• No results found

Opvoedingsondersteuning in Blankenberge : een onderzoek bij ouders, diensten en jongeren.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Opvoedingsondersteuning in Blankenberge : een onderzoek bij ouders, diensten en jongeren."

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IN BLANKENBERGE:

EEN ONDERZOEK BIJ OUDERS,

DIENSTEN EN JONGEREN

(2)
(3)

BLANKENBERGE: EEN ONDERZOEK BIJ OUDERS, DIENSTEN EN

JONGEREN

(4)
(5)

INLEIDING

In oktober 2006 startte het preventieteam van het Agentschap Jongerenwelzijn met een on- derzoek in Blankenberge. Door het decreet opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 werd het team omgeschakeld tot Vlaamse coördinatoren opvoedingsondersteuning van het agent- schap Jongerenwelzijn. In samenwerking met de Hogeschool West-Vlaanderen organiseerde het team een onderzoek over de afstemming van de opvoedingsvragen van ouders in relatie tot het bestaande aanbod. Hierbij werden zowel ouders als diensten bevraagd op het vlak van opvoedingsvragen en -ondersteuning. Dit onderzoek kwam tot stand vanuit een krachtige impuls van een werkgroep op gemeentelijk niveau die de nood aan een preventief aanbod in de schijnwerpers plaatste. Na een jaar werd het tweeledig onderzoek afgerond en terugge- koppeld met aanbevelingen voor de praktijk.

In het najaar van 2007 startte de voorbereiding van een derde bevraging. Het onderzoek in Blankenberge werd uitgebreid tot een drieluik. Wie het over opvoeding heeft, weet dat ook kinderen en jongeren actoren zijn. De Vlaamse coördinatoren hebben dan ook Blankenbergse jongeren bevraagd op het vlak van opvoedingsondersteuning.

De drie onderzoeken werden gebundeld in twee publicaties die te verkrijgen zijn bij het preven- tieteam van het Agentschap Jongerenwelzijn. In die publicaties worden onderzoeksmethoden en resultaten uitgebreid weergegeven.

De algemene resultaten en conclusies uit de drie onderzoeken worden in dit document gebun- deld. Op basis van deze bevindingen kunnen preventieve opvoedingsondersteunende acties gevoerd worden, gericht naar ouders en jongeren.

De resultaten geven een antwoord op algemene onderzoeksvragen inzake opvoedingsvragen van ouders en jongeren en de steun die men ondervindt in Blankenberge. Daarnaast worden zowel het aanbod van diensten in kaart gebracht, de opvoedingsvragen waarmee ze gecon- fronteerd worden als de voorstellen van acties.

Het onderzoek omtrent opvoedingsondersteuning is tot stand gekomen vanuit een samenwer- king met lokale actoren op verschillende domeinen. Het onderzoek is een weerspiegeling van de brede reikwijdte van het concept opvoedingsondersteuning. Opvoedingsondersteuning is niet beperkt tot één actor, sector of domein maar houdt een gedeelde verantwoordelijkheid in van verscheidene domeinen gebaseerd op afstemming en samenwerking. Aan de hand van deze resultaten willen we handvatten aanreiken voor verdere acties of initiatieven inzake opvoedingsondersteuning in Blankenberge.

Langs deze weg willen we ook alle partners die hebben meegewerkt aan de onderzoeken bedanken.

De West-Vlaamse coördinatoren opvoedingsondersteuning Agentschap Jongerenwelzijn

(6)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 6 •

(7)

INHOUD

Inleiding ...5

DE BEVRAGING VAN OUDERS ... 9

Onderzoeksopzet ... 9

Resultaten van het onderzoek ... 9

1. Opvoedingsvragen per levensterrein...9

2. De opvoedingsterreinen waar ouders steun zoeken bij opvoedingsvragen ...10

3. De tevredenheid over de steun bij opvoedingsvragen...10

4. Het opleidingsniveau van de ouders gekoppeld aan de soort opvoedingsvragen ...10

5. De verschillende steunvormen ...10

Conclusie ...11

DE BEVRAGING VAN DE DIENSTEN ... 13

Onderzoeksopzet ... 13

1. Onderzoeksvragen ...13

2. Doelstelling ...13

3. Onderzoeksmethode ...13

4. Populatie ...14

Resultaten van de bevraging van de diensten ... 14

1. De dienstverlening: het bestaande aanbod/de opdracht ...14

0-3 jaar ...14

3-6 jaar en 6-12 jaar ...14

12-18 jaar ...15

Conclusie ...15

2. Opvoedingsondersteuning in de bestaande dienstverlening ...16

Aard van de opvoedingsvragen? ...16

Door wie worden opvoedingsvragen gesteld? ...16

Opvoedingsvragen in relatie tot de leeftijd van het kind ...17

Beantwoorden de diensten de opvoedingsvragen en verwijzen ze door? ...17

3. Nieuwe initiatieven rond opvoedingsondersteuning ...18

De nood aan initiatieven rond opvoedingsondersteuning in Blankenberge...18

De initiatieven die de diensten voorstellen op het vlak van opvoedingsondersteuning ...19

De rol die diensten kunnen/willen opnemen rond opvoedingsondersteuning ...21

Algemeen besluit ...21

JONGERENBEVRAGING ... 23

Onderzoeksopzet ... 23

1. Onderzoeksopzet ...23

2. Methodiek ...23

3. Respondenten ...23

4. Inhoud van de focusgesprekken ...24

Resultaten ... 26

Inleiding ...26

GEZIN ...26

SCHOOL ...26

VRIJE TIJD / MEDIA...27

PROFESSIONELE DIENSTEN ...27

BESLUIT EN AANBEVELINGEN ...29

(8)

DE BEVRAGING VAN OUDERS

(9)

ONDERZOEKSOPZET

In Blankenberge werden ouders ondervraagd via een gestandaardiseerde vragenlijst. We gebruikten de vragenlijst “Onvervulde Be- hoefte aan Opvoedingsondersteuning” van Jo Hermanns.1 Deze vragenlijst vertoont een duidelijke boomstructuur en vertrekt vanuit de opvoedingsvragen die ouders kunnen hebben over 11 levensterreinen. Deze le- vensterreinen zijn:

1° Regels en grenzen

2° Vriendschappen, erbij horen 3° School

4° Genotsmiddelen 5° Emoties

6° Communicatie 7° Lichamelijke klachten 8° Vrije tijd

9° Eigen rol als ouder in het gezin 10° Identiteit

11° Seksualiteit

In Blankenberge werden 94 gezinnen gese- lecteerd door de bevolkingsdienst van de stad. Er werden uiteindelijk 55 gezinnen ef- fectief bereikt waarbij meestal de moeder werd geïnterviewd. De interviews leverden gegevens op over de opvoedingssituatie van 84 kinderen.

Tijdens deze interviews werd ook gepeild naar het opleidingsniveau van de respondent.

Het opleidingsniveau van de respondent werd gebruikt om in de resultaten een twee- deling te maken tussen hoger opgeleide ouders en lager opgeleide ouders Hoger opgeleide ouders binnen dit onderzoek zijn ouders die universitair onderwijs, hoger niet universitair, algemeen secundair onderwijs of technisch onderwijs hebben voltooid.

1 J.Hermanns, G. Schrijvers, F.Öry Helpen bij opgroeien en opvoeden, 2005

RESULTATEN VAN hET ONDERZOEK

1. OPVOEDINGSVRAGEN PER LEVENSTERREIN De meeste vragen hebben ouders over hun eigen rol als ouder in het gezin. Vervolgens hebben ouders vooral vragen in verband met school, regels en grenzen en vrije tijd.

Over genotsmiddelen en seksualiteit worden het minst opvoedingsvragen geformuleerd.

Al deze opvoedingsvragen zijn natuurlijk niet altijd even belastend voor de ouders. Het is een geruststelling dat meer dan 70% van de opvoedingsvragen die ouders hebben niet of maar een beetje belastend zijn. De opvoedingsvragen die ouders als belastend ervaren, liggen op het terrein van emoties, school, vriendschappen en communicatie.

Het minst belastend zijn de vragen omtrent vrije tijd en regels en grenzen.

Hoewel ouders veel vragen over regels/gren- zen en over de vrije tijd van hun kinderen hebben, worden deze opvoedingsvragen niet als belastend ervaren. Levensterreinen waar ze veel vragen over hebben én die ook belastend zijn hebben betrekking op emo- ties, de school, vriendschappen/erbij horen, communicatie en de eigen rol als ouder en het gezin.

- Vragen i.v.m. emoties kunnen gaan over boosheid, opstandigheid, angsten, nacht- merries en zich uitgesloten voelen bij lage- reschoolkinderen. Vanaf de vroege ado- lescentie handelen de opvoedingsvragen van ouders over desinteresse, fobiëen, ne- gatieve gedachten, depressief en agres- sief gedrag, opstandigheid en zich willen manifesteren van de jongere.

- Vragen i.v.m. school worden gedetec- teerd op het vlak van achterstand, proble- men met huiswerk, gebrek aan concentra- tie, faalangst, gevoel van welbevinden en

DE BEVRAGING VAN OUDERS

(10)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 10 • schoolkeuze bij kinderen van 6 tot 12 jaar.

Voor de ouderen komt daarbij problema- tisch gedrag op school en spijbelen.

- Vragen in verband met ‘jij als ouder’ han- delen over echtscheidingen en nieuw sa- mengestelde gezinnen, verschillende op- voedingsstijlen en gezinsrelaties.

Geslotenheid, ongehoorzaamheid, kop- pigheid, hyperactiviteit, discussies en spanningen tussen ouders zijn opvoedings- vragen omtrent communicatie.

2. DE OPVOEDINGSTERREINEN WAAR OUDERS STEUN ZOEKEN BIJ OPVOEDINGSVRAGEN Bij 71% van de opvoedingsvragen zoeken ouders steun, dit geldt zowel voor opvoe- dingsvragen die belastend als minder belas- tend zijn.

Ouders zoeken de meeste steun voor op- voedingsvragen die verband houden met de school, emoties, lichamelijke klachten, ge- volgd door opvoedingsvragen over de eigen rol als ouder, seksualiteit en vriendschappen.

Er wordt het minst steun gezocht op het vlak van vrije tijd.

3. DE TEVREDENHEID OVER DE STEUN BIJ OPVOEDINGSVRAGEN

Als ouders steun zoeken voor opvoedings- vragen dan valt het op dat ouders in 77 % van de gevallen tevreden zijn met de ge- vonden steun. Op het vlak van identiteit en seksualiteit is men zelfs altijd tevreden over de steun. Ook vragen in verband met re- gels/grenzen en communicatie scoren vrij hoog. Opvoedingsvragen in verband met vriendschappen, school, genotsmiddelen, emoties, en de eigen rol als ouders scoren dan weer lager. Alhoewel de vragen om- trent school en emoties belastend zijn en de meeste steun hieromtrent wordt gezocht, is de tevredenheid hier lager. De tevredenheid over opvoedingsvragen op het vlak van ge- notsmiddelen is zeer laag, maar op dit terrein zijn er minder vragen, worden minder belas- tend ervaren en wordt er minder steun voor gezocht.

4. HET OPLEIDINGSNIVEAU VAN DE OUDERS GEKOPPELD AAN DE SOORT OPVOEDINGSVRAGEN

Het opleidingsniveau blijkt enkel voor wat betreft de levensterreinen ‘emoties’ en ‘vrije tijd’ invloed te hebben. Hoger opgeleide ouders hebben meer opvoedingsvragen op het terrein vrije tijd, alhoewel deze vragen beperkt blijven en minder belastend zijn.

Lager opgeleide ouders lijken beduidend meer opvoedingsvragen te hebben over het levensterrein emoties. Deze vragen worden meestal als belastend ervaren, wordt ge- zocht naar steun, maar deze wordt echter met een lage tevredenheid beoordeeld.

Beide groepen blijken veel opvoedingsvra- gen te hebben bij de eigen rol als ouder. Op dit terrein zoekt men steun en wordt deze ook positief ervaren.

5. DE vErschillEnDE stEunvormEn

De verschillende soorten steunvormen waar ouders beroep op doen zijn (in volgorde van belangrijkheid):

1. Eigen familie en vriendenkring 2. School

3. CLB

4. Bijzondere jeugdzorg 5. Psycholoog

6. Medicus

7. Boeken/tijdschriften/internet/video 8. Logopedist

9. Ouderavond

Ouders vinden vooral steun bij de eigen fa- milie en/of vriendenkring. Daarnaast is de school (de leerkracht of CLB medewerker) de belangrijkste professionele ondersteuner.

Samen zorgen ze voor drie kwart van de steun waarop ouders beroep doen.

Wanneer we enkel de belastende en zeer belastende opvoedingsvragen in aanmer- king nemen dan valt het op dat er ook niet altijd steun wordt gezocht. In 11,8 % van de gevallen wordt er geen steun gezocht. Maar ook hier zien we dezelfde tendens namelijk dat ouders vooral beroep doen op het on-

(11)

derwijs voor belastende en zeer belastende opvoedingsvragen.

Als ouders beroep doen op professionele opvoedingsondersteuning dan doen ze hier- voor vooral beroep op het onderwijs (school en CLB). Het professionele welzijnswerk wordt hiervoor minder aangesproken.

De tevredenheid met de verkregen steun van de eigen familie en vriendenkring is gro- ter dan de verkregen professionele opvoe- dingsondersteuning.

Conclusie

Ouders in Blankenberge hebben vooral nood aan ondersteuning bij de opvoeding op de levensterreinen school, emoties en de eigen rol als opvoeder.

Initiatieven die de informele steunvormen kunnen bevorderen, verdienen hoe dan ook de voorkeur. Gebleken is immers dat ouders vooral op de eigen familie en vriendenkring beroep doen om ondersteuning te zoeken bij opvoedingsvragen. En bovendien zijn ze ook zeer te- vreden over deze steunvorm.

Het professionele ondersteuningsaanbod in het onderwijs moet versterkt worden. Ouders hebben hiervoor al de weg gevonden, maar het onderwijs kan voor deze opvoedingsvra- gen niet altijd de passende ondersteuning bieden.

(12)

DE BEVRAGING VAN DIENSTEN

(13)

ONDERZOEKSOPZET

Hoe men vandaag de opvoeding van een kind/jongere bekijkt en de problemen die hieraan kunnen verbonden zijn, zal afhan- gen van het beeld dat men heeft over de opvoedingscontext. Zowel de maatschap- pijvisie, het gezinsbeeld als het kindbeeld zal hierbij bepalend zijn. Bovendien kan men hierdoor een bepaalde norm naar voren schuiven die dan weer aansluit bij bepaalde culturen en bij andere geen of moeilijk aan- sluiting vindt. Binnen die opvoedingscontext zijn er verschillende actoren die ook een rol spelen in de opvoeding. Opvoedingsonder- steuning beperkt zich niet enkel tot ‘ouders’

maar ruimer, over ‘opvoeders’. Het spreekt voor zich dat de positie en de rol die verschil- lende opvoeders in de opvoeding opnemen - of toegemeten krijgen - ook weer sterk zal verschillen van context tot context, van cul- tuur tot cultuur en van leeftijd tot leeftijd.

1. ONDERZOEKSVRAGEN

De onderzoeksvragen waren de volgende:

* Welke diensten zijn er betrokken bij opvoe- dingsondersteuning?

* Wat is het bestaande aanbod rond opvoe- dingsondersteuning?

* Welk opvoedingsvragen/noden stellen diensten vast vanuit hun eigen dienstverle- ning en wie stelt die?

* Welke voorstellen rond opvoedingsonder- steuning worden door de diensten geformu- leerd?

* Welke rol kunnen de diensten zelf opnemen binnen een (nieuw) initiatief rond opvoe- dingsondersteuning?

2. DOELSTELLING

Via de bevraging van diensten wilt men een duidelijk zicht verwerven op het bestaande aanbod rond opvoedingsondersteuning in

Blankenberge. Daarnaast wordt vanuit de aanbodzijde gesignaleerd met welke opvoe- dingsvragen de hulp - en dienstverlening ge- confronteerd en welke noden en behoeften aan opvoedingsondersteuning zij detecte- ren. Ten slotte wordt een inventaris gemaakt van concrete voorstellen zoals die door de lokale diensten worden geformuleerd, met daarbij aandacht voor de al bestaande sa- menwerkingsverbanden.

3. ONDERZOEKSMETHODE

We kozen voor probleemoriënterend on- derzoek waarbij we een kwalitatieve onder- zoeksstrategie hebben ontwikkeld.

Om zoveel mogelijk informatie van de or- ganisaties - die (mogelijk) een rol spelen bij opvoedingsondersteuning - te bekomen en het gevaar voor interpretatiefouten te vermijden, hebben we ervoor gekozen de diensten mondeling te bevragen in een

‘face-to-face’ gesprek. We kozen voor een gestandaardiseerd open interview. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst met vooraf geformuleerde en gerangschikte open vragen. Deze strategie is aangewezen als er relatief veel interviews worden afge- nomen en de te bevragen topics voor alle diensten gelijklopend zijn.

De vragenlijst is in vier grote luiken opge- deeld:

- de identificatiegegevens van de dienst - de gegevens met betrekking tot de dienst-

verlening zelf (het bestaande aanbod)/

de opdracht

- de gegevens met betrekking tot opvoe- dingsondersteuning in de bestaande dienstverlening

- de gegevens met betrekking tot het orga- niseren van een nieuw initiatief rond op- voedingsondersteuning

DE BEVRAGING VAN DIENSTEN

(14)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 14 • 4. POPULATIE

Omdat het de bedoeling is zoveel mogelijk gegevens te genereren, worden alle dien- sten die iets te maken (zouden kunnen) heb- ben met opvoeding en opvoedingsonder- steuning bevraagd. Dat gebeurt omwille van het feit dat ze werken met of in aanraking komen met ouders, gezinnen, kinderen en/of jongeren. Zowel algemene welzijnsdiensten, diensten vanuit lokale besturen, scholen, Centra voor Leerlingenbegeleiding, initia- tieven kinderopvang, bijzondere jeugdzorg/

bijzondere jeugdbijstand, jeugdvoorzienin- gen en diensten armoedebestrijding zijn be- vraagd.

In totaal zijn er gegevens beschikbaar van 36 diensten/personen.

Volgende sectoren zijn bereikt:

- openbare besturen/diensten en/of hun afdelingen → 11 diensten

- kinderopvang, Kind en Gezin en Gezins- bond → 8 diensten

- bijzondere jeugdzorg/jeugdbijstand → 3 diensten

- geestelijke gezondheidszorg → 1 dienst - algemeen welzijnswerk → 1 dienst

- onderwijs (kleuter- en lagere scholen en middelbare scholen van beide netten) en CLB’s → 8 diensten

- jeugdverenigingen → 1 dienst - artsen → 1 kinderarts

- armoedeverenigingen → 3 diensten

RESULTATEN VAN DE BEVRAGING VAN DE DIENSTEN

1. DE DIENSTVERLENING:

HET BESTAANDE AANBOD/DE OPDRACHT De meeste bevraagde diensten (31) krijgen opvoedingsvragen hoewel er 25 van de 36 opvoedingsondersteuning als opdracht heb- ben. Dit kan behoren tot een deel van de opdracht of kan kernopdracht zijn. De mees- te van de bevraagde diensten richten zich op de leeftijdsgroep van 0 tot 12 jaar.

0-3 jaar

Het bestaande aanbod voor gezinnen met jonge kinderen is goed uitgebouwd. Er zijn heel wat initiatieven kinderopvang, zowel vanuit het OCMW als vanuit particulier initi- atief. Het tekort dat hierbij wordt genoemd, is het gebrek aan crisisopvang en meer resi- dentiële settings voor opvang van kinderen in crisissituaties. Daarbij aanvullend is er voor begeleiding en ondersteuning van gezinnen met heel jonge kinderen (0 tot 3 jaar) ‘Kind en Gezin’ met zowel de dienst gezinsbege- leiding en ondersteuning, waarin ook een ervaringsdeskundige zeer actief bezig is met kansarme gezinnen in, alsook de dienst op- vang waar een goed overleg is uitgebouwd betreffende kwalitatieve, afgestemde en flexibele opvang. Het voornaamste tekort dat hierbij naar voren komt is dat er wellicht nog meer flexibele opvang dient gereali- seerd te worden.

3-6 jaar en 6-12 jaar

De school en de Centra voor Leerlingenbe- geleiding en het initiatief voor buitenschoolse opvang ’t Loavertje proberen zelf de meeste van de opvoedingsvragen en problemen op te vangen via de eigen opdracht en moge- lijkheden. Desondanks worden er ook hier nog hiaten en gebrekkige afstemming of mogelijkheden vastgesteld. Het grote hiaat is de opvolging van de opvang- , ondersteu- nings- en begeleidingsmogelijkheid voor ge- zinnen met kinderen van 3 jaar tot 12 jaar (of zelfs langer).

Aanvullend zijn er een aantal diensten die huistaakbegeleiding, in groep of individu- eel aan huis, aanbieden voor kinderen die wat extra begeleiding nodig hebben. ’t Loavertje doet huistaakbegeleiding in de naschoolse opvang en St.- Vincentius is re- centelijk opgestart met een huistaakklas in de eigen gebouwen. In ’t Loavertje gebeurt dit door beroepskrachten en in St.-Vincentius door vrijwilligers. ’t Scharnier is een initiatief die studieondersteuning aan huis aanbieden bij kansarme gezinnen. Zij doen dit via een samenwerking met scholen in Blankenberge

(15)

vanuit een project binnen het flankerend on- derwijsbeleid.

12-18 jaar

Ook in het secundair onderwijs is de zorg en omkadering voor leerlingen met problemen vrij goed uitgebouwd. Scholen proberen zelf daar een zo groot mogelijke rol in te spelen.

Bij zwaardere of complexere problematie- ken gaan ook zij via het Centrum voor Leer- lingenbegeleiding de jongere laten verder helpen of doorverwijzen.

Een algemene opmerking bij het bestaande aanbod is dat de diensten die ondersteu- ning, begeleiding en doorverwijzing aanbie- den aan de gezinnen meestal gebaseerd zijn op vrijwilligheid en vrijblijvendheid.

- Het Vertrouwenscentrum kindermishan- deling kan ingeroepen worden bij zwaar problematische situaties maar vaak ziet men gebeuren dat ook daar in bepaalde gevallen niet of vrij laattijdig wordt inge- grepen.

- Voor jongeren is er een jeugddienst en zijn er een aantal jeugdverenigingen maar die werken voornamelijk rond vrijetijds- besteding en bereiken niet de ouders die opvoedingsvragen hebben of die worden daar niet gesteld.

- Een aantal diensten vanuit stad en OCMW richten zich ruimer op alle inwoners van Blankenberge en krijgen dus ook vanuit hun dienstverlening te maken met op- voedingsvragen en -problemen. Meestal verwijzen zij die cliënten door naar an- dere diensten. Enkel Arktos heeft (vanuit samenwerking met OCMW) een praat- groep Tisvoerus met jonge moeders waar opvoedingsondersteuning aan bod komt.

Vanuit de praatgroep kan een doorver- wijzing ook, gericht op financiële en ma- teriële hulp. Soms is er ook ondersteuning van Kind en Gezin omdat er geen andere initiatieven zijn.

- De politie heeft een goed werkende Dienst Jeugd en Gezin die nauw betrokken zijn bij en samenwerken met het welzijnswerk.

Zij bieden heel wat eerste opvang en on- dersteuning aan op de nulde lijn omdat zij permanent beschikbaar zijn dus ook als alle andere diensten gesloten zijn. Zij heb- ben een belangrijke signaalfunctie en zien heel wat opvoedingsvragen en proble- men naar voren komen.

- Het Centrum Algemeen Welzijnswerk stelt vast dat er in hun begeleidingen ook heel wat meer opvoedingsvragen naar voren komen. Zij nemen dus heel wat opvoe- dingsondersteuning op binnen hun dienst- verlening.

- Het Centrum Geestelijke Gezondheids- zorg werkt op de tweede lijn en krijgt ook te maken met opvoedingsvragen maar neemt die mee in de psychische bege- leiding en in de therapie omdat deze op- voedingsvragen hier meestal verbonden zijn met de psychische problematiek van de ouder.

- De initiatieven Bijzondere Jeugdzorg wer- ken met gezinnen met problematische opvoedingssituaties en vanuit een door- verwijzing van het Comité voor Bijzon- dere Jeugdzorg. Het Comité probeert via screening en diagnose eerst de minst in- grijpende hulp toe te passen.

Conclusie

Uit het voorgaande blijkt geregeld dat men in Blankenberge pas op opvoedings- vragen kan ingaan eens de problematiek zich gemanifesteerd heeft. Als dit gebeurt, gaat men vooral via doorverwijzing zoe- ken naar de meest geschikte dienstverle- ning of hulpverlening

De meeste diensten stellen dat een pre- ventief initiatief best zo vroeg mogelijk inspeelt op opvoedingsfactoren. De be- vraagde diensten werken vooral vanuit de eigen dienstverlening die voornamelijk

(16)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 16 • bestaat uit opvang, zorg, onderwijs en be- geleiding/hulpverlening.

Alle diensten werken al samen met aan- verwante partners en actoren vanuit de eigen opdracht en vooral voor door- verwijzing. Alle diensten zijn bereid tot samenwerking en afstemming van de dienstverlening. Er zijn al een aantal sa- menwerkingsverbanden rond het thema actief maar deze werkingen kunnen nog verbeterd worden of beter afgestemd worden.

2. OPVOEDINGSONDERSTEUNING IN DE BESTAANDE DIENSTVERLENING

Opvoedingsvragen:

Op de vraag of de dienst in haar dagelijkse werking te maken krijgt met opvoedings- vragen antwoordden 31 diensten in meer of mindere mate positief. 5 diensten kregen geen opvoedingsvragen binnen .

Aard van de opvoedingsvragen?

Deze tabellen zijn niet eenduidig te interpre- teren omdat sommige diensten geantwoord hebben met de soort van interventie en an- deren onmiddellijk de soort opvoedingsvra- gen opgegeven hebben. Zo vallen onder de soorten opvoedingsvragen ook die bvb.

rond pestgedrag en zo wordt door de res- pondent de categorie niet meer benoemd bvb. opvoedingsvragen om advies.

Bijna alle diensten krijgen opvoedingsvragen naar informatie en advies. Daaruit volgt dan ook vaak een doorverwijzing. Bij de concrete opvoedingsvragen vermeldt men vaak alge- mene opvoedingsvragen, gedragsproble- men, psychosociale problemen en proble- men vanuit nieuw samengestelde gezinnen.

Door wie worden opvoedingsvragen ge- steld?

De ouders worden genoemd als grootste aanmelder van opvoedingsvragen en –pro- blemen.

Uit de gesprekken met de diensten blijkt ech- ter dat naargelang de context en waar de vraag gesteld wordt de aanmelding van het probleem anders wordt geformuleerd. Zo ko- men op school de ouders meestal naar voor met een leerprobleem van hun kind terwijl de achterliggende oorzaak van dit leerpro- bleem soms ligt in de gezinssituatie.

Wanneer de aanmelding van kinderen of jongeren zelf komt, gaat dit meestal uit van het gegeven dat het kind naar voren treedt met leerproblemen of opvoedingsvragen die worden gesteld bij de eigen thuissituatie.

Kinderen van ouders met psychiatrische pro- blemen stellen soms zelf opvoedingsvragen.

Jonge leefloners stellen soms opvoedingsvra- gen naar de relatie met de ouders (rechten en plichten).

Soort interventie Informatie/

voorlichting Pedagogische advisering lichte

pedagogische hulp Signalering/

doorverwijzing Begeleiding Hulpverlening

Aantal 16 15 8 6 5

Soort vraag Alg.

vragen Gedrags-

problemen Pestgedrag

op school POS Taakbeg. Leer-

problemen Nieuw samengestel- de gezinnen

Verbonden aan psychische problemen Aantal

diensten 7 3 1 2 4 3 2 3

(17)

Opvoedingsvragen in relatie tot de leeftijd van het kind

Globaal stellen de bevraagde diensten vast dat een aantal problemen zich op steeds jongere leeftijd manifesteren.

* De politie meldt dat van 0 tot 11 jaar vooral problematieken van verwaarlozing naar vo- ren komen terwijl dat bij de groep van 11 tot 17 jaar vooral de problemen van de jonge- ren zelf gemeld worden (drugs, probleem- gedrag). Globaal gaat het over -18 jarigen waarbij problemen naar voren komen. Een aandachtsgroep vormen de jonge ouders (18 tot 25 jaar) met kinderen tussen 0 en 4.

Bij maatschappelijk kwetsbare jongvolwas- senen in Blankenberge is dit een groot pro- bleem.

* Ook bij de jeugdverenigingen stelt men een verjonging vast van problematiek. Hier gaat het dan vooral om gedragsproble- men. Die liggen (bij meisjes) vooral tussen 8 en 12 jaar.

*Vanuit het algemeen welzijnswerk meldt men dat tussen 3 en 6 jaar de opvoedings- vragen vooral gaan over hoe omgaan met het gedrag van het kind; tussen 6 en 12 jaar opvoedingsvragen rond hoe omgaan met lastige kinderen. van 12 tot 15 jaar stellen zich meer begeleidingsvragen en hulpvra- gen rond probleemgedrag.

* Ook in de basisscholen stelt men een ver- jonging vast van een aantal problematie- ken. Spijbelen werd vroeger enkel in het se- cundair onderwijs vastgesteld maar nu start dit bij sommigen tussen 10 en 13 jaar. Bij de groep tot 9 jaar komt ook meer probleem- en pestgedrag voor. Ook andere proble- men komen vroeger naar voren nl. i

In de groep van 6 tot 10 jaar. In de derde graad van het basisonderwijs stellen zich minder problemen omdat er op die leeftijd meestal al maatregelen genomen zijn of de leerlingen al geheroriënteerd zijn. In het se- cundair onderwijs stelt men ook een verjon- ging vast nl. een toenemende problematiek tussen 12 en 14 jaar.

* De CLB’s noemen vooral de leeftijd van 3 tot 6 jaar gezien er op die leeftijd diverse pro- blemen aan de orde zijn. Ook op de leeftijd van 12 –13 jaar is er een toenemende pro- blematiek omwille van de beginnende pu- berteit.

Beantwoorden de diensten de opvoedings- vragen en verwijzen ze door?

Informatie, advies- en opvoedingsvragen die aansluiten bij de eigen hulp- en dienstverle- ning beantwoorden de diensten zelf. Indien het gaat om opvoedingsvragen waarvoor een andere dienstverlening meer geschikt is, verwijzen ze actief door naar meer gespeci- aliseerde diensten, meestal op de tweede of de derde lijn.

Vanuit de diensten van openbare besturen wordt meestal doorverwezen naar de eigen diensten of naar het CBJ, het CAW of naar een nog meer gerichte dienstverlening.

Kinderopvanginitiatieven kunnen de infor- matie- en adviesvragen betreffende opvoe- ding meestal zelf beantwoorden. Bij ernstige problematieken verwijzen ze door naar Kind en Gezin, sociale dienst OCMW, Clara krib- be, Kind in Nood, JRB, CKG.

0 – 5 j. 6 – 12 j. 13 – 18 j.

Opvoedingsvragen in verband met de

ontwikkeling van het kind

Gedragsproblemen:

lastige kinderen, pest- gedrag; spijbelen (vanaf 11jr.)

Opvoedingsvragen in verband met relaties, drugs, alcohol, geld, spijbelen, puberteit, probleemgedrag

(18)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 18 • CLB’s verwijzen opvoedingsvragen die ze zelf niet ambulant kunnen opnemen, door naar residentiële settings, therapie, gespe- cialiseerde diensten zoals revalidatiecentra, klinieken, CBJ.

Het CAW kan meestal zelf de opvoedings- vragen beantwoorden. Als het CAW zelf geen aanbod heeft, dan verwijst het door naar een CGG, een CBJ of andere diensten op de tweede of de derde lijn.

De meeste diensten volgen hetzelfde pa- troon op het vlak van doorverwijzing.

Voor de scholen is de eerste doorverwijspart- ner het CLB of ook nog andere gespeciali- seerde diensten maar meestal verlopen die doorverwijzingen via het CLB.

Wat algemeen naar voren komt is dat men een zeer goede kennis dient te hebben van de sociale kaart in functie van een zo gericht mogelijke en goede doorverwijzing.

Een tweede punt dat door de diensten wordt aangehaald, is dat er voor een gerichte doorverwijzing ook een goede beschikbaar- heid en opvangmogelijkheid dient te be- staan bij de diensten. Vaak krijgt men te ma- ken met lange wachttijden bij de diensten.

Voor gezinnen in probleemsituaties waarvoor dringend maatregelen dienen genomen te worden, vormt dit een probleem.

3. NIEUWE INITIATIEVEN ROND OPVOEDING ONDERSTEUNING

Op de vraag aan de diensten naar de nood aan een initiatief rond opvoedingsonder- steuning in Blankenberge, antwoordden 31 diensten positief.

De nood aan initiatieven rond opvoedings- ondersteuning in Blankenberge

* De diensten die met kinderen van 0 tot 3 jaar werken, voelen sterke nood aan meer ambulante werkingen, crisisopvangmogelijk- heden, meer residentiële plaatsen (cfr. de te

lange wachtlijsten), flexibele opvangmoge- lijkheden en de bestaande dienstverlening moet laagdrempelige (ook dokters en scho- len).

* Vanaf drie jaar is er nood aan een opvol- ging van het werk van Kind en Gezin. CLB kan dit ook niet volledig opnemen en vertrekt ook vanuit een andere invalshoek (leerpro- blemen of problemen op school). Er is meer dienstverlening op maat nodig.

Nood aan gezinsondersteuning en gezinsbe- geleiding voor gezinnen die het moeilijk heb- ben.

* Voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen zijn er nog heel wat welzijnsnoden: nood aan materiële en financiële hulp; nood aan infor- matie en advies rond gezinsplanning; nood aan ervaringsuitwisseling (vb. praatgroe- pen, ontspanningsactiviteiten, ontmoetings- ruimte)

Een grotere beschikbaarheid en meer per- manentie van de dienstverlening is wenselijk.

* Vanuit het onderwijs worden er een aantal noden naar voren gebracht: meer omkade- ring binnen de school zelf zodat zij zelf ook meer kunnen opnemen (gezien daar vaak de problemen naar voren komen), scholen moeten zelf sneller op de bal kunnen spelen;

meer mogelijkheden voor doorverwijzing zo- dat er sneller kan ingegaan worden op drin- gende noden; meer afstemming en betere coördinatie van de bestaande dienstverle- ning; meer dienstverlening op maat van de Blankenbergse bevolking (cfr. GOK-indica- toren) en in Blankenberge zelf. Grote nood aan huistaakbegeleiding en begeleiding aan huis.

* Vanuit de CLB’s ziet men dat er te vage grenzen zijn binnen de dienstverlening; ou- ders weten niet altijd waar ze terecht kunnen met opvoedingsvragen; bij ernstige opvoe- dingsvragen moeten mensen soms veel te lang zoeken voor ze bij de gepaste dienst- verlening terecht komen. Men stelt vanuit onderwijs ook een toenemende problema-

(19)

tiek vast; veel opvoedingsvragen over ge- dragsproblemen en opvoedingsproblemen.

Meer nood aan thuisbegeleiding en huis- taakbegeleiding. Nood aan een meldpunt voor crisissituaties; schrijnende gezinssituaties blijven vaak hangen.

* Vanuit de meeste diensten wordt sterk de nood aan een laagdrempelig basisaanbod aangebracht: een soort van ontmoetings- centrum of buurtwerking (centraal gelegen) dat een aanbod kan doen naar ontspan- ning, ontmoeting, vorming en opvoedings- ondersteunende activiteiten. (Bvb. praat- groepen met jonge ouders, gecombineerd met wat ontspanning.)

• materiële hulpverlening is te versnipperd en te onduidelijk.

• meer preventieve initiatieven vanaf 3 jaar met inschakeling van een aantal initiatie- ven.

• nood aan meer afstemming tussen dien- sten die materiële en financiële hulp ver- schaffen.

• nood aan afstemming tussen diensten huistaakbegeleiding.

• nood aan crisisopvang in Blankenberge.

• straathoekwerk.

• Jeugdvoorzieningen op maat (nu te grote leemte tussen georganiseerde activiteiten en jongeren die het moeilijk hebben).

• Betere opvolgingsmogelijkheden van de spijbelproblematiek.

De initiatieven die de diensten voorstellen op het vlak van opvoedingsondersteuning Als we de voorstellen vanuit de diensten rangschikken volgens belangrijkheid = aan- gevoelde nood voor Blankenberge dan krij- gen we de volgende lijst:

1. Een laagdrempelig meldpunt/trefpunt/op- voedingswinkel/loketfunctie dat dienst doet als informatiepunt met een goede doorver- wijsfunctie

Over hoe dit initiatief concreet ingevuld kan worden, worden verschillende pistes/scena- rio’s aangegeven. Sommigen maken de ver- gelijking met een loketfunctie in een sociaal

huis; anderen met een inloopteam; anderen zien eerder een nauwe link met de scholen als belangrijk. Het initiatief zou ook binnen de scholen kunnen georganiseerd worden omdat zij al een belangrijke detectie- en sig- naalfunctie hebben maar dit zou dan wel netoverstijgend moeten zijn.

* kwaliteitscriteria: laagdrempelig, toegan- kelijk, goed bereikbaar, centraal gelegen, goed zichtbaar, niet stigmatiserend, zet men- sen aan om opvoedingsvragen te stellen en kan positief preventief werken, goede kennis sociale kaart en doorverwijzing op maat 2. De nood aan een basisaanbod in Blanken- berge

* kwaliteitscriteria: duidelijk aanbod, laag- drempelige initiatieven of voorzieningen die beter maatschappelijk kwetsbare gezinnen kunnen bereiken en een andere aanpak kunnen hanteren dan het bestaande zoals bvb. vindplaatsgericht werken, groepswerk met kansarmen, praatgroepen met alleen- staande ouders/jonge moeders, sociale mix initiatieven, werken met peergroepen, ver- trekken vanuit bvb. ontspanningsactivitei- ten,…

3. Afstemming en een betere samenwerking tot stand te brengen rond het onderwerp ge- zinsondersteuning.

Hiermee bedoelt men dat een meldpunt bvb. niet louter een informatieve functie moet opnemen maar als er voldoende in- zet, afstemming en samenwerking is kan er ook advisering en netwerking opgenomen worden. Het kan ook gaan in de richting van een geïntegreerd welzijnscentrum/ een soci- aal huis.

* kwaliteitscriteria: goede afstemming en samenwerking tussen diensten (netwerkvor- ming); een centrale coördinatiefunctie; een goede bereikbaarheid (ruime permanentie);

een zeer goede kennis van de sociale kaart (coördinator met ervaring en die de sociale kaart van Blankenberge zeer goed kent);

informatie en pedagogische advisering op een gelijkvormige manier organiseren

(20)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 20 • 4. Meer thuisbegeleiding- en ondersteu- ningsinitiatieven voorzien

- gezinsondersteuning ook na 3 jaar (ver- dere opvolging van Kind en Gezin) - meer tijd voor consultaties Kind en Gezin - CKG is een goed initiatief maar veel te be-

perkt volgens de vraag

- meer ambulante begeleidingsmogelijkhe- den zijn nodig

- kortlopende gezinsbegeleidingen

- meer begeleidingsmogelijkheden binnen de lagere scholen voor de 11-12 jarigen - meer permanentie- en interventiemoge-

lijkheden op de eerste lijn

- huistaakbegeleiding aan huis zoals Katrol en Scharnier

- langduriger begeleiding moet mogelijk zijn voor wie dat nodig heeft

- meer opvang- en begeleidingsmogelijk- heden voor alleenstaande moeders (ou- ders)

5. Nood aan crisisopvang voor kinderen en jongeren in Blankenberge zelf

6. het systeem van de onderwijscheques kan helpen maar moet bijgestuurd worden 7. Time-out projecten in Blankenberge

8. Meer opvolgingsmogelijkheden vanuit de school (laagdrempelig) voor pubers en schoolmoëe kinderen en ook voor de lage- re school; de school biedt vanuit zichzelf al structuur en opvoeding; dit zou moeten kun- nen anders en beter georganiseerd of opge- nomen worden.

9. Meer opnemen binnen het jeugdbeleid.

Hierbij sluiten volgende voorstellen aan: wer- ken met peergroepen, groepswerk, straat- hoekwerk, pedagogische ondersteuning voor kinderen en jongerenwerkers, hulp bij verslavingsproblematiek, preventie-initiatie- ven voor jonge leefloners, een JAC of een JIP, pestprojecten, onthaalklas anderstalige nieuwkomers

10. De dienstverlening op de tweede lijn moet beter bereikbaar zijn

11. Meer residentiële opvangmogelijkheden aan de Oostkust zelf

12. het bestaande (basis)aanbod uitbreiden, rekening houdend met een lage mobiliteit en een lage scholingsgraad

13. Geen bijkomende diensten creëren maar betere centralisatie

(21)

De rol die diensten kunnen/willen opnemen rond opvoedingsondersteuning

Inhoudelijke medewerking en ondersteuning Materiële medewerking en ondersteuning Doorverwijsfunctie en signalering Accommodatie of infrastructuur ter beschik-

king stellen

Actieve deelname overleg en samenwerking Mogelijkheid tot organiseren van zitdagen of spreekuren

Onthaalfunctie Mogelijkheden maar hangt af van bestuurs- beslissing

Eerstelijnsopvang

Afstemming van eigen dienstverlening met anderen

Huistaakbegeleiding

Studieondersteuning aan huis Informatie aanmaken en verspreiden Actieve deelname aan casebesprekingen Gezinsbegeleiding

Zorgcel oprichten

Informatie/dossier doorgeven Permanentie verzekeren

Groepswerk met maatschappelijk kwetsbare jongeren (18-25)

Atelierwerking opstarten

Meer maatwerk binnen de school opnemen Praatgroep met ouders

Cursus voor aanstaande ouders

Algemeen besluit

31 diensten formuleren de nood aan (een) initiatief(en) rond opvoedingsondersteuning in Blankenberge. De voornaamste motivatie is de vaststelling van een sterk toenemende pro- blematiek waar het bestaande aanbod momenteel ontoereikend voor is.

De argumenten die worden aangehaald, liggen vooral in noden die worden aangevoeld binnen de bestaande dienstverlening en noden aan bijkomende, nieuwe dienstverlening.

Binnen de bestaande dienstverlening gaat het vooral om verbetering, uitbreiding of betere afstemming van het bestaande aanbod; laagdrempeliger werken; meer basisaanbod en meer residentiële opvangmogelijkheden. De noden aan nieuwe of bijkomende dienstver- lening gaan vooral over gezinsbegeleiding, gezinsondersteuning, laagdrempelige, opvoe- dingsondersteunende initiatieven, praatgroepen, crisisopvang en straathoekwerk. De voor- stellen die vanuit de bevraagde diensten naar voren komen sluiten hier dan ook heel dicht bij aan!

De meeste bevraagde diensten zijn bereid om verder mee te werken aan het ontwikkelen van een aanbod of erin te participeren met een deel van hun eigen werking. Anderen kun- nen materiële of logistieke steun bieden bij het opstarten van een nieuw initiatief.

(22)

JONGERENBEVRAGING

(23)

JONGERENBEVRAGING

ONDERZOEKSOPZET

1. ONDERZOEKSOPZET

Over de behoefte aan ondersteuning in hun opvoeding is bij jongeren nauwelijks iets ge- kend. Bij de keuze van de onderzoeksvragen willen we aldus een breed zicht krijgen op deze ondersteuning.

- Over welke thema’s hebben jongeren vragen in hun opvoeding waarin ze willen ondersteund worden?

- Welke ondersteuning denken jongeren dat ze nodig hebben in hun opvoeding?

- Wie moet die ondersteuning bieden?

- In welke mate wordt daaraan tegemoet- gekomen, in welke mate onvoldoende?

2. METHODIEK

Belangrijk in onze keuze voor een bepaalde methodiek zijn volgende overwegingen:

- De methodiek moet zodanig gekozen worden dat ze een antwoord kan bieden op bovengestelde onderzoeksvragen.

- De methodiek moet toelaten een zicht te bieden op de ideeën en ervaringen van jongeren. Naast zicht krijgen op een aan- tal feiten, reikt het ook verder: zicht krijgen op de impliciete redenering achter een standpunt.

- De methodiek moet goedkoop en ge- makkelijk overdraagbaar zijn naar andere regio’s. Dit betekent dus dat op een rela- tief korte tijdsspanne veel informatie kan verkregen worden.

Er wordt gekozen voor het focusgesprek.

Dit biedt namelijk de mogelijkheid om in een korte tijdspanne jongeren gericht te gaan bevragen over een aantal vooraf geselec- teerde thema’s. In een dergelijk gesprek gaan de deelnemers verder in op elkaars

ideeën, of confronteren hun ideeën en erva- ringen met elkaar. Een moderator stuurt de gesprekken van de groep met richtvragen en speelt tevens in op de inbreng door de groep.

Het is niet de bedoeling via een dergelijk ge- sprek een consensus te bereiken.

We kiezen met een focusgroep dus voor een kwalitatieve en geen kwantitatieve onder- zoeksmethode. We willen namelijk de klem- toon leggen op de ervaringswereld en bete- kenisverlening van jongeren.

Dit impliceert echter dat we geen harde conclusies kunnen trekken uit het onderzoek, doch wel een aantal tendensen of gemeen- schappelijke zaken kunnen aanduiden.

3. RESPONDENTEN

Het onderzoek wordt toegespitst op jonge- ren uit het secundair onderwijs. Er worden vier groepen samengesteld. Deze worden samengesteld op basis van volgende crite- ria:

Leeftijd: 13-14 jarigen en 16-17 jarigen. Op deze manier krijgen we zicht op eventuele verschillen in verwachtingen van ondersteu- ning naargelang de leeftijd van jongeren.

Voor de 13-14 jarigen richtten we ons naar de eerste graad, tweede jaar secundair on- derwijs. Voor de 16-17 jarigen richtten we ons naar de derde graad, vijfde jaar secundair onderwijs.

Onderwijsniveau: Een groep met ASO-leer- lingen en een groep met TSO/BSO-leerlingen wordt samengesteld.

Geslacht: Binnen elke focusgroep zitten evenveel jongens als meisjes.

(24)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 24 • Op die manier komen wij tot de volgende vier groepen:

1. Groep 13-14 jarigen ASO (school 1) 2. Groep 16-17 jarigen ASO (school 2) 3. Groep 13-14 jarigen TSO - BSO (school 1) 4. Groep 16-17 jarigen TSO - BSO (school 2) Aantal gesprekken: Elke groep komt twee keer samen. In totaal vinden er dus 8 gesprek- ken plaats. Het organiseren van meerdere gesprekken met dezelfde groep biedt het voordeel dat de jongeren al beter vertrouwd geraken met het thema en de werkwijze.

Ook laat het hen toe ideeën en gedachten die komen na de eerste sessie nog te kunnen bespreken tijdens de tweede sessie.

Duur van het gesprek: Voor één gesprek wordt ongeveer 1 uur voorzien. De duur van het gesprek wordt doelbewust kort gehou- den om de aandacht niet teveel te laten verslappen.

Grootte: 8 jongeren wordt vooropgesteld als een goede groepsgrootte. Dit laat vol- doende dynamiek toe om verschillende me- ningen aan bod te laten komen en het blijft overzichtelijk en structureerbaar.

Criteria voor de deelnemende jongeren:

- Om zo divers mogelijk te zijn, zijn de jonge- ren afkomstig uit verschillende klasgroe- pen. Hiermee wordt de invloed van al te veel vooraf bestaande dynamieken (mo- gelijke vriendschappen en spanningen in één klasgroep) geminimaliseerd. Jonge- ren mogen wel met twee uit één klas ko- men.

- Het is om redenen van relevantie en haal- baarheid belangrijk dat we ons vooral richten op ‘gewone’ jongeren. Dus niet de meest mondige jongeren, maar de

‘gemiddelde’ groep. Wel is het wenselijk dat de jongeren een minimum aan ver- bale mogelijkheden hebben.

- Er wordt beslist om niet te kiezen voor jongeren met ernstige opvoedingspro- blemen, daar dit niet het typische terrein vormt van preventie. Een aantal onder

hen kan al te maken hebben gehad met

‘lichte vormen’ van problemen.

- Een laatste criterium is dat ze woonachtig moeten zijn in Blankenberge.

4. INHOUD VAN DE FOCUSGESPREKKEN Om een antwoord te krijgen op onze on- derzoeksvragen, wordt in de verschillende focusgesprekken gewerkt met een aantal kernvragen:

Hebben jullie vragen of kleine bedenkingen bij jullie opvoeding? (1)

Wat betekent ondersteuning in de opvoe- ding volgens jullie? (2)

Rond welke thema’s en inhouden hebben jongeren nood aan ondersteuning in hun opvoeding? (3)

Hoe moet die opvoedingsondersteuning er dan uit zien? (4)

Door wie moet die ondersteuning geboden worden? (5)

Bij de tweede en vijfde kernvraag horen een aantal fiches die op tafel worden gelegd. Op een fiche staan onderwerpen die we aan bod willen brengen. Dit om de ideeën van de jongeren breed te houden. Deze fiches vormen dus een middel om de gesprekken te voeren.

In het eerste gesprek wordt gefocust op de kleine vragen en bedenkingen die jon- geren hebben in hun opvoeding. Nadat jongeren hierover nagedacht en dit neer- geschreven hebben, worden zij gevraagd de thema’s in te delen door elke vraag te kleven op een fiche. Deze fiches weerspie- gelen de thema’s die Jo Hermanns opstelde bij de vragenlijst “Onvervulde behoefte aan opvoedingsondersteuning”1. Hierbij wordt er- voor gekozen om de resultaten van de ou- ders en de jongeren zo vergelijkbaar moge- lijk te maken. Wel wordt de benaming van enkele thema’s aangepast om ze beter te laten aansluiten bij de leefwereld van jonge- ren.

2 Hermanns, J. & Schrijvers, G. & Öry, F. (2005). Hel- pen bij opgroeien en opvoeden.

2

...

(25)

Volgende thema’s worden integraal overgenomen:

Volgende thema’s worden aangepast:

Emoties wordt gevoelens

Genotsmiddelen wordt tabak, alcohol, me- dicijnen, drugs

Lichamelijke klachten wordt gezondheid Eigen rol als ouders en het gezin wordt ik bij mij thuis

Volgende thema’s worden toegevoegd:

later / toekomst

blanco thema: Hier kunnen jongeren dingen aanbrengen die ze nergens kwijt kunnen.

In het tweede gesprek wordt terug inge- gaan op het begrip opvoedingsondersteu- ning. Na bij de jongeren te hebben gepeild wat zij eronder verstaan, wordt terug onze

klemtoon geduid: we zijn op zoek naar on- dersteuning specifiek voor jongeren en van- uit een preventieve invalshoek.

Verder wordt benadrukt om niet alleen na te denken over hun eigen situatie, maar dat onze interesse gaat naar de jongeren in het algemeen.

Hierna worden de thema’s er terug bij ge- nomen zoals tijdens het eerste gesprek en wordt bevraagd bij welke thema’s ze onder- steuning nodig hebben. Ook wordt verder ingegaan op welke ondersteuning dit dan moet zijn en wie ze moet bieden. Dit gebeurt terug aan de hand van fiches die de jonge- ren worden voorgelegd. Deze zijn verdeeld in twee groepen (professioneel en niet-pro- fessioneel georganiseerd).

Regels en grenzen huiswerk, uitgaan, hulp in huishouden, gebruik computer, gsm, zakgeld,…

Vriendschap isolement, eenzaamheid, sociale druk, grenzen

School problemen huiswerk, spijbelgedrag, problematisch gedrag op school, faalangst

Communicatie spanningen met één of beide ouders, discussie, ongehoorzaamheid Vrije tijd rondhangen, verveling, werken of niet werken

Identiteit identiteitscrisis, minderwaardigheidsgevoel,

subculturen, wereldbeschouwing, negatieve houding t.a.v. anderen Seksualiteit seksuele identiteit, relatiebekwaamheid, gebruik internet, geaardheid,

lichamelijke veranderingen, seksuele attitude, zwangerschap

Niet professioneel Professioneel

Ouders

Broers en zussen Vrienden School

Jeugdclub, jeugdhuis, jeugdbeweging, sportclub Grootouders

Familie TV Internet

CLB JIP JAC CGG

Jongerentelefoon Folders

(26)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 26 •

RESULTATEN

Inleiding

Reeds eerder stelden we dat opvoeding te zien is als een gemeenschappelijke verant- woordelijkheid (cfr. supra). We geven de onderzoeksresultaten dan ook weer aan de hand van verschillende opvoedingsmilieus:

gezin, school en vrienden / omgeving.

GEZIN

De rol die jongeren in hun opvoeding toe- dragen aan hun ouders is groot.

Jongeren halen heel wat elementen aan waar zij in hun opvoeding thuis vragen bij hebben. Heel wat van hun vragen kunnen echter gekaderd worden in de normale groei van kind naar volwassene en dus een toenemende drang naar zelfstandigheid.

Daarnaast duiden de vragen ook sterk op de binding die vele jongeren met hun ouders er- varen. In de weergave van discussies die het streven naar zelfstandigheid met zich mee- brengt, kunnen jongeren namelijk vaak een nuance aanbrengen. Die nuance maakt duidelijk dat ze de aandacht van hun ouders wel weten te plaatsen als zorg.

Die sterke binding met ouders wordt hele- maal duidelijk als het gaat over de ouders als ondersteuners. Jongeren dichten hun ouders namelijk een heel grote rol toe als zij op zoek gaan naar ondersteuning. Zij zien hun ouders als gesprekspartner om hun hart te kunnen luchten en van wie ze weten dat die actie zullen ondernemen als het nodig is.

Een andere belangrijke bemerking is dat er in het thuismilieu veel aandacht gaat naar de andere opvoedingsmilieus zijnde school en vrije tijd.

Ouders hechten veel belang aan de school als belangrijk in de uitbouw van de toekomst van de jongeren. Opmerkingen van de school uit kunnen dan ook de aanleiding zijn van bekommernis.

Hoe een jongere zijn/haar vrije tijd invult, hechten ouders belang aan. Enerzijds stimu- leren ze hun kinderen soms in een bepaalde vrijetijdsactiviteit. Anderzijds maken ze zich ook zorgen over de verdeling tussen de aan- dacht voor de vrije tijd en de aandacht voor school.

Ook de vriendschappen die jongeren aan- gaan, zijn soms een hekel punt. Jongeren vinden dat ouders in een gesprek met hun kind mogen zeggen waarover ze zich zorgen maken, maar ze mogen de omgang met vrienden niet verbieden. Die beslissing moet bij de jongeren liggen.

SChOOL

Ondersteuning door de school wordt bij de jongeren heel breed gezien.

Jongeren hechten veel belang aan school.

Ze wordt bij hen rechtstreeks gelinkt aan hun professionele toekomst. Helemaal bovenaan prijkt hun zorg voor het kiezen van de juiste studierichting. Hierbij uitvoerig worden inge- licht en begeleid, zowel in de breedte als in de diepte, benoemen jongeren als belangrij- ke ondersteuning die de school kan bieden.

Tevens is duidelijk dat school lopen voor heel wat jongeren een volwaardige opdracht is die niet voor iedereen op wieltjes loopt. Hier gepast mee omgaan als zij het moeilijk heb- ben, houdt ook een belangrijke ondersteu- ning in.

School wordt ook een andere rol toegedicht als het gaat over ondersteuning. School is een plaats waar jongeren over tal van the- ma’s willen geïnformeerd worden. Naast in- formatieoverdracht horen we ook hier terug een vraag naar dialoog, deze keer onder de vorm van groepsgesprekken.

Een aantal jongeren geven ook aan dat zij naar school stappen om individueel onder- steund te worden door leerkracht die ze zelf zorgvuldig uitkiezen. Jongeren moeten zich goed voelen bij de leerkracht. Een algeme- ne bedenking die hier tevens opduikt, is de

(27)

garantie dat de informatie niet zomaar rond- verteld wordt.

Jongeren met een minder goede binding met school zien de school nauwelijks als on- dersteunend. Wel halen zij een individuele leerkracht aan. Kritische factor is zich geres- pecteerd voelen. Jongeren voelen zich ge- respecteerd als zij hun mening mogen bren- gen, als de leerkracht ‘echt’ kan luisteren, als de leerkracht niet ‘roddelt’.

Daarnaast horen we een appèl van jonge- ren om betrokken te worden in het schoolge- beuren onder meer voor de geldende regels en afspraken. Tegelijk opmerkelijk is dat geen van de jongeren een verwijzing maakten naar een leerlingenraad als middel om hun stem te laten horen.

Anderzijds merken we op dat sommige jon- geren moeilijk de link leggen tussen bepaal- de vakken die op school aangeboden wor- den en hun eigen leef- en belevingswereld.

Aan jongeren de vakinhouden kaderen en duiden waarom iets zinvol kan zijn lijkt dus ze- ker aangewezen.

Wederzijdse dialoog staat ook hier dus voor- op.

VRIJE TIJD / MEDIA

We haalden het al aan: vrije tijd is voor jon- geren heel belangrijk en wordt benoemd als grote ondersteuner.

Het is in de eerste plaats een belangrijke uit- laatklep. Als het wat tegenzit op school of thuis, kunnen de jongeren op adem komen in hun vrije tijd. Jongeren uit de lagere graad hebben echter wat bedenkingen bij het hui- dige vrijetijdsaanbod. Ze lijken evenwel over onjuiste en onvolledige informatie te beschik- ken over wat er reeds aanwezig is.

Anderzijds biedt de vrije tijd volop de gele- genheid om hun vrienden te kunnen ont- moeten. Deze vrienden prijken naast ouders voorop als het gaat om steunbieders.

Hier en daar kwam de rol van de media naar voren. Opmerkelijk is dat jongeren van de media vinden dat ze hun ‘verantwoordelijk- heid’ dienen op te nemen. Hiermee bedoe- len ze correcte informatie geven inclusief wijzen op de gevaren van alcohol, drugs en seksualiteit.

Daarnaast kunnen jongerentijdschriften en internet ook voor sommige jongeren onder- steunend zijn.

PROFESSIONELE DIENSTEN

Naast steunbronnen in het gezin, de school of vrienden, peilden we eveneens naar mo- gelijke steunbronnen vanuit professionele diensten. Een belangrijke opmerking hierbij is dat uit de gesprekken blijkt dat de overgrote meerderheid van de jongeren de door ons aangebrachte organisaties nauwelijks ken- nen. De meeste jongeren kennen de jonge- rentelefoon en het CLB. Organisaties als JIP, JAC, CGG zijn echter nauwelijks gekend.

Het CLB is door nogal wat jongeren gekend, maar hun precieze opdracht is niet in detail geweten. Men weet dat het CLB aan de school verbonden is en dat je er terecht kunt voor kwesties over school, maar ook voor an- dere dingen volgens sommige jongeren.

Of men hier effectief naartoe zou stappen, daarover zijn de meningen verdeeld. Een negatieve ervaring of vrees dat informatie zal worden doorverteld lijkt er voor te kunnen zorgen dat men er met wantrouwen naar kijkt. Anderen zeggen er wel naartoe te stap- pen. Iemand was er eerder al geweest en was er tevreden over.

De jongerentelefoon is volgens de jongeren door de meesten gekend. Soms blijkt echter dat zij dit niet altijd even grondig kennen. Zo wordt weleens gedacht dat het een plaats is waar je naartoe kan stappen. Iets wat voor verschillende jongeren ongekend is dat het vrijwilligers zijn die men aan de lijn krijgt.

Voor sommigen is dat een pluspunt, omdat zij vermoeden dat zij gemotiveerder zijn om

(28)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 28 • te helpen dan mensen die ervoor betaald worden.

De jongerentelefoon wordt door sommige jongeren genoemd als manier waarop men ondersteuning wil krijgen, doch enkel als het al om echte problemen gaat. Ook wordt het vaak gezien als een goed initiatief dat laag- drempeliger is dan een dienst of centrum.

Het JIP is door de jongeren nauwelijks ge- kend. Enkele jongeren uit de oudste groep van het TSO / BSO kennen het JAC omdat die dienst zich vorig schooljaar eens heeft voorgesteld in de klas. Iemand uit de oudste groep ASO uit de jeugdraad, kent eveneens de verschillende initiatieven. De resterende jongeren hebben er nog niet van gehoord, weten dus ook niet wat ze doen of waar ze het kunnen vinden.

Jongeren vinden dat er iets moet gedaan worden aan het onbekend zijn van al die diensten.

Het niet grondig kennen van een dienst zorgt er ook voor dat men er niet heen zal gaan:

men weet niet wat men kan verwachten, of de dienst ‘te vertrouwen’ is,…

Een veelgestelde en voor jongeren relevante vraag is of de jongerentelefoon en andere diensten gratis zijn. Ruime informatie over en de bekendmaking van die diensten kan vol- gens de jongeren op school gebeuren.

Ook gaven ze tips mee voor de diensten bv.

voor het JAC. “Kan er geen centrum komen voor ouders, een OAC?”

Na toelichting van het aanbod en doelpu- bliek van de diensten komen er toch wat bedenkingen. Het stappen naar dergelijke diensten zien ze zich enkel doen bij de al iets grotere problemen.

Ook rijzen er vragen over de ongekende factoren. De persoon waar je naartoe wil stappen niet kennen, roept wat wantrouwen op. Ook het risico dat wat je daar vertelt kan doorverteld worden, is een reden om niet naar zo een dienst te stappen.

Ook zijn er soms vooroordelen over profes- sionelen. Jongeren vragen zich af of een professioneel wel voldoende kan begrijpen wat iemand meemaakt. Zij hebben volgens sommigen geen levenservaring en kunnen hierdoor geen oprechte empathie tonen.

Over folders tenslotte geeft de jongste groep uit het ASO aan dat zij enkel folders nemen als ze over het betreffende onderwerp pro- blemen of vragen hebben.

De oudste groep uit het TSO/BSO geeft aan dat folders soms worden meegenomen, maar niet worden ingekeken. Folders rond taboethema’s zouden zij niet meenemen uit schrik voor reacties van anderen.

(29)

BESLUIT EN AANBEVELINGEN

Hett onderzoek wil het perspectief van jongeren op de ondersteuning in de opvoeding be- lichten. De jongeren behoren tot het tweede jaar en het vijfde jaar secundair onderwijs.

Het in gesprek gaan met jongeren is een heel verrijkende ervaring. Het daagt de onderzoe- kers uit een open houding aan te nemen los van de gekende invalshoek van volwassenen.

Het gebruik van een kwalitatieve onderzoeksmethode is hierin een bewuste keuze. De me- thodiek van de focusgroepen biedt de gelegenheid een grondiger zicht te krijgen op op- voedingsondersteuning en jongeren: men wordt uitgenodigd verder te bouwen op elkaars inbreng wat geleid heeft tot een verdieping van de resultaten.

De aanpak levert ook een genuanceerd en breed beeld op van het thema. Het biedt een kijk op diverse perspectieven van verschillende jongeren, die elkaar soms overlappen, soms een aanvulling of een nuancering geven.

Het gebruik van een kwalitatieve onderzoeksmethode betekent tevens dat we de resultaten van dit onderzoek niet kunnen veralgemenen naar dé groep van jongeren.

Wel geeft het een zicht op de beleving van een groep jongeren over de situatie in Blanken- berge.

De vragen die we stelden aan de jongeren spitsten zich toe op de opvoedingsmilieus: het gezin, de school en de vrije tijd én de professionele diensten. Hun antwoorden én de aanbe- velingen kunnen ook gegroepeerd worden onder die grote noemers.

Het gezin is een duidelijke bron van ondersteuning voor jongeren. In de eerste plaats wordt hier gedacht aan de ouders, maar ook broers, zussen en grootouders worden vermeld. Jon- geren verwachten ook wel het één en ander van hun ouders. Zo zijn ouders een gesprekspart- ner bij heel wat onderwerpen. In het bijzonder wordt er naar ouders verwezen als er actie dient ondernomen te worden. Jongeren dichten de ouders een duidelijke rol toe in hun algemeen opgroeien. Ze appreciëren het van hun ouders dat zij het gesprek aangaan over thema’s en dat ze van hen argumenten krijgen. De jongeren willen evenwel niet dat hun ouders hen een standpunt opdringen. Jongeren willen zich uiteindelijk zelf een mening kunnen vormen.

Ook konden we vaststellen dat de opvoedingsmilieus school en vrije tijd heel veel aan bod komen in het gezin, maar vooral ook de combinatie school - vrije tijd. Duidelijk is dan ook dat school prioritair lijkt voor ouders boven de vrije tijd. Jongeren vinden anderzijds dat de vrije tijd hen ook veel biedt. Het blijkt voor hen een hele klus te zijn om met die tegenstelling om te gaan.

De bevraagde jongeren hebben een ruime opvatting over de ondersteuning die een school kan bieden. Deze bestrijkt een brede waaier en omvat bijvoorbeeld ook taken die tot de reguliere opdrachten van het onderwijs worden beschouwd, bijvoorbeeld informatie-over- dracht over bijzondere thema’s als drugs en seksualiteit, groepsgesprekken of het begelei- den in het maken van een gepaste studiekeuze. Jongeren formuleerden ook een aantal extra suggesties.

Wat betreft het informeren en begeleiden in het kiezen van een studierichting en onderwijs- vorm wordt hier door scholen nu al veel aandacht aan besteed. Toch mag dit nog eerder, grondiger en breder georganiseerd worden. In het eerste jaar van een nieuwe graad kun-

(30)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 30 •

nen de verschillende studierichtingen bijvoorbeeld al aan bod komen. Ook wil men graag studierichtingen gelinkt zien aan concrete beroepen die men wel of niet meer kan uitoefe- nen. Tot slot gaat de interesse bij de jongeren ruimer dan naar de studierichtingen en onder- wijsvormen die de eigen school of stad aanbieden.

Jongeren hechten belang aan de informatieoverdracht over bijzondere thema’s in verschil- lende lessen. Ook groepsgesprekken worden in deze als heel waardevol beschouwd.

Geregeld komt aan bod dat jongeren de behoefte hebben om naar een leerkracht te stappen met de wens ondersteund te worden. Belangrijk hierbij is dat jongeren daarom niet geneigd zijn alleen te stappen naar de aangeduide ‘groene leerkracht’ of klastitularis.

Jongeren geven namelijk aan graag zelf de keuze te kunnen maken naar wie ze stappen.

Terugkerende argumenten om naar iemand te stappen zijn “zich goed bij voelen bij een leerkracht” en “een leerkracht door wie men zich gerespecteerd voelt”. Ook deze laatste elementen worden door jongeren verduidelijkt. Jongeren voelen zich goed en gerespec- teerd door een leerkracht als er ruimte is voor dialoog en als ze ernstig genomen worden, kortom als er aandacht is voor participatie.

Ook de vrije tijd vormt een belangrijke bron van ondersteuning. Men kan in de vrije tijd de gedachten wat verzetten en het is een moment om vrienden te ontmoeten en te treffen.

Deze vrienden worden beschouwd als grote ondersteuners.

In Blankenberge is er een aanbod om aan sport te doen wat geapprecieerd wordt. Ook de grabbelpas-activiteiten in de vakantie worden als waardevol beschouwd. We kunnen op dat vlak tevens een aantal suggesties weerhouden. Zo is het aanwezige vrijetijdsaanbod vaak onvolledig gekend. Er ligt hier dus een belangrijke opdracht naar betere bekendma- king van het aanwezige aanbod.

Tevens duidt men op een hiaat in het aanbod. De jongeren missen een laagdrempelige, kosteloze ontmoetingsplaats of een jeugdhuis in Blankenberge.

De bevraagde jongeren geven aan naar professionele diensten te stappen als hun proble- men iets groter zijn. Belangrijk vinden zij om eerst goed te weten waarvoor een dienst staat vooraleer zij ernaar toe trekken. Op dit moment zijn de professionele diensten nauwelijks (JIP, JAC) of onvolledig (Jongerentelefoon, CLB) gekend. Dit zorgt er dan weer voor dat zij zich een eerder ongenuanceerd beeld vormen over die diensten en de mensen die er werken.

Mits juiste en voldoende informatie kan zo’n beeld dat eerder negatief is, gecorrigeerd wor- den. Zo leeft bij hen de idee dat informatie wordt doorverteld. Of zo blijkt dat ze geen weet hebben van het beroepsgeheim. In die zin is het moeilijk in te schatten of jongeren die een dienst kennen hier ook sneller zouden naar toe stappen. Ook merkten we dat een leerling die de weg gevonden had naar een dienst (hier CLB) er tevreden over was en er terug zou naartoe gaan.

Jongeren geven tegelijk aan graag geïnformeerd te worden over de bestaande diensten.

Een door hen geuite suggesties is om informatie hierover in de les te geven of folders ter be- schikking te stellen op school.

De verschillende opvoedingsmilieus staan niet als eilanden naast elkaar, maar gaan met elkaar in interactie. Jongeren staan dus voor de uitdaging om de verschillende opvoedings- milieus, die af en toe zelfs met elkaar in strijd gaan, soepel met elkaar te combineren.

(31)

Zo gaven we eerder al aan dat school en vrije tijd gepast combineren -beiden erg belang- rijk voor jongeren- geen sinecure is. Zo merken we dat de vrije tijd ondergeschikt gemaakt wordt aan school. Belangrijk om mee te nemen in dit debat is evenwel dat vrije tijd heel erg ondersteunend is voor jongeren.

(32)

DE JONGERENBEVRAGING IN BLANKENBERGE

• 32 •

AFKORTINGENLIJST

WVG: Welzijn, volksgezondheid en gezin

HISS: Hogeschool West-Vlaanderen, Campus Vesalius – HISS Oostende ASO: Algemeen Secundair Onderwijs

TSO: Technisch Secundair Onderwijs BSO: Beroeps Secundair Onderwijs CLB: Centrum voor leerlingenbegeleiding CAW: Centrum voor Algemeen Welzijnswerk JIP: Jongeren Informatie Punt

JAC: Jongeren Advies Centrum

CGG: Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg CBJ: Comité voor Bijzondere Jeugdzorg

JRB: Jeugdrechtbank

CKG: Centrum voor kinderzorg

OCMW: Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn

(33)

ACHTERGRONDLITERATUUR

BOEKEN

De Cauter, F. & Walgrave, L. (1996). Methodiek van de preventieve projectwerking. Leuven:

Acco.

Decoene, J., Myny, F., Vanthuyne, T., Verschelden, G. (red.) (2006). Samen op een hobbel- paard. Over preventie en ondersteuning van opvoedingssituaties. Antwerpen – Apeldoorn:

Garant.

hermanns, J. & schrijvers, G. & Öry, F. (2005). helpen bij opgroeien en opvoeden.

school West-Vlaanderen en Vlaamse Overheid Agentschap Jongerenwelzijn, team Preventie.

(2007). Opvoedingsondersteuning in Blankenberge: Een onderzoek over de afstemming van de opvoedingsvragen van ouders in relatie tot het bestaande aanbod. Brugge.

Morgan, D. & Krueger, R. (1997). The Focus Group Kit. Sage Publications.

Spiesschaert, F. (red.) (1997). Lettertjes in de soep. Kinderrechten en preventie. Leuven: Garant.

Team Preventie Bijzondere Jeugdbijstand West-Vlaanderen (2004). Omgevingsanalyse. Brugge.

Verschelden, G. (2002). Opvattingen over “welzijn” en “begeleiding”. Een sociaal (ped)ago- gische analyse van leerlingenbegeleiding als exemplarisch thema in het jeugdbeleid. Gent:

Academiapress.

Vettenburg, N., Burssens, D., Goris, P., Melis, B., Van Gils, J., Verdonck, D. & Walgrave, L. (2003).

Preventie gespiegeld. Visie en instrumenten voor wenselijke preventie. Heverlee: Lannoocam- pus.

Vettenburg, N., Elchardus, M. & Walgrave, L. (Eds.) (2006). Jongeren van nu en straks. Overzicht en synthese van recent jeugdonderzoek in Vlaanderen. Leuven: LannooCampus.

Vlaams parlement Stuk 1178. (2006-2007). nr 6 van 10 juli 2007. Voorstel van decreet houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning. Tekst aangenomen door de plenaire vergade- ring. Brussel. Interne nota.

WEBSITES

www.wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Pedagogische ondersteuning (bij de ontwik- keling en opvoeding van een kind) door versterken van het eigenwaardegevoel en het opbouwen van een posi- tief zelfbeeld als ouder,

In de tweede stap werd aan de ouders die op de screeningslijst aangegeven hadden benaderd te mogen worden voor nader onderzoek een vragenlijst gestuurd met vragen die

Niets uit deze uitgave, zelfs gedeeltelijk, mag openbaar gemaakt worden, gereproduceerd worden, vertaald of aangepast, onder enige vorm ook, hierin inbegrepen fotokopie,

Afrikaanse ouders aan het woord Afrikaanse ouders van tieners vertellen hoe zij tabak, alcohol en drugs aanpakken in de opvoeding. Thematische filmpjes met

Vrije tijd is de tijd die je niet hoeft te besteden aan noodzakelijke activiteiten zoals werk, studie, huishouden of zorg. Deze tijd wordt dus vrijgemaakt om

Ouders die tevreden zijn over de opvoeding maken zich minder vaak zorgen over hun kinderen en vinden de opvoeding minder zwaar dan ouders die ontevreden zijn.. Positief

ƒ Quasi even sterk erkennen de jonge moeder en de jonge vader dat ze niet genoeg met de kinderen bezig zijn, dat ze graag lessen hadden gekregen (maar minder dan de andere

Het aanbod is groot, maar bevat wel lacunes. Veel interventies richten zich op een bepaalde fase in de ontwikkeling, maar als het gaat om optimale schoolloopbanen zou het lonen