Opvoedings- vragen
Kortrijkse ouders en jongeren aan het woord.
Lieve Cattrijsse & Inge Vanderstraeten
Opvoedings- vragen
Kortrijkse ouders en jongeren aan het woord.
Lieve Cattrijsse & Inge Vanderstraeten
Eerste druk: december 2010
Auteurs: Lieve Cattrijsse en Inge Vanderstraeten
Omslagontwerp en lay-out : Matthias Malfrere en Lien Vanden Broecke D/2010/12.313/4
ISBN 9789081561037
© 2010, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen KATHO, Doorniksesteenweg 145, 8500 Kortrijk Tel: 056/264160
Fax: 056/264175
E-mail: kennisvalorisatie@katho.be Internet : www.katho.be
Niets uit deze uitgave, zelfs gedeeltelijk, mag openbaar gemaakt worden, gereproduceerd worden, vertaald of aangepast, onder enige vorm ook, hierin inbegrepen fotokopie, microfilm, bandopname of plaat, of opgeslagen worden in geautomatiseerd gegevensbestand behoudens uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de uitgever.
Deze publicatie is het resultaat van een onderzoeksproject in opdracht van de stad Kortrijk en in samenwerking met de Opvoedingswinkel Kortrijk.
2
I NHOUD
WOORD VOORAF ... 5
INLEIDING ... 7
1 Situering ... 7
2 Doelstelling en verwachtingen ... 7
3 Afbakening van de onderzoekvraag ... 7
3.1 Literatuurstudie: Oriëntering in het thema ... 7
3.2 Empirisch onderzoek ... 8
DEEL 1 -‐ LITERATUUROVERZICHT ... 9
1 Opvoeden ... 9
2 Opvoedingsondersteuning ... 11
2.1 Omschrijving ... 11
2.2 Visie ... 14
2.3 Functies en vormen ... 15
3 Onderzoek naar opvoedingsondersteuning ... 16
4 Gezinnen in Vlaanderen ... 22
4.1 Situatie ... 22
4.2 Vragen en onzekerheden ... 22
5 Opvoedingsondersteuning in Vlaanderen ... 24
5.1 Beschrijving ... 24
5.2 Evaluatie ... 25
6 Conclusies ... 27
DEEL 2 – ONDERZOEK BIJ DE OUDERS ... 29
1 Situering ... 29
2 Onderzoeksvragen ... 29
3 Onderzoeksopzet ... 30
3.1 Populatie en steekproef ... 30
3.1.1 Populatie, samenstelling steekproef en non-‐respons ... 30
3.1.2 Steekproef van 20 ouders ... 32
3 3.2 Dataverzameling ... 35
3.2.1 Interview ... 35
3.2.2 Kaarten ... 35
3.2.3 Werkwijze ... 38
3.3 Data-‐analyse ... 39
4 Resultaten ... 40
4.1 Wat loopt er goed bij het opvoeden? ... 40
4.2 Waar hebben ouders vragen of onzekerheden bij het opvoeden? En hoe belastend zijn deze vragen en onzekerheden? ... 54
4.3 Hebben ouders behoefte aan ondersteuning bij deze vragen en onzekerheden? ... 73
5 Conclusies ... 95
DEEL 3 – ONDERZOEK BIJ DE JONGEREN ... 103
1 Situering ... 103
2 Onderzoeksvragen ... 103
3 Onderzoeksopzet ... 104
3.1 Populatie en steekproef ... 104
3.2 Dataverzameling ... 105
3.3 Data-‐analyse ... 106
4 Resultaten ... 107
4.1 Welke thema’s ervaren jongeren als belangrijk? ... 107
4.2 Wat ervaren de jongeren als positief in de ouder-‐kind relatie en hoe komt dit? ... 114
4.3 Wat ervaren de jongeren als eerder negatief in de ouder-‐kind relatie en hoe komt dit? .. 117
4.4 Welke tips hebben de jongeren naar hun ouders en omgeving? ... 121
5 Conclusies ... 123
ALGEMEEN BESLUIT EN AANBEVELINGEN ... 125
1 Algemeen besluit ... 125
2 Aanbevelingen ... 125
2.1 Hoe ziet zo’n aanbod er best uit? ... 126
2.2 Hoe kunnen ouders en jongeren bereikt worden? ... 126
2.3 Vanuit welke visie wordt er best gewerkt? ... 127
2 3
2
I NHOUD
WOORD VOORAF ... 5
INLEIDING ... 7
1 Situering ... 7
2 Doelstelling en verwachtingen ... 7
3 Afbakening van de onderzoekvraag ... 7
3.1 Literatuurstudie: Oriëntering in het thema ... 7
3.2 Empirisch onderzoek ... 8
DEEL 1 -‐ LITERATUUROVERZICHT ... 9
1 Opvoeden ... 9
2 Opvoedingsondersteuning ... 11
2.1 Omschrijving ... 11
2.2 Visie ... 14
2.3 Functies en vormen ... 15
3 Onderzoek naar opvoedingsondersteuning ... 16
4 Gezinnen in Vlaanderen ... 22
4.1 Situatie ... 22
4.2 Vragen en onzekerheden ... 22
5 Opvoedingsondersteuning in Vlaanderen ... 24
5.1 Beschrijving ... 24
5.2 Evaluatie ... 25
6 Conclusies ... 27
DEEL 2 – ONDERZOEK BIJ DE OUDERS ... 29
1 Situering ... 29
2 Onderzoeksvragen ... 29
3 Onderzoeksopzet ... 30
3.1 Populatie en steekproef ... 30
3.1.1 Populatie, samenstelling steekproef en non-‐respons ... 30
3.1.2 Steekproef van 20 ouders ... 32
3 3.2 Dataverzameling ... 35
3.2.1 Interview ... 35
3.2.2 Kaarten ... 35
3.2.3 Werkwijze ... 38
3.3 Data-‐analyse ... 39
4 Resultaten ... 40
4.1 Wat loopt er goed bij het opvoeden? ... 40
4.2 Waar hebben ouders vragen of onzekerheden bij het opvoeden? En hoe belastend zijn deze vragen en onzekerheden? ... 54
4.3 Hebben ouders behoefte aan ondersteuning bij deze vragen en onzekerheden? ... 73
5 Conclusies ... 95
DEEL 3 – ONDERZOEK BIJ DE JONGEREN ... 103
1 Situering ... 103
2 Onderzoeksvragen ... 103
3 Onderzoeksopzet ... 104
3.1 Populatie en steekproef ... 104
3.2 Dataverzameling ... 105
3.3 Data-‐analyse ... 106
4 Resultaten ... 107
4.1 Welke thema’s ervaren jongeren als belangrijk? ... 107
4.2 Wat ervaren de jongeren als positief in de ouder-‐kind relatie en hoe komt dit? ... 114
4.3 Wat ervaren de jongeren als eerder negatief in de ouder-‐kind relatie en hoe komt dit? .. 117
4.4 Welke tips hebben de jongeren naar hun ouders en omgeving? ... 121
5 Conclusies ... 123
ALGEMEEN BESLUIT EN AANBEVELINGEN ... 125
1 Algemeen besluit ... 125
2 Aanbevelingen ... 125
2.1 Hoe ziet zo’n aanbod er best uit? ... 126
2.2 Hoe kunnen ouders en jongeren bereikt worden? ... 126
2.3 Vanuit welke visie wordt er best gewerkt? ... 127
4
2.4 Specifieke aandachtspunten ... 127
2.5 Registratie ... 127
3 Suggesties voor vervolgonderzoek ... 127
3.1 Literatuurstudie ... 127
3.2 Verdere verwerking bestaande data ... 128
3.3 Nieuw empirisch onderzoek ... 128
REFERENTIES ... 129
BIJLAGEN ... 133
AUTEURS ... 153
5
W OORD VOORAF
Alle ouders hebben het beste voor met hun kinderen. Bij de opvoeding van kinderen geven ze het beste van zichzelf. Ouders hebben daartoe de kracht en de competenties. Toch hebben ze ook vragen bij het opvoeden, voelen ze zich soms onzeker of groeit het opvoeden hen (even) boven het hoofd. Dan is het de verantwoordelijkheid van de samenleving – van familie en vrienden tot professionele hulpverleners – om samen met en vanuit de kracht van de ouders het opvoeden te faciliteren en te ondersteunen. Opvoeden wordt dan OpvoedenPlus.
Het is vanuit deze visie dat het Expertisecentrum OpvoedenPlus kennis verzamelt, ontwikkelt en verspreidt over opvoeden en het ondersteunen van opvoeders. Het Expertisecentrum doet dit voor en samen met professionals. Zijn werking omvat praktijkgericht onderzoek, methodiekontwikkeling, vorming en bijscholing, coaching en begeleiding.
Het rapport dat voorligt is het resultaat van een onderzoeksproject in opdracht van de Stad Kortrijk.
In het kader van het stedelijk gezinsbeleid en met het oog op de oprichting van een opvoedingswinkel, rees in Kortrijk de behoefte aan meer kennis over de opvoedingsvragen die leven onder haar bevolking.
Aan KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ IPSOC werd gevraagd op deze onderzoeksvraag een antwoord te formuleren. Twee docenten verbonden aan het Expertisecentrum OpvoedenPlus voerden het onderzoek uit en interviewden ouders over hun ervaringen bij het opvoeden van tieners. Ook studenten van de opleiding Bachelor in de orthopedagogie werkten mee aan het onderzoek. Zij brachten de beleving van jongeren in beeld en hadden gesprekken met tieners over opvoeding.
Het rapport dat u in handen heeft is het resultaat van dit onderzoeksproces dat aanving in 2009 en in 2010 werd afgerond. We hopen dat dit ‘eindrapport’ geen eindpunt is, maar de start kan betekenen van een duurzaam en ondersteunend gezinsbeleid in Kortrijk.
We willen graag de studenten en hun begeleidende docent Luk Gheysen bedanken voor hun medewerking. Maar bovenal bedanken wij de ouders en de jongeren die bereid waren om hun verhalen met ons te delen.
Lieve Cattrijsse en Inge Vanderstraeten Juli 2010
4 5
4
2.4 Specifieke aandachtspunten ... 127
2.5 Registratie ... 127
3 Suggesties voor vervolgonderzoek ... 127
3.1 Literatuurstudie ... 127
3.2 Verdere verwerking bestaande data ... 128
3.3 Nieuw empirisch onderzoek ... 128
REFERENTIES ... 129
BIJLAGEN ... 133
AUTEURS ... 153
5
W OORD VOORAF
Alle ouders hebben het beste voor met hun kinderen. Bij de opvoeding van kinderen geven ze het beste van zichzelf. Ouders hebben daartoe de kracht en de competenties. Toch hebben ze ook vragen bij het opvoeden, voelen ze zich soms onzeker of groeit het opvoeden hen (even) boven het hoofd. Dan is het de verantwoordelijkheid van de samenleving – van familie en vrienden tot professionele hulpverleners – om samen met en vanuit de kracht van de ouders het opvoeden te faciliteren en te ondersteunen. Opvoeden wordt dan OpvoedenPlus.
Het is vanuit deze visie dat het Expertisecentrum OpvoedenPlus kennis verzamelt, ontwikkelt en verspreidt over opvoeden en het ondersteunen van opvoeders. Het Expertisecentrum doet dit voor en samen met professionals. Zijn werking omvat praktijkgericht onderzoek, methodiekontwikkeling, vorming en bijscholing, coaching en begeleiding.
Het rapport dat voorligt is het resultaat van een onderzoeksproject in opdracht van de Stad Kortrijk.
In het kader van het stedelijk gezinsbeleid en met het oog op de oprichting van een opvoedingswinkel, rees in Kortrijk de behoefte aan meer kennis over de opvoedingsvragen die leven onder haar bevolking.
Aan KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ IPSOC werd gevraagd op deze onderzoeksvraag een antwoord te formuleren. Twee docenten verbonden aan het Expertisecentrum OpvoedenPlus voerden het onderzoek uit en interviewden ouders over hun ervaringen bij het opvoeden van tieners. Ook studenten van de opleiding Bachelor in de orthopedagogie werkten mee aan het onderzoek. Zij brachten de beleving van jongeren in beeld en hadden gesprekken met tieners over opvoeding.
Het rapport dat u in handen heeft is het resultaat van dit onderzoeksproces dat aanving in 2009 en in 2010 werd afgerond. We hopen dat dit ‘eindrapport’ geen eindpunt is, maar de start kan betekenen van een duurzaam en ondersteunend gezinsbeleid in Kortrijk.
We willen graag de studenten en hun begeleidende docent Luk Gheysen bedanken voor hun medewerking. Maar bovenal bedanken wij de ouders en de jongeren die bereid waren om hun verhalen met ons te delen.
Lieve Cattrijsse en Inge Vanderstraeten Juli 2010
7
I NLEIDING
1 Situering
Kortrijk heeft als centrumstad van de Vlaamse overheid de opdracht gekregen om gestalte te geven aan een opvoedingswinkel. Ze kreeg daartoe de nodige subsidiëring toegezegd1. De opening van de nieuwe opvoedingswinkel wordt voorzien in september 2010. Voor de concrete uitwerking van het project wil het Lokaal Netwerk Opvoedingsondersteuning zicht krijgen op het profiel van de Kortrijkse gezinnen en op hun nood aan opvoedingsondersteuning .
Aan KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ IPSOC werd gevraagd op deze onderzoeksvraag een antwoord te formuleren. Het departement ging op het verzoek in en maakte medewerkers van het Expertisecentrum Opvoedenplus (30% voltijds equivalent) vrij om het onderzoek in samenwerking met de Stad Kortrijk uit te voeren. Een stuurgroep werd opgericht waaraan de onderzoekers van het expertisecentrum samen metde betrokken medewerkers van de Stad Kortrijk deelnamen.
2 Doelstelling en verwachtingen
Bij aanvang stonden in de onderzoeksaanvraag van de Stad Kortrijk vier deelopdrachten omschreven:
1) Theorievorming over en afbakening van opvoedingsondersteuning: wat is opvoedingsonder-‐
steuning? Waar trek je de grens met opvoedingshulp?
2) Inventarisatie van de vragen rond opvoedingsondersteuning bij diverse partners van het Lokaal Netwerk Opvoedingsondersteuning (LNO).
3) In kaart brengen van de vragen, noden en knelpunten rond opvoedingsondersteuning bij gezinnen.
4) Ontwikkelen van een centraal registratiesysteem rond opvoedingsondersteuning (in een latere fase).
De voornaamste vraag van de Stad Kortrijk was de behoeften van gezinnen op het vlak van opvoedingsondersteuning in kaart te brengen, hiaten in het ondersteuningsaanbod op te sporen en actiepunten te formuleren. Dit in eerste instantie via de partners van het LNO (deelopdracht 2) en in tweede instantie via de gezinnen zelf (deelopdracht 3). Daarbij werd opgemerkt dat het onderzoek bij voorkeur die behoeften zou onderzoeken waaraan de stad en het netwerk van partners, als overheidsinstellingen, kunnen tegemoetkomen.
Uitdrukkelijk werd verwacht dat de visie van de opvoedingswinkel van Kortrijk zou opgenomen worden in het onderzoek. Eventueel diende deze visie verduidelijkt te worden tegenover de partners van het LNO.
3 Afbakening van de onderzoekvraag
3.1 Literatuurstudie: Oriëntering in het thema
Bij aanvang van het onderzoek lag de focus voornamelijk op de eerste deelopdracht, meer bepaald theorievorming rond opvoedingsondersteuning. Dit was essentieel als eerste stap. Theorievorming
1 Zie Decreet Opvoedingsondersteuning.
6 7
7
I NLEIDING
1 Situering
Kortrijk heeft als centrumstad van de Vlaamse overheid de opdracht gekregen om gestalte te geven aan een opvoedingswinkel. Ze kreeg daartoe de nodige subsidiëring toegezegd1. De opening van de nieuwe opvoedingswinkel wordt voorzien in september 2010. Voor de concrete uitwerking van het project wil het Lokaal Netwerk Opvoedingsondersteuning zicht krijgen op het profiel van de Kortrijkse gezinnen en op hun nood aan opvoedingsondersteuning .
Aan KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ IPSOC werd gevraagd op deze onderzoeksvraag een antwoord te formuleren. Het departement ging op het verzoek in en maakte medewerkers van het Expertisecentrum Opvoedenplus (30% voltijds equivalent) vrij om het onderzoek in samenwerking met de Stad Kortrijk uit te voeren. Een stuurgroep werd opgericht waaraan de onderzoekers van het expertisecentrum samen metde betrokken medewerkers van de Stad Kortrijk deelnamen.
2 Doelstelling en verwachtingen
Bij aanvang stonden in de onderzoeksaanvraag van de Stad Kortrijk vier deelopdrachten omschreven:
1) Theorievorming over en afbakening van opvoedingsondersteuning: wat is opvoedingsonder-‐
steuning? Waar trek je de grens met opvoedingshulp?
2) Inventarisatie van de vragen rond opvoedingsondersteuning bij diverse partners van het Lokaal Netwerk Opvoedingsondersteuning (LNO).
3) In kaart brengen van de vragen, noden en knelpunten rond opvoedingsondersteuning bij gezinnen.
4) Ontwikkelen van een centraal registratiesysteem rond opvoedingsondersteuning (in een latere fase).
De voornaamste vraag van de Stad Kortrijk was de behoeften van gezinnen op het vlak van opvoedingsondersteuning in kaart te brengen, hiaten in het ondersteuningsaanbod op te sporen en actiepunten te formuleren. Dit in eerste instantie via de partners van het LNO (deelopdracht 2) en in tweede instantie via de gezinnen zelf (deelopdracht 3). Daarbij werd opgemerkt dat het onderzoek bij voorkeur die behoeften zou onderzoeken waaraan de stad en het netwerk van partners, als overheidsinstellingen, kunnen tegemoetkomen.
Uitdrukkelijk werd verwacht dat de visie van de opvoedingswinkel van Kortrijk zou opgenomen worden in het onderzoek. Eventueel diende deze visie verduidelijkt te worden tegenover de partners van het LNO.
3 Afbakening van de onderzoekvraag
3.1 Literatuurstudie: Oriëntering in het thema
Bij aanvang van het onderzoek lag de focus voornamelijk op de eerste deelopdracht, meer bepaald theorievorming rond opvoedingsondersteuning. Dit was essentieel als eerste stap. Theorievorming
1 Zie Decreet Opvoedingsondersteuning.
8
was nodig, zodat er een gedegen basis was voor het uitvoeren van andere deelopdrachten. In een eerste, verkennende fase werd daarom een beperkte literatuurstudie gemaakt. De bestaande literatuur en onderzoeksgegevens met betrekking tot opvoedingsondersteuning in Vlaanderen werden geïnventariseerd en de registratiegegevens en aanmeldingsvragen van de bestaande Vlaamse opvoedingswinkels werden verzameld.
Vanuit deze literatuurstudie stelden we vast dat de gehanteerde visies, concepten en terminologie met betrekking tot opvoedingsondersteuning elkaar voortdurend doorkruisen. Ook de praktijk van opvoedingsondersteuning is complex en divers. In functie van de uitbouw van een opvoedingswinkel in Kortrijk had een doorgedreven begripsverheldering en visieontwikkeling, een relevant onderzoeksspoor kunnen zijn. Uiteindelijk werd dit spoor door de stuurgroep niet verder gevolgd, omdat men de focus wilde leggen op empirisch onderzoek in Kortrijk. Op basis van hun literatuurstudie hebben de onderzoekers wel een visie en definitie van het concept opvoedingsondersteuning omschreven (zie deel 1, literatuuroverzicht – conclusies).
3.2 Empirisch onderzoek
Na verloop van tijd werd ook het empirisch luik van het onderzoek uitgewerkt. Bij het uittekenen van een concreet onderzoeksplan werden snel een aantal zaken duidelijk:
-‐ Een bevraging van zowel de partners van het LNO als de gezinnen (= deelopdracht 2 èn 3) was niet haalbaar binnen de beschikbare tijd en met de voorziene personele omkadering.
-‐ Indien via de partners van het LNO gewerkt zou worden (= deelopdracht 2), zou in feite niet volledig aan het doel (behoeften van gezinnen vaststellen) tegemoet kunnen gekomen worden.
Via de partners zouden we een zicht kunnen krijgen op wat zij als behoeften van gezinnen zien, maar niet op de behoeften die gezinnen zelf aanvoelen. Dat laatste aspect konden we maar in kaart brengen via een bevraging van de gezinnen zelf (= deelopdracht 3).
-‐ Het ontwikkelen van een centraal registratiesysteem (= deelopdracht 4) was niet haalbaar binnen de beschikbare tijd en met de voorziene personele omkadering.
Na verschillende mogelijkheden te hebben overwogen, werd in samenspraak met de stuurgroep gekozen voor een onderzoeksbenadering waarbij de gezinnen zelf aan het woord konden komen. Er werd dus beslist om voor het empirisch luik van het onderzoek enkel te vertrekken vanuit de derde deelopdracht. De vragen, noden en knelpunten rond opvoedingsondersteuning bij gezinnen zouden in kaart gebracht worden.
Daarbij werd opgemerkt dat het onderzoek bij voorkeur die behoeften zou onderzoeken waaraan de stad en het netwerk van partners, als overheidsinstellingen, kunnen tegemoetkomen.
Methodologisch leek dit de aangewezen weg: nadat de behoeften van gezinnen in kaart zijn gebracht, kan de denkoefening starten over de noden waaraan de Stad Kortrijk en/of haar partners tegemoet kunnen komen. Deze denkoefening moet na het onderzoek opgenomen worden door de stad Kortrijk.
9
D EEL 1 -‐ L ITERATUUROVERZICHT
Opvoeding, opvoedingsvragen, opvoedingsondersteuning,… Iedereen kan zich bij deze begrippen wel iets voorstellen. Een duidelijke omschrijving geven is iets minder eenvoudig. Wat is opvoeding?
Moeten ouders hierbij ondersteund worden? Kan dit überhaupt? Op welke vlakken zouden ouders ondersteund willen worden? En hoe zit het eigenlijk met opvoedingsondersteuning in Vlaanderen?
Vooraleer een eigen empirisch onderzoek op te zetten, verkenden we de literatuur ter zake. We beoogden enerzijds een verheldering van een aantal concepten en anderzijds een beter zicht op de situatie inzake opvoedingsondersteuning in Vlaanderen.
1 Opvoeden
Opvoeden omhelst de interactie tussen een kind en een of meerdere opvoeders, meestal de ouders.
In de literatuur kunnen hiervan verschillende omschrijvingen teruggevonden worden, waarvan we er enkele belangrijke vermelden (zie kader).
Uit deze omschrijvingen komt naar voor dat een aantal elementen belangrijk zijn bij het opvoedingproces: het kind, de ouder(s) en de context. Tussen deze elementen vindt er een voortdurende wisselwerking plaats (zie Figuur 1).
Figuur 1. Elementen in de opvoeding
Kok (1984) stelt dat opvoeden gericht is op ontwikkelen. Het kind moet de kans krijgen om zijn eigenheid te ontplooien waarbij opvoeders deze ontwikkeling begeleiden en bevorderen.
Opvoeden is in deze opvatting een proces.
Vandemeulebroecke Van Crombrugge en Gerris (1999) zien opvoeding als ‘een continu wederkerig beïnvloedingsproces in de relatie tussen de ouders, het kind en de samenleving’ en ‘de relationele en materiële omgeving die opvoeders creëren met het oog op het welzijn en volwassen worden van de opvoedeling’.
In een recente publicatie stelt Hermanns (Hermanns, 2008) dat opvoeding een kind voorbereidt om zich in elk systeem te handhaven en liefst een actieve/productieve rol op te nemen.
8 9
8
was nodig, zodat er een gedegen basis was voor het uitvoeren van andere deelopdrachten. In een eerste, verkennende fase werd daarom een beperkte literatuurstudie gemaakt. De bestaande literatuur en onderzoeksgegevens met betrekking tot opvoedingsondersteuning in Vlaanderen werden geïnventariseerd en de registratiegegevens en aanmeldingsvragen van de bestaande Vlaamse opvoedingswinkels werden verzameld.
Vanuit deze literatuurstudie stelden we vast dat de gehanteerde visies, concepten en terminologie met betrekking tot opvoedingsondersteuning elkaar voortdurend doorkruisen. Ook de praktijk van opvoedingsondersteuning is complex en divers. In functie van de uitbouw van een opvoedingswinkel in Kortrijk had een doorgedreven begripsverheldering en visieontwikkeling, een relevant onderzoeksspoor kunnen zijn. Uiteindelijk werd dit spoor door de stuurgroep niet verder gevolgd, omdat men de focus wilde leggen op empirisch onderzoek in Kortrijk. Op basis van hun literatuurstudie hebben de onderzoekers wel een visie en definitie van het concept opvoedingsondersteuning omschreven (zie deel 1, literatuuroverzicht – conclusies).
3.2 Empirisch onderzoek
Na verloop van tijd werd ook het empirisch luik van het onderzoek uitgewerkt. Bij het uittekenen van een concreet onderzoeksplan werden snel een aantal zaken duidelijk:
-‐ Een bevraging van zowel de partners van het LNO als de gezinnen (= deelopdracht 2 èn 3) was niet haalbaar binnen de beschikbare tijd en met de voorziene personele omkadering.
-‐ Indien via de partners van het LNO gewerkt zou worden (= deelopdracht 2), zou in feite niet volledig aan het doel (behoeften van gezinnen vaststellen) tegemoet kunnen gekomen worden.
Via de partners zouden we een zicht kunnen krijgen op wat zij als behoeften van gezinnen zien, maar niet op de behoeften die gezinnen zelf aanvoelen. Dat laatste aspect konden we maar in kaart brengen via een bevraging van de gezinnen zelf (= deelopdracht 3).
-‐ Het ontwikkelen van een centraal registratiesysteem (= deelopdracht 4) was niet haalbaar binnen de beschikbare tijd en met de voorziene personele omkadering.
Na verschillende mogelijkheden te hebben overwogen, werd in samenspraak met de stuurgroep gekozen voor een onderzoeksbenadering waarbij de gezinnen zelf aan het woord konden komen. Er werd dus beslist om voor het empirisch luik van het onderzoek enkel te vertrekken vanuit de derde deelopdracht. De vragen, noden en knelpunten rond opvoedingsondersteuning bij gezinnen zouden in kaart gebracht worden.
Daarbij werd opgemerkt dat het onderzoek bij voorkeur die behoeften zou onderzoeken waaraan de stad en het netwerk van partners, als overheidsinstellingen, kunnen tegemoetkomen.
Methodologisch leek dit de aangewezen weg: nadat de behoeften van gezinnen in kaart zijn gebracht, kan de denkoefening starten over de noden waaraan de Stad Kortrijk en/of haar partners tegemoet kunnen komen. Deze denkoefening moet na het onderzoek opgenomen worden door de stad Kortrijk.
9
D EEL 1 -‐ L ITERATUUROVERZICHT
Opvoeding, opvoedingsvragen, opvoedingsondersteuning,… Iedereen kan zich bij deze begrippen wel iets voorstellen. Een duidelijke omschrijving geven is iets minder eenvoudig. Wat is opvoeding?
Moeten ouders hierbij ondersteund worden? Kan dit überhaupt? Op welke vlakken zouden ouders ondersteund willen worden? En hoe zit het eigenlijk met opvoedingsondersteuning in Vlaanderen?
Vooraleer een eigen empirisch onderzoek op te zetten, verkenden we de literatuur ter zake. We beoogden enerzijds een verheldering van een aantal concepten en anderzijds een beter zicht op de situatie inzake opvoedingsondersteuning in Vlaanderen.
1 Opvoeden
Opvoeden omhelst de interactie tussen een kind en een of meerdere opvoeders, meestal de ouders.
In de literatuur kunnen hiervan verschillende omschrijvingen teruggevonden worden, waarvan we er enkele belangrijke vermelden (zie kader).
Uit deze omschrijvingen komt naar voor dat een aantal elementen belangrijk zijn bij het opvoedingproces: het kind, de ouder(s) en de context. Tussen deze elementen vindt er een voortdurende wisselwerking plaats (zie Figuur 1).
Figuur 1. Elementen in de opvoeding
Kok (1984) stelt dat opvoeden gericht is op ontwikkelen. Het kind moet de kans krijgen om zijn eigenheid te ontplooien waarbij opvoeders deze ontwikkeling begeleiden en bevorderen.
Opvoeden is in deze opvatting een proces.
Vandemeulebroecke Van Crombrugge en Gerris (1999) zien opvoeding als ‘een continu wederkerig beïnvloedingsproces in de relatie tussen de ouders, het kind en de samenleving’ en ‘de relationele en materiële omgeving die opvoeders creëren met het oog op het welzijn en volwassen worden van de opvoedeling’.
In een recente publicatie stelt Hermanns (Hermanns, 2008) dat opvoeding een kind voorbereidt om zich in elk systeem te handhaven en liefst een actieve/productieve rol op te nemen.
Kind
Context Ouder
10
De meningen in de literatuur over de exacte relatie tussen ouders en hun kind(eren) lopen wat uiteen. Maar iedereen is het erover eens dat ouders een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling, het gedrag en het welzijn van hun kind(eren) (Bornstein, 2002; Hoghughi, 2004). Niet alleen hebben ouders een impact op het functioneren van hun kind(eren), maar ook omgekeerd beïnvloedt een kind het gedrag, de ideeën en de gevoelens van zijn ouders (Bell, 1968; Patterson &
Fischer, 2002; Sameroff, 1993). De leeftijd van een kind bijvoorbeeld kan bepalen op welke wijze ouders hun kind belonen en straffen, zijn geslacht kan effect hebben op de ideeën die ouders hebben over geschikt speelgoed en zijn temperament of karakter kan gevoelens van tevredenheid of kwaadheid oproepen. De ouder-‐kind relatie bestaat dus uit een tweerichtingsverkeer waarbij er sprake is van een voortdurende wisselwerking; zij wordt daarom ‘bidirectioneel’ en ‘transactioneel’
genoemd.
Opvoeden gebeurt nooit in een vacuüm, maar in een bepaalde omgeving of context (Belsky, 1984;
Bronfenbrenner, 1979). Deze omgeving speelt een belangrijke rol bij de opvoeding van een kind.
Verschillende proximale (directe context) en distale (verdere context) factoren beïnvloeden zowel de ouders als hun kind(eren). Wat de directe context betreft kunnen we denken aan de sociaaleconomische positie van het gezin, de partnerrelatie van beide ouders, hun werkomgeving, de manier waarop ze zelf opgevoed werden, hun familie en vrienden, de vriendengroep van het kind en de school van het kind. Ook informatie, adviezen, ondersteuning en hulp die ouders krijgen bij de opvoeding kunnen hier een rol spelen. Wat de verdere context betreft zijn enkele voorbeelden het lokaal en bovenlokaal beleid, demografische ontwikkelingen, economische ontwikkelingen, de heersende levensbeschouwelijke oriëntaties en de heersende opvattingen over opvoeden. De omgeving waarin kinderen opgevoed worden is dus heel divers en complex.
Zowel bij het kind zelf, bij zijn ouders als bij de context kunnen bepaalde elementen een goede opvoeding bemoeilijken. Het gaat bijvoorbeeld om medische problemen van een kind, een echtscheiding tussen ouders, een lage sociaaleconomische positie van een gezin, enzovoort. Volgens Hermanns (2008) is er een lineair verband tussen het aantal van dergelijke risicofactoren en de kans op een problematische ontwikkelingsuitkomst. Indien er veel risicofactoren optreden, wordt de kans op problemen groter. Niet alleen risicofactoren spelen een rol, maar ook beschermende of protectieve factoren bij het kind, de ouders of de context zijn belangrijk. Ze kunnen de negatieve invloed van risicofactoren compenseren of teniet doen. We denken bijvoorbeeld aan het karakter van een kind, de stabiele persoonlijkheid van een ouder, ondersteunende collega’s of hulp van familieleden.
Een kind groeit op in een context met een gelaagdheid van sociale systemen die niet enkel invloed uitoefenen, maar volgens verschillende auteurs ook een zekere verantwoordelijkheid hebben bij de opvoeding van een kind. Niet enkel de ouders, maar ook hun sociaal netwerk, professionele hulpverleners en het beleid bijvoorbeeld, hebben tot taak om kinderen voor te bereiden op het volwassen worden (Vandenbroeck, s.d.). Opvoeden is iets dat zich niet enkel binnen de gezinsmuren afspeelt. Of anders gezegd, ‘it takes a village to raise a child’ (Hermanns, 2008). Deze visie gaat in tegen de heersende opvattingen binnen de huidige welvaartstaat, die sterk de klemtoon leggen op de individuele verantwoordelijkheid van ouders bij de opvoeding van hun kind. Dergelijke visie legt een te sterke druk op de schouders van de ouders en ontkent de verantwoordelijkheid die ook anderen (moeten) opnemen.
11
2 Opvoedingsondersteuning
2.1 Omschrijving
Opvoedingsondersteuning is een relatief recent begrip, maar praktijken van opvoedings-‐
ondersteuning hebben altijd al bestaan. Tegenwoordig is opvoedingsondersteuning echter een ‘vak’
geworden: het is gespecialiseerd, geprofessionaliseerd, gesubsidieerd en kent een zeer gedifferen-‐
tieerd aanbod (Hermanns, 2008).
Er bestaan verschillende definities van opvoedingsondersteuning. De Munter et al. (2004) noemen het een containerbegrip zonder eenduidige afbakening. Zowel binnen de wetenschappelijke wereld (zie kader) als binnen het werkveld, blijkt er geen volledige consensus te bestaan over de definiëring, afbakening en invulling van opvoedingsondersteuning.
In de wetenschappelijke wereld zijn verschillende omschrijvingen van opvoedingsondersteuning gangbaar, elk met hun eigen accenten. We vermelden er enkele:
Hermanns (1992):
“Opvoedingsondersteuning moet begrepen worden als al die activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingsituatie van kinderen te verbeteren. Deze activiteiten richten zich niet op het kind, zoals bijvoorbeeld het onderwijs vooral doet, maar richten zich op situaties waarin het kind wordt opgevoed. In deze situatie zijn opvoedingsondersteunende activiteiten gericht op de opvoeders, maar ook op de context waarin de opvoeding plaatsvindt: het gezin, de kinderopvang, de buurt, de media, enz. Kort samengevat heeft opvoedingsondersteuning tot doel de opvoeders te helpen opvoeden.”
Bakker et al. (1998):
“We onderscheiden vier dimensies bij opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering:
1) Opvoedingsondersteuning: ondersteuning van het opvoedingsproces
2) Ontwikkelingsstimulering: ondersteunen van het ontwikkelingsproces van kinderen en jongeren 3) Omgevingsfactoren beïnvloeden: interventies ten aanzien van de sociale en pedagogische
omstandigheden in de directe leefomgeving van ouders en kinderen.
4) Gezinsondersteuning: verminderen van draaglast en vergroten van draagkracht op alle terreinen van het gezinsfuntioneren.
Een integraal sociaal en pedagogisch beleid rond opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering omvat in principe de vier beschreven dimensies.”
Terpstra en van Dijke (1998):
“Opvoedingsondersteuning is een verzamelterm voor interventies (licht pedagogische hulp) die het opvoedingsproces kunnen ondersteunen.”
Vandemeulebroecke (1999):
“Opvoedingsondersteuning is het geheel van maatregelen, voorzieningen en structuren en activiteiten, die erop gericht zijn de mogelijkheden van het (primaire) opvoedingsmilieu aan te spreken, te verrijken en/of te optimaliseren om kinderen en jongeren optimale opvoedings-‐ en ontwikkelingskansen te geven.”
10 11
10
De meningen in de literatuur over de exacte relatie tussen ouders en hun kind(eren) lopen wat uiteen. Maar iedereen is het erover eens dat ouders een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling, het gedrag en het welzijn van hun kind(eren) (Bornstein, 2002; Hoghughi, 2004). Niet alleen hebben ouders een impact op het functioneren van hun kind(eren), maar ook omgekeerd beïnvloedt een kind het gedrag, de ideeën en de gevoelens van zijn ouders (Bell, 1968; Patterson &
Fischer, 2002; Sameroff, 1993). De leeftijd van een kind bijvoorbeeld kan bepalen op welke wijze ouders hun kind belonen en straffen, zijn geslacht kan effect hebben op de ideeën die ouders hebben over geschikt speelgoed en zijn temperament of karakter kan gevoelens van tevredenheid of kwaadheid oproepen. De ouder-‐kind relatie bestaat dus uit een tweerichtingsverkeer waarbij er sprake is van een voortdurende wisselwerking; zij wordt daarom ‘bidirectioneel’ en ‘transactioneel’
genoemd.
Opvoeden gebeurt nooit in een vacuüm, maar in een bepaalde omgeving of context (Belsky, 1984;
Bronfenbrenner, 1979). Deze omgeving speelt een belangrijke rol bij de opvoeding van een kind.
Verschillende proximale (directe context) en distale (verdere context) factoren beïnvloeden zowel de ouders als hun kind(eren). Wat de directe context betreft kunnen we denken aan de sociaaleconomische positie van het gezin, de partnerrelatie van beide ouders, hun werkomgeving, de manier waarop ze zelf opgevoed werden, hun familie en vrienden, de vriendengroep van het kind en de school van het kind. Ook informatie, adviezen, ondersteuning en hulp die ouders krijgen bij de opvoeding kunnen hier een rol spelen. Wat de verdere context betreft zijn enkele voorbeelden het lokaal en bovenlokaal beleid, demografische ontwikkelingen, economische ontwikkelingen, de heersende levensbeschouwelijke oriëntaties en de heersende opvattingen over opvoeden. De omgeving waarin kinderen opgevoed worden is dus heel divers en complex.
Zowel bij het kind zelf, bij zijn ouders als bij de context kunnen bepaalde elementen een goede opvoeding bemoeilijken. Het gaat bijvoorbeeld om medische problemen van een kind, een echtscheiding tussen ouders, een lage sociaaleconomische positie van een gezin, enzovoort. Volgens Hermanns (2008) is er een lineair verband tussen het aantal van dergelijke risicofactoren en de kans op een problematische ontwikkelingsuitkomst. Indien er veel risicofactoren optreden, wordt de kans op problemen groter. Niet alleen risicofactoren spelen een rol, maar ook beschermende of protectieve factoren bij het kind, de ouders of de context zijn belangrijk. Ze kunnen de negatieve invloed van risicofactoren compenseren of teniet doen. We denken bijvoorbeeld aan het karakter van een kind, de stabiele persoonlijkheid van een ouder, ondersteunende collega’s of hulp van familieleden.
Een kind groeit op in een context met een gelaagdheid van sociale systemen die niet enkel invloed uitoefenen, maar volgens verschillende auteurs ook een zekere verantwoordelijkheid hebben bij de opvoeding van een kind. Niet enkel de ouders, maar ook hun sociaal netwerk, professionele hulpverleners en het beleid bijvoorbeeld, hebben tot taak om kinderen voor te bereiden op het volwassen worden (Vandenbroeck, s.d.). Opvoeden is iets dat zich niet enkel binnen de gezinsmuren afspeelt. Of anders gezegd, ‘it takes a village to raise a child’ (Hermanns, 2008). Deze visie gaat in tegen de heersende opvattingen binnen de huidige welvaartstaat, die sterk de klemtoon leggen op de individuele verantwoordelijkheid van ouders bij de opvoeding van hun kind. Dergelijke visie legt een te sterke druk op de schouders van de ouders en ontkent de verantwoordelijkheid die ook anderen (moeten) opnemen.
11
2 Opvoedingsondersteuning
2.1 Omschrijving
Opvoedingsondersteuning is een relatief recent begrip, maar praktijken van opvoedings-‐
ondersteuning hebben altijd al bestaan. Tegenwoordig is opvoedingsondersteuning echter een ‘vak’
geworden: het is gespecialiseerd, geprofessionaliseerd, gesubsidieerd en kent een zeer gedifferen-‐
tieerd aanbod (Hermanns, 2008).
Er bestaan verschillende definities van opvoedingsondersteuning. De Munter et al. (2004) noemen het een containerbegrip zonder eenduidige afbakening. Zowel binnen de wetenschappelijke wereld (zie kader) als binnen het werkveld, blijkt er geen volledige consensus te bestaan over de definiëring, afbakening en invulling van opvoedingsondersteuning.
In de wetenschappelijke wereld zijn verschillende omschrijvingen van opvoedingsondersteuning gangbaar, elk met hun eigen accenten. We vermelden er enkele:
Hermanns (1992):
“Opvoedingsondersteuning moet begrepen worden als al die activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingsituatie van kinderen te verbeteren. Deze activiteiten richten zich niet op het kind, zoals bijvoorbeeld het onderwijs vooral doet, maar richten zich op situaties waarin het kind wordt opgevoed. In deze situatie zijn opvoedingsondersteunende activiteiten gericht op de opvoeders, maar ook op de context waarin de opvoeding plaatsvindt: het gezin, de kinderopvang, de buurt, de media, enz. Kort samengevat heeft opvoedingsondersteuning tot doel de opvoeders te helpen opvoeden.”
Bakker et al. (1998):
“We onderscheiden vier dimensies bij opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering:
1) Opvoedingsondersteuning: ondersteuning van het opvoedingsproces
2) Ontwikkelingsstimulering: ondersteunen van het ontwikkelingsproces van kinderen en jongeren 3) Omgevingsfactoren beïnvloeden: interventies ten aanzien van de sociale en pedagogische
omstandigheden in de directe leefomgeving van ouders en kinderen.
4) Gezinsondersteuning: verminderen van draaglast en vergroten van draagkracht op alle terreinen van het gezinsfuntioneren.
Een integraal sociaal en pedagogisch beleid rond opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering omvat in principe de vier beschreven dimensies.”
Terpstra en van Dijke (1998):
“Opvoedingsondersteuning is een verzamelterm voor interventies (licht pedagogische hulp) die het opvoedingsproces kunnen ondersteunen.”
Vandemeulebroecke (1999):
“Opvoedingsondersteuning is het geheel van maatregelen, voorzieningen en structuren en activiteiten, die erop gericht zijn de mogelijkheden van het (primaire) opvoedingsmilieu aan te spreken, te verrijken en/of te optimaliseren om kinderen en jongeren optimale opvoedings-‐ en ontwikkelingskansen te geven.”