• No results found

Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen · dbnl"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen

die reis ondernamen

Willem van den Hoonaard

bron

Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen. Z.p., 1822

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hoon003bijh01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

1

Bij het vertrek van het Koopvaardijschip de Wilhelmina, naar Batavia, den November 1822, waarmede drie mijner gewezene Kostleerlingen die reis ondernamen.

't Zeil in top! daar vaart het Scheepje, En verlaat zoo 't Vaderland, 't Voert mijn jonge vrienden henen, Haast zijn ze uit mijn oog verdwenen,

't Brengt hen naar 't Javaansche strand.

Goede God! geleid het Scheepje, Voer het zachtkens zuidwaarts voort, Zoo doorklieft het steeds de baren, Wel beveiligd voor gevaren,

En houdt vreugde binnen boord.

Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen

(3)

2

Hij, dien God geleidt, is veilig, Hoe ook soms de stormwind woedt;

God! verhoort Ge ons aller bede, Dan bereikt het Schip in vrede

't Strand, waar 't dobbrend henen spoedt.

Zeeman! let op wind en stroomen, Peil den stand van Ster of Zon, Laat uw reekning nimmer falen, Wis zoudt gij het duur betalen,

Zoo ze u ooit misleiden kon.

Maar hoe ook de kunst moog' stijgen, 't Pad den zeeman wijst en baant, 't Element is trotsch en krachtig;

Maar de goede God blijft magtig, Als de zon van voorspoed taant.

Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen

(4)

3

Magtig, om in nood te helpen, Daarom, zeeman! bouw op Hem;

Wacht uw' bijstand uit den hoogen, Hulp verleent het Alvermogen,

Heel Natuur zwicht op Zijn stem.

Zoo vertrouwend heen gevaren, Met het oog op God gerigt, Zoo zal de uitkomst heilrijk wezen, Zoo heeft men niets kwaads te vreezen,

Waar ook 't spoor der reize ligt.

Daar is 't Schip mijn oog ontweken:

Heil, mijn vrienden! heil aan boord!

Heil! waar gij uw' koers moogt rigten, Bij 't volbrengen uwer pligten,

Heil! in 't heete wereldoord!

HILLEGERSBERG, November 1822.

W. VAN DEN HOONAARD.

Willem van den Hoonaard, Bij het vertrek van het Koopvaardijschip De Wilhelmina, naar Batavia, den november 1822, waarmede drie mijner gewezene kostleerlingen die reis ondernamen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dus wierd dien armen Smous, noch al verder in 't naauw gebragt; die eyndelyk verzogt, dat zy een van beyden de goedheyd geliefden te hebben om meede te gaan, dat hy haar

Tegen Bibeb heb ik eens in een interview gezegd: ‘Stoom afblazen van collega-journalisten onder elkaar heeft blijkbaar een nuttige functie.’ Triester ervoer ik het, toen de

Als de formulering in de negentiende eeuw niet geheel en al onverstaanbaar wordt, heeft ze dat te danken aan de in 1800 opgerichte Bataafsche maatschappij van taal- en letterkunde,

Joost van den Vondel, Voor de Leydsche weezen, bij den aanvang van het jaar MDCCLXXXVIII.. Z.p.,

Wij reden langs de stations Eeckeren, Cappellen, Calmpthout, Essen (waar wij onze bagaadje moesten laten visiteren door Belgische douanen, die zeer gemakkelijk en beleefd deden en

Hoe zeer Italien toen als het moederland van onze Letterkunde beschouwd werd, hoe zeer deszelfs zangerige taal in den mond van eene DUARTE en TESSELSCHADE , die, volgens de

die ongemakken, wanneer het huwelyk door zuiv're Liefde begonnen word, enkele vermaaken zyn; dog alzoo het wat te groot is om hier ingelast te worden zende ik den leezer tot

Hij had de ogen wat lijdend gesloten, want hij hield niet van de zon, veel liever zat hij in de schaduw, maar de douanier hield hem daar vast in die helle gloed, want hij was