• No results found

Antwoorden opgaven syllabus wiskunde B vwo domein C

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Antwoorden opgaven syllabus wiskunde B vwo domein C"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Antwoorden opgaven syllabus wiskunde B vwo domein C

1

3 1

1

( ) 3 1 3 1 3 3 1 3( 2)

2 2

f x x x x x

x x

          

 

2

2 2

1 3

( ) 3 3( 2) 3 3 3

( 2) ( 2)

f x x

x x

   

    

 

( ) 0

f x  als (x2)2 1 dus x1 of x3. (1) 1

f  is een maximum, f(3) 13 is een minimum.

2 a. De oppervlakte

xy

is

72

, dus

72 yx

b.

1

1

72 72

y x

x

  

dus 2

1

2

72

2

72 72

y x

x x

  

    

Noem de

x

-coördinaat van

B b

, dan is de

y

-coördinaat

72

b

en de richtingscoëfficiënt van de raaklijn

72

2

b

, dus een vergelijking is

2

72 72

( )

y x b

b b

    

ofwel

72

2

144

y x

b b

  

0

x invullen geeft

144

yb

, y0 invullen geeft x2b De oppervlakte van driehoek

ODE

is 12 12

144

2 144

OD OE b

     b

, dus

onafhankelijk van

b

.

3 a. P(1, 4) dus OP 1242  17

b. P p( ,5p2), dus OPp2 (5 p2 2)  p225 10 p2p4p49p225 c. Als

OP

minimaal is dan is p49p225 minimaal, dus 4p318p0

2 1

4 (p p 4 ) 02  geeft p0 of p 412 of p  412 .

Tekenen van de grafiek van p49p225 laat zien dat

OP

voor p0 maximaal is en voor p 412 of p  421 minimaal. Het minimum is 412( )12 2  443 .

4 y 2x dus de raaklijn in ( ,p p2) heeft richtingscoëfficiënt 2 p

Vergelijking: y p2 2 (p x p ). x0 invullen geeft y p2 2p2, dus y p2.

5 v x( )g xa( ) f x( )xa lnx. 1

1

( )

a

v x a x x

  

.

Als v x( ) minimaal is, dan v x( ) 0 , dus a 1

1

a x x

, dus a

1

xa

, dus

1 x

a

a

De minimale verticale afstand is

1

1 1 1 1

1

1 ln

ln

a

ln a

a a a a a a

       

 

.

(2)

6 y   2 ex x2 . y   2 ex2 2x  2 ex x2   ( 2 4 ) ex2x2 In de buigpunten geldt: y0, dus  2 4x2 0, dus x212

1

x  2 of x12 . De buigpunten zijn ( 21,e )21 en ( 12,e )12

7 a.

1 1

2

e e

( ) e e

a x a x a a

a x x

ax x ax x

f x  

   

2 3

3

( ) 3 0

e

x

x x

f x    

geeft x2(3x) 0 dus x0 of x3

In x0 wisselt f x3( ) niet van teken, in x3 wel, dus f x3( ) heeft alleen een extreme waarde (een maximum) voor x3.

b.

1

( ) 0

e

a a

a x

ax x f x

  

geeft xa1(a x ) 0 , dus x0 of x a.

Er zijn twee extremen (in x0 en in x a) als

a

een even positief getal is; er is één extreem als

a

een oneven positief getal is.

8 f x( ) exsin(π ) exxπ cos(π )x en g x( )π cos(π )  x . ( ) 0

g x  als cos(π ) 0x  . Dan is sin(π ) 1x  of sin(π )x  1, dus f x( ) 0 . Dus

f

en

g

hebben niet bij dezelfde waarden van

x

extremen.

9 a. f x( ) 0 geeft ln( ) (ln( ) 2) 0xx   , dus ln( ) 0x  of ln( ) 2x  . De snijpunten zijn (1,0) en (e ,0)2 .

b.

1 1 2ln( ) 2

( ) 2ln( ) 2 x

f x x

x x x

      

; f x( ) 0 als ln( ) 1x  , dus xe.

Het minimum is f(e) 1 2   1.

c.

 

2 2

2 1 2ln( ) 2 1 4 2ln( ) ( )

x x x

f x x

x x

     

  

( ) 0

f x  als ln( ) 2x  , dus xe2. Het buigpunt is (e ,0)2 .

10 a.

20000 1  q 10000

geeft q10000. R   p q 1 10000 10000 . 0,75(50 ) 0, 75(50 10000) 7537,5

K  q    .

10000 7537,5 2462,5

W   R K   .

b.

20000

10000

q   p

, dus

20000

10000

qp

.

20000

10000 20000 10000

R p q p p

p

 

        

 

.

20000 15000

0,75(50 ) 0,75 50 10000 7462,5

K q

p p

 

         

 

.

 20000 10000  15000 7462,5 27462,5 10000 15000

W R K p p

p p

 

          

 

.

(3)

c.

15000

2

10000

W     p

. W 0 als

15000

2

10000

p

, dus p2 1,5, dus 1,5 1,22

p  euro.

11 a.

e (e 4) (e

2

4)e 8e

2

( ) (e 4) (e 4)

x x x x x

x x

f x      

 

.

Teller en noemer van deze breuk zijn beide positief voor elke

x

, dus f x( ) is positief voor elke

x

, dus

f

is een stijgende functie.

b.

2

4 3 3

8e (e 4) 8e 2(e 4) e 8e (e 4) 8e 2e 8e (4 e )

( ) (e 4) (e 4) (e 4)

x x x x x x x x x x x

x x x

f x             

  

( ) 0

f x  als ex 4, dus xln 4.

8 4

2 12

(ln 4)

(4 4)

f    

.

12

0 (2 sin ) 3

2

cos 3 cos

2

( ) (2 sin ) (2 sin )

p

p x p x p x

f x

p x p x

    

  

  f

p

 ( ) 0 x

als cosx0, dus

1

2π π

x  k (

k

geheel); deze waarden zijn onafhankelijk van

p

.

13 a.

2

10 2

2 3

( ) 10

x x

f x

x

 

 

2 2 3 2 3 2

10 2 2 2 2

2

2 2

(2 2)( 10) ( 2 3) 2 2 20 2 20 2 4 6

( ) ( 10) ( 10)

2 14 20

( 10)

x x x x x x x x x x x

f x

x x

x x

x

           

   

 

 

 

10 ( ) 0

fx als 2x214x20 0 , dus x27x10 0 , dus (x2)(x 5) 0, dus 2

x of x5. b.

2 2

2 2

(2 2)( ) ( 2 3) 2

( ) ( )

p

x x p x x x

f x

x p

     

 

, dus 2

2 2

p

(0) f p

p p

 

  

. Dit is voor geen enkele waarde van

p

gelijk aan

0

.

14

ln 1

( ) ln

ln ln

k

f x x x

k k

  

, dus

1 1

( ) ln f x

k

  k x

en

1 1 (e) ln e f

k

  k

.

ln e 1

(e) ln ln f

k

k k

 

, dus P(e,ln1k)

De richtingscoëfficiënt van

OP

is

ln1 0 1

e 0 e ln

k

k

 

 

Dit is hetzelfde als f k (e), dus de raaklijn gaat door

(0,0)

voor elke k0.

15 a. P( , 2p p), V (0, 2 p), Q(0, p).

1

1 2

2

( ) 2 1

f x x

x

   

dus de richtingscoëfficiënt van de raaklijn is

1 p

.

PQ p 1

P Q

(4)

b. De oppervlakte van

W

is

 

43 112 0 43 23

0

2 2 d 2 2

p p

pp   x xp pxp pp pp p

De oppervlakte van driehoek

QPV

is 12 p p. De verhouding is

16 12

1 3 p p

p p

(of

3

), dus onafhankelijk van

p

. c. y2 x, dus x14 y2.

De totale inhoud is

2 2

2 1 4 1 52 1 2 2 2

16 80 0 80 5

0 0

π d π d π π 32 π

p p

x yy y   y

p

   p pp p

 

Het bovenste deel is een kegel met inhoud 13πp2p .

De inhoud van het onderste deel is 25πp2 p13πp2 p151 πp2 p. De verhouding is

1 2 3 1 2 15

π 5

π p p

p p

(of 15).

16 a. P( , log(3 ))p 2 p , Q(0, log(3 ))2 p

ln(3 ) 1

( ) ln(3 )

ln 2 ln 2

f xx   x

, dus

1 1 1 1

( ) 3

ln 2 3 ln 2

f x    x    x

.

1 1 ( ) ln 2 f p    p

Een vergelijking van

PQ

is 2

1 1

log(3 ) ( )

y p ln 2 x p

     p

0

x invullen geeft 2

1

log(3 )

yp  ln 2

, dus 2

1

0, log(3 )

R     p  ln 2   

.

1

QR  ln 2

is onafhankelijk van

p

.

b. y2log(3 )x geeft 2y 3x, dus x 13 2y. De oppervlakte van

V

is

4 4

8 16 8

1 1 1 1 1

3 2 3 3 3 3 3 3

0 0

1 1 1 1 1 1 7

2 d 5 2

ln 2 ln 2 ln 2 ln 2 ln 2 ln 2 3ln 2

y

y

y

               

c. 4 2 31

 

31 2 4

31

2 25627 419 25627

0 0 0

1 1 1

π d π 5 π 2 d π π 4 d π

ln 2 ln 2 ln 2

y y

x y y y

                 

 

4

256 256 256

1 1

9 27 9 9 27

0

255 256 255 256

9 27 18 27

1 1 1 1 1

π 4 π π π π

ln 4 ln 2 ln 4 ln 4 ln 2

1 1 1 253π

π π π

2ln 2 ln 2 ln 2 54ln 2

   

y

        

       

17 a.

3 1

( ) 3 1 3 1 3

2 2

f x x x

x x

      

 

dus

1 2

( ) 12 3 ln 2 F xx   x x b. g x( )13x3 1 23x3 dus G x( )121 x4 x 13x2

c. h x( )x121  3 2x dus 25 212 25 2

1 3

( ) 3 2 2

ln 2 ln 2

x x

H xx     x x  

(5)

18 b.

1 1

d d

m b

a m

x x

xx

 

geeft lnxmalnxbm dus lnmlnalnblnm 2 lnmlnalnb dus ln

 

m2 ln

 

ab , dus m2 ab, dus m ab

19 De oppervlakte onder de lijn

BA

op het interval [

b

,

a

] is

2 1 2 2 2 3 1 3 2 2 3 1 3 1 2 1 2 1 3

2 2 2 2 2 2

(a b b     ) (a b) (ab )ab  b (aaba b b ) aa babb De oppervlakte onder de parabool op het interval [

b

,

a

] is

2 1 3 1 3 1 3

3 3 3

d

a a

b b

x xxab

.

De gevraagde oppervlakte is

3 2 2 3 3 3 3 2 2 3 3 2 2 3

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

2a2a b2ab2b (3a3b ) 6a2a b2ab6b6(a 3a b3abb ) Dit is gelijk aan 16(a b )3.

20 a.

3 3 4 4

1 1 3

4 2

1 1 4 1

( ) d 1

3 3

W x

x x

       

b. 2

1 1

1 1 1

( ) d 1

a a

V a x

x x a

      

1 99

1 100

   a

geeft

1 1 100

a

dus a100 c. W b( )V a( ) als

1

1

1 1

a

x

b

x

  

dus

1 1

1 1

b a

    

dus

1 1 a b   2

d. J b( )I a( ) als

1

4 4

1

1 1

π d π d

a

b

x x

xx

 

dus

π

13 31

π

13 31a

x

b

x

  

31 3

1 a

x

b

x

geeft

1

3

1

3

1 1

b a

  

dus

1

3

1

3

ab  2

21 De oppervlakte van

W

is 12(eae a 1). De oppervlakte van

V

is

1

e d e

1

e

1

e

a x xa a a

a a

x

 

 

 

.

1 1 2

1

e (1 e )

oppervlakte van e 1

oppervlakte van e ( e 1) 2e 2

a a

W V

 

 

  

en dus onafhankelijk van

a

.

22 a. 2

 

2

2

e e

( ) sin(π ) π cos(π ) π cos(π ) π sin(π )

1π 1 π

x x

F x x x x x

          

 

2

2

2 2

e sin(π ) π cos(π ) π cos(π ) π sin(π ) 1π

e (1π ) sin(π ) e sin(π ) ( ) 1π

x

x

x

x x x x

x x f x

        

      

(6)

b. 2

 

1

0

e sin(π ) π cos(π ) 1π

x

x x

   

   

1 0

2 2

e e

sin(π) π cos(π) sin(0) π cos(0)

1π 1 π

        

 

1 2

π (1 e ) 1π

 

23 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2

0 0

0,12 e d 0,6 e 3 e 0,6 e 3 e 3

x

t

t

t   t

t

 

t x

  x

x

 

x

24 F x( )

2ax b 

e2x

ax2bx c  

2e2x  

2ax2(2a2 )b x (b 2 ) ec

2x

2a 3

   , 2a2b4 en b2c0 geeft a112 , b 12 en c 14.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van functies bepalen met behulp van de regels voor het differentiëren en daarbij algebraïsche technieken gebruiken3. Parate kennis

Vergelijkingen oplossen met behulp van algemene vormen en formules herleiden (voor wiA en wiC worden deze vaardigheden uitsluitend gebruikt voor het herleiden van

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot. (stelling F-hoeken

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot.. (stelling F-hoeken

De kandidaat kan vaststellen of een toevalsexperiment kan worden vertaald naar een uniforme discrete verdeling of een binomiale kansverdeling en binnen die verdelingen kansen

Vervolgens worden bij een aantal categorieën korte voorbeelden gegeven waaruit valt af te lezen welke specifieke vaardigheden van een kandidaat worden verwacht.. Ten slotte wordt

De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van functies bepalen met behulp van de regels voor het differentiëren en daarbij algebraïsche technieken gebruiken3. Parate kennis

Samenvattend zijn de specifieke vaardigheden die vaardigheden waarvan wordt verwacht dat de kandidaat deze snel en geroutineerd kan uitvoeren, terwijl voor de algemene vaardigheden