• No results found

Sonja Surink, Het verdwenen meisje · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sonja Surink, Het verdwenen meisje · dbnl"

Copied!
299
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sonja Surink

bron

Sonja Surink, Het verdwenen meisje. De Kern, Den Haag 1940

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/suri027verd01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

Hoofdstuk I

Thea voelt zich behagelijk

Thea Zwart voelde zich behagelijk. Met opgetrokken knieën lag ze op den divan in haar zitkamer te lezen en rookte er een sigaret bij uit het juist vandaag uit Amerika, van haar vroegeren cliënt Mr. Oliver Brown, ontvangen pak. De eerste sigaret uit een nieuwe zending had voor haar altijd de bijzondere bekoring van iets nieuws en met trage trekjes genoot zij den zoetigen rook. Ook haar boek verschafte haar genot, want het eischte haar aandacht niet zoo volkomen op, dat ze niet tevens de

gewaarwording kon ondergaan van vacantieachtige rust, het tevreden besef, niets om handen te hebben, gevoegd bij de voldoening over een welbesteden winter. De ontwakende vitaliteit van een pril voorjaar wierp haar licht door de breede, lage ramen, de dienstbode voor de ochtenduren was weg; Thea had haar woning aan de Zuider Amstellaan en den heelen nog komenden dag voor zich alleen.

Den afgeloopen winter had haar schrander inzicht den weg gevonden uit het mysterie van de verwisselde briefhoofden, haar onverzettelijk door-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(3)

zettingsvermogen had den sluier doen lichten over het raadsel van den stelenden doode, haar snelle optreden had den tot wanhoop gedreven bedreigde uit het probleem der Vier Azen tot het normale leven teruggevoerd. Waarlijk, een drietal successen om een detective, indien hij zijn geheele leven niets anders had bereikt, onder de speurders een onsterfelijken naam te verzekeren. Voor Thea vulden ze slechts het afgewerkte programma van één winter en dus mocht ze zich het onverstoorde genot van een versche sigaret en een nieuwen roman zonder zelfverwijt gunnen.

Ze drukte haar sigaret uit op het onder haar bereik staande aschbakje en ze voelde zich, nu lezend zonder te rooken, niet minder behagelijk. Ze wendde zich op haar rechterzijde en wrong de hand, die ze nu vrij gekregen had, onder het hoofd, dat ze aldus in een wat gemakkelijker leeshouding een weinig oprichtte. Het was stil in huis. Ze had eigenlijk den heelen morgen op deze stilte gewacht. De bezigheid van het meisje voor de ochtenduren in de slaapkamer en in de keuken, had haar verhinderd, ongestoord te denken. Ze las nog eenige minuten door. Dan dwaalde haar blik over de lectuur weg de kamer in. Haar linkerhand hield het boek niet meer zoo stevig vast, het gleed wat dieper in de holte tusschen kussens en divan. Ze bemerkte het, klapte het dicht, legde het naast het aschbakje op het lage tafeltje naast den divan, trok ook de linkerhand onder het hoofd en voelde zich nog steeds behagelijk. Ja, ze voelde zich be-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(4)

hagelijker nog dan zooeven, want ze kende zichzelf en haar wisselende stemmingen.

Wanneer ze zich zoo van alle verveling en alle kleine zorgjes vrij wist, trok haar denken een nieuw avontuur tot zich.

Op het onderblad van het lage tafeltje naast den divan lag een stapeltje kranten.

Eensklaps zat Thea op den divan, waarop ze tot nu toe gelegen had. Ze greep de kranten, legde ze met opeenvolgende data. In de oudste, van tien dagen geleden, herlas ze het eerste bericht over het uit de ouderlijke woning verdwenen meisje. Het Ochtendblad van Woensdag 16 April bracht, kort en bondig, ter kennisse van het publiek, dat de ouders van de achttienjarige Anna B., wonende aan de Ochterveldstraat te Rotterdam, zich ernstig bezorgd maakten over hun dochter, die sedert Zaterdag 12 April, na om half vier van huis te zijn gegaan, niet was teruggekeerd. Het publiek werd verzocht, indien mogelijk, inlichtingen te verstrekken aan de politie.

Het Avondblad van denzelfden datum gaf eenige bijzonderheden, zonder nochtans veel licht op de verdwijning te werpen. Een artikeltje van een halve kolom, waarboven het opschrift het gebeurde echter reeds definitief onder de geheimzinnige voorvallen rangschikte.

HET VERDWENEN MEISJE

Over Anna B., het meisje over wier verdwijning wij reeds een berichtje plaatsten, vernemen wij nader:

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(5)

Anna is Zaterdag op gewonen tijd van het kantoor, waar zij als typiste werkzaam is, thuis gekomen. Al dadelijk vertelde ze, dat ze met een vriendin had afgesproken, 's middags samen de stad in te gaan om eenige boodschappen te doen. Om half vier zouden ze elkaar daartoe ontmoeten op het kruispunt Binnenweg-Westersingel. B.S., Anna's vriendin, heeft daar tot half vijf vergeefs op haar gewacht. Over wat sedert half vier met Anna gebeurd is, tast men in volkomen duister. Natuurlijk is de

mogelijkheid, dat zij uit eigen beweging is weggebleven, niet uitgesloten, doch aangezien zij zeer vrijmoedig met haar ouders omgaat en nimmer iets buiten hun voorkennis deed, dacht men aanvankelijk aan een ongeluk, later, toen bleek dat dit niet had plaats gehad, aan een ontvoering.

Wij hebben ons in verbinding gesteld met Anna's patroon zoowel als met eenige van haar vriendinnen. Allen kennen haar als een bijzonder

openhartig meisje en het wordt dan ook steeds onwaarschijnlijker, dat zij, indien zij het plan koesterde van huis weg te blijven, daarover tegen niemand zou hebben gesproken. De politie kon ons nog geen nadere inlichtingen verschaffen. Er worden nasporingen gedaan, tot nu toe echter zonder resultaat.

Volgden de gebruikelijke journalistieke uitweidingen, waarmee het vertrouwen in de politie werd uitgesproken. Er werd herinnerd aan vroegere gevallen van verdwijning, die ofwel berustten op zucht naar avontuur, of in elk geval, indien gevolg van misdaad, tot opheldering waren gebracht. Daarna het signalement van Anna B.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(6)

Lang 1.63 M. Slank van gestalte. Haar donkerbruin, bijna zwart. Oogen donker. Zij was gekleed met bruinrooden, wollen japon, lichtbruine kousen, bruine schoenen, tweed jasje. Zij droeg geen hoed. Haar ondergoed is gemerkt A.B. Ze had een taschje bij zich van bruin leder, waarin

vermoedelijk naamkaartjes met adres. De klep van het taschje draagt een nikkel monogram A.B.

Het artikel sloot met de hoopvolle overweging, dat van nu af geheel Nederland naar de gesignaleerde uitkeek en de kans op het vinden daardoor aanmerkelijk was gestegen. Intusschen verheelde de berichtgever niet, dat hij de onrust van de ouders en hun vrees voor een misdrijf kon begrijpen.

Het Avondblad van Vrijdag 18 April bracht, met een cachet van zakelijke

betrouwbaarheid, het bericht dat Anna Barends, het te Rotterdam verdwenen meisje (voor het eerst werd haar naam voluit genoemd), te Amsterdam in een dancing gezien zou zijn in gezelschap van een jongen man. Het Ochtendblad van 19 April herriep dit bericht.

In het Avondblad van den negentienden werd het verdwenen meisje van derde pagina, tweede blad, opgeschoven naar de voorpagina.

MISDAAD IN HET SPEL?

Werd Anna Barends in een auto ontvoerd?

Een opzienbarende mededeeling werd gisteren gedaan door den caféhouder J.G.F., te Prinsenhage. De heer F., die ook benzine ver-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(7)

koopt, werd in den avond van 12 April naar buiten geroepen voor een auto, die moest tanken. De chauffeur, die bij het tanken toekeek, maakte den indruk, zeer gehaast te zijn. De heer F., Rotterdammer van geboorte, meende aan de uitspraak van den chauffeur een stadgenoot te herkennen en vroeg dezen, om den tijd te korten: ‘U komt van Rotterdam?’ ‘Doet dat er iets toe?’ snauwde de bestuurder.

De caféhouder was zeer stellig in zijn verklaring, dat een jonge dame had willen uitstappen, echter door twee andere mannen, die eveneens in de auto gebleven waren, weerhouden werd. De portierraampjes waren gesloten, in den wagen was het zoo donker, dat F. wel gestalten had kunnen zien, doch geen gezichten had kunnen onderscheiden.

De auto had veertig liter benzine getankt. Op het oogenblik, dat hij wegreed, hoorde F. het dichtklappen van een portier, ofschoon hij zelf dat achter den bestuurder goed gesloten had. Toen hij later in de krant las over de verdwijning van Anna Barends, versterkte dit hem in de overtuiging, dat een der inzittenden het tweede portier geopend moet hebben, waarna het met een ruk werd dichtgetrokken. De auto had heel spoedig een groote snelheid en verdween in de richting Antwerpen.

Dat er aan de grens, zooals uit informaties gebleken is, niets bijzonders is voorgevallen, bewijst nog niet, dat een ontvoering per auto naar het buitenland onmogelijk is. De politie zet haar werk voort, er wordt nauwgezet gezocht naar de auto, die bij den heer F. getankt heeft.

Het Avondblad van den volgenden Dinsdag be-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(8)

vatte een ontnuchterend, in zeker opzicht echter nog sensationeeler bericht. Ook dezen keer op de voorpagina.

EEN BRIEF VAN ANNA BARENDS Het meisje in veiligheid?

Tot hun groote verrassing ontvingen de ouders van Anna Barends, over wier verdwijning sedert eenige dagen elke krant nieuws brengt,

hedenochtend een kort briefje van hun dochter, waarin wordt medegedeeld, dat Anna het geschrijf in de dagbladen verschrikkelijk vindt, dat het haar aan niets ontbreekt en dat zij zoo spoedig mogelijk alles zal ophelderen.

Haar vader en moeder mogen zich, schrijft zij, niet ongerust maken.

Dit briefje, door de ouders nadrukkelijk als door hun dochter geschreven zijnde herkend, draagt het poststempel Den Haag en werd gisteravond gelicht uit een bus in een der buitenkwartieren. Het spoor, dat naar de vermiste leidt, begint dus duidelijker te worden. Thans wordt ook in de residentie ijverig naar haar gezocht. Wellicht komt de beloofde opheldering inderdaad binnen afzienbaren tijd.

Het volgende, laatste, bericht bevatte de krant van 24 April.

OVER ANNA BARENDS GEEN NIEUWS De brief toch een mystificatie?

Zelfs wanneer men de berichten met de grootst mogelijke reserve aanvaardt, zal men aan dat betreffende den door Anna Barends

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(9)

aan haar ouders geschreven brief toch wel eenig geloof hebben geschonken.

Desniettemin wordt men, nu nadere gegevens uitblijven, somber gestemd.

Want wat kan het meisje weerhouden, opnieuw te schrijven? En dan duidelijker? Of werd het briefje van elders naar Den Haag gebracht, om de politie en het publiek zand in de oogen te strooien?

Indien onze lezers ons niet aanhoudend opbelden om naar nader nieuws te informeeren, zouden we er tot gelegener tijd het zwijgen toe doen. Hetzij men gelooft aan een tragisch ongeval of aan een schurkenstreek, voorbarige berichtgevingen, die van allen grond ontbloot zijn, veroorzaken een sensatiejacht, waarin de eene jager den anderen de loef wil afsteken. De pers zal daaraan niet meedoen. Wij wachten thans onomstootelijk zekere mededeelingen van de zijde der politie.

O juist. Thea Zwart knikte waardeerend het hoofd over dit laatste artikeltje. Daarom dus zeker die aandachttrekkende koppen over geen nieuws en mystificatie? Het publiek vraagt nieuws, de krant heeft niets te geven. Dus neemt men met de linkerhand terug, voordat de rechterhand heeft aangereikt. Een aloude en dus ook te verdedigen methode.

Maar al ben ik, dacht Thea, minder nieuwsgierig dan het publiek, ik zou er nu toch wel graag het mijne van weten. En in dat geval bel ik geen radeloozen redacteur op, terwijl ik toch evenmin kalm de volgende tegenstrijdigheid afwacht. Het is veel eenvoudiger, er dadelijk op af te gaan.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(10)

Ze wierp de kranten op het onderblad van het tafeltje en kwam met een lenig, zij het ook overbodig sprongetje van den divan. Uit het nieuwe pak nam ze met gratie haar tweede sigaret, stak die op, inhaleerde met kennersgenot en ging naar de telefoon op het kleine damesbureautje, waar ze, zonder het in den gids op te zoeken, een nummer draaide.

‘Ja hallo, Andries, ben jij het? Dacht ik al, aan je stem te hooren. Zeg, wat zou je er van zeggen, als je krant eens een artikeltje bracht: HET VERDWENEN MEISJE.

De onvindbare laat zich hooren. Nee, niet vàn zich hooren, maar zichzelf hooren.

Hm? Reuzen sensatie na je belofte van betere tijden af te zullen wachten. Nee, ik ben niet stapel. Het is toch zeker een kleinigheid, om vanuit een publieke cel ergens den vader van dat kind aan de telefoon te krijgen of, als ze daar geen telefoon hebben, den patroon? En dan opnieuw als zijnde Anna Barends geruststellende mededeelingen te doen? Wat? Lijkt je dat gemeen tegenover de ouders? En dat zeg je me zoo in mijn oor? Ben ik met je eens. Ja, natuurlijk, als ik er eenmaal over praat, ga ik er ook op af.... Krijg je, op één voorwaarde. Dat je tot zoolang werkelijk je mond houdt en het publiek zoo verstandig ziet te maken, dat eveneens te doen. Oké? .... Dan oké voor die primeur. Maar nu wat anders. Waar is in Rotterdam die Ochterveldstraat? Nieuwe Binnenweg bij den 's-Gravendijkwal? Prachtig, vind ik zoo wel. En welk nummer wonen de Barendsen?

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(11)

Goed, een minuutje. Maar niet langer, Andries, want ik wou graag dadelijk beginnen.’

En àls ik een radeloozen redacteur opbel, doe ik het zóó, besloot ze thans de alleenspraak, die ze vóór het telefoontje gevoerd had. Ze wachtte bij het toestel.

Andries Vierhouten, chef redactie van De Objectieve Courant, bracht gewoonlijk een eerste objectief verslag uit van haar avonturen. Hij bewees haar daarvoor gaarne een wederdienst en zou nu stellig die eene minuut aan het uitbuiten zijn, om haar aanstonds het huisnummer van de familie Barends te kunnen geven. Inderdaad rinkelde, nauwelijks een minuut nadat zij den haak had neergelegd, de telefoon.

‘Hallo ja?’ vroeg ze in de microfoon.

De stem aan de andere zijde sprak slechts een enkel woord. ‘Driehonderdzeventien.’

‘Oké.’ Meteen legde ze wederom den haak neer. Andries kon soms wat leuterig, maar indien het noodig was, ook zakelijk kort zijn.

Thea trof geen enkele voorbereiding. Ze deed niets in haar taschje, ze bekeek zich niet in den gangspiegel, ze maakte geen notitie van het adres, dat ze ging bezoeken.

Ze trok eenvoudig haar voorjaarsmantel aan en zette een koket hoedje op. Zonder zich te overhaasten, verliet ze haar woning.

En ze voelde zich behagelijk. Behagelijker dan met haar boek van Jo van Ammers.

Want ze had weer een doel. Voorloopig had ze zelfs een dichtbij gelegen doel:

probeeren radicaal te vergeten, wat ze uit de kranten vernomen had. Want ze moest

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(12)

onbevooroordeeld op het terrein van het nieuwe avontuur komen. Ze liet dus het voorjaarszonnetje inwerken ook op haar stemming, wandelde bedaard, als ging ze alleen voor haar genoegen uit, den langen weg naar het station. Het was, zooals toen het meisje verdween, Zaterdag. De omstandigheden bij de familie Barends zouden, behalve de verandering der gemoedsgesteldheid, misschien ongeveer gelijk zijn aan die van den dag, waarop Anna het huis verliet. Thea behoefde zich niet te haasten, want ze wilde pas om ongeveer drie uur aanbellen op Ochterveldstraat 317, te Rotterdam.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(13)

Hoofdstuk II Het eerste contact

‘Ik zou graag mevrouw even spreken,’ zei ze, toen, om precies drie uur, de deur van Ochterveldstraat 317 voor haar was geopend.

‘Het spijt me, maar mevrouw wil niet meer gestoord worden,’ antwoordde het dienstmeisje, met een gebaar van onmacht beduidend, dat het haar werkelijk speet.

‘Ik begrijp, dat mevrouw dikwijls door menschen van de krant en zoo wordt lastig gevallen,’ erkende Thea, ‘en dat het er veel op lijkt, alsof ook ik uit nieuwsgierigheid kom. Dat is niet zoo. Ik geloof, dat ik mevrouw zou kunnen helpen.’

‘Ja maar....’

‘Dat hebben er al zooveel gezegd, bedoel je? En daarmee heeft men te hooge verwachtingen gewekt. Maar ik ben niet van de krant. Ik ben....’ Ze wachtte een oogenblik, niet om meer indruk te maken, doch omdat ze het nooit prettig vond, zich aldus aan te melden. Er lag, voor een vrouw, aanmatiging in en wanneer ze die wegnam door haar naam te noemen, verving ze de aanmatiging met wat naar buiten zelfoverschatting zou kunnen lijken. ‘Ik ben detective,’ zei ze dan toch.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(14)

‘Ja maar....’ Ook dàt hebben er zoovelen gezegd, lag hierin besloten. Dan glimlachte het meisje ongeloovig. ‘U.’

‘Ik kan natuurlijk geen wonderen doen,’ erkende Thea, ‘en vergissen doe ik me ook wel eens. Maar ik heb toch al zoo vaak succes gehad, dat ik een teleurstelling durf te riskeeren. Wees dus zoo vriendelijk, mevrouw te vragen of ze me even wil ontvangen. Ik ben er expres voor uit Amsterdam gekomen en ik schrijf geen woord voor een krant. Ik ben juffrouw Zwart.’

‘Ik wìl het vragen,’ antwoordde het meisje, met een nadruk op ‘wil’, die slechts een zeer kleine mogelijkheid op inwilliging van het verzoek voorspelde. ‘Kom u dan even binnen, juffrouw Zwart.’

‘En zeg er bij, dat ik speciaal uit Amsterdam gekomen ben, dat ik probeeren zal, iets voor de familie te doen en dat ik niet voor een krant werk.’

Het meisje liet haar alleen in de kleine vestibule. Thea keek er eens rond. Gegoede middenstanders, concludeerde ze. Menschen zooals ik zelf ben. Dan zal het verdwenen meisje in zekeren zin gelijken op mij, toen ik zoo oud was. Maakt misschien het begrijpen gemakkelijker. Of juist niet?

Op eenigen afstand reeds haalde het dienstmeisje, terugkomend, met het spijt betuigend gebaar de schouders op. ‘Mevrouw wil werkelijk niet meer gestoord worden,’ zei ze. Met een bescheiden vertrouwelijkheid voegde ze er aan toe:

‘Mevrouw hoopt er op, dat Anna vandaag of morgen weer zal

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(15)

schrijven, ziet u. En uit haar brief weten we immers, dat ze al die ruchtbaarheid verschrikkelijk vindt.’

‘Ja maar, ....’ nu was het Thea, die het stopwoordje van de dienstbode gebruikte.

‘Ik moet mevrouw spreken. Ik mag niet beloven, dat ik Anna terugvind, maar ik ben er van overtuigd, dat het me lukken zal. Werkelijk, zeg haar, dat ik haar spreken moet. Het zou mij spijten, op andere manier zooveel mogelijk te weten zien te komen, waardoor de zaak juist meer ruchtbaarheid zou krijgen dan mevrouw wenscht. En toch, wanneer ik nu niet ontvangen word, zou er niets anders op zitten.’

Het meisje keek haar aan en knikte langzaam bevestigend. Ze haalde nogmaals de schouders op en verdween opnieuw.

Thea had met haar bedreiging, die iets geleek op chantage, meer succes dan met haar verzoek en haar belofte van zooeven. Ze werd nu althans binnengelaten in een zitkamer, waar zich weldra een dame van omstreeks vijftig jaar bij haar voegde. De moeder van Anna bewoog zich langzaam; ze verwachtte van haar bezoekster blijkbaar niets, tenzij nieuwe teleurstelling, waartegen zij zich bij voorbaat met wantrouwen wapende.

‘U dwingt mij, u te ontvangen, juffrouw,’ zei ze. ‘Wat wenscht u van mij?’

‘Zooals ik al tegen uw meisje zei, ik geloof, dat ik u zal kunnen helpen, mevrouw,’

antwoordde Thea. Haar stem maakte twijfel aan haar oprech-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(16)

ten wensch, het te kunnen, onmogelijk. Anderen hadden ditzelfde gezegd, maar dan klonk onder de belofte een gretige nieuwsgierigheid, die mevrouw Barends, zich aan die belofte vastklampend, als een niet te ontkomen bezoeking ondergaan had. Nu niet. In Thea's stem lag ook geen zelfoverschatting, niets aanmatigends. Alleen belangstelling, medelijden, onwrikbaar vertrouwen dat dit medelijden tenslotte het lijden zou kunnen opheffen. De blik van mevrouw Barends, die terughouding en tegenzin als een scherm voor de zwaar bezochte moeder had opgetrokken, verzachtte zich.

‘Mijn meisje heeft me gezegd, dat u detective bent,’ hernam mevrouw Barends.

‘Ik overdrijf niet, als ik u zeg dat er zich zeker al twintig particuliere detectives hebben aangemeld, de een al stelliger van zijn kundigheden overtuigd dan de ander.

Maar ik wil geen detectives achter mijn dochter aansturen.’

‘U bespaart uzelf daarmee veel teleurstelling en pijnlijke gesprekken,’ zei Thea, zonder eenige jalousie de métier. ‘Ik wil u niet misleiden. Ik ben detective en mijn belangstelling voor de verdwijning van uw dochter is het gevolg van mijn behoefte, al wat geheimzinnig is op te lossen. Maar u kunt mij geen grooter genoegen doen, dan mij te zien niet als detective, doch als oudere vriendin van uw dochter Anna. U hebt al die rechercheurs waarschijnlijk gezien als fortuinjagers of eerzuchtigen, die zich achter het verdwenen meisje aan willen zetten met het doel, het als een

overwonnen

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(17)

prooi bij u terug te bezorgen. Als jagers in uw dienst, met Anna als, vergeef mij het woord, als wild. Dit is zoo weerzinwekkend, dat u er zelfs niet aan wilt denken. In verband met mij mag u zoo niet denken. Ik wil uw dochter niet aan u overleveren als een vluchtelinge uit uw gezin, ik wil haar terugleiden tot haar ware bestemming indien zij, met of tegen haar wil, thans een verkeerde volgt. Ik kom u mijn ervaring niet aanbieden als koopwaar, ik vraag u nu niet en zal u ook nooit vragen eenige belooning, ik vraag uitsluitend uw hulp, omdat die den weg, die mij naar uw dochter zal leiden, korter kan maken.’

‘Zal leiden, zegt u, niet kan leiden. U hebt een zeer groot zelfvertrouwen?’

‘Ik heb vertrouwen in elk streven, waarin geen eigenbaat voorzit,’ antwoordde Thea.

‘Als ik het geloof niet had, dat Anna heel gauw weer van zich zal laten hooren, dat ze heel gauw weer terug zal komen, dan zou ik....’ Een moedeloos gebaar voltooide den zin.

‘Als ik haar zoek, kan dat in geen geval vertraging geven,’ zei Thea. ‘En wanneer u denkt, Anna het beste te helpen door zooveel mogelijk het stilzwijgen te bewaren, kan ik u zelfs mededeelen, dat ik u reeds geholpen heb. Werkelijk, in geen enkel opzicht zal ik iets doen tegen het belang van uw dochter. Een van mijn vrienden is chef-redacteur van een onzer grootste dagbladen. Ik heb hem beloofd, dat ik hem mijn bevindingen zal vertellen, echter pas dan, wanneer Anna terug zal zijn en op

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(18)

voorwaarde, dat hij tot zoolang niets dan wat beslist vaststaat over haar schrijft. Zijn blad is toonaangevend, de anderen zullen voor het meerendeel zijn voorbeeld volgen.

Ik zal u ook niet vaak lastig vallen. Ik acht het het best, mijn punt van uitgang te zoeken daar, waar Anna het laatst gezien is. Daarom ben ik hier. Wilt u mij iets over uw dochter vertellen?’

Mevrouw Barends verkeerde zichtbaar in onzekerheid. Ze vreesde waarschijnlijk door inwilliging van Thea's verzoek, haar eigen vertrouwen in Anna's briefje te ondergraven, terwijl haar bezoekster een zoo sympathieken indruk op haar maakte, dat ze deze niet zonder meer de deur kon wijzen. Uit haar antwoord bleek, dat niet onwil, doch onmacht haar belette, zich nogmaals dien vreeselijken Zaterdag voor den geest te roepen.

‘Ik kàn het niet nog eens vertellen, juffrouw Zwart. Mijn man is thuis. Ik zal hem vragen.... Al dat praten, telkens opnieuw.... Al veertien dagen hebben we niets anders dan vermoedens, die we steeds maar weer omkeeren en nog weer omkeeren. Die brief van Anna, dat is toch een houvast? U gelooft toch óók, dat die brief een houvast is?’

Het zou onmenschelijk geweest zijn, de vertwijfeling in haar toon voedsel te hebben gegeven, doch Thea antwoordde niet toestemmend alleen om de moeder gerust te stellen. ‘Daar ben ik absoluut zeker van,’ zei ze.

Mevrouw Barends knikte instemmend met het

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(19)

hoofd, langzaam, alsof ze zichzelf overtuigde van de afwenteling eener ondragelijke onrust. ‘Als ik geloof kon hebben in uw zelfvertrouwen,’ zuchtte ze. Dan, na een oogenblik van stilte, stond ze op. ‘Ik zal mijn man vragen of hij het u wil vertellen.’

Ze liet Thea alleen in de zitkamer, die de sfeer ademde, waarin het verdwenen meisje moest zijn opgevoed. Thea realiseerde zich dit, doch verdiepte er zich niet in. Ze keek strak voor zich uit. Onbevooroordeeld gekomen, zou ze, zooals ze dat in alle duistere zaken gedaan had, trachten zich een volkomen objectief beeld te vormen van alle personen, die in het verleden van de hoofdfiguur een rol hadden gespeeld.

Ze vroeg zich niet af, of een andere dan de genoemde reden de moeder het spreken over haar dochter belette. In haar zoo juist begonnen onderzoek stelde ze haar eerste conclusie: mevrouw Barends was een vertwijfelde moeder. In dit opzicht hadden de courantenberichten geen verkeerde vermoedens gewekt.

Hetzij dat de vader eveneens sceptisch tegenover haar inmenging stond, hetzij dat de moeder te zeer ontdaan was om hem dadelijk een uiteenzetting te geven, men liet Thea geruimen tijd alleen. Ze ging naar de piano. Er stonden foto's op. Andere foto's hingen aan de wanden. Een paar bruidsportretten, het portret van een oude heer en dame. Op vrijwel alle anderen stond, ja natuurlijk, dat moest Anna zijn. Eenig kind?

De gelaatstrekken waren althans in geen der andere portretten terug te vinden. Het meisje alleen, het meisje met een

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(20)

vriendin, met nog een vriendin, met haar moeder. Dan was die heer waarschijnlijk de vader? Anna op de vergrooting van een amateurskiek. Een gedeeltelijke

vergrooting, met een afgesneden beeld, want de zijlijn liep te vlak langs den linkerarm.

Vriendinnen genoeg, maar geen vrienden, althans niet op deze ruime collectie afbeeldingen. Daaruit af te leiden een zekere eenzijdigheid in de opvoeding zou voorbarig zijn, doch indien het niet karakteristiek was voor het meisje, dan stellig wel voor het standpunt, dat de ouders innamen. Wilden die haar dochter niet in gezelschap geportretteerd zien? Of wilden ze haar, als misschien op de kiek, waar de vergrooting van gemaakt was, uit een groep naar voren halen? Het eerste zou wijzen op een sturen naar eenzelvigheid, het andere op een voor het meisje in kwestie niet ongevaarlijke vereering, beiden op ouderliefde voor een eenig kind. En dat alles maakte de vertwijfeling van de moeder dieper.

Toen zij gerucht bij de deur hoorde, ging Thea niet van de piano weg. Ze had besloten, te informeeren, inplaats van nogmaals te vragen of ze informeeren mocht.

Was Anna's moeder klein en ietwat tenger van gestalte, haar vader was een forsche verschijning. Nadat hij Thea kort had begroet, ging hij recht op de zaak af. ‘Wij hebben u,’ zei hij, ‘niet geroepen en op inmenging van vreemden zijn wij in het geheel niet gesteld. Particulier detective is geen titel en ieder is vrij, zich zoo te noemen, zoodat wij

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(21)

volstrekt geen vertrouwen hebben in aanbiedingen, zooals ook u die wilt doen. Maar we kunnen ook niemand weerhouden, op eigen gelegenheid een onderzoek in te stellen en omdat u, als vrouw, het gebeurde meer dan de anderen als zeer delicaat zult kunnen beschouwen, heb ik er niet op tegen, althans even met u te spreken. Al moet ik u, tot mijn eigen teleurstelling meer nog dan tot de uwe, dadelijk zeggen, dat wij niets meer weten dan wat in alle kranten gestaan heeft.’

Met een beleefd, doch kort gebaar, verzocht hij Thea plaats te nemen.

‘Ik zou graag even Anna's brief zien,’ zei Thea, terwijl ze ging zitten.

Mijnheer Barends haalde een couvert uit zijn portefeuille, dat hij haar overhandigde.

Klaarblijkelijk begreep hij, dat ze niet alleen den brief, doch tevens de enveloppe aan een onderzoek zou willen onderwerpen. Het was een gewoon, wit couvert, zooals men dat in elken boekwinkel koopen kan, met een velletje kwarto postbloc. Geen van beiden droeg een afzendersadres, de brief, bij den datum, wel de

plaatsnaamvermelding: Den Haag.

‘Anna is niet slordig van aard?’ vroeg Thea, na een eerste oppervlakkige beschouwing er van.

‘Anna en slordigheid!’ zuchtte de moeder in teedere herinnering. Die twee kon men niet in één adem noemen.

‘Hebt u wel eens eerder brieven van haar gekregen. Als ze uit logeeren was bijvoorbeeld?’

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(22)

‘Heel vroeger,’ antwoordde de vader, ‘toen ze nog een kind was. Later alleen maar aanzichten, niet moeder?’

‘Dus dan ging ze nooit lang van huis?’

‘Niet langer dan een paar dagen van haar vacanties. Maar heeft dat iets met dezen brief te maken?’

‘U bedoelt: hoe kom ik tot die vraag? De politie zal haar ook wel gesteld hebben, denk ik?’

‘Niet in verband met den brief.’

‘De politie heeft den tijd kunnen nemen, om de dingen van elkaar gescheiden te doen. Ik niet. Ik zie dezen brief nu en dan gaat hij weer in uw portefeuille en op wat ik u nu niet vraag, zult u me vooreerst geen antwoord kunnen geven, want ik heb mevrouw reeds beloofd, u niet vaak lastig te zullen vallen. Als uw dochter aan anderen schreef, gebruikte ze dan dergelijk papier? Een blocnote, bedoel ik?’

Mevrouw schudde het hoofd, doch mijnheer antwoordde: ‘Neen, dat deed ze niet.

Ze vindt, als je weinig te schrijven hebt, correspondentiekaarten veel netter. Maar die had ze natuurlijk niet bij zich, toen ze van huis ging.’

Thea vouwde den brief, deed dien in het couvert en gaf hem aan mijnheer Barends terug.

‘Het meisje op die foto's is Anna?’ vroeg ze, het gezicht naar de piano wendend.

‘Ze is onze eenige,’ antwoordde de moeder.

‘Het zal een overbodige vraag zijn,’ ging Thea

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(23)

voort, ‘maar is het uitgesloten, dat Anna naar familie gegaan is?’

‘Waarom zou zij het ons dan niet gezegd hebben?’ vroeg mijnheer Barends. ‘Doch bovendien, wij hebben de familie van mijn vrouw natuurlijk dadelijk geschreven.

Niemand heeft Anna gezien. Ik zelf heb geen familie in Holland, mijn broer woont in Amerika.’

‘Ik denk nu niet aan Amerika,’ hernam Thea. ‘Dat is zoo erg ver weg en op de passagierslijsten zou trouwens gauw genoeg na te gaan zijn of uw dochter in die richting gegaan is. Maar kòn ze naar het buitenland? Had ze, voor zoover u weet, een paspoort?’

‘Ja, een pas heeft ze, doch natuurlijk droeg ze dien niet altijd bij zich. Dien bewaar ik voor haar, in de secretaire.’ Hij duidde met een hoofdwenk achter zich, naar een ouderwetsch meubel, waarvan de bovenste helft door middel van een klep gesloten was. ‘En dien heb ik nog. De politie vroeg er ook naar, haar signalement is daaruit overgenomen.’

Dus niet de grens over, constateerde Thea, althans niet uit eigen beweging, want dan zou ze het paspoort natuurlijk hebben meegenomen. Was ze wel naar het buitenland, dan moest ze daarheen zijn gesmokkeld, maar dan zou ze niet ver komen.

‘Het signalement,’ zei ze, ‘stond ook in de dagbladen. Maar toch zou ik den pas wel graag even zien. Kan dat?’

Mijnheer Barends haalde een bos sleutels uit zijn

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(24)

zak, stond op en opende de klep van de secretaire. Hij schoof een der vele laatjes geheel uit, kwam daarmee naar de tafel. Met de eene hand nam hij er de bekende zwarte boekjes uit, door de geperforeerde letters dadelijk als passen te herkennen, met de andere hand lichtte hij luchtig den verderen inhoud even boven den laderand.

‘Foto's,’ zei hij, ‘van een reisje langs den Rijn en van een tochtje door België.’ Daarna scheidde hij de boekjes van elkaar. ‘Hé,’ zei hij tot zichzelf, verbaasd. ‘Het zijn er maar twee.’ Hij keek aan de binnenzijde. ‘Van ons. Maar waar heb ik dan....? Jij bent er toch niet aan geweest, moeder?’

‘Wat is er dan?’ vroeg de moeder. Haar vraag was een besliste ontkenning.

‘Anna d'r pas. Ik heb hem hierin gedaan, toen die rechercheur hem teruggaf. En nu is-tie er niet. Ik heb hem toch....’

Hij keerde terug naar de secretaire, trok andere laatjes uit, schoof ze weer dicht, plukte den inhoud uit de open vakjes, mompelend, dat het niet kon. In Thea wekte zijn onrust nieuwe energie. Tot dusver had zij slechts inleidende vragen gesteld, nu begon er teekening in de situatie te komen. Mijnheer Barends tastte tusschen de Duitsche en Belgische kiekjes, ofschoon een paspoort daartusschen dadelijk zou zijn opgevallen. Toen hij daarmee ophield, behoefde hij niet te zeggen, dat hij er niets van begreep. Dat bleek overduidelijk uit zijn houding.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(25)

‘En u bent er zeker van, dat u den pas in dat laatje hebt geborgen?’ vroeg ze.

‘Ik zoek,’ antwoordde hij, zijn zakken leeghalend, ‘maar ik hoef niet te zoeken.

Ik raak nooit iets kwijt, ik berg alles altijd dadelijk op en dien pas van Anna, dien deed ik hierin, bij de onze, verleden week Dinsdag, toen de politie er de gegevens uit over genomen heeft. Ik ben er na dien tijd niet meer aan geweest.’

‘U hebt een Lipsslot op de straatdeur,’ zei Thea. ‘Had Anna een sleutel?’

‘Ja, met haar verjaardag hebben we haar dien gegeven. Dat was haar vroeger altijd beloofd; als ze er om vroeg, zeiden we: later, als je achttien bent. Maar wat heeft dat met haar pas te maken? En die is weg.’

‘In een tijdsruimte van tien dagen. Als u niet meer in de lade gekeken hebt, weet u natuurlijk op geen stukken na, wanneer de pas kan zijn zoekgeraakt.’ Thea's gedachten verdrongen elkaar. Op hetzelfde oogenblik, dat zij meende een punt van uitgang te zien, moest ze erkennen, dat het een dood punt was. ‘Had Anna geld bij zich?’ vroeg ze.

‘Ze heeft een spaarbankboekje, met een paar honderd gulden. Maar dat is hier, het was hier verleden Dinsdag,’ zei mijnheer Barends, terwijl hij meteen in een ander laatje van de secretaire keek. ‘Het is hier nog, kijkt u maar. En ze heeft er geen geld afgehaald den laatsten tijd. Dan kan ze niet veel bij zich gehad hebben. Dat heb ik de politie ook gezegd.’

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(26)

‘U hebt telefoon aan huis?’ En op het bevestigend antwoord van den vader, ging Thea voort: ‘Dan kan ik u dus, indien het noodig mocht zijn, op die manier bereiken?

Ik heb beloofd, u zoo weinig mogelijk lastig te vallen en dat zal ik dan ook doen.’

Ze stond op, om heen te gaan.

‘Denkt u?’ begon mevrouw een vraag, die ze niet behoefde uit te spreken, om geheel door Thea te worden verstaan.

‘Ik hoop het en zal in elk geval doen wat ik kan,’ antwoordde Thea, ondanks het besef, dat ze geen uitgangspunt had. Het vertrouwen, dat het scepticisme van de ontvangst ten spijt in de stem van de moeder doorklonk, versterkte haar in het voornemen, alle doode punten te passeeren tot ze den weg uit den doolhof gevonden zou hebben. Ze twijfelde er reeds niet meer aan, of er was misdaad in het spel.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(27)

Hoofdstuk III

Thea maakt voorloopig balans

Het was half vier toen ze, na mijnheer Barends, die haar uitliet, de adressen van Anna's patroon zoowel als van haar vriendin, die ze dien Zaterdag zou ontmoeten, gevraagd te hebben, weer op straat stond. Het kantoor was, op Zaterdagmiddag, gesloten. De vriendin echter zou wellicht om dezen tijd thuis te treffen zijn. Maar Thea achtte een onderzoek in die richting niet zoo noodzakelijk, dat het niet wachten kon, tot zij uit wat zij zooeven ervaren had een, zij het desnoods ook negatieve, conclusie zou hebben kunnen trekken. Ze deed dit niet, gelijk de door romanschrijvers ten gerieve van de lezers geschapen speurders, op papier, met a'tjes en b'tjes; ze deed het in gedachten. Maar ze had er wel, evenals die gefantaseerde detectives, enkele minuten rust voor noodig. Ze ging daartoe naar den tearoom van den Bijenkorf. Dat de helft van haar weg die was, welken ook Anna, indien zij aan de afspraak met de vriendin gehoor zou hebben gegeven, had moeten gaan, was louter toeval. Thea koesterde niet de flauwste hoop, vanmiddag al een daadwerkelijk begin te kunnen maken.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(28)

Ze zocht een rustig hoekje aan een raam, waar ze den drukken Coolsingel in zijn geheel kon overzien. Hoe gemakkelijk moest het zijn, in een zoo drukke stad een misdaad te begaan, zonder dat die dadelijk werd bemerkt.

Misdaad? Stellig. Anna Barends was niet slordig; zelfs haar handschrift in den duisteren brief leverde het bewijs van haar accuratesse. Doch die brief was zeer haastig drooggevloeid, de inkt was nauwelijks zichtbaar uitgeloopen. Dus

oogenblikkelijk na de voltooiïng van den brief trad wel degelijk slordigheid aan het licht. Een bewijs van misdaad was dit niet, een aanduiding echter wel. En indien Anna zelf haar paspoort had gehaald tijdens afwezigheid van haar ouders of misschien 's nachts, zou ze dan haar spaarbankboekje, dat voor het grijpen lag, niet hebben meegenomen? Twee posten waren het, waar Thea niets tegenover kon stellen en die de balans onvoordeelig deden doorslaan. Doch hoe kon ze een spoor volgen, dat er niet was? Ze kon toch niet zelf een spoor maken?

Ze dronk langzaam proevend haar thee en keek daarbij met bijna toegeknepen oogen uit over den Coolsingel. Iets geslepens had haar gezicht en iets onverzettelijks.

Waarom niet? Het oude gezegde van Mohammed en den berg. Er zou tijd mee verloren gaan en dien zou Anna, indien ze ondanks Thea's vermoeden vrijwillig weg was gegaan, kunnen benutten. Doch indien Anna haar ouders bedroog, had de zaak voor Thea niets aantrekkelijks. Maar wanneer ze zelf een spoor wilde maken, moest ze

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(29)

het doen zóó, dat in geval van misdaad de tegenpartij geen tijdwinst maakte. Een spoor in omgekeerde richting. Met andere woorden....

Thea hàd het.

Zonder de kracht en de sluwheid van de tegenpartij te kennen, stortte ze zich op het oogenblik in een avontuur, dat een der spannendste uit haar loopbaan zou worden.

Terwijl ze zich nogmaals thee inschonk, begon ze de waarde te berekenen van de posten, die haar voorloopige balans in evenwicht moesten brengen.

De tearoom van den Bijenkorf, een compositie van staal, marmer en glas, een en al moderne efficiency, vergemakkelijkt den bezoekers het logisch, zakelijk denken.

Thea dacht altijd logisch en dus vlug, doch nu kwam ze toch al heel spoedig tot een reeks van besluiten, die het omgekeerde-richting spoor moesten uitlokken. Ze rekende af en schreed naar de telefooncel, waar ze verbinding zocht met het huis van de familie Barends.

‘U spreekt met juffrouw Zwart,’ zei ze, zoodra ze Anna's vader aan de lijn had.

‘Hebt u het paspoort van uw dochter nog gevonden? Neen? Nee natuurlijk niet, ik was er dadelijk van overtuigd, toen u het miste, maar het was te verwachten, dat u verder zou zoeken, nietwaar? Ik wilde u even zeggen, dat u voor de politie niets verborgen moet houden.... Ja juist, u moet het haar zeggen, zoo spoedig mogelijk.

En vertelt u er dan bij, hoe het gegaan is.... Juist, dat ik er bij was en er naar vroeg....

O, de politie kent mij wèl, zegt u het

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(30)

gerust. Het beste zou zijn, dat u meteen een paar kranten opbelde.... Dat wist ik, ik begrijp het volkomen. Ik kan er u natuurlijk niet toe dwingen, dat u de pers op uw dak haalt, nu u ze net verjaagd hebt.... Maar de politie in elk geval.’ Nu hij weigerde, de kranten in te lichten, hoopte Thea, dat een foxterrier onder de verslaggevers het bericht uit de politie zou bijten. ‘En dan is er nog iets. Ik wou graag de adressen hebben van Anna's tante's buiten de stad.... Dat kan ik u nu niet uitleggen, maar ik denk, dat ik ze noodig zal hebben. Een oogenblikje, ik zal ze noteeren. Vlaardingen, juist, en Laan van Meerdervoort in Den Haag, de nummers nog graag even? Prachtig.

Ik dank u wel. U zei toch, dat uw broer in Amerika woont? Nee, vanzelfsprekend is ze daar niet naar toe, dat wil ik ook niet beweren. Toch geloof ik dat het beter is, als u mij zijn adres ook geeft.... En dan dank ik u nog eens. Ik hoop heel gauw iets naders van me te laten hooren. Mocht er iets gebeuren, bericht u het mij dan direct? .... Graag ja. En u belt nu dus even de politie op.’

Ziezoo, dat was de eerste stap in de vermoedelijk goede richting. Voordat ze den tweeden kon doen, volgde eerst de terugreis naar Amsterdam.

Ondanks het vrij late middaguur trof ze Andries Vierhouten nog op zijn kamer aan De Objectieve Courant, waarheen ze zich rechtstreeks van het station begeven had.

‘Halloo Dries,’ zei ze, met een joviale handwuif. ‘Snoezepoes, wat kijk je verwonderd en sip en

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(31)

ontstemd, alsof ik je carrière ondergraven heb. Ik zal een lachje van dankbaarheid op je edele trekken tooveren, want ik kom je beloonen voor de belofte, waar je vast en zeker allang berouw over voelt. Waarom, geniepigerd, heb je in godsnaam je lezers tegen je in het harnas gejaagd met de bedreiging, dat je je mond zou houden, terwijl je niets liever doet, dan je krant volstoppen met sensatie?’

‘Uitbundige en aanminnige jonge dame,’ antwoordde Andries als chef-redacteur,

‘je vergeet, dat wij Objectief zijn. Sensatie, graag, maar mits objectief te verschaffen.

En die krijg ik pas, als jij dit zaakje achter den rug hebt. Geef me maar een sigaret van je, om me te benevelen over dat beroerde Zondagsblad.’

‘Jouw Zondagsblad, broer, dat wordt denderend,’ voorspelde ze met een rukkend handgebaartje naast een minzaam grimlachje. Ze klauterde op den rand van het schrijfbureau, sloeg haar beenen over elkaar. Ze mikte hem een sigaret toe, stak er zelf een op. ‘Doe het liever maar direct op de machine, want een halve pagina in jouw kriebelschrift bederft den zetters hun Zondag.’

‘Thea, je liegt niet?’

‘Heb je me ooit op een leugen betrapt?’ Vanuit de hoogte keek ze vernederend op hem neer.

‘Daar ben je te geraffineerd voor, engel,’ antwoordde hij, zijn schrijfmachine voor zich schuivend.

‘Hoe jullie, die met schrijverij omgaan, toch door

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(32)

een enkel toevoegsel een diskwalificatie tot een complimentje kunt maken,’ zei ze prijzend. ‘Nou, daar gaat ie. Kop vet, heel vet, over drie kolom: HET VERDWENEN MEISJE.’

‘Drie kolom?’ herhaalde hij. ‘Ernst, Thea? Je bent dus heusch nogal wat van plan?’

‘Ja, maar niet om jouw broodje te verdienen. Schrijven mag je het zelf. Dat van de schrijfmachine is alleen maar een raad, geen bevel. Luister, Andries.’ Als ze hem bij zijn vollen naam noemde, was het haar ernst. Ze praatte een kwartier aan een stuk, sprak haar vermoeden van misdaad uit en verdedigde dit, legde haar plannen bloot en verklaarde ze, gaf aanwijzingen omtrent de manier, waarop de journalist haar het best kon helpen. Ze besloot haar cursus in criminologie met de korte vraag:

‘Snap je?’

‘Je bent gek,’ zei hij.

Ze antwoordde niet, keek hem alleen, het eene oog dichtgeknepen achter den sigarettenrook, vanuit haar hoogte op het bureau aan.

‘Als je gelijk hebt met je veronderstelling van misdaad, ben je in ieder geval ongeloofelijk brutaal. Want gesteld dat er een schurk in het spel is, dan laat hij het natuurlijk zoo niet zitten. Ja ja, dat is je bedoeling, dat heb je me waarachtig wel duidelijk gemaakt, maar brutaal is het ook. Ik zal je je zin geven, omdat je toch niet naar mijn vaderlijken raad luistert.’

‘En omdat de copie goed is,’ vulde ze aan.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(33)

‘Die is goed, ze zullen er van smullen morgenochtend,’ erkende hij loyaal.

‘Dan zal ik je nou alleen laten, opdat je er aan werken kunt,’ zei Thea. ‘En ik begeef mij naar het telegraafkantoor, om te zorgen, dat jij geen leugens schrijft.’

‘Dus je wilt heusch tot zelfs dien oom in Amerika er in betrekken?’ vroeg hij verbaasd. ‘Dat is toch zonde van het geld, beste meid.’

‘En jij zou leugens schrijven in je Objectieve?’ vroeg ze op haar beurt verwonderd.

‘Nou ja, om bestwil en een doodenkelen keer.’

‘Nee, broeder, als we met een bandiet te maken hebben, moet hij weten, dat het me zoo heilige ernst is, dat ik tot over den oceaan mijn voelhorens uitsteek. Ook al heeft Amerika er niets mee te maken, het zal mijn tegenstander eveneens ernstig stemmen en zijn spoor zichtbaar doen maken.’ Ze wipte van het bureau, greep haar taschje. ‘En als je iets doet, kun je het net zoo goed goed doen. Dus doe ik het radiografisch, gesnopen? Ik wensch je Maandag honderd nieuwe abonné's. Als ik nog meer publiciteit noodig heb, kom ik het je wel vertellen.’

‘Je doet maar,’ antwoordde hij, alsof het hem niet schelen kon. Dat was niet waar;

hij was slechts verdiept in zijn artikel voor de beroerde Zondagskrant, die heelemaal zoo beroerd niet zou worden.

Thea deed niet precies, wat ze Andries Vierhouten gezegd had. Want op weg naar het telegraafkantoor kwam ze tot de conclusie, dat ze veel

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(34)

beter een internationaal informatiebureau in den arm kon nemen. Daar had men reeds contact met den overkant en het kon geen kwaad, zooveel mogelijk menschen van haar plan te doen weten. Ze ging dus naar den haar bekenden directeur van een dier bureaux en bestelde radiografisch informaties op Joe Barends, New-York. Daarna dineerde ze in American, waar ze zich tegenover kennissen geheimzinnig over het geval Anna Barends uitliet. Vervolgens bezocht ze kort Krasnapolski, Schiller en nog eenige vermaarde café's, om haar dag tenslotte te besluiten in Carlton, vanwaar ze eerst laat huiswaarts keerde met de voldoening, zich zooveel mogelijk te hebben laten zien en overal onopvallend het gesprek te hebben geleid naar het verdwenen meisje. Zelfs al zou niemand een krant lezen, dan zou morgen toch half Amsterdam weten, dat Thea Zwart het zich in het hoofd had gezet, Anna Barends te vinden.

Hierdoor sloot, vond ze, de voorloopige balans niet zoo heel slecht. En toen ze den volgenden morgen het artikel van Andries Vierhouten las, gaf dat de creditzijde zelfs een overwicht.

De objectieve redacteur had zich keurig van zijn taak gekweten. Zonder eenig definitief gunstig nieuws in een veertien dagen oude, volkomen duistere kwestie levendige hoop op onthulling te wekken valt niet mee. Desondanks oordeelden de lezers van De Objectieve dien Zondag anders, dan toen ze de zaak naar de overdreven of onoplosbare gevallen verwezen. Men kon hen daarom echter niet

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(35)

beschuldigen van lichtzinnigheid, want ziehier Andries' overtuigend artikel.

HET RAADSEL ANNA BARENDS Wie stal haar paspoort?

C

ONCLUSIES VAN

T

HEA

Z

WART

Moesten wij, die bij het lanceeren van berichten objectiviteit een eersten eisch achten, eergisteren nog waarschuwen tegen sensatie, die den weg baant naar onjuiste gevolgtrekkingen, wij zijn het onzen lezers verplicht, onthullingen, waarvan de waarheid onomstootelijk vaststaat, te doen ook dan, wanneer wij het gevaar, sensatie te verwekken, het meest dreigend voor ons zien.

Dorothea Zwart, de eminente, zij het ook niet in samenwerking met de politie arbeidende, detective, heeft een verbazingwekkende ontdekking gedaan waardoor zij, naar ons uit absoluut betrouwbare bron werd medegedeeld, tot de overtuiging gekomen is, dat het verdwenen meisje het slachtoffer werd van een tegen haar beraamde misdaad.

Bij het onderzoek, dat de politie daags na de verdwijning instelde, heeft de vader het paspoort van het meisje getoond. De nauwkeurige gegevens in haar signalement zijn er aan ontleend. De vader bewaarde dit paspoort bij andere waardepapieren in een afgesloten kast, waarvan hij den sleutel bij zich draagt.

Toen gistermiddag juffrouw Zwart zich ter plaatse op de hoogte stelde van de naar men weet schaarsche gegevens, bleek het paspoort te zijn verdwenen. Oogenblikkelijk werd de

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(36)

politie hiervan in kennis gesteld en dus zal deze geheimzinnige tweede verdwijning ook door haar worden onderzocht. Intusschen - twee zien meer dan één -, is het ons een voorrecht, onzen lezers te kunnen

mededeelen, dat de bijzonder begaafde detective Dorothea Zwart, overtuigd van misdaad, niet rusten zal voordat deze duistere zaak zal zijn

opgehelderd.

Waarom misdaad?

De redenen, waarom Thea Zwart aan misdaad gelooft, zijn even duidelijk als overtuigend. Allereerst het uitgesproken openhartig karakter van Anna Barends. Het is onaannemelijk, dat het meisje, waarvan bekend is dat zij het hart altijd op de tong droeg, zonder eenige voorkennis het ouderlijk huis zou hebben verlaten, doch het is absoluut ondenkbaar, dat dit meisje later zou zijn teruggekeerd, om zelf haar paspoort te halen. Temeer waar een haar toebehoorend spaarbankboekje onaangeroerd is gebleven. Daarbij komt, dat Thea Zwart, reeds voordat de verdwijning van het paspoort was geconstateerd, in den brief van Anna, haar door den vader ter inzage gegeven, eenige aanwijzing tot een misdrijf gevonden had. Mogen we dit laatste een oogenblik als juist aannemen, dan zou de brief, in plaats een reden tot geruststelling te zijn, verkeeren in het tegenovergestelde: een reden tot verontrusting, aangezien er uit blijken zou dat Anna gedwongen wordt, het contact met thuis te bewaren, wat bij een gewone ontvoering volkomen overbodig zou zijn.

Het zij verre van ons, onzen lezers geheimzinnigheden voor te zetten. Wij beschikken

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(37)

echter tot dusver nog niet over verklaringen er van. Integendeel, wij hebben nog meer vragen. Waarom werd het paspoort gestolen? Met welk doel?

Opdat het meisje de grens zou kunnen passeeren? Het is mogelijk. Om politie en publiek de meening bij te brengen, dat zij de grens gepasseerd is? Niet minder mogelijk. Terwijl in dit geval het doel dus uitsluitend misleiding zou zijn.

Het stemt ons hoopvol, dat juist Thea Zwart op zich genomen heeft, dit raadsel op te lossen. Want zooals mag verondersteld worden algemeen bekend te zijn, ziet zij bij een onderzoek nimmer iets over het hoofd. Zij houdt rekening met alle mogelijkheden en stelt er zich op in, alles omtrent de betreffende personen te weten, ook uit het verleden. Naar ons werd medegedeeld, heeft zij in verband met de verdwenen Anna Barends contact gezocht niet alleen met de familie van het meisje in ons land, doch zelfs met een oom, die reeds vele jaren in Amerika verblijf houdt. Zij zal dit contact uitstrekken tot allen, met wie Anna omgang had of gehad heeft.

Zooals onze lezers weten, kan Dorothea Zwart terugzien op een prachtigen

‘staat van dienst’. Aan haar optreden is het te danken, dat vele

oogenschijnlijk onoplosbare misdaden aan het licht kwamen en bestraft werden. Wilden we haar in alle opzichten bij een terugblik recht doen wedervaren, we zouden meer plaatsruimte behoeven, dan ons ter beschikking staat. Toch dringen zich enkele gebeurtenissen zoo op den voorgrond, dat wij ze in de herinnering willen oproepen.

Ja, Andries had den hem door haar ingefluister-

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(38)

den tekst prachtig uitgewerkt, erkende Thea, terwijl ze, een sigaret tusschen de uitgestrekte vingers, de korte opsomming van avonturen las, waaruit zonneklaar bleek, dat ze nooit mistastte. Zelfs de gewiekste of meest zorgelooze misdadiger zou haar, indien hij dit las, niet voor een te verwaarloozen tegenpartij houden. Dit had zij dan ook willen bereiken. Tien tegen één stond de kans, dat de misdadiger, wanneer hij Andries' artikel gelezen had, het spoor zou banen niet van Thea naar hem, doch van hem naar Thea. Voor Thea kwam dit op hetzelfde neer, al stond zij er bij in het licht, terwijl hij uit het donker zou kunnen treffen. Per saldo: het was de éénige kans.

En zij was niet bang.

Jammer, dacht ze, dat Dries er mijn adres niet bij heeft kunnen schrijven. Maar ten eerste kan hij dat tegenover de lezers niet doen, doch ten tweede zou het te in het oog loopend een uitnoodiging tot bezoek zijn. Bovendien, onze vriend de ontvoerder, gesteld althans dat er een vriend de ontvoerder is, zal toch wel zoo intelligent zijn, mijn adres uit het telefoon- of adresboek te kunnen visschen en dus is de kans op een verrassing toch niet uitgesloten, althans niet wanneer die vriend in Holland is.

Laat ons geduld oefenen tot tegen etenstijd en dan bel ik Andries, of hij lust heeft in dansen vanavond. Hij heeft een belooning verdiend, de sukkel. En hij moet morgen wellicht weer iets voor me doen.

Zondagmorgens kwam het meisje voor de ochtenduren niet. Thea vond het prettig, één dag per week te kunnen uitslapen zoolang ze wilde,

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(39)

zonder gestommel in de keuken te hooren. Thea was dus alleen en in de stilte van de eenzaamheid voelde ze zich een beetje ongedurig. Want ze zag zeer terecht in dat, indien er na dit krantenartikel niets gebeurde, ze nog geen stap verder was en hoe zou ze dan kunnen voortgaan? Ze liep heen en weer in haar kamer. Ze ontveinsde zich niet, dat ze haar voorloopige balans met een tikje forceering sluitend gemaakt had, een soort geestelijke fraude. Als het noodig was, kon ze een taai geduld aan den dag leggen, doch aan het oefenen er van had ze gruwelijk het land. En ze kon niets doen, niets anders dan wachten. Want ook als ze het huis verliet, deed ze eigenlijk niets anders.

Ze hoefde echter niet al te lang te wachten. Want nog voordat ze in eenzaamheid koffie zou gaan drinken, gebeurden er twee dingen.

Ze ontving radiografisch antwoord uit Amerika. En er kwam bezoek.

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(40)

Hoofdstuk IV

Bezoek met een accentje

Die kwamen beide tegelijk en het leed geen twijfel of het bezoek had, aarzelend, voor de straatdeur gewacht, had pas moed gevat, toen er tòch bij Thea gebeld werd.

‘Ik zou graag juffrouw Zwart even spreken, als dat mogelijk is,’ zei het.

‘Zeker, een oogenblik,’ antwoordde Thea. Zich tot den besteller richtend, vroeg ze: ‘Een telegram voor mij? Merci, uit Amerika dan zeker.’ Ze nam het formulier aan, wendde zich opnieuw tot het bezoek. ‘Wilt u dan even binnen komen? Ik zal u voorgaan.’

Ze ging voor naar de zitkamer, scheurde onder het loopen het telegramformulier open, verwees haar bezoek met een lichte handbeweging naar een gemakkelijken stoel en zei hoffelijk: ‘U permitteert me een oogenblikje? Ik wilde dit even lezen. Ik verwacht namelijk bericht uit Amerika in verband met die verdwijningsgeschiedenis van Anna Barends.’

Thea leed niet aan loslippigheid; ze hoopte, dat haar bezoek het gevolg was van het artikel in het Ochtendblad en wilde het, mocht dit het geval

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(41)

zijn, laten zien, dat daarin niet te veel werd gezegd. Ze nam plaats tegenover den stoel, dien zij had aangewezen. Ze schonk het meisje, zonder het tersluiks op te nemen, overvloedig gelegenheid, haar nauwkeurig gade te slaan.

Joe Barends (volledig adres). New-York. 46 jaar. Financier. Vermogen circa 4 millioen. Ongehuwd. Bekend philatelist. Sedert tien jaar in Amerika gevestigd. Eenzelvig. Betrouwbaar. Uitvoeriger informaties per brief?

‘Dan ben ik nu tot uw dienst, juffrouw....?’

‘Mijn naam is Goedhart.’

‘Juffrouw Goedhart,’ voltooide Thea haar zin.

‘Ik woon nu al bijna een jaar bij mijn oom en tante, op de Weteringschans. Ik heb geen ouders meer.’

‘Uw oom is een broer van uw vader?’ vroeg Thea.

‘Ja. Toen mijn ouders gestorven zijn, heeft hij me in huis genomen.’

‘Vertel u maar rustig verder. U bent dus in huis bij uw oom. Ook een Goedhart, als ik het wel heb?’

‘Weteringschans 276. Jawel, mijn oom is een broer van mijn vader, ook Goedhart dus. Ik ben bijna een jaar bij hem en hij is heel goed voor me, tante ook.’

‘En nu is er iets gebeurd, waar u mijn raad in noodig dacht te hebben?’ hielp Thea.

‘Drie maanden geleden werd er bij ons in huis gestolen. Uit ooms schrijfbureau.

Een biljet van

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(42)

vijfentwintig gulden. Oom heeft toen allen huisgenooten gevraagd of ze er iets van wisten. Mij ook. Ik wist er niets van, eerlijk niet, juffrouw Zwart. Maar na dien tijd heb ik het gevoel, dat mijn oom me niet meer heelemaal vertrouwt. Gisteren was er weer iets weg, tien gulden. Oom heeft iedereen gevraagd, behalve mij, alsof hij er van overtuigd is, dat ik het niet heb weggenomen. Dat heb ik ook niet, ik zal nooit iets wegnemen. Maar hij vertrouwt me niet meer. Hij keek me alleen maar aan en ik kreeg een kleur en ik zag, dat hij dit eigenlijk wel verwacht had. Wat moet ik nu doen? Ik ben afhankelijk van mijn oom, maar als hij me wantrouwt, wordt het op den duur ondragelijk, in zijn huis te leven.’

‘Ik zou zeggen: afleeren een kleur te krijgen,’ raadde Thea aan, met een vriendelijk glimlachje.

‘Ja, u vindt het natuurlijk niet zoo belangrijk. Het is misschien ook wel een beetje raar, dat ik bij u gekomen ben. Maar een kennisje zei me, dat u altijd wel raad wist en toen ik vanmorgen de krant zag, toen dacht ik, nu ga ik ineens, voordat ik weer niet durf. Ik kan nergens anders heen, maar ik ben bang, dat het thuis hoe langer hoe erger zal worden. Als oom die diefstallen nu maar aangaf, liet onderzoeken! Dat doet hij niet. Hij denkt heusch, dat ik er schuldig aan ben. Wie het wel gedaan heeft, die kan dus morgen weer iets stelen en het zal weer niet onderzocht worden en oom zal er mij weer op aankijken.’

‘In de eerste plaats is het nog geen morgen,’

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(43)

antwoordde Thea. ‘In de tweede plaats is het tot dusver gestolene geen onoverkomelijke ramp. In de derde plaats schijnt uw oom, zoo hij u al mocht wantrouwen, u toch ook nog wel eenigszins te gelooven, anders zou hij wel met u praten over zijn verdenking. In de vierde plaats: probeer u uw oom over te halen, de diefstallen alsnog aan te geven. Werkt u of studeert u of eh.... wat doet u overdag?’

‘Werken? Ik zou het misschien kunnen, correspondentie of zoo. Maar noodig is het niet en er is toch al zoo weinig werk, dat ik het oneerlijk vinden zou, het een ander te onthouden. Mijn ouders waren niet onbemiddeld, weet u.’

‘Engelsche correspondentie waarschijnlijk?’ vroeg Thea.

‘Ik heb een accent? Ja?’ Het meisje bloosde ook nu.

‘Niet erg,’ prees Thea. ‘Maar je kunt het toch hooren.’

‘Van mijn twaalfde tot mijn negentiende jaar heb ik met mijn ouders in Engeland gewoond. Ik ben pas een jaar weer in Holland terug. Ik dacht, dat ik onberispelijk Nederlandsch sprak.’

‘Doet u ook,’ bevestigde Thea. ‘U moet mijn opmerking maar niet meetellen. Ik heb me er nu eenmaal in getraind, alles te zien en te hooren. Ik zou het ook

onderscheiden, wanneer een heel klein deel van een heel zwak Engelsch accentje op verblijf in Amerika duidde.’ Ze klapperde spelenderwijs in de telefoongids, sloeg die open op de G., op

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(44)

de Goe. ‘U bent thuis niet telefonisch te bereiken, zie ik. Ik kijk het onwillekeurig na, ofschoon ik u nog niet als cliënte beschouw, want ik weet niet, wat ik voor u zou kunnen doen. Men krijgt zoo zijn gewoontes in den loop der jaren.’

Ze hield rekening met twee mogelijkheden. Ofwel het door juffrouw Goedhart vertelde verhaal berustte op waarheid, ofwel het deed alleen dienst als een smoesje, om een bezoek te kunnen brengen en haar te leeren kennen. Ze stelde zich echter in op het laatste, want daar had ze de zeer eenvoudige reden voor, dat het meisje loog.

Het nauwelijks waarneembare accent wees niet, zooals Thea haar in den mond gegeven had, naar Engeland, doch naar Amerika. Was dit bezoek een spoor, dan zou ze het zich niet laten ontglippen. Ze keek op haar horloge, maakte een schrikgebaartje.

‘Hemeltje-lief, dat zou ik bijna vergeten hebben. U excuseert me wel een oogenblik, juffrouw Goedhart?’ Ze nam den haak van de telefoon, draaide het nummer van het pension, waarin Andries Vierhouten zijn tent had opgeslagen. ‘Mag ik mijnheer Vierhouten even aan het toestel?’ Tegen haar bezoekster, die zich niet terug kon trekken en dus zou moeten hooren, wat Thea door de telefoon zei, langs de microfoon glimlachend, verklaarde ze geruststellend: ‘Het heeft niets om het lijf, een afspraakje.

Ja halloo, Andries. Ik zou je voor twaalven opbellen, had ik beloofd. Het is goed hoor, ik heb vanavond toch niets te doen. Laten we dan maar naar Victoria gaan.

Kom je me een uur

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(45)

of half acht halen in Carlton? Dan reken ik er op, ga ik daar eten. Nee sukkel, niet hotel Victoria, de dancing natuurlijk. Oké.’ En tot de bezoekster, na den haak neergelegd te hebben: ‘Toen u belde of die telegrambesteller, was ik juist met de koffie bezig. Kan ik er u mee dienen?’

Juffrouw Goedhart greep haar taschje van de tafel, stond op. ‘Het is heel vriendelijk van u,’ zei ze, ‘maar als u toch niets voor me kunt doen, als u me toch niet helpen kan, wil ik u niet langer ophouden.’

Thea twijfelde niet meer. Nu het bekend was, waar ze van avond te vinden zou zijn, was verder onderhoud overbodig. Ze protesteerde daarom minzaam. ‘Toe nee, blijft u nog even. Wie weet, misschien....’ Ze repte zich weg, de keuken in, kwam weldra terug met twee kopjes koffie, warme melk en een schaaltje suiker. ‘Een moeilijk geval geef ik nooit op, voordat ik het onder de knie heb. En zou ik dan niet ook een oplossing voor u kunnen vinden? Alstublieft, bedien u zelf.’

De bezoekster kon moeilijk weigeren en nam opnieuw plaats. Thea had haar gezicht aandachtig opgenomen en gedurende het oogenblik, dat zij staande spraken, haar gestalte in het geheugen geprent. Thans nam ze de gelegenheid waar, te kijken naar de handen. Slanke, doch krachtige handen waren het. Handen van een wilskrachtige vrouw, niet van een schuchter twintigjarig meisje. Een smal gouden ring met een onevenredig grooten topaas duidde op neiging tot het mondaine, evenals

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(46)

haar geschoren wenkbrauwen en smal gesminkte lippen in het te bleeke, te zeer gepoederde gezicht. Ook het gezicht zou dat van een dertigjarige kunnen zijn, door welberekende make-up een tiental jaren verjongd. Haar gestalte was ongeveer gelijk aan die van Thea: slank, lenig, van dezelfde lengte.

‘Eigenlijk ligt een oplossing voor u voor de hand,’ zei Thea. ‘Hebt u geld ter beschikking? Nu ja, niet veel. Als het maar iets is, dat gestolen kan worden. Laat u dat geld slingeren op uw kamer, tot het wordt weggenomen. Dan klaagt u bij uw oom en dringt aan op een onderzoek.’

Juffrouw Goedhart hield het kopje, dat ze bijna aan den mond gebracht had, stil en zette groote oogen op. ‘Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb,’ verbaasde ze zich. ‘Natuurlijk doe ik dat.’ De bedruktheid scheen van haar geweken voor de stellige overtuiging, dat er nog niets verloren was. Als ze comedie speelde, deed ze het verduiveld goed, dacht Thea, die haar met de opmerking over de onderscheiding van Amerikaansch en Engelsch dialect reeds bedekt te verstaan had gegeven, dat ze althans in één leugen doorzien was. ‘Ik doe het aanstonds, als ik thuis ben. Ziet u nu wel, dat mijn kennisje het bij het rechte eind had, dat u wel iets voor me wist.’

‘In het minst geen verdienste,’ antwoordde Thea. ‘Het is immers zoo eenvoudig als iets en ik kwam er niet eens direct op. Als het heelemaal goed was, zou ik al moeten weten, wat u kwam doen, voordat u op mijn bel drukte. Enfin, wie

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(47)

weet breng ik het ook nog wel eens zoover. Nu wist ik het niet, maar ik vind het toch prettig, dat u gekomen bent. De anders zoo stille Zondagmorgen is voorbijgevlogen.

Zullen we nog een kopje?’

‘Nee dank u, werkelijk niet. Ik ga uw raad opvolgen.’ De bezoekster stond, nu blijkbaar besloten, op. ‘U bent erg vriendelijk voor me geweest,’ zei ze. En dan schalks, echt een meisje van twintig was ze zoo, met bewondering die de

onbescheidenheid goed moest maken: ‘U zult anders over stilte niet te klagen hebben, juffrouw Zwart.’

Thea legde, als de eene vriendin bij de andere, haar hand op den onderarm van het meisje, dat den handschoen aantrok. ‘Heb ik ook niet,’ erkende ze vertrouwelijk,

‘als ik werk. Maar overigens! Hoewel, een enkelen keer gebeurt er ook wel eens iets spannends zonder dat ik het verwacht had. Nog niet zoo lang geleden kreeg ik bezoek op een ander uur, dan waarop je koffie of thee drinkt. Ik bood iets aan, maar veel plezier had ik er niet van, want er werd iets in mijn glas gesmokkeld, een of ander gemeen goedje, zoodat ik het wijselijk niet dronk.’

‘En u liet natuurlijk dat bezoek arresteeren,’ lachte eveneens vertrouwelijk de ander.

‘Welnee, natuurlijk níet. Dan zou de pret er al gauw af geweest zijn. Ik heb er niets van laten merken, dat ik iets doorzien had. Dat deed ik pas veel later, toen ik definitief gewonnen had. Drie dagen later, of nee, het was twee dagen, nu ik me goed herinner.’

Ze stonden nog steeds in een houding van goede

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(48)

vriendinnen vlak bij elkaar, terwijl de bezoekster, haar tasch met een uitgeklept spiegeltje voor het gezicht, haar poederdonsje weerszijden van haar neus omlaag en opzij drukte. ‘U bent verschrikkelijk dapper,’ bewonderde ze, met een onder den make-up wat scheef getrokken gezichtje.

‘Dat wordt je allicht, als je tegenpartij zich zonder dat hij het weet in de kaart laat kijken,’ antwoordde Thea schouderophalend. ‘Het is geen arrogantie van mij, doch zwakheid van de tegenstanders. Niet altijd, maar gewoonlijk wel, zijn ze laf.’ Ze zuchtte guitig een eind aan haar zelfrespect. ‘U laat me toch nog hooren, hoe het afloopt bij uw oom, nietwaar, juffrouw Goedhart?’

Het donsje verdween met een knip in het daarvoor bestemde doosje, gleed in de tasch, waaruit de slanke, krachtige dameshand weer omhoog kwam niet met

wenkbrauwenzwart of rouge of stift, doch met een kleine revolver, die hoog genoeg werd opgeheven, dat Thea haar zou kunnen zien, doch niet gericht, zelfs niet geheel te voorschijn gehaald werd. Het zooeven nog vriendelijke meisjesgezicht stond strak, niet dreigend, doch verbijtend. ‘Waarom tergt u zoo?’

‘Om te zien, wat je nu in de hand hebt, onbekende. Ik waardeer het, dat je het vizier opslaat. Ik houd van open vizieren. En je zult me toch niets doen, tenminste nu en hier niet, want je zou gesnapt kunnen worden en dan stuurde je alles in de war.

Is het niet zoo?’

De revolver verdween, het lippenstiftje kwam

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(49)

voor den dag. De pseudo juffrouw Goedhart was weer hetzelfde meisje als toen ze zich poeierde. Doch de vertrouwelijke houding, de hand van Thea op den met het taschje gebogen arm, was weg. Thea bracht een paar pas afstand tusschen zich en de bezoekster, als om die duidelijk te doen voelen, dat ze niet vreesde, een wapen van zich weg te moeten houden.

‘Het is inderdaad zoo,’ erkende de vreemde. ‘Maar even waar is, dat jij mij evenmin iets zou willen doen, want dan kwam je niet verder. Verder komen zul je toch niet, doch je kan het nu althans nog hopen. Je begrijpt natuurlijk wel, waarom ik gekomen ben?’

‘Om me te leeren kennen, opdat jullie geen verkeerde in den nek grijpt.’

‘Precies. En je spreekt zeer juist in het meervoud. Een waarschuwing is overbodig, ten eerste omdat je al gewaarschuwd bent, ten tweede, omdat je te veel lef hebt, om je daardoor te laten weerhouden. Je moet dus maar doen, wat je niet laten kunt. Eén ding zeg ik je: als er een misdaad zou moeten gebeuren, dan ben jij de werkelijk schuldige, doordat je er toe noodzaakt.’

‘Juffrouw Goedhart....?’

‘Zeg maar Betty. Het één is niet minder fout dan het ander en het klinkt

gemoedelijker. Je hebt dan een beter houvast als je je gedachten over me laat gaan.’

‘Betty dan. Betty, was het geestigheid of reminiscentie aan wat zou hebben kunnen zijn? De keuze

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

(50)

van den naam, waarmee je je aan me voorstelde, bedoel ik.’

‘Je spot te veel, Thea. Daar zal je nog eens aan blijven hangen. Maar je zou Thea Zwart niet zijn, als je het niet deed. Eerlijk gezegd, ik had je naam nog nooit gehoord, voordat we het Ochtendblad lazen. Zoo vermaard ben je dus nog niet.’ Verbetenheid was het, die haar dezen op nonchalant nuchteren toon uitgesproken schimp deed sarren. Thea had haar niet slechts doorzien, doch haar bovendien ondubbelzinnig laten blijken, dat ze doorzien was. Daarin lag een zoo groote minachting, dat ‘Betty’

wel van zich af moest bijten. Maar het doel, waartoe Thea haar bezoekster tot openhartigheid toe getergd had, werd niet bereikt, want Betty liet niets los, waardoor ze iets omtrent plannen of motief verried.

‘Een kop koffie onder vrouwen blijkt de vredespijp onder mannen nog niet te kunnen vervangen,’ constateerde Thea met een smartelijk zuchtje. ‘Je schijnt, - beeldspraak is den zwakken een steun, - met alle geweld achter het incident een onvermijdelijken oorlog te willen zien. Oké. Je hebt mij toegestaan te doen, wat ik niet laten kan, ik zou jou willen raden, te laten wat je niet doen kunt. Nee, wacht even.’

Dit laatste zei ze, omdat Betty langs haar heen naar de gangdeur wilde gaan.

‘Ik zal je behoorlijk uitlaten, zooals dat bij bezoekers betaamt.’ Ze deed de deur open en ging Betty voor, naar de straatdeur. Niet éénmaal keek

Sonja Surink, Het verdwenen meisje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij her afleiden van gezondheidkundige advieswaarden als basis voor (wectelijke) grenswaarden zoals bijvoor- beeld MAC (Maximaal Aanvaarde Concentracie) waarden voor

Die wou gaan varen, die wou gaan varen, Daar was laatst een meisje loos, Die wou gaan varen voor een matroos.. Zij nam dienst voor

Ze kunnen onderscheid maken tussen verschillende

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één

De reden is dat deze godsdiensten in hetzelfde gebied zijn ontstaan als waar de dadel voorkomt.. Vraag Antwoord

2.4 De gemeente heeft voor de benoemde doelen SMT-indicatoren benoemd op basis waarvan kan worden bepaald in welke mate de doelen binnen de gestelde termijnen en het gegeven

Te denken valt aan een toename van opleidingskosten voor het bedrijfsleven omdat onderwijs minder uit de algemene middelen gefinancierd zal worden, hetgeen kan betekenen dat

[r]