat mogelijk geweest, hier, in een katholiek land? Op deze vraag zou zeer veel te zeggen zijn; maar de laatste en diepste oorzaak van het verschijnsel moet o.i. twee- of zelfs vijfhonderd jaar terug gezocht worden. Spanjaarden en Portugezen met een zekere ontwikkeling begrijpen vrij gemakkelijk hoe die uitbarstingen mogelijk waren. Sociale wantoestanden lagen hier opgestapeld als droog poeder, zowel op den buiten als in de steden: tartende

tegenstellingen tussen onmatige rijkdom en schreeuwende armoede; krasse

onwetendheid op elk gebied bij een massa ongeletterden; bijna volkomen gemis aan de meest elementaire sociale organisatie; ophitsing van het buitenland; de

aanwezigheid van de vreemdelingen-legioenen aan beide zijden, hebben voorzeker de hevigheid en de bitterheid van den strijd verhoogd, en den duur ervan verlengd.

Voeg daarbij den vulkanischen aard van het Iberisch karakter: een explosief mengsel

van warm bloed, felle zon en sterke drank. Eindelijk de bedwelming van den strijd

zelf: machtsroes bij de jonge nieuwe meesters, en voor de massa de feërie van laaiende

branden, en de prikkelende geur en kleur van bloed. Dit alles samen verklaart heel

wat uitbarstingen en revoluties in dit vulkanisch schiereiland. Toch blijft het een

raadsel hoe dit bij uitstek katholiek volk zijn

(24)

priesters en kloosterlingen bij tienduizenden doodmartelde, kerken en kloosters bij honderden moedwillig in brand stak. Dit is eerst grondig te verklaren, wanneer men het speciaal soort van katholicisme onderzoekt, dat hier door twee eeuwen liberalisme geschapen werd.

Van Pombal tot Salazar.

Pombal heeft diep en sterk het stempel van zijn genie op het moderne Portugal gedrukt. Hij is een zeer omstreden figuur: hij moet in elk geval een man van talent, misschien wel een man van genie geweest zijn; maar dan was het zeker een satanisch genie: de voorloper van de Franse revolutie; een typisch produkt van het achttiende eeuwse Portugal. In het zonnig stadje Pombal, waar hij geboren werd en waarnaar hij later Markies van Pombal werd genoemd, troont zijn borstbeeld in een vreedzaam prettig tuintje, temidden van cypressen en palmbomen. Men vraagt zich af hoe in deze rustige vrome omgeving zulk een geest kon ontluiken. Even buiten het stadje, op de steile rots, hoog boven het oude vervallen kerkje uit, troont en waakt, grimmig en trots de oude citadel. Te Lisboa in het hart van de stralende en pralende hoofdstad, prijkt zijn beeld te voeten uit, hoog op zijn voetstuk. Die heerlijke, enig-mooie moderne hoofdstad is zijn werk. Met het bezit van onteigende kerken en kloosters bouwde Pombal, na de aardbeving van 1785, het moderne Lisboa, met zijn straten in winkelhaak, zijn heerlijke tuinen en lanen en pleinen, met zijn bloemen en palmen.

Het is ontzettend te constateren hoe 'grondig' het werk van dezen antiklerikaal geweest is. De revotionnairen van 1910, zowel als de wrokkende vrijzinnige

universiteitsprofessoren of de saboterende communistische arbeiders nu, zijn authentieke zonen van zijn geest. De grote onsterfelijke tegenstrever van Salazar is en blijft de oude markies.

Wel ging het achttiende eeuwse katholicisme van Portugal gebukt onder den last

van vele eeuwen en zwakheden. Pombal heeft de Kerk in Portugal lam gelegd om

haar daarna volkomen afhankelijk te maken van den liberalen staat. De Portugese

clerus, door de regering benoemd, toonde zich meer bezorgd om de regeringen in

het gevlei te komen, dan om de richtlijnen van Rome te volgen. Het onvermijdelijk

gevolg was een deerlijk verval. Portugal geraakte op religieus gebied nagenoeg op

het peil van Frankrijk. Het volk werd langzamerhand heidens: in Lisboa waren

ongeveer 40% van de mensen niet gedoopt. Nu nog blijven kerken gesloten bij gemis

aan priesters om ze te bedienen. De

(25)

heerlijke votiefkerk van de Hieronimieten te Belem, bij Lisboa, wordt bediend, of juister gezegd bewaard, door een tachtigjarigen prelaat, die verantwoordelijk is voor 18.000 zielen die tot de parochie behoren. Op het platte land moet vrij-algemeen één priester instaan voor vier tot acht en negen dorpen. Anderzijds telt men ettelijke adellijke families die er een huispriester op nahouden. De kloosterorden, door Pombal met tak en wortel uitgerukt, zijn tot op heden nog niet heropgebloeid, en schijnen in Portugal moeilijk te aarden. Het schoolregiem is nog tamelijk achterlijk. Het lager onderwijs bestaat uit vier studiejaren, en wordt meestal door dames gegeven. In den zomer vooral is het absenteïsme nog vrij aanzienlijk. De intelligenza, aan liberale universiteiten gevormd, was nog al diep aangetast. Alleen de universiteit van Coimbra had de katholieke tradities hoog gehouden. Tengevolge van de koerswending van Salazar moesten meerdere professoren verbannen, geweerd of op pensioen gesteld worden.

De inzichten voor de toekomst zijn ontegensprekelijk gunstiger. De kleine seminaries - want nagenoeg alle priesters worden van kindsbeen af opgeleid in kleine seminaries - zijn thans beter bevolkt, en de vorming is er degelijker. Toch blijft de clerus, behalve aan zijn aanzienlijk numeriek tekort, nog lijden aan een soort minderwaardigheidskomplex: gemis aan initiatief, aan durf, aan doorzicht. Een vreemdeling kenmerkte hem vrij juist als 'goede kinderen'. De achting van de ontwikkelden voor den doorsnee-priester is eerder gering te noemen.

Het volk, in de steden vooral, is grotendeels volslagen onwetend, en tengevolge daarvan, a-moreel en a-religieus. De jeugd, de volksjeugd vooral, is erg verwaarloosd.

De nieuwe orde, met haar hogere christelijke idealen, heeft enkel zeer geringe kernen geraakt. Uiterlijk geeft het volk weinig aanstoot: blijkbaar is de vrouw hier minder geëmancipeerd dan bij ons: vreemdelingen vinden haar houding en gedraging doorgaans minder uitdagend of ergerlijk dan in onze gewesten. De schooljeugd leeft op straat: kranten en loterijbriefjes worden bijna uitsluitend rondgevent door knaapjes van 12 of 13 jaar.

De politieke omwenteling door Salazar ingeluid, heeft ontegensprekelijk voor de kerk onmetelijke mogelijkheden geschapen. Officieel is alles katholiek; de

moeilijkheid is echter, zowel voor de regering als voor de kerk, bekwame en

betrouwbare mensen te vinden om die mogelijkheden uit te buiten, en die kaders te

vullen. Zo werd b.v. het godsdienstonderricht verplichtend in alle lagere en middelbare

scholen alsmede in de jeugdorganisaties van

(26)

de partij. Maar wie zal het verstrekken? Katholieke normaalscholen zijn er niet. Zo moest men in de middelbare scholen te Lisboa, voor het godsdienstonderricht priesters aanstellen, die ofwel te oud waren, ofwel overlast met parochiële of andere

bezigheden; met het jammerlijk gevolg dat in vele gevallen de godsdienstcursus elken ernst en prestige miste.

Salazar behield de scheiding van Kerk en staat. Dit heeft sommigen in het buitenland, en ook priesters in het land, verwonderd of geërgerd. Toch bleek het een wijze en de enig-mogelijke oplossing te zijn. Enerzijds zou het voor de kerk in Portugal een bedenkelijke zegen wezen, werd zij ineens weer in het genot gesteld van al hare vroegere voorrechten en bezittingen. Anderzijds moet Salazar steeds rekenen met het ondergronds verzet van het binnenlandse en buitenlandse

antiklerikalisme: van de liberale loge die uit haar machtposities verdreven werd, en van het atheïstisch communisme, dat er nog steeds op uit is de sociale wantoestanden bij het volk, en de ontevredenheid van vele bedienden en middenstanders uit te buiten voor zijn revolutionnaire doeleinden. Nog steeds is scherpe waakzaamheid geboden en moeten soms harde en voorbeeldige straffen toegepast: dit jaar nog werden, naar aanleiding van stakingspogingen, op de scheepstimmerwerven van Lisboa, van de 2500 arbeiders, 1200 ontslagen. Ongeveer tegelijkertijd werden vijf professoren van de universiteit van Lisboa afgezet en op pensioen gesteld.

Blijven kerk en staat juridisch gescheiden, het hoofd van de kerk, de jonge en ijverige patriarch van Lisboa en het staatshoofd werken in volmaakte verstandhouding, al voelen beiden hoe hun plannen en pogingen ten dele verijdeld worden door het gemis aan gave hulpkrachten. Van de regering kan de kerk elke hulp en elken steun verwachten, die haar werkelijk dienstig kan zijn; harerzijds schenkt de kerk onverholen aan de regering den vollen steun van haar zedelijk gezag. De heiligverklaring van Johannes de Britto, een Portugees Jezuïet, was een nationaal feest: heel de plechtigheid te Rome werd over de officiële zenders uitgezonden. Een feitje kenschetst de verhoudingen tussen kerk en staat; een deel van het patriarchaal seminarie van Lisboa was sedert jaar en dag bezet door een rijkslyceum. Salazar bouwde een mooi nieuw lyceum; zo dat het seminarie, zonder veel omhaal van wetten en teksten, vrij gegeven werd voor het patriarchaat.

Wat Portugal op het ogenblik, zowel politiek, sociaal als zedelijk en religieus zou

baten is een grondige 'durchmissionnierung'. Helaas! hiervoor ontbreken vooralsnog

de nodige werkkrachten, en wellicht ook de werkkracht. Ook lijkt de huidige

(27)

generatie hiervoor nog niet vatbaar. Een poging tot een algemene missie in Lisboa vorigen winter is jammerlijk mislukt.

Ondertussen wekt het wonder van Fatima in heel het land een grote hoop en een zekere beroering. Al boekt men totnogtoe te Fatima zelf geen opzienbarende en wetenschappelijk controleerbare wonderen, het verschijnsel van Fatima is op zichzelf een niet minder verbazend wonder dan de verschijningen zelf. Wat den vromen bedevaarder te Fatima treft is het zuiver-religieus, het bijna ascetisch karakter. U moet om te beginnen twee of drie uur klimmen, langs een slingerbaan die thans tot kruisweg herschapen is, om het uiterst-verlaten oord van de Cova de Iria te bereiken.

Ter plaatse zelf zijn thans meerdere kleine kloosterkes opgebouwd; maar geen enkel hotel. De bedevaarders worden zoveel mogelijk ondergebracht in twee grote 'gasthuizen', die uiterst eenvoudig maar keurig in orde gehouden worden door zusters, en beheerd door den ouden bisschop van Leiria. Die hospitalen leven van vrije, overigens milde giften en aalmoezen.

Wie den vromen volkstoeloop, vooral op de grote bedevaartdagen aanschouwt, zal niet langer twijfelen aan de echtheid van de verschijningen, en al evenmin zin hebben om lange discussies te houden over het essentiële en de min of meer

vreemd-aandoende bijkomstigheden van de gebeurtenissen. Onze Lieve Vrouw van Fatima wekt in elken Portugees het oude christendom weer op: zijn ingeboren liefde en godsvrucht voor Nossa Signora. Toen het genadebeeld te Lisboa werd

rondgedragen, enkele maanden terug, waren minstens een half millioen geestdriftige toeschouwers van stad en omgeving op de been. Bij de gelovige Portugezen groeit de devotie tot O.L. Vrouw van Fatima uit tot het bewustzijn van een wereldzending:

zij willen met het genadebeeld heel Europa doorkruisen. Op dit ogenblik heeft het

genadebeeld de gesloten Frans-Spaanse grens overschreden: een stroom van geestdrift

heeft van beide kanten der grens de politieke barrikaden doorbroken. De stoet beweert

geen halt te zullen maken voor het stalen gordijn. Zal de Koningin van de vrede

doordringen in Rusland? Wie weet? Mochten de verwachtingen van de vrome

bedevaarders verwezenlijkt worden voor de glorie van Maria en voor het heil van

het Russise volk. Fatima bewijst eens te meer en op wonderbare wijze hoe God het

kleinste en zwakste kan gebruiken om het grootste en machtigste uit te werken. Zal

het kleine, verzwakte Portugal, dat eens met zijn koloniale expansie de blijde

boodschap naar de oude heidenen droeg, nu andermaal de boodschap en den

wereldvrede dragen naar onze moderne heidenen?

(28)

God weet het en God geve het. Ondertussen verwachten de bisschoppen en de christenen van Portugal van Fatima op de eerste plaats een heropleven van het oude geloof in het hernieuwde vaderland.

Hispanidad en christendom.

Menigmaal is Portugal in de geschiedenis Spanje voor geweest: het lijkt of het kleine land bij de zee gevoeliger en ontvankelijker is voor wereldstromingen. Portugal maakte zijn goddeloze revolutie door in 1910, voor den anderen oorlog. Spanje onderging zijn krisis in 1934-39. Ook in het herstel is Salazar Franco voor geweest.

Vergeleken met Portugal is Spanje een groot land, met nogal sterk gemengde bevolking en zeer verscheiden en afgebakende gebieden: daarom is het veel lastiger te regeren en minder beweeglijk dan Portugal. Toch lijkt het katholicisme er dieper met de lucht en met het bloed vermengd te zijn dan in Portugal: waarschijnlijk wel omdat die lucht minder bewogen en het bloed zuiverder gebleven is. Kultureel, b.v.

in zijn architektuur is het katholicisme van Spanje wellicht minder schitterend en pralerig dan in Portugal; toch staat het hoger en zit het dieper. Over het algemeen is de religieuze toestand, bij volk en clerus, er beter dan in Portugal. Franco is zeker minder knap en schrander, minder voorzichtig en soepel dan Salazar; in diepe vroomheid en stevig geloof hoeft hij zeker niet onder te doen voor zijn Portugesen collega. De persoonlijke vroomheid van deze twee grote katholieke voormannen, typeert enigszins de religieuze psyche van beide volkeren. De Spaanse katholiek is heviger, feller, fanatieker, soberder ook en steviger; maar ook minder soepel en hoofs dan de, Portugese geloofsgenoot: wellicht is hij ook dieper, ernstiger, tot het grimmige toe.

Ook in Spanje was de katholieke kultuur, op sociaal gebied vooral, ten achter.

Voor de revolutie van 1934 stonden tegenover meer dan twee en een half millioen links-gesyndikeerden, amper 60.000 arbeiders christelijk gegroepeerd. Sedert tientallen jaren had Rome de kerk in Spanje gepraamd en aangezet om christelijk sociale werken op te richten. Vergeefs! Het leek de katholieke leiders in Spanje doelloos: immers, in hun land was alles katholiek: de pers en de school, de adel en de koning en ook de arbeidersstand: waren de meeste werklieden niet sedert jaar en dag opgeschreven in de congregatie?

Onder het uiterlijk vertoon van dit traditionele en populaire

(29)

katholicisme, ontwikkelden zich gevaarlijke sociaal-economische wantoestanden.

Op het platte land sloofden landbouw-proletariërs zich af om het karige brood, terwijl de grote eigenaars, in heerlijke stadspaleizen hoofs en luisterrijk, en overigens ook 'katholiek' leefden. Het haast-ongelooflijk ellendig uitzicht van vele dorpen, steekt scherp af tegen de pralerige weelde van de steden.

De meeste en voornaamste bisdommen leden, voor de revolutie reeds, aan priester-tekort. Ook in Spanje geschiedt de recrutering van den clerus haast uitsluitend langs de kleine seminaries. De clerus vertoonde weinig socialen ijver. De meeste vrije instellingen, b.v. al de vrije scholen, waren aangewezen op de liefdadigheid van aanzienlijke en overigens vrijgevige families. Zelfs nu nog, onder het

Franco-regiem, wordt geen enkele volks- of vakschool door den staat gesteund. De idee van een staatssubsidie aan vrije instellingen komt niet eens op, en zou eventueel ook door de katholieke regeerders worden afgewezen. Zowel als in Frankrijk hebben hier twee eeuwen liberalisme het staatsmonopolie van de Universiteit tot een politiek axioma gemaakt.

De revolutie heeft in de reeds dunne rangen van den clerus verschrikkelijke slachtingen aangericht. De koerswijziging van Franco heeft, ook aan vele katholieke sociale leiders of politieke voormannen (nationalisten van Catalonië of Biskaie), intellectuelen en priesters zelfs, het leven of de vrijheid ontnomen, of althans hun bedrijvigheid stil gelegd. Daarenboven eisen de vele partij-organisaties en politieke administraties vele gave katholieke krachten op.

Het Franco-regiem en het nationaal socialisme.

Het is opvallend te zien hoe het Franco-regiem, in zijn politieke, sociale, kulturele en administratieve instellingen het Nationaal-Socialisme bijna slaafs gecopieerd heeft. Men kan bezwaarlijk veronderstellen, dat de invloed van Duitsers hier enkel onrechtstreeks zou geweest zijn; heel het apparaat draagt onmiskenbaar en onverholen het stempel van zijn oorsprong. Salazar is tegenover het fascisme veel onafhankelijker en persoonlijker geweest.

En toch beweert het Franco-regiem radikaal van het Nationaal-Socialisme te

verschillen. Dit is inderdaad het geval; ondanks de uiterlijke gelijkenissen is de geest

totaal verschillend. De weltanschauung die hier alles bezielt is de Hispanidad: dit

betekent op de allereerste plaats: katholicisme. In dezen zin verschilt het Spaans

regiem zo sterk van het N.-S., als Franco van Hitler.

(30)

Heel scherp en nadrukkelijk hebben de Spanjaarden de N.-S. weltanschauung van het politiek apparaat onderscheiden. Een volbloed nazi zal al even sterk gehinderd en geërgerd worden door dit katholicisme als een Franco-partisaan door het racisme van Rosenberg. Of de Phalanx volkomen gevrijwaard is gebleven van den heidensen invloed van het N.-S. mag een vraag blijven. Maar in de mate dat zij zich door dezen geest liet aantasten, lijkt zij thans voor het Spaanse volk onsympathiek en

onassimileerbaar. Men mag op het ogenblik den invloed en het belang van de Phalanx niet overschatten. Haar verdienste bij de bevrijding wordt erkend, maar sympathiek is zij niet, evenmin bij het volk als bij het leger. Het grimmig en stram gedoe van de Phalangisten stoot eerder af, als niet-Spaans en uitheems. De nuchtere Sancho, die in elken Spanjaard voortleeft, haalt de schouders op voor den verren naneef van Don Quichotte. Spanje's traditioneel symbool is nu eenmaal geen bloedige arend of geen briesende leeuw, maar een bruine beer: die kan ook wel eens woest worden, doorgaans laat hij zich wel makkelijker behandelen.

De nazis die werkzaam of behulpzaam waren in de Spaanse organisaties, zagen dit katholicisme aan als een der tekenen van achterlijkheid van het Spaanse regiem.

Feitelijk heeft deze christelijke geest het Franco-regiem in zijn practische toepassingen veelal gemilderd, en de niets-ontziende voortvarendheid van het Nationaal-Socialisme steeds in toom gehouden.

Wat de kerk onder het Franco-regiem bedreigt is niet antiklerikalisme, maar

misschien wel klerikalisme. Het heeft namelijk voor de kerk in Spanje onmetelijke

mogelijkheden geschapen. In al de politieke, sociale, kulturele organisaties van partij

en regiem, worden priesters als geestelijke en zedelijke adviseurs gevraagd, gewenst

en aanvaard. In Juni ll. congresseerden 180 aalmoezeniers van de Phalangisten te

Montserrat. Aan alle universiteiten doceren priesters godsdienst en zedenleer. Een

Jezuïet bestuurt op het ogenblik het muziekconservatorium van Madrid. 160 Priesters

bieden geestelijke en zedelijke hulp in de Auxilio Social (de tegenhanger van de

Duitse Winterhilfe): sedert April 1944 konden zij in de homes van Moeder en Kind

49.341 doopsels toedienen, 273.890 eerste communies uitreiken, 26.748 huwelijken

regulariseren, 210.087 kinderen catechiseren, en daarbij 50 priesterroepingen, oogsten

(vermoedelijk candidaten voor de kleine seminaries). Waar het Frente de Juventud

actief is, vindt men doorgaans een priester als bezieler. De Obras sindicales (de

Spaanse repliek van het Arbeitsfront) vragen priesters, om in haar kaders sociale,

zedelijke en zelfs apologetische en religieuze conferenties te geven.

(31)

De sociale doctrien van het regiem is de leer van Rerum Novarum en Quadragesimo anno. In 1946 waren 157 kerken en katholieke scholen op staatskosten heropgebouwd, en 201 in aanbouw. Honderden en zelfs duizenden arbeiders van de spoorwegen, waaronder vroeger het communisme en anarchisme zijn talrijkste en vurigste aanhangers telde, hebben in de twee laatste jaren een gesloten retraite meegemaakt.

Priesters en kloosterlingen kunnen, als zij een zendingsbrief van hun oversten kunnen tonen, 40% prijsvermindering bekomen op de spoorwegen, enz.

De grote moeilijkheid op het ogenblik is al die mogelijkheden voor het katholicisme te benutten, en mensen te vinden om al die posten te bezetten. Doorgaans was de Spaanse clerus voor deze sociale taken gebrekkig voorbereid. En toch beweren de beste sociale leiders onder de priesters, dat er vroeger meer aan sociaal werk werd gedaan dan nu. Nu gaat alles te gemakkelijk. Staat en partij bedisselen alles en bekostigen alles. De arbeiders en de priesters krijgen alles gaar en klaar

voorgeschoteld. Er is een massa arbeid uit te voeren; maar voor persoonlijk initiatief en inspanning is er weinig plaats. De sociale kamp, die vroeger wel eens in ordeloze anarchie en heilloze revolutie ontaardde, is nu vervangen door een soort

spiegelgevecht; men heeft den indruk te strijden tegen draken, die in een kooi zitten, of storm te lopen tegen open deuren.

Onverholen betuigt de kerk, bij monde van priesters en bisschoppen, haar erkentelijkheid en haar trouw aan het regiem. Voor het laatste referendum werd in alle kerken een brief van de bisschoppen voorgelezen, om de katholieken te wijzen op hun gewetensplicht aan de stemming deel te nemen, en ja te antwoorden. Wat veruit de meeste katholieken dan ook zullen gedaan hebben, met oprechte overtuiging, maar zonder eigenlijke geestdrift. Daar zijn immers nog teveel verse wonden en te veel onvermijdelijke wantoestanden om met onvermengde gevoelens 'ja' te zeggen.

Niet iedereen ondervond van het regiem zoveel weldaden als de katholieke kerk.

Catalaanse en Baskische nationalisten zwijgen, maar lijden; bloedverwanten van

gefusilleerden, verbannenen of geïnterneerden laten zich moeilijk verzoenen. Zakenlui

die door de officiële administraties werden verongelijkt, of bedienden die hongerlonen

trekken, voelen zich minder geneigd om te juichen. Op economisch en sociaal gebied

is de politiek van de regering niet altijd zo handig en gelukkig geweest als op het

terrein van den godsdienst. Daarbij worden de voordelen aan de kerk geschonken,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

e. Voorts moet er de nadruk op gelegd worden, dat het in een kwestie van het natuurrecht volstrekt niet onverschillig is, of men de innerlijke zakelijke gronden van een op

maatschappelijk opzicht te helpen veranderen. Door het toneel strijdt hij voor een toekomst, waarin toneel overbodig of zelfs onmogelijk zal zijn. Doel van zijn stukken is de wereld

geneesmiddelen aan de hand worden gedaan, meest in zich progessief aandienende bladen en tijdschriften. Zij doen helaas al te vaak denken aan de adviezen van iemand die een cursus

3) In: Kleine theologische bovenbouw voor zoekenden, Voer voor psychologen, 1e druk 1961, blz.. De unio mystica is vervangen door de unio technica. Maar in onze tijd, de tijd van

Deze tweeheid is niet slechts gegeven met ons sterfelijk leven, maar met heel ons leven; en het ‘gegevene’ van de mens is niet slechts zijn lichaam, maar ook zijn ziel zal zich

ontdekt hebben. Deze ontdekking is nog lang niet ten einde en gaat ook internationaal uitdeinen. Maar als men ziet hoe de tweede uitgave der strofische gedichten, in 1942 verschenen

Intussen worstelt de spreker, die zijn gehoor een bepaalde gedachte tracht bij te brengen nog met een andere moeilijkheid. Zijn toehoorders treden hem wel tegemoet met een

Toch zijn er naast een groot aantal verstoffelijkte, agerende, perverse elementen en groepen, zéér veel hoogstaande personen, gezinnen en groepen, die ver boven de middelmaat