3 Onderzoeksopzet
3.1 Populatie en steekproef
3.1.2 Steekproef van 20 ouders
We schetsen hier een beeld van de uiteindelijke steekproef van 20 ouders en hun kinderen. De ouders die deelnamen aan het onderzoek waren relatief goed gespreid over de verschillende Kortrijkse deelgemeenten, zoals kan afgelezen worden uit grafiek 1 en 2. Wat wel opvalt is dat er in verhouding veel ouders uit Marke deelnamen aan het onderzoek en geen enkele ouder uit Bissegem, waar toch 7,5% van de Kortrijkse bevolking woont. Dit valt aan het toeval toe te schrijven en zorgde vermoedelijk niet voor een vertekening van de resultaten.
Grafiek 1. Inwoners van Kortrijk per deelgemeente.
Grafiek 2. Respondenten van het onderzoek per deelgemeente.
Bij elk contact werd er expliciet om de medewerking van vaders gevraagd. Dat volstond om een evenwichtige verhouding moeders en vaders te bereiken. De steekproef bestond uiteindelijk uit 11 moeders en 9 vaders. De gemiddelde leeftijd van de ouders was 44,9 jaar, met een evenwichtige
33
spreiding tussen leeftijden van minimum 37 jaar en maximum 52 jaar. Het gaat vooral om gehuwde ouders, maar ook om alleenstaande, gescheiden of samenwonende ouders (zie grafiek 3).
Grafiek 3. Gezinssituatie van de 20 ouders.
Alle ouders hebben de Belgische nationaliteit. Zoals eerder vermeld, is één ouder (een vader) echter niet in België geboren. De grafieken 4 en 5 geven informatie over de opleiding en de tewerkstelling van de ouders. Wat de opleiding betreft, stellen we vast dat ouders met een diploma hoger onderwijs waarschijnlijk oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. Op vlak van mate van tewerkstelling lijkt er een relatief normale spreiding te zijn, maar ouders die werken in het onderwijs, de paramedische sector of de sociale sector lijken oververtegenwoordigd. Van de 17 werkende ouders, werken er namelijk vier mensen als leerkracht in het onderwijs, zijn er drie verple(e)g(st)ers en is er een ouder opvoeder.
Grafiek 4. Diploma van de 20 ouders.
54,5%
14%
10,5%
7,5% 5% 4% 3,5% 1%
0,0%
10,0%
20,0%
30,0%
40,0%
50,0%
60,0%
Kortrijk Heule Marke Bissegem Bellegem Aalbeke Rollegem Kooigem
Aantal inwoners
8
2
0
1 1
2 0
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Kortrijk Heule Marke Bissegem Aalbeke Rollegem Kooigem
Aantal respondenten
32 33
32
vertekening van de resultaten gevreesd worden. Vooral ouders die het druk hebben of dit minstens zo aanvoelen kwamen misschien onvoldoende aan bod in de steekproef. Dit werd echter niet verder onderzocht.
3.1.2 Steekproef van 20 ouders
We schetsen hier een beeld van de uiteindelijke steekproef van 20 ouders en hun kinderen. De ouders die deelnamen aan het onderzoek waren relatief goed gespreid over de verschillende Kortrijkse deelgemeenten, zoals kan afgelezen worden uit grafiek 1 en 2. Wat wel opvalt is dat er in verhouding veel ouders uit Marke deelnamen aan het onderzoek en geen enkele ouder uit Bissegem, waar toch 7,5% van de Kortrijkse bevolking woont. Dit valt aan het toeval toe te schrijven en zorgde vermoedelijk niet voor een vertekening van de resultaten.
Grafiek 1. Inwoners van Kortrijk per deelgemeente.
Grafiek 2. Respondenten van het onderzoek per deelgemeente.
Bij elk contact werd er expliciet om de medewerking van vaders gevraagd. Dat volstond om een evenwichtige verhouding moeders en vaders te bereiken. De steekproef bestond uiteindelijk uit 11 moeders en 9 vaders. De gemiddelde leeftijd van de ouders was 44,9 jaar, met een evenwichtige
33
spreiding tussen leeftijden van minimum 37 jaar en maximum 52 jaar. Het gaat vooral om gehuwde ouders, maar ook om alleenstaande, gescheiden of samenwonende ouders (zie grafiek 3).
Grafiek 3. Gezinssituatie van de 20 ouders.
Alle ouders hebben de Belgische nationaliteit. Zoals eerder vermeld, is één ouder (een vader) echter niet in België geboren. De grafieken 4 en 5 geven informatie over de opleiding en de tewerkstelling van de ouders. Wat de opleiding betreft, stellen we vast dat ouders met een diploma hoger onderwijs waarschijnlijk oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. Op vlak van mate van tewerkstelling lijkt er een relatief normale spreiding te zijn, maar ouders die werken in het onderwijs, de paramedische sector of de sociale sector lijken oververtegenwoordigd. Van de 17 werkende ouders, werken er namelijk vier mensen als leerkracht in het onderwijs, zijn er drie verple(e)g(st)ers en is er een ouder opvoeder.
Grafiek 4. Diploma van de 20 ouders.
0 2 4 6 8 10 12 14 16
Alleenstaand Gehuwd Samenwonend Gescheiden
Gezinssitua*e
0 2 4 6 8 10 12 14
Lager onderwijs Secundair onderwijs Hoger onderwijs (bachelor) Hoger onderwijs (master)
Diploma
34
Grafiek 5. Tewerkstelling van de 20 ouders.
De ouders in de steekproef hadden gemiddeld drie kinderen, wat een relatief hoog gemiddelde is. De respondenten blijken dus relatief grote gezinnen te hebben. De spreiding kan afgelezen worden in grafiek 6.
Grafiek 6. Aantal kinderen.
De 20 ouders hebben samen 60 kinderen. De grote meerderheid van deze kinderen (56) wonen thuis;
slechts vier kinderen wonen niet meer thuis. Iets meer dan de helft van deze kinderen (37) behoort tot de groep jongeren waarop dit onderzoek gericht is: 12-‐ tot 18-‐jarigen. Zes van de 20 ouders hebben enkel kinderen in deze leeftijdsgroep. Veertien ouders hebben daarnaast ook nog oudere of jongere kinderen. De spreiding van het aantal 12-‐ tot 18-‐jarigen in de gezinnen, wordt weergegeven in grafiek 7. De meeste ouders blijken één of twee 12-‐ tot 18-‐jarige kinderen te hebben.
35
Grafiek 7. Aantal kinderen tussen 12 en 18 jaar.
3.2 Dataverzameling 3.2.1 Interview
We kozen ervoor om te werken via interviews. Voor deze interviews werd een gesprek van 60 à 90 minuten gepland, telkens met één van de onderzoekers. Er werd met de respondent een afspraak gemaakt over het tijdstip en de locatie van het interview, die voor hem het meest comfortabel waren. Indien men dat wenste, gebeurde het interview ’s avonds of in het weekend. De meeste interviews werden bij de respondenten thuis afgenomen. Vijf keer werd het interview afgenomen in de lokalen van KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ -‐IPSOC. De gemiddelde duur van een interview was 74 minuten. De interviews werden integraal opgenomen op een minidisc-‐apparaat.
Alle ouders gaven daarvoor de toestemming.
3.2.2 Kaarten
Om het gesprek met de ouders te structureren en op een aantrekkelijke manier vorm te geven, zijn we op zoek gegaan naar een eenvoudige en attractieve aanpak. Het Opvoedingsspel (Gerrickens et al., 2006) bood inspiratie om het interview op een concrete en zeer gerichte wijze te laten verlopen.
Deze spelmethodiek werd ontwikkeld om opvoedingskwesties op een laagdrempelige, systematische manier bespreekbaar te maken en/of er meer inzicht in te krijgen. Het spel bestaat uit 144 kaarten, ingedeeld in drie categorieën: gebeurtenissen (bv. gepest of gediscrimineerd worden), vaardigheden (bv. het goede voorbeeld geven) en uitgangspunten (bv. je mag eruit zien zoals je zelf wil). Er zijn ook 60 gekleurde jetons die, in combinatie met de kaarten, aanleiding geven tot verschillende toepassingsmogelijkheden.
Voor het interviewen van de ouders hebben we een variant van het Opvoedingsspel ontwikkeld.
Onze hoofddoelstelling was ouders aan de praat te krijgen over hun ervaringen en hun beleving van het opvoeden van hun kinderen. We wilden aanknopingspunten bieden om het verhaal van de ouders los te weken. We stelden twee reeksen van kaarten samen: één reeks die betrekking heeft op thema’s in de opvoeding en één reeks die betrekking heeft op aanbieders van opvoedingsondersteuning. Voor beide reeksen bespreken we hoe we tewerk gingen.
0 2 4 6 8 10 12
Niet tewerkgesteld (werkzoekend, invalide,
…)
Deel=jds tewerkgesteld Vol=jds tewerkgesteld
Tewerkstelling
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen
Aantal kinderen
34 35
34
Grafiek 5. Tewerkstelling van de 20 ouders.
De ouders in de steekproef hadden gemiddeld drie kinderen, wat een relatief hoog gemiddelde is. De respondenten blijken dus relatief grote gezinnen te hebben. De spreiding kan afgelezen worden in grafiek 6.
Grafiek 6. Aantal kinderen.
De 20 ouders hebben samen 60 kinderen. De grote meerderheid van deze kinderen (56) wonen thuis;
slechts vier kinderen wonen niet meer thuis. Iets meer dan de helft van deze kinderen (37) behoort tot de groep jongeren waarop dit onderzoek gericht is: 12-‐ tot 18-‐jarigen. Zes van de 20 ouders hebben enkel kinderen in deze leeftijdsgroep. Veertien ouders hebben daarnaast ook nog oudere of jongere kinderen. De spreiding van het aantal 12-‐ tot 18-‐jarigen in de gezinnen, wordt weergegeven in grafiek 7. De meeste ouders blijken één of twee 12-‐ tot 18-‐jarige kinderen te hebben.
35
Grafiek 7. Aantal kinderen tussen 12 en 18 jaar.
3.2 Dataverzameling 3.2.1 Interview
We kozen ervoor om te werken via interviews. Voor deze interviews werd een gesprek van 60 à 90 minuten gepland, telkens met één van de onderzoekers. Er werd met de respondent een afspraak gemaakt over het tijdstip en de locatie van het interview, die voor hem het meest comfortabel waren. Indien men dat wenste, gebeurde het interview ’s avonds of in het weekend. De meeste interviews werden bij de respondenten thuis afgenomen. Vijf keer werd het interview afgenomen in de lokalen van KATHO, departement Sociaal-‐agogisch werk -‐ -‐IPSOC. De gemiddelde duur van een interview was 74 minuten. De interviews werden integraal opgenomen op een minidisc-‐apparaat.
Alle ouders gaven daarvoor de toestemming.
3.2.2 Kaarten
Om het gesprek met de ouders te structureren en op een aantrekkelijke manier vorm te geven, zijn we op zoek gegaan naar een eenvoudige en attractieve aanpak. Het Opvoedingsspel (Gerrickens et al., 2006) bood inspiratie om het interview op een concrete en zeer gerichte wijze te laten verlopen.
Deze spelmethodiek werd ontwikkeld om opvoedingskwesties op een laagdrempelige, systematische manier bespreekbaar te maken en/of er meer inzicht in te krijgen. Het spel bestaat uit 144 kaarten, ingedeeld in drie categorieën: gebeurtenissen (bv. gepest of gediscrimineerd worden), vaardigheden (bv. het goede voorbeeld geven) en uitgangspunten (bv. je mag eruit zien zoals je zelf wil). Er zijn ook 60 gekleurde jetons die, in combinatie met de kaarten, aanleiding geven tot verschillende toepassingsmogelijkheden.
Voor het interviewen van de ouders hebben we een variant van het Opvoedingsspel ontwikkeld.
Onze hoofddoelstelling was ouders aan de praat te krijgen over hun ervaringen en hun beleving van het opvoeden van hun kinderen. We wilden aanknopingspunten bieden om het verhaal van de ouders los te weken. We stelden twee reeksen van kaarten samen: één reeks die betrekking heeft op thema’s in de opvoeding en één reeks die betrekking heeft op aanbieders van opvoedingsondersteuning. Voor beide reeksen bespreken we hoe we tewerk gingen.
0 2 4 6 8 10
1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen
Aantal kinderen tussen 12 en 18 jaar
36 Reeks 1: Thema’s in de opvoeding
onderzoeksvraag naar wat goed loopt en naar vragen en onzekerheden bij ouders.
De 51 vaardigheidskaarten werden tot 25 gereduceerd. Sommige kaarten werden ook (gedeeltelijk) veranderd. Dit gebeurde op volgende wijze:
- 3 kaarten werden geëlimineerd omwille van overlapping met de gebeurteniskaarten: ‘negatief gedrag bestraffen’, ‘positief gedrag belonen’ en ‘een gezonde levensstijl volgen’.
- 6 kaarten werden niet weerhouden omwille van hun te abstracte en/of te specifieke woordkeuze of omwille van een formulering die erg vatbaar is voor uiteenlopende interpretaties. Het betrof de kaarten ‘structuur bieden’, ‘objectief blijven’, ‘doelen en afspraken maken’, ‘confronteren’,
‘observeren’ en ‘vlot omschakelen van de ene situatie naar de andere’. Deze formuleringen leken ons ook te gekleurd door het jargon van hulpverleners.
- 5 kaarten werden niet weerhouden omdat ze verwijzen naar al te specifieke vaardigheden:
‘weerstand opmerken’, ‘gerichte vragen stellen’, ‘bij het onderwerp blijven’, ‘anderen laten uitpraten’, ‘goede raad alleen geven als de ander daar om vraagt’.
- 2 kaarten leken minder van toepassing met betrekking tot de onderzoeksvraag en werden niet weerhouden: ‘omgaan met verschillen tussen mensen’ en ‘anderen motiveren’.
- Kaarten die gerelateerde gebeurtenissen behandelen, werden samengevoegd tot één kaart en benoemd met een overkoepelende term. Bv. ‘omgaan met mijn eigen zwakke kanten’ en
‘nadenken over mijn eigen gedrag’ werd op één kaart verwoord als ‘nadenken over mijn eigen gedrag en zwakheden’. Een ander voorbeeld: ‘rekening houden met een ander’, ‘mezelf verplaatsen in het standpunt van de ander’ en ‘interesse tonen in anderen’ werden samengevoegd tot één kaart: ‘rekening houden met een ander en interesse tonen’.
- 1 kaart werd geherformuleerd om er een ruimere betekenis aan te geven: ‘mijn gevoel voor humor behouden’ werd gewijzigd in ‘rustig blijven en kunnen relativeren’.
37
De 39 gebeurteniskaarten werden gereduceerd tot 23 op volgende wijze:
- 2 kaarten (‘overlijden’ en ‘met lichamelijk geweld te maken krijgen’), werden weggelaten omwille van overlap met de geselecteerde vaardigheidskaart ‘omgaan met ingrijpende gebeurtenissen’.
- 1 kaart (‘verhuizen of op kamers gaan wonen’) werd weggelaten omwille van overlap met de vaardigheidskaart ‘loslaten’.
- Kaarten die gebeurtenissen behandelen die met elkaar verband houden, werden samengevoegd en benoemd door een overkoepelende term. Bv. ‘seksuele ervaring opdoen’
en ‘seksuele voorlichting krijgen’ werden samengevoegd en benoemd als ‘seksualiteit’.
- We hebben de gebeurteniskaarten indien nodig anders verwoord. We deden dat bv. als we 3 kaarten samenvoegden tot 1 kaart of als een formulering te negatief of te problematiserend was. We wilden immers vanuit een positieve benadering vertrekken. Bv.
‘gezondheidsproblemen, ziekte of een ongeluk’ werd anders verwoord: ‘lichamelijke ontwikkeling en gezondheid’.
Dit resulteerde in 48 kaarten. In een tweede stap vergeleken we deze 48 kaarten met de thema’s met betrekking tot opvoedingsondersteuning die uit de literatuur en voorbije onderzoeken naar voor kwamen. We stelden daarbij een aantal hiaten vast. Vanuit de literatuurstudie en voorbije onderzoeken kwamen een aantal andere thema’s naar voor als relevante onderwerpen in de opvoeding: karakter, humeur, lichamelijke ontwikkeling, tijd die samen doorgebracht wordt, uitgaan, relaties met broers en zussen. Deze thema’s waren niet onmiddellijk te relateren aan één van de kaarten. We stuurden daarom de kaarten inhoudelijk nogmaals bij om deze extra items in te lassen.
Het totaal aantal kaarten wilden we maximaal op 50 houden. Een groter aantal leek ons onwerkbaar te worden. Daarom zetten we de volgende stappen:
Een aantal kaarten brachten we onder 1 noemer samen:
- De vaardigheidskaarten ‘steun en geborgenheid bieden’ en ‘genegenheid tonen’ voegden we samen op één kaart.
- De gebeurteniskaarten ‘alcohol’ en ‘roken’ voegden we samen op één kaart.
We voegden vier nieuwe kaarten toe: ‘tijd die samen doorgebracht wordt’, ‘relaties tussen broer(s) en zus(sen)’, ‘uitgaan’ en ‘karakter en humeur’.
In laatste instantie gingen we na of de thema’s die specifiek relevant zijn voor ouders van 12-‐ tot 18-‐
jarigen aan bod kwamen. Uit onderzoeken en ervaringen van organisaties die ouders bereiken, blijkt dat bij ouders van 12-‐ tot 18-‐jarigen vaak specifieke thema’s en vragen aan bod komen binnen de opvoeding. Het gaat bijvoorbeeld om puberteit, roken, alcohol, drugs, uitgaan, vrienden, relaties en seksualiteit, geld, spijbelen, communicatie van ouders met hun kinderen, het zoeken van een evenwicht tussen ruimte geven en begeleiden en het zoeken van positieve manieren om een kind los te laten (Hogeschool West-‐Vlaanderen, 2007). Elk van deze thema’s bleek in de lijst opgenomen te zijn. Er dienden dus geen aanpassingen meer te gebeuren.
We zorgden er ten slotte ook nog voor dat er ook blanco kaarten waren, zodat elke ouder kaarten kan bijmaken indien hij/zij dit wenst.
36 37
36
Reeks 1: Thema’s in de opvoeding onderzoeksvraag naar wat goed loopt en naar vragen en onzekerheden bij ouders.
De 51 vaardigheidskaarten werden tot 25 gereduceerd. Sommige kaarten werden ook (gedeeltelijk) veranderd. Dit gebeurde op volgende wijze:
- 3 kaarten werden geëlimineerd omwille van overlapping met de gebeurteniskaarten: ‘negatief gedrag bestraffen’, ‘positief gedrag belonen’ en ‘een gezonde levensstijl volgen’.
- 6 kaarten werden niet weerhouden omwille van hun te abstracte en/of te specifieke woordkeuze of omwille van een formulering die erg vatbaar is voor uiteenlopende interpretaties. Het betrof de kaarten ‘structuur bieden’, ‘objectief blijven’, ‘doelen en afspraken maken’, ‘confronteren’,
‘observeren’ en ‘vlot omschakelen van de ene situatie naar de andere’. Deze formuleringen leken ons ook te gekleurd door het jargon van hulpverleners.
- 5 kaarten werden niet weerhouden omdat ze verwijzen naar al te specifieke vaardigheden:
‘weerstand opmerken’, ‘gerichte vragen stellen’, ‘bij het onderwerp blijven’, ‘anderen laten uitpraten’, ‘goede raad alleen geven als de ander daar om vraagt’.
- 2 kaarten leken minder van toepassing met betrekking tot de onderzoeksvraag en werden niet weerhouden: ‘omgaan met verschillen tussen mensen’ en ‘anderen motiveren’.
- Kaarten die gerelateerde gebeurtenissen behandelen, werden samengevoegd tot één kaart en benoemd met een overkoepelende term. Bv. ‘omgaan met mijn eigen zwakke kanten’ en
‘nadenken over mijn eigen gedrag’ werd op één kaart verwoord als ‘nadenken over mijn eigen gedrag en zwakheden’. Een ander voorbeeld: ‘rekening houden met een ander’, ‘mezelf verplaatsen in het standpunt van de ander’ en ‘interesse tonen in anderen’ werden samengevoegd tot één kaart: ‘rekening houden met een ander en interesse tonen’.
- 1 kaart werd geherformuleerd om er een ruimere betekenis aan te geven: ‘mijn gevoel voor humor behouden’ werd gewijzigd in ‘rustig blijven en kunnen relativeren’.
37
De 39 gebeurteniskaarten werden gereduceerd tot 23 op volgende wijze:
- 2 kaarten (‘overlijden’ en ‘met lichamelijk geweld te maken krijgen’), werden weggelaten omwille van overlap met de geselecteerde vaardigheidskaart ‘omgaan met ingrijpende gebeurtenissen’.
- 1 kaart (‘verhuizen of op kamers gaan wonen’) werd weggelaten omwille van overlap met de vaardigheidskaart ‘loslaten’.
- Kaarten die gebeurtenissen behandelen die met elkaar verband houden, werden samengevoegd en benoemd door een overkoepelende term. Bv. ‘seksuele ervaring opdoen’
en ‘seksuele voorlichting krijgen’ werden samengevoegd en benoemd als ‘seksualiteit’.
- We hebben de gebeurteniskaarten indien nodig anders verwoord. We deden dat bv. als we 3 kaarten samenvoegden tot 1 kaart of als een formulering te negatief of te problematiserend was. We wilden immers vanuit een positieve benadering vertrekken. Bv.
‘gezondheidsproblemen, ziekte of een ongeluk’ werd anders verwoord: ‘lichamelijke ontwikkeling en gezondheid’.
Dit resulteerde in 48 kaarten. In een tweede stap vergeleken we deze 48 kaarten met de thema’s met betrekking tot opvoedingsondersteuning die uit de literatuur en voorbije onderzoeken naar voor kwamen. We stelden daarbij een aantal hiaten vast. Vanuit de literatuurstudie en voorbije onderzoeken kwamen een aantal andere thema’s naar voor als relevante onderwerpen in de opvoeding: karakter, humeur, lichamelijke ontwikkeling, tijd die samen doorgebracht wordt, uitgaan, relaties met broers en zussen. Deze thema’s waren niet onmiddellijk te relateren aan één van de kaarten. We stuurden daarom de kaarten inhoudelijk nogmaals bij om deze extra items in te lassen.
Het totaal aantal kaarten wilden we maximaal op 50 houden. Een groter aantal leek ons onwerkbaar te worden. Daarom zetten we de volgende stappen:
Een aantal kaarten brachten we onder 1 noemer samen:
- De vaardigheidskaarten ‘steun en geborgenheid bieden’ en ‘genegenheid tonen’ voegden we samen op één kaart.
- De gebeurteniskaarten ‘alcohol’ en ‘roken’ voegden we samen op één kaart.
We voegden vier nieuwe kaarten toe: ‘tijd die samen doorgebracht wordt’, ‘relaties tussen broer(s) en zus(sen)’, ‘uitgaan’ en ‘karakter en humeur’.
In laatste instantie gingen we na of de thema’s die specifiek relevant zijn voor ouders van 12-‐ tot 18-‐
jarigen aan bod kwamen. Uit onderzoeken en ervaringen van organisaties die ouders bereiken, blijkt dat bij ouders van 12-‐ tot 18-‐jarigen vaak specifieke thema’s en vragen aan bod komen binnen de opvoeding. Het gaat bijvoorbeeld om puberteit, roken, alcohol, drugs, uitgaan, vrienden, relaties en seksualiteit, geld, spijbelen, communicatie van ouders met hun kinderen, het zoeken van een evenwicht tussen ruimte geven en begeleiden en het zoeken van positieve manieren om een kind los te laten (Hogeschool West-‐Vlaanderen, 2007). Elk van deze thema’s bleek in de lijst opgenomen te zijn. Er dienden dus geen aanpassingen meer te gebeuren.
We zorgden er ten slotte ook nog voor dat er ook blanco kaarten waren, zodat elke ouder kaarten kan bijmaken indien hij/zij dit wenst.
38
Voor het interview maakten we geen onderscheid tussen de gebeurteniskaarten en vaardigheidskaarten, omdat dit onderscheid niet relevant was in het kader van de onderzoeksvraag.
Beide soorten kaarten werden dus samengevoegd en op gelijke wijze behandeld.
De definitieve lijst van de 50 kaarten die we in het interview gebruikten, is bijgevoegd in bijlage 1.
Reeks 2: Aanbieders van opvoedingsondersteuning
Omdat we ook de behoefte van ouders aan ondersteuning bij de opvoeding wilden peilen, alsook de steun die ze al dan niet ervaren, maakten we zelf 25 nieuwe kaarten aan (zie bijlage 2). We kozen voor zeer eenvoudige items die uit de literatuur naar voor komen als mogelijke bronnen van opvoedingsondersteuning en die ons inziens concreet herkenbaar zouden zijn voor ouders. We noemden daarbij
bewust geen (hulpverlening)organisaties bij naam. We voegden wel twee kaarten toe met een
bewust geen (hulpverlening)organisaties bij naam. We voegden wel twee kaarten toe met een