• No results found

Vraag nr. 137 van 15 maart 2001 van de heer FELIX STRACKX

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 137 van 15 maart 2001 van de heer FELIX STRACKX"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 137 van 15 maart 2001

van de heer FELIX STRACKX

VUB-onderzoek lichaamslengte – Opzet

De minister besliste om middelen vrij te maken om de Vlamingen te meten. Op vragen als : "Hoe groot moet een tienjarige eigenlijk zijn ? Worden we steeds langer en is dat erg ? Schuift de leeftijd van de eerste menstruatie nog steeds naar voor, of blijft die constant", wenst de minister een antwoord te krijgen.

Een team Vlaamse vorsers zal in opdracht van de minister een studie aanvatten die over een periode van vijf jaar twintigduizend kinderen en hun ou-ders op een gestandaardiseerde manier zal meten. 1. Wat is de relevantie van een dergelijk

onder-zoek ?

2. Wat is de kostprijs van deze studie ?

3. Wat indien zou blijken dat onze jongeren nog steeds groter worden, of juist niet ?

4. Hoe kan de uitslag van dit onderzoek worden omgezet in concrete beleidsdaden ?

Antwoord Situering

Bij besluit van de Vlaamse regering van 15 d e c e m-ber 2000 werd aan de Vrije Universiteit Brussel een subsidie toegekend voor het uitvoeren van een wetenschappelijk onderbouwde studie die moet leiden tot actuele Vlaamse groeicurven voor de leeftijdsgroepen 0 tot 3 jaar en 3 tot 21 jaar.

De studie loopt over een periode van vijf jaar (van 01.12.2000 tot 30.11.2005) en kreeg de volgende specifieke opdrachten mee.

Inzake de groei en ontwikkeling van 0 tot 3 jaar : – opstellen van referentiecurven voor lengte, g

e-wicht en hoofdomtrek bij jongens en meisjes, alsook voor de groeisnelheid m.b. t . deze drie parameters ;

– opstellen van referentietabellen voor de toena-me van lengte, gewicht en hoofdomtrek tussen willekeurige tijdstippen ;

– opstellen van conditionele groeinormen ; – evalueren van migrantenkinderen op basis van

etnisch-specifieke groeicurven ;

– analyseren van de relatie tussen de groei van jonge kinderen en omgevingsfactoren.

Inzake de groei en ontwikkeling van 3 tot 21 jaar : – opstellen van referentiecurven voor lengte, g

e-w i c h t , Body Mass Index (BMI) bij jongens en m e i s j e s, alsook voor de groeisnelheid m.b. t . lengte en gewicht ;

– opstellen van populatiespecifieke formules voor de schatting van de "Target Height" of het fami-liaal groeipotentieel, met inbegrip van het bere-kenen van conditionele referentiecurven reke-ning houdende met de lengte van de ouders ; – opstellen van referentiecurven die de

gemiddel-de waargemiddel-de en gemiddel-de verspreiding weergeven van puberteitskenmerken ;

– bepalen van de factoren die de groei beïnvloe-d e n . In beïnvloe-dit verbanbeïnvloe-d zullen beïnvloe-de aspecten voebeïnvloe-ding, omgevings- en genetische factoren en fysieke activiteit specifiek worden onderzocht.

Het onderzoek is gesitueerd op het raakvlak van niet minder dan vijf gezondheidsdoelstellingen van de Wereldgezondheidorganisatie : een gezonde le-v e n s s t a r t , gelijkheid in gezondheid, le-v e r m i n d e r i n g van niet-overdraagbare aandoeningen, een gezon-de en veilige fysieke omgeving en een gezongezon-der leven.

Het belang van het opstellen van correcte groeicur-ven is in andere landen reeds langer aan de orde. Engeland is hierin toonaangevend geweest en in Nederland heeft men recentelijk de Vierde Lande-lijke Groeistudie afgesloten. In Vlaanderen wordt dit dus de eerste grootschalige groeistudie.

De concrete vragen

(2)

Zo is overgewicht op jonge leeftijd een predic-tor voor overgewicht op latere leeftijd en geas-socieerd met een aantal cardiovasculaire risico-f a c t o r e n , zoals hypercholesterolemie en hoge b l o e d d r u k . Verder is zwaarlijvigheid geasso-cieerd met een verhoogd risico op het ontwik-kelen van een aantal kankertypes, g a l s t e n e n , o b-structieve slaapstoornissen, t r o m b o - e m b o l i s c h e aandoeningen en gewrichtsziekten. O n d e r g e-wicht en zwaarlijvigheid, maar ook een zeer kleine of zeer grote gestalte, kunnen bovendien de levenskwaliteit nadelig beïnvloeden en ge-volgen hebben voor het sociaal, schools en pro-fessioneel functioneren.

Zowel voor het beoordelen van de groei van ge-zonde kinderen, als voor het opsporen en vroeg-tijdig onderkennen van groeistoornissen, is het onontbeerlijk om te beschikken over weten-schappelijk correcte en actuele referentiegege-v e n s. Voor de gezondheidszorg zijn groeirefe-rentiecurven even essentieel als bijvoorbeeld re-ferentiewaarden voor een bloedonderzoek. Aangezien uit diverse studies in het buitenland is gebleken dat er grote verschillen in groei en groeisnelheid bestaan tussen (deel-)populaties, zijn populatiespecifieke cijfers nodig en kan men niet zomaar de referentiecurven uit het buitenland overnemen.

De groeicurven die thans in Vlaanderen worden g e h a n t e e r d , zijn verouderd en vaak onvoldoen-de betrouwbaar, of verkregen bij een niet-repre-sentatieve steekproef. Zij zijn achterhaald door de seculaire groeiverschuivingen, die bovendien een duidelijk sociaal gradiënt vertonen.

Uit studies in het buitenland is gebleken dat in de meeste Europese landen de volwassen li-chaamslengte verder toeneemt met 3 milimeter tot 3,5 milimeter per decennium, dat deze toe-name zich de voorbije decennia vooral heeft voorgedaan in de lagere sociale klassen en dat de tendensen zich niet alleen uiten in de gemid-delde groeicurven, maar vooral in de onderste grenzen van de "normale variatie". De juiste schatting van de grenzen van normale variatie is precies van belang voor het bepalen van de cut-off waarden voor doorverwijzing van kinderen naar gespecialiseerde groeicentra, voor het op-sporen van eventuele groei- of maturiteitsstoor-n i s. Als parameter vamaturiteitsstoor-n volksgezomaturiteitsstoor-ndheid, ematuriteitsstoor-n maturiteitsstoor-naar een toekomstig gezondheidsbeleid toe, is het te-vens belangrijk te weten in welke mate de socia-le factoren heden ten dage nog steeds een rol spelen.

Voor Vlaanderen bestaan over dit alles onvol-doende gegevens. De metingen in het kader van de gewone onderzoeken in de consultatiebu-reaus van Kind en Gezin en de centra voor leer-lingenbegeleiding (CLB) zijn van ontzettend grote waarde voor de follow-up van de kinderen in kwestie. Tevens kunnen ze dienstig zijn voor een eerste ruwe schatting, maar ze kunnen niet rechtstreeks worden gebruikt voor het opstellen van nieuwe referentiecurven om de volgende redenen :

– de reguliere consulten van de CLB's dekken niet op een volledige en homogene wijze alle leeftijden die nodig zijn om op een weten-schappelijk verantwoorde en betrouwbare manier referentiecurven op te stellen ; – de meetapparatuur en meettechnieken

ge-bruikt door de diverse CLB's zijn mogelijk niet volledig geharmoniseerd of gestandaar-d i s e e r gestandaar-d , hetgeen ook belangrijk is voor het opstellen van referentiecurven ;

– de begin- en eindfase van de groei kunnen niet worden bepaald met de gegevens van CLB's alleen ; daarom wil het project ook gegevens van peuters betrekken via een sa-menwerking met Kind en Gezin, en gege-vens van jonge volwassenen via een samen-werking met de VUB en KU Leuven (en mogelijk andere bronnen) ; (VUB : Vrije Univer siteit Brussel : KU Leuven : Katholieke Uni -versiteit Leuven – red.)

– referentiecurven dienen representatief te zijn voor een bevolking en daarom dient de samenstelling van de steekproef te voldoen aan een statistisch verantwoorde steekproef-name.

Er bestaat derhalve een dringende nood aan nieuwe referentiecurven voor Vlaanderen. 2. De Vlaamse regering kende bij bovenvermeld

besluit aan de Vrije Universiteit Brussel een subsidie van 20.130.000 frank toe voor perso-neels- en algemene kosten, gespreid over de looptijd van het onderzoek. Daarbovenop be-draagt de eigen inbreng van de onderzoeks-groep 11.456.407 frank, eveneens gespreid over de looptijd van vijf jaar.

(3)

– 54 % naar personeel (1/2 wetenschappelijke medewerker + 1 technicus A1) ;

– 25 % naar werking en uitrusting ;

– 21 % naar uitrusting van de centra (CLB's en consultatiebureaus Kind en Gezin) voor de aanschaf van nieuwe meetapparatuur om verouderd of niet-gestandaardiseerd materi-aal te vervangen.

De Vierde Landelijke Groeistudie in Nederland kwam tot stand met een budget dat ongeveer dubbel zo groot is.

3 en 4. Deze vragen worden gezien hun nauwe ver-wevenheid samen beantwoord.

Zoals reeds vermeld, zijn geactualiseerde en re-presentatieve referentiecurven in de eerste plaats voor huisartsen, p e d i a t e r s, c o n s u l t a t i e b u-reaus en CLB-artsen een onontbeerlijk wer-kingstrument voor het volgen van de groei van gezonde kinderen en het vroegtijdig detecteren van groeistoornissen.

De nieuwe referentiecurven zullen leiden tot een correctere diagnose van "te kleine" of "te grote" gestalte, met als gevolg dat minder kin-deren onnodig worden verwezen naar gespecia-liseerde groeicentra. Een richtinggevende analy-se van gegevens uit het medisch schooltoezicht heeft immers aangetoond dat bij 8 % van de kinderen een lengte werd gemeten die het 97s t e

percentiel van de huidige (verouderde) referen-tiecurven overtreft, terwijl men uiteraard ver-wacht dat slechts 3 % van de gezonde kinderen dit percentiel overschrijdt. Naast de economi-sche effecten op kosten in de gezondheidszorg, spreekt het voor zich dat een onnodige verwij-zing naar een gespecialiseerd groeicentrum een belangrijke psychologische weerslag heeft op het betrokken kind en zijn omgeving, en bijge-volg moet worden vermeden.

De relatie gewicht-lengte (in beeld gebracht door de BMI, Body Mass Index) zal belangrijke informatie opleveren inzake de graad van over-gewicht in de Vlaamse bevolking en inzake de eventuele toename van het aantal (pre)adoles-cente meisjes met ondergewicht in het kader van eetstoornissen. Door een gedifferentieerde analyse zal een zicht worden verkregen op de voedingsgewoonten en de sociale en andere fac-toren die de groei in het algemeen en de

proble-matiek van over- of ondergewicht in het bijzon-der beïnvloeden, zodat hierop in het kabijzon-der van een evidentie gesteund op doelmatig gezond-h e i d s b e l e i d , beter gericgezond-hte acties inzake primai-re en secundaiprimai-re pprimai-reventie kunnen worden geënt.

In het kader van deze studie worden niet enkel gegevens over lengte, gewicht en pubertaire ontwikkeling verzameld, maar worden ook een aantal sociodemografische en andere factoren die de groei kunnen beïnvloeden, in het onder-zoek mee opgenomen :

– ruraal/stedelijk karakter van het leefmilieu, – beroeps- en studieniveau van de ouders, – grootte van het gezin,

– rangorde van geboorte van het kind binnen het gezin,

– geboortegewicht,

– gezondheidsparameters (aandoeningen, m e-dische behandelingen),

– borstvoeding of flesvoeding voor peuters, – zwangerschapsproblemen (voor peuters), – rookgedrag en alcoholgebruik ouders, – gebruik van de pil bij adolescente meisjes, – eetstoornissen (boulemie of anorexia), – kleine enquête over voedingsgewoonten, – kleine enquête over fysieke activiteit

(sport/werk/transport),

(4)

Tot slot kan nog worden opgemerkt dat, a l h o e-wel de studie gebeurt vanuit het oogpunt van de g e z o n d h e i d s z o r g, de resultaten eventueel ook dienstig zijn in andere beleidsdomeinen (bv. i n-dien uit de geactualiseerde referentiecurven zou blijken dat het standaard schoolmeubilair niet meer aangepast is aan de gestalte van onze kin-deren).

Conclusie

De resultaten van deze studie zullen leiden tot de eerste representatieve referentiecurven van de nor-male groei in Vlaanderen.

Gezien de omvang van de voorgestelde studie (meer dan 2.000 peuters, k i n d e r e n , adolescenten en jonge volwassenen), de wetenschappelijke aanpak en de representativiteit van de gegevens, zullen de curven een essentieel en betrouwbaar w e r k i n s t r u -ment en een standaard vormen voor het volgen van de groei en tijdig opsporen van groeistoornissen, en dit zowel in het kader van preventieve diensten ( b v. C L B ' s, Kind en Gezin), als in het kader van de curatieve zorg door huisartsen en pediaters.

De resultaten van dit onderzoek zullen ook leiden tot een standaardisering van de evaluatie van de g r o e i , door toepassing in heel Vlaanderen van de-zelfde meetmethode. De realisatie van dit project zal ook een aanbreng van k n ow h ow via opleiding en training van het verplegend personeel en de ge-zondheidswerkers met zich meebrengen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het terrein van de lucht- haven in Zaventem werden wel in opdracht van verschillende firma's reeds verschillende bode- monderzoeken uitgevoerd en aan de OVA M bezorgd in

Aangezien de vraag een recentelijk vernieuwd wegvak tussen Lier en Berlaar van de gewestweg N10 betreft, hebben de klachten waarschijnlijk be- trekking op het wegvak tussen

toch een vacature zou worden verspreid met discriminerende bepalingen of voorwaarden, zullen de verantwoordelijken van de V DA B niet nalaten alle nodige maatregelen

Te n gevolge van deze MER-studie diende een wijziging te worden aangebracht in het tracé zoals dit in het technisch plan werd voorgesteld.. Deze tracéwijzi- ging werd doorgevoerd

Het Vlarea regelt onder meer het hergebruik van sommige afvalstoffen als secundaire grond- s t o f, zoals bijvoorbeeld het hergebruik als bouwstof van inerte granulaten

1. Werd er reeds een bouwaanvraag ingediend voor de vestiging van een breekwerf op deze plaats ?. 2. Is er reeds een advies afgeleverd door de admi- nistratie ? Wat is de

Op basis van deze onderzoeken zijn deze terreinen opgenomen op de lijst van histo- risch verontreinigde gronden waar bodemsane- ring dient plaats te vinden.. Momenteel is

Het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) in Leuven werd belast met een onderzoek naar de omvang, de aard, de evolutie, de determinanten en de sociale gevolgen van de studiekosten