Vraag nr. 105 van 17 maart 2003
van de heer CARL DECALUWE
Bijzondere plannen van aanleg – Efficiëntie In het decreet op de Ruimtelijke Ordening (RO ) van 18 mei 1999 is vastgelegd dat in de toekomst gewerkt wordt met ruimtelijke uitvoeringsplannen en niet langer met gewestplannen. De gewestplan-nen blijven wel gelden zolang ze niet vervangen zijn door deze nieuwe plannen. G e w e s t p l a n w i j z i-gingen worden echter niet meer doorgevoerd. De gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen (GRS) blijken ondertussen een lange en moeizame weg af te leggen tot de goedkeuring.
In afwachting, en als overgangsmaatregel, k u n n e n de gemeenten ondertussen wel nog bijzondere plannen van aanleg (BPA) opmaken, w a a r o n d e r b e d r i j f-B PA's en sectorale BPA's zonevreemde be-d r i j v e n . Deze be-dienen weliswaar te anticiperen op de gemeentelijke structuurplannen.
1. Hoe schat de minister de realiteit in van de moeizaam verlopende procedure van de GRS versus de BPA's die moeten anticiperen op deze plannen ?
Ontstaat hierdoor niet een procedurele inertie ? Hoe kan dit opgelost worden en hoe wordt dit in de praktijk aangepakt ?
2. Kan de minister een overzicht geven van alle goedgekeurde BPA's sedert de inwerkingtre-ding van het decreet RO van 18 mei 1999, m e t telkens de vermelding van de totale duur van de procedure ?
3. Hoeveel zonevreemde bedrijven vonden reeds r e c h t s- en bestaanszekerheid via een sectoraal B PA zonevreemde bedrijven, en dit per provin-cie ?
4. In welke mate zijn de BPA's een efficiënte over-gangsmaatregel ?
Worden de lokale economische initiatieven en noden niet verstikt, onder meer door dit plan-ningsinstrument ?
Antwoord
1. Het opmaken van een gemeentelijk ruimtelijk s t r u c t u u r p l a n , en vooral het ontwikkelen van een langetermijnvisie op het ruimtelijk functio-neren neemt inderdaad wat tijd. Het belang van het opbouwen van een degelijk uitgewerkt be-leidskader is immers niet te onderschatten. I n-middels zijn 258 gemeenten "gestart" met de opmaak van een GRS, waarvan er 85 reeds in de voorontwerp-fase zitten (eerste formele stap in de procedure). Hiervan beschikken reeds 19 gemeenten over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Uit het antwoord op de tweede vraag blijkt dat sedert 18 mei 1999 een ministeriële beslissing werd genomen in meer dan 800 BPA ' s, g e l e g e n in 212 gemeenten. Hieruit blijkt dat het meren-deel van de gemeenten het BPA gebruiken om kortetermijnacties te realiseren binnen het lo-pende gemeentelijk ruimtelijk structuurplan-n i structuurplan-n g s p r o c e s. Het lijkt dastructuurplan-n ook dat structuurplan-niet kastructuurplan-n wor-den gesproken van procedurele inertie.
2. Tussen 18 mei 1999 en 27 maart 2003 werden ministeriële beslissingen genomen in 837 BPA ' s van in totaal 212 gemeenten. Als bijlage vindt de Vlaamse volksvertegenwoordiger de lijst van alle BPA's met de datum van het ministerieel besluit.
3. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel bedrij-ven per provincie via een sectoraal BPA zone-vreemde bedrijven reeds rechtszekerheid ver-kregen.
Provincie Aantal bedrijven die rechtszekerheid kregen
via een sectoraal BPA
Antwerpen 44
Limburg 72
Oost-Vlaanderen 106
Vlaams Brabant 15
West-Vlaanderen 310
4. Uit het bovenstaande blijkt dat het BPA veel-vuldig wordt gebruikt om kortetermijnacties uit te kunnen voeren.