• No results found

Stageverslag Hanzehogeschool Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stageverslag Hanzehogeschool Groningen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag Hanzehogeschool Groningen

Naam student: Eline Wijma Studentnummer: s2733781

Programma: MA Communicatie en Educatie Stagebegeleider RUG: Kees de Glopper Stagebegeleider stagegever: Thea Mepschen

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Beschrijving van de organisatie ... 3

2. Stage-opdracht ... 3 3. Leerdoelen ... 4 4. Beschrijving werkzaamheden ... 4 5. Planning ... 5 6. Evaluatie... 10 7. Bibliografie ... 12 8. Bijlagen ... 13

(3)

3

1. Beschrijving van de organisatie

De Hanzehogeschool Groningen is de oudste hogeschool in Noord-Nederland. Dit jaar viert de Hanze haar 44-ste lustrum; de Hanze bestaat nu 220 jaar. Met 28.432 studenten en 3.280 medewerkers is het ook de grootste hogeschool van Noord-Nederland. Op de Hanze worden 54 bacheloropleidingen, negen programma’s voor een associate degree en negentien masteropleidingen aangeboden. Het onderwijs is georganiseerd in achttien schools, waarvan het Instituut voor

Rechtenstudies er één is. Bij deze school heb ik mijn stage gelopen. Binnen het Instituut voor Rechtenstudies worden twee opleidingen aangeboden: HBO-Rechten en Sociaal Juridische

Dienstverlening (SJD). Bij HBO-Rechten ligt de nadruk op de zakelijke dienstverlening en bij SJD, zoals de naam al zegt, op de sociaal juridische dienstverlening.

Doelstellingen en speerpunten

De Hanzehogeschool Groningen heeft als doel om ‘uitstekende professionals op het hoogste niveau aan de maatschappij’ te leveren. In het onderwijs staan de studenten en hun persoonlijke

ontwikkeling tot competente beroepsbeoefenaar centraal. Hiervoor wordt er veel aandacht besteed aan de samenwerking met bedrijven en instellingen in kennistoepassing en innovatie. Samen met deze bedrijven en instellingen wordt toepasbare, praktijkgerichte kennis ontwikkeld. Hierbij wordt voortgebouwd op de Onderwijsvisie 2020, waarin wordt gesteld dat de Hanzehogeschool een leergemeenschap wil zijn waarin studenten, docent-onderzoekers en mensen uit het werkveld met elkaar samen werken aan het oplossen van vraagstukken uit de samenleving. Deze leergemeenschap wordt in de praktijk vormgegeven in innovatiewerkplaatsen: een fysieke of virtuele vorm waar onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk samen komen. Deze werkplaatsen zijn bij voorkeur multidisciplinair. Hierbij krijgen de strategische speerpunten van de Hanze, Energie, Healthy Ageing en Ondernemerschap, een plek in het onderwijs en onderzoek.

Bron: https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen

2. Stage-opdracht

Bij het Instituut voor Rechtenstudies van de Hanzehogeschool Groningen was er dit studiejaar ruimte voor een stagiair met als achtergrond Nederlandse Taal en Cultuur of Communicatie- en Informatiewetenschappen. Tijdens mijn stage heb ik bij het Instituut voor Rechtenstudies deel uitgemaakt van de expertgroep Professionele Communicatie Schriftelijk (PCS). Deze expertgroep is verantwoordelijk voor het onderwijs op het gebied van juridisch schrijven en juridisch

argumenteren bij de opleidingen HBO-Rechten en Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD). Het Instituut voor Rechtenstudies is momenteel bezig met een grootschalige

onderwijsvernieuwing. Voor de opleidingen HBO-rechten en SJD wordt een gemeenschappelijke propedeuse ontwikkeld waarin zal worden gewerkt met een nieuwe, coachende manier van lesgeven. Kennis en vaardigheden zullen niet meer als aparte vakken worden aangeboden, maar geïntegreerd worden aangeboden in verschillende thema’s. Met taalontwikkelend lesgeven moet taal hier ook in geïntegreerd worden. Dit houdt in dat ook vakdocenten meer aandacht gaan besteden aan taal. Iedere docent speelt bij taalontwikkelend lesgeven een rol in het stimuleren en begeleiden van het proces van taalontwikkeling van studenten.

(4)

4 Voor de stage stonden de volgende taken op het programma:

- Meehelpen met het ontwikkelen van het onderwijs op het gebied van schrijven en argumenteren.

- Overnemen van een deel van de colleges, onder begeleiding van een docent PCS. - Deelnemen aan vergaderingen van de expertgroep PCS, algemene vergaderingen van de

onderwijsteams en het bijwonen van studiedagen. - Schrijfopdrachten nakijken en hierop feedback geven.

- Meedenken over het taalbeleid en de leerlijn schriftelijke communicatie in de nieuwe propedeuse: ideeën aandragen en waar nodig aanvullend onderzoek uitvoeren.

Tijdens mijn stage heb ik in een periode van twintig weken van februari tot en met juni aan deze taken gewerkt.

3. Leerdoelen

Na de stage wil ik graag een beeld hebben van hoe het eraan toe gaat op de werkvloer in het HBO. Ik wil dan graag een beeld hebben van welke vraagstukken daar spelen, hoe het is om les te geven in het HBO en wat er naast lesgeven nog meer komt kijken bij een baan als docent in het HBO.

Voor het lesgeven zelf wil ik na de stage weten hoe je een les voorbereidt. Hoe presenteer je de stof en wat laat je de studenten doen? Tijdens het lesgeven zelf wil ik leren hoe ik ervoor kan zorgen dat studenten actief bezig gaan met de lesstof. Ik zou graag willen leren hoe je als docent zaken als deze aanpakt. Dit wil ik leren in samenwerking met ervaren docenten. Hierbij wil ik graag kennismaken met verschillende manieren van lesgeven. Daarvoor wil ik graag colleges bijwonen van verschillende docenten om zo de verschillende manieren en stijlen van lesgeven van

verschillende docenten te kunnen zien. Op deze manier kan ik ook zien welke effecten deze verschillende manieren/stijlen hebben op de studenten in de klas.

4. Beschrijving werkzaamheden

Tijdens mijn stage heb ik meegelopen met de expertgroep Professionele Communicatie Schriftelijk (PCS). Ik heb hierbij colleges meegelopen met verschillende docenten en ik heb bovendien

verschillende colleges of delen van colleges zelf gegeven onder begeleiding van een docent.

Daarnaast heb ik algemene vergaderingen en vergaderingen van de expertgroep bijgewoond en ben ik mee geweest op stagebezoek bij een student van mijn stagebegeleider. Ook heb ik verschillende studiedagen over de ontwikkeling van de nieuwe propedeuse bijgewoond. Voor de nieuwe

propedeuse heb ik bovendien meegedacht over het vormgeven van een woorddossier voor de studenten en het vormgeven van een nieuwe workshop Nederlandse taalvaardigheid. Tot slot heb ik voor de expertgroep PCS het een en ander uitgezocht over taalontwikkelend lesgeven. Hiervoor heb ik een klein literatuuronderzoek uitgevoerd en bovendien een klein experiment uitgevoerd tijdens een college bestuursrecht.

(5)

5

5. Planning

In deze paragraaf zal ik per week beschrijven wat mijn werkzaamheden zijn geweest. Week 1: 12-18 februari

Tijdens de eerste week van mijn stage heb ik vooral kennis gemaakt met de organisatie en mijn collega’s. Bovendien heb ik me ingelezen in het materiaal voor de verschillende colleges waar ik mee zou gaan lopen. Hiervoor heb ik de studiehandleidingen van de vakken Professionele Communicatie Schriftelijk 1 (PCS1) en Juridisch Argumenteren 1 (JUA1) gelezen en het

collegemateriaal voor deze vakken bekeken. Bovendien heb ik de boeken ‘Schrijven voor juristen’ (Van Dijk, Van Dijk & Mepschen, 2014) en ‘Argumenteren voor juristen’ (Van Dijk & Conijn, 2016) doorgenomen. Dit zijn namelijk de voorgeschreven studieboeken voor PCS1 en JUA1. In de eerste week heb ik ook al een college bijgewoond. Dit was een college JUA1 gegeven door

Marjolein Bolster. Ook heb ik met Aldert Jan van Dijk afspraken gemaakt over het meelopen met zijn colleges PCS1. Met mijn stagebegeleider Thea heb ik voor de eerste weken van mijn stage een aantal dingen in mijn agenda gezet die leuk en nuttig zouden zijn om bij te zijn, zoals een algemene vergadering en een vergadering van de expertgroep PCS. Tot slot heb ik in de eerste week van een aantal studenten een herkansing van een essay beoordeeld. Nadat ik de essays had beoordeeld, beoordeelde Thea ze ook nog. Onze beoordelingen kwamen goed overeen, dus zo hebben we samen de essays becijferd.

Week 2: 19-25 februari

In week 2 ben ik begonnen met me te verdiepen in taalontwikkelend lesgeven, dat, zoals eerder gezegd, een belangrijk aspect is voor het taalonderwijs in de nieuwe propedeuse voor collegejaar 2018/2019. Thea had daarvoor het boekje ‘Taalontwikkelend lesgeven in het hoger onderwijs. Hoe doe je dat?’ (Dienst studieadvies Arteveldehogeschool & Expertisecel taalbeleid HUB-KAHO, 2014) voor mij. Zelf had ze geen tijd om zich hierin te verdiepen, dus daarom had Thea mij

gevraagd om het document goed te bestuderen en samen te vatten. Deze week heb ik daar een begin mee gemaakt. Ik heb me bovendien ingelezen in de ontwikkelingen voor de nieuwe propedeuse. Ik heb hiervoor allerlei beleidsdocumenten en voorstellen gelezen. Daarnaast heb ik met Aldert Jan een college PCS meegelopen en hiervoor ook het college voorbereid. Ook ben ik bezig geweest met het opstellen van een beoordelingsmodel met criteria en puntenverdeling voor de zitting en pleitnota voor JUA2. Tot slot heb ik meegelopen met een college JUA1 met Jolanda Timmer.

Week 3: 26 februari-4 maart

Deze week liep ik geen stage in verband met de voorjaarsvakantie in het HBO. Week 4: 5-11 maart

Deze week begon met een werkdag voor het vak JUA2. Tijdens deze werkdag gingen de studenten bezig met het voorbereiden van hun pleidooien, waarvoor ze uiteindelijk een cijfer zouden krijgen. In de ochtend gaf Jolanda een inleiding voor de dag en daarna gingen de studenten zelf in groepjes aan de slag. Aan het eind van de dag kwamen alle studenten weer samen en ging een aantal groepjes ook al voor de klas oefenen met pleiten. Omdat de groep erg groot was werd deze opgesplitst: de ene groep ging met Jolanda mee en de andere groep met mij. Een aantal groepjes ging oefenen met hun pleidooien en de klas en ik gaf daar feedback op. Tussen de inleiding van de dag en het oefenen van de pleidooien aan het eind van de dag heb ik nog een college JUA1 met Emile Perton

meegelopen. Verder heb ik deze week weer een college PCS1 met Aldert Jan meegelopen. Deze keer mocht ik al wat meer doen. Ik heb veel studenten geholpen met vragen over het schrijven van

(6)

6 teksten en studenten feedback gegeven op hun geschreven tekst. Ook heb ik een presentatie van Aldert Jan bijgewoond voor de docenten die scripties van studenten begeleiden. Deze presentatie ging over het beoordelen van scripties op taal/schrijven. Verder heb ik een bijeenkomst bijgewoond van de ontwikkelgroep voor de nieuwe propedeuse. Deze groep vergaderde regelmatig op

donderdag en zo werd ik ook betrokken bij de ontwikkelingen voor de nieuwe propedeuse. Tot slot heb ik de samenvatting van het document over taalontwikkelend lesgeven afgemaakt (zie bijlage 1) en ben ik verder gegaan met het opstellen van de beoordelingscriteria voor de zittingen voor JUA2. Week 5: 12-18 maart

In week 5 heb ik met name bezig gehouden met het voorbereiden en geven van workshops Nederlands voor de eerstejaars studenten die de startvaardighedentoets Nederlands niet hadden gehaald. Dit was een serie van drie workshops. De eerste workshop was deze week en heb ik deze week aan twee groepen gegeven. De eerste workshop ging over de werkwoordspelling. Voor dit college heb ik zelf nog een schema gemaakt voor de studenten om het makkelijker te maken om de regels van de werkwoordspelling goed toe te passen (zie bijlage 2). Ik gaf de workshops onder begeleiding van Emile. Ook heb ik deze week de tweede workshop voor de volgende week voorbereid. Verder heb ik deze week een college met Marjolein Cuppen meegelopen. Zij geeft colleges in de deeltijd en ik mocht bij haar meekijken en in het college de studenten feedback geven op hun geschreven teksten. Tot slot heb ik deze week een PowerPointpresentatie gemaakt over taalontwikkelend lesgeven die Thea wilde gebruiken om iets over dit onderwerp te vertellen aan de ontwikkelgroep voor de nieuwe propedeuse.

Week 6: 19-25 maart

Deze week begon met het beoordelen van proefzittingen voor JUA2 met Emile. Emile en ik hebben onafhankelijk van elkaar de zittingen beoordeeld aan de hand van de door mij opgestelde

beoordelingscriteria. Zo konden we afstemming zoeken met elkaar voor het beoordelen van de eindzittingen voor een cijfer en kijken of het beoordelingsmodel goed te gebruiken was. Naar aanleiding hiervan heb ik het beoordelingsmodel nog op een aantal kleine punten aangepast. De uiteindelijke versie van het model is te zien in bijlage 3. Vervolgens heb ik ook een

beoordelingsmodel gemaakt voor de zittingen van JUA1 (bijlage 4). Daarnaast stond de tweede workshop Nederlands op het programma voor deze week. Deze week ging de workshop over woordgroepen, samenstellingen en afleidingen en over de basisregels voor meervoud. Ook deze week heb ik de workshop aan twee groepen gegeven en ook heb ik weer de workshop voor de volgende week voorbereid. Verder heb ik een college PCS1 met Aldert Jan meegelopen en tot slot heb ik Emile geholpen met het beoordelen van de zittingen van JUA1.

Week 7: 26 maart-1 april

Deze week stond in het teken van de derde en laatste workshop Nederlands en het beoordelen van de zittingen van JUA1. De laatste workshop ging over hoofdletters en interpunctie en over stijl en heb ik weer aan twee groepen studenten gegeven. De JUA1 zittingen heb ik zowel met Emile als met Marjolein Cuppen beoordeeld. Naast de JUA1 zittingen voor een cijfer heb ik ook nog een aantal proefzittingen van JUA2 met Emile bijgewoond. Hier mocht ik feedback geven aan de studenten op hun pleiten en argumenteren. Tot slot heb ik deze week een begin gemaakt met het opstellen van vragen voor een kort interview met Lian Rombouts. Lian is een juridisch docent en besteedt in haar colleges al veel aandacht aan taal. In het kader van taalontwikkelend lesgeven zou ik een interview afnemen met Lian om een beeld te krijgen welke elementen van taalontwikkelend lesgeven zoal aan bod kunnen komen in een college.

(7)

7 Week 8: 2-8 april

In week 8 heb ik het interview met Lian verder voorbereid en ook afgenomen. In het interview vertelde ze verschillende dingen over hoe zij bepaalde zaken aanpakt in een college wat betreft taal, bijvoorbeeld wanneer een student niet meteen een goed antwoord op een bepaalde vraag kan

formuleren. Daarnaast heb ik weer een college PCS1 met Aldert Jan gegeven. Dit was wederom een college waarbij de studenten vooral zelf aan de slag gingen met het schrijven van hun tekst. Ik heb de studenten weer geholpen met hun vragen en feedback gegeven op hun teksten. Verder heb ik deze week een vergadering van de expertgroep PCS bijgewoond. Deze vergadering was vooral gericht op de invulling van de leerlijn PCS in de nieuwe propedeuse. Tot slot heb ik een mail opgesteld voor een aantal collega’s dat juridische vakken geeft over een ‘proeftuintje’

taalontwikkelend lesgeven. Thea en ik wilden graag een soort proeftuintje organiseren in een

juridisch college waarin we een paar elementen die aansluiten bij taalontwikkelend lesgeven konden uitproberen. Ik heb een mail opgesteld met een uitleg hiervan en de vraag aan collega’s wie hier aan mee zou willen werken.

Week 9: 9-15 april

Deze week was de eerste tentamenweek van deze periode, waardoor er geen colleges waren. Er stond een werkdag curriculumontwikkeling voor de nieuwe propedeuse op het programma. Deze was georganiseerd in het Familiehotel in Paterswolde. Tijdens deze werkdag gingen de

verschillende ontwikkelgroepen aan de slag met het ontwikkelen van het nieuwe programma voor de propedeuse. Ik mocht deze dag aansluiten bij de verschillende groepen om mee te kijken met hun ideeën en ik mocht meedenken over de invulling van de leerlijn PCS in het nieuwe programma. Naast deze werkdag heb ik deze week met Emile zittingen van JUA2 beoordeeld. Ook heb ik met Emile gespard over de beoordelingen van de conclusies van antwoord van JUA1, zodat we op één lijn zouden zitten met het beoordelen en ik ook zelf een paar klassen kon beoordelen. Ik ben deze week dan ook begonnen met het beoordelen van de conclusies van antwoord. Verder heb ik het lesmateriaal van PCS2 doorgenomen, wat het laatste blok van het jaar op het programma stond. Tot slot ben ik mee geweest met Thea op stagebezoek bij een studente van haar. Zij liep stage bij een advocatenkantoor in Groningen en ik mocht bij het gesprek aanwezig zijn.

Week 10: 16-22 april

Deze week was de tweede tentamenweek voor de studenten. Ook deze week stonden er dus geen colleges op het programma. Na de werkdag curriculumontwikkeling van vorige week stond er deze week een studiedag over de nieuwe propedeuse op het programma. Dit werd wederom

georganiseerd in het Familiehotel in Paterswolde. Tijdens deze dag presenteerde de ontwikkelgroep de ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe propedeuse tot dan toe aan alle collega’s van HBO rechten en SJD. De verschillende groepen die een programma ontwikkelen voor de verschillende perioden in het collegejaar presenteerden hun programma en ideeën aan de rest van hun collega’s. De collega’s die niet in de ontwikkelgroep zaten, konden vragen stellen en tips geven. Naast dat ik deze studiedag heb bijgewoond, ben ik deze week verder gegaan met het nakijken van de conclusies van antwoord voor JUA1.

Week 11: 23-29 april

Deze week ben ik weer verder gegaan met het nakijken van de conclusies van antwoord voor JUA1 en dit nakijkwerk heb ik deze week ook afgerond. Daarnaast heb ik deze week een college

(8)

8 de studenten oefenen met het voeren van intakegesprekken waarbij ze een cliënt juridisch advies moesten geven. Hierbij was een acteur aanwezig die de cliënt speelde. Verschillende studenten kwamen aan de beurt om te oefenen met het voeren van het intakegesprek met deze acteur. Tot slot stonden er deze week nog twee leuke activiteiten op het programma: een pubquiz en een borrel. De pubquiz was in het kader van het lustrum van het Instituut voor Rechtenstudies en alle medewerkers van het instituut konden zich opgeven. Ik had me opgegeven in een groepje met Thea en drie andere collega’s. De borrel werd georganiseerd op de donderdagmiddag voor de meivakantie.

Week 12: 30 april-6 mei

Deze week liep ik geen stage in verband met de meivakantie in het HBO. Week 13: 7-13 mei

In week 13 heb ik me vooral bezig gehouden met het nakijken van pleitnota’s voor JUA2. De studenten moesten als eindopdracht voor een cijfer een pleidooi houden. De pleitnota was hiervoor een voorwaardelijke eis. Ik heb de pleitnota’s dan ook alleen beoordeeld met een voldoende of onvoldoende, en niet met een cijfer. Daarnaast heb ik me deze week bezig gehouden met het opzoeken van informatie over het gebruik van woorddossiers in het onderwijs. In de nieuwe propedeuse wil de expertgroep beginnen met het toevoegen van een woorddossier als element van taalontwikkelend lesgeven. Het is dan de bedoeling dat studenten gedurende het jaar een

woorddossier opbouwen van woorden die ze nog niet kenden. Ik heb me deze week verdiept in hoe dit woorddossier het best kan worden vormgegeven.

Week 14: 14-20 mei

In week 14 heb ik me vooral bezig gehouden met het ontwikkelen van college 4 voor PCS2. Ik mocht dit college helemaal zelf ontwikkelen en ook aan verschillende klassen geven. Ik heb hiervoor overlegd met Jolanda; zij is namelijk coördinator van dit vak. Voor het vak moesten de studenten een bezwaarschrift schrijven. Het vierde college moest gaan over het herschrijven van teksten. Ik heb deze week een begin gemaakt met het maken van een PowerPointpresentatie voor het college en opdrachten voor de studenten. Verder ben ik deze week begonnen met het opzetten van het proeftuintje taalontwikkelend lesgeven. Hiervoor heb ik het document ‘Handleiding Writing To Learn als krachtige leeromgeving voor kennisconstructie’ (Van Eyen & Verheyden, 2013)

doorgenomen om ideeën op te doen. Week 15: 21-27 mei

In week 15 heb ik verder gewerkt aan het college voor PCS2 en het materiaal voor het college afgemaakt. De PowerPointpresentatie is te zien in bijlage 5 en de opdrachten voor de studenten met een uitwerking voor de docenten zijn te vinden in bijlage 6. De opdrachten die ik heb bedacht bestaan uit tekstfragmenten waar de studenten feedback op moesten geven en die ze vervolgens moesten herschrijven. Daarnaast ben ik deze week verder gegaan met het opzetten van het

proeftuintje voor taalontwikkelend lesgeven. Marjolein den Uil, docente bestuursrecht, wilde graag

meedoen aan het proeftuintje en met haar heb ik overlegd over de inhoud van het proeftuintje. We hebben besloten om het uit te voeren in de colleges over het begrip ‘belanghebbende’. Dit is een lastige vakterm die in verschillende contexten anders kan worden ingevuld. Dit leent zich goed voor het toevoegen van taalontwikkelende elementen in de colleges over dit onderwerp. Ik heb het collegemateriaal, de PowerPoint, de opdrachten en de studiehandleiding, doorgelezen om te kijken wat voor taalontwikkelende opdracht aan zou sluiten bij de inhoud van het college. Tot slot heb ik deze week een vergadering van de expertgroep bijgewoond. Deze vergadering ging over de

(9)

9 toekomst van de expertgroepen, de ontwikkelingen van de nieuwe propedeuse en taalontwikkelend lesgeven.

Week 16: 28 mei-3 juni

Deze week ben ik verder gegaan met het ontwikkelen van het proeftuintje taalontwikkelend

lesgeven. Ik heb het proeftuintje verder uitgewerkt en met Marjolein den Uil gepland wanneer ik in haar college langs kon komen. Verder heb ik deze week een planning gemaakt voor de colleges PCS2. Ik heb met de verschillende PCS-docenten overlegd welke colleges ik over kan nemen. Deze week heb ik ook al het eerste college gegeven. Tot slot heb ik me deze week verder verdiept in de invulling van het woorddossier voor in de nieuwe propedeuse.

Week 17: 4-10 juni

In week 17 heb ik de laatste details voor het proeftuintje taalontwikkelend lesgeven uitgewerkt en het proeftuintje uitgevoerd in een college bestuursrecht over het begrip belanghebbende. Bij twee verschillende colleges van dezelfde klas zijn twee verschillende opdrachten gemaakt. De

opdrachten en de uitwerking hiervan in de colleges zijn te vinden in bijlage 7. Verder heb ik deze week nog een college van PCS2 gegeven. Daarnaast heb ik overlegd met Thea over de invulling van de workshops Nederlands voor volgend collegejaar. De schrijfcoaches van het Schrijfcentrum zouden aan de slag gaan met het ontwerpen van deze nieuwe workshops en Thea had mij gevraagd om daarin te begeleiden. Ik heb een klein opzetje gemaakt met onderwerpen voor de workshop en contact opgenomen met Sylke, de coördinator van het Schrijfcentrum. Tot slot heb ik deze week een teamoverleg bijgewoond. Tijdens dit overleg kwam Hans Bergsma van de Gebiedscoöperatie

Westerkwartier iets over deze coöperatie en de samenwerking met de Hanzehogeschool voor afstudeerprojecten vertellen. Daarna gaf Thea een presentatie over het CCC-model van Jan Renkema (2012) en over hoe dit model in de hele opleiding terug zou moeten komen. Daarna werden de notulen van het vorige overleg doorgenomen en was er ruimte voor opmerkingen en vragen.

Week 18: 11-17 juni

Deze week heb ik overleg gehad met Sylke, coördinator van het Schrijfcentrum. Ik heb met haar overlegd over de invulling van de workshops Nederlands voor het volgende collegejaar. Naar aanleiding van de workshops die ik eerder tijdens mijn stage heb gegeven heb ik aangegeven welke onderwerpen volgens mij de nadruk moeten krijgen. Ook heb ik wat tips gegeven over het geven van de workshops om het wat interessanter en interactiever te maken. Na het overleg heb ik de documenten en presentaties die ik dit jaar heb gebruikt voor de workshops naar Sylke gemaild zodat ze daaruit ideeën kan opdoen. Daarnaast kwam Jacqueline van Kruiningen deze week om een workshop te geven aan de expertgroep. Deze workshop was de derde in een reeks van drie en ging over het beoordelen van en het feedback geven op schrijfopdrachten in de nieuwe propedeuse. Wanneer gaan we summatief beoordelen en wanneer formatief? Wat kunnen we tijdens de colleges en coaching doen aan formatieve toetsing en feedback op tussenproducten? Hoe richten we zaken als deze zo in dat het geen onnodige werkdruk oplevert voor de docenten? En hoe gaan we

beoordelen: aan de hand van rubrics of van beoordelingsformulieren bijvoorbeeld? Vragen als deze kwamen tijdens de workshop aan bod en er werd met de expertgroep en Jacqueline hierover

(10)

10 Week 19: 18-24 juni

Deze week heb ik me voornamelijk bezig gehouden met het nakijken van de bezwaarschriften voor PCS2. De eerste drie bezwaarschriften heb ik samen met Emile nagekeken, zodat ik het nakijken op dezelfde manier zou aanpakken als mijn collega’s. Daarna ben ik zelfstandig bezig gegaan met het nakijken van de bezwaarschriften. De bezwaarschriften die ik een onvoldoende heb gegeven, ben ik nog eens kort doorgelopen met Emile om te kijken of Emile het hier ook mee eens was. Verder ben ik deze week bezig geweest met het maken van kaartjes van het CCC-model van Renkema (2012). Thea vroeg mij om deze te maken zodat daar volgend collegejaar mee gewerkt kan worden wanneer studenten een essay moeten schrijven. Ik heb per ijkpunt uit het CCC-model een kaartje gemaakt. Op de voorkant van de kaartjes staan de ijkpunten en een korte uitleg en op de achterkant staat een aantal richtvragen die studenten kunnen helpen om de ijkpunten toe te passen op hun eigen tekst. Week 20: 25 juni-1 juli

Deze week was alweer mijn laatste week van mijn stage. Ik heb deze week Thea geholpen met het ontwikkelen van een opdracht voor het schrijven van een essay dat de nieuwe eerstejaars studenten volgend collegejaar in de nieuwe propedeuse moeten maken. Bij deze opdracht krijgen de studenten een essay waar verschillende verbeterpunten in zitten. Deze verbeterpunten zijn gekoppeld aan de verschillende ijkpunten van het CCC-model (Renkema, 2012). Het is dan aan de studenten om dit essay te verbeteren. Verder heb ik een casus gemaakt voor de herkansing van PCS2. Bij deze casus moeten de studenten dan hun bezwaarschrift schrijven. Voor de studenten die een herkansing moeten maken, was een nieuwe casus nodig. Deze heb ik gemaakt en is in bijlage 8 te zien. Tot slot heb ik studenten geholpen met het verbeteren van hun bezwaarschriften voor PCS2. Wanneer studenten een onvoldoende hadden op hun eerste kans, moesten ze langs het Schrijfcentrum om hun bezwaarschrift te verbeteren. Omdat er niemand aanwezig was bij het Schrijfcentrum, heb ik dit overgenomen. Ik heb de studenten geholpen met het verbeteren van hun bezwaarschrift en ze de laatste tips gegeven voor het schrijven van de tweede versie van hun tekst.

6. Evaluatie

Voorafgaand aan de stage heb ik verschillende leerdoelen opgesteld, die eerder in dit stageverslag aan bod zijn gekomen. In deze paragraaf zal ik reflecteren op deze leerdoelen.

Voor mij was het belangrijkste doel om een goed beeld te krijgen van hoe het eraan toe gaat op de werkvloer in het HBO. Als ik terugkijk op mijn stage denk ik dat ik alle kansen heb aangegrepen om te ervaren hoe het is om te werken in het HBO. Ik heb colleges voorbereid, lesgegeven, studenten feedback gegeven, opdrachten van studenten beoordeeld, vergaderingen en studiedagen bijgewoond en ik ben zelfs mee geweest op stagebezoek. Al met al denk ik dat ik een uitgebreid en duidelijk beeld heb gekregen van wat werken in het HBO precies inhoudt. Ik heb veel verschillende aspecten van het werk ervaren en ik heb verschillende docenten gesproken over hun baan in het HBO.

Voor het lesgeven zelf wilde ik leren om een les voor te bereiden. Hoe presenteer je de stof en wat laat je de studenten doen? Ook wilde ik leren hoe je er als docent voor kan zorgen dat studenten actief bezig gaan met de lesstof. Deze zaken heb ik geleerd door samen te werken met ervaren docenten. Ik heb colleges bijgewoond van verschillende docenten en zo heb ik

verschillende aanpakken en verschillende manieren van lesgeven gezien. Ik heb de eerste colleges samen met een ervaren collega voorbereid en gegeven. Op die manier heb ik geleerd hoe ik een

(11)

11 college moet voorbereiden. Je moet van te voren de inhoud van het college heel goed kennen zodat je goed boven de stof staat. Zo zorg je ervoor dat je de stof goed kan uitleggen en ook vragen van studenten goed kan beantwoorden. Ook moet je van te voren goed bedenken hoe je de stof aan de studenten gaat aanbieden. Ook hier ben ik mee bezig geweest in samenwerking met ervaren

docenten. Ik heb voor een workshop Nederlands voor beide groepen waaraan ik de workshop gaf de stof op een andere manier gepresenteerd aan de groep. Bij de ene groep heb ik de stof op een

redelijk schoolse manier aangeboden. Hierbij heb ik vooral veel informatie proberen over te

brengen door het doorlopen van een PowerPointpresentatie. Tijdens dit college hebben de studenten vooral veel geluisterd. Af en toe kwam er een slide met wat oefenvragen tussendoor, maar ik heb vooral veel aan de studenten verteld.

Bij de andere groep heb ik de studenten meer aan het werk gezet. Meteen aan het begin van het college heb ik de studenten aan het werk gezet met een oefententamen. Terwijl de studenten bezig waren met de vragen liep ik rond voor als studenten vragen voor mij hadden. Toen iedereen de vragen af had, heb ik de antwoorden met de studenten doorgenomen. Onderwerpen die

studenten nog lastig vonden of waar ze nog vragen over hadden heb ik daarna nog behandeld aan de hand van de PowerPointpresentatie die ik voor de eerste groep ook had gebruikt. Door deze

workshop op twee hele verschillende manieren te geven, kon ik zelf goed ondervinden welk effect de verschillende manieren van lesstof presenteren hadden. Mijn voorkeur zou uitgaan naar de tweede optie waarbij de studenten vooral zelf aan de slag gingen. Ik heb gemerkt dat deze manier van lesgeven ervoor zorgt dat de studenten zelf veel actiever bezig zijn met de lesstof.

Wat betreft de toepasbaarheid van kennis, vaardigheden en attitudes vanuit mijn studie kan ik zeggen dat ik op mijn stage genoeg bagage had vanuit mijn eigen studie. Vooral de kennis en vaardigheden die ik heb opgedaan over het schrijven van teksten kon ik erg goed gebruiken tijdens mijn stage. Hoewel ik op mijn stage veel bezig ben geweest met juridische genres, zoals een pleitnota, bezwaarschrift of conclusie van antwoord, heb ik tijdens mijn studie genoeg kennis en vaardigheden opgedaan om ook met deze voor mij nieuwe genres uit de voeten te kunnen. Ook voor het onderzoekscomponent in mijn stage over taalontwikkelend lesgeven heeft mijn studie mij goed voorbereid. Ik was goed in staat om zelfstandig een klein onderzoek uit te voeren.

Wat betreft de vaardigheden heeft mijn studie mij ook op een belangrijk gebied niet

voorbereid, namelijk de didactische vaardigheden. Dit is naar mijn mening ook logisch, aangezien je met de studie Nederlands en de master Communicatie en Educatie niet wordt opgeleid als docent. Voor mij was deze stage daarom erg nuttig om te ervaren of het onderwijs iets voor mij is. Ik denk er al jaren aan om na deze master nog de educatieve master te doen, maar ik wist eigenlijk niet of ik lesgeven echt leuk zou vinden. Ook dacht ik bij een baan als docent eigenlijk altijd aan het

voortgezet onderwijs. Ik vond het daarom erg interessant om ook het werken in het HBO te kunnen ervaren. Nu ik deze stage heb gelopen ben ik zeker van plan om de eenjarige LVHO te doen. Verder is lesgeven in het HBO voor mij ook zeker een optie geworden. Al met al vond ik dit een erg leuke en leerzame stage en heeft deze stage mij ook veel duidelijkheid gegeven over wat ik nu zelf graag verder wil doen.

(12)

12

7. Bibliografie

Dienst studieadvies Arteveldehogeschool & Expertisecel taalbeleid HUB-KAHO (2014). Taalontwikkelend lesgeven in het hoger onderwijs. Hoe doe je dat? Gent: Academia Press Gent.

Renkema, J. (2012). Schrijfwijzer (derde druk). Amsterdam: Boom Uitgevers.

Van Dijk, A.J. & Conijn, H. (2016). Argumenteren voor juristen (tweede druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Van Dijk, A.J., Van Dijk, T.M. & Mepschen, T. (2014). Schrijven voor juristen (tweede druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Van Eyen, C. & Verheyden, L. (2013). OOF-project Pen & Papier (2011-2013). Handleiding Writing To Learn als krachtige leeromgeving voor kennisconstructie. Leuven: Associatie KU Leuven.

(13)

13

8. Bijlagen

Bijlage 1: Samenvatting document taalontwikkelend lesgeven

TAALONTWIKKELEND LESGEVEN IN HET HOGER ONDERWIJS

Veel instromende studenten beginnen op het gebied van taal minder goed voorbereid aan het hoger onderwijs (Peters & Van Houtven, 2010, 2013). Beginnende studenten met een lage score op academische taalvaardigheid hebben een grotere kans om te zakken voor hun eerste examens (De Wachter & Heeren, 2013). Academische taalbeheersing is dus noodzakelijk voor studiesucces in het hoger onderwijs. Daarnaast heeft de manier waarop docenten en studenten omgaan met taal grote invloed op het cognitieve niveau dat studenten uiteindelijk zullen bereiken. Systematische aandacht voor de taalvaardigheid van studenten is dus van groot belang, ook in het hoger onderwijs. Hierbij is het van belang om vanuit een integraal taalbeleid te werken. Vanuit verschillende vakken, met verschillende docenten kunnen problemen zo aangepakt worden. Taalontwikkelend lesgeven biedt hiertoe de mogelijkheid. Bij deze manier van lesgeven speelt elke docent een rol in het stimuleren en begeleiden van het proces van taalontwikkeling van studenten. Zowel de student, de docent als de opleiding zullen uiteindelijk de vruchten plukken van deze geïntegreerde aanpak.

Studenten passen dat wat ze leren in de lessen Nederlands of Communicatie (correcte spelling, juiste academische register, doordachte tekstopbouw etc.) niet altijd toe in schrijftaken voor andere vakken in hun opleiding (zoals het schrijven van een juridische tekst). Een gezamenlijke visie op taal binnen een opleiding is daarom belangrijk. Door als docent taalbewust met de leerstof om te gaan, zal je niet alleen je vakkennis beter overbrengen, maar die ook beter laten indringen. Dit is bovendien noodzakelijk voor de volledige cognitieve ontwikkeling van studenten. Studenten ont-wikkelen zo hun taalvaardigheid en tegelijkertijd vakspecifieke kennis, inzichten en vaardigheden. Dit taalgerichte vakonderwijs steunt op drie principes, die samen één geheel vormen:

1: Context

Het is belangrijk om studenten een herkenbaar kader te bieden waaraan studenten nieuwe leerstof kunnen verbinden. Leerstof kan bijvoorbeeld worden opgehangen aan de leefwereld van studenten en de actualiteit; de studie, de lessenreeks, het vak of het beroep. Door context aan te brengen kan voorkomen worden dat een les louter theoretisch wordt. Studenten worden uitgenodigd om na te denken en ze zullen door de context de leerstof beter onthouden.

2: Interactie

Enkel luisteren naar een uiteenzetting van een docent is (talig) erg belastend. Om de leerstof te verwerken, moeten studenten actief met de lesstof aan de slag door erover te praten en/of te

schrijven. Studenten leren zo onder andere de vaktaal actief te gebruiken. Het is dus van belang dat er ruimte is voor de studenten om over de lesstof te praten en/of schrijven. Voor de taalontwikkeling is het bovendien belangrijk dat studenten opdrachten krijgen die leiden tot mondelinge of

schriftelijke taalproductie in interactie. Activerende didactiek en uitdagende (interactieve) werkvormen zijn een hulpmiddel voor docenten om taalproductie te stimuleren.

Daarnaast is de aandacht voor de cognitief academische taal (CAT) die docenten in het hoger onderwijs gebruiken van belang. CAT verwijst bovendien naar de vaardigheid die studenten nodig hebben om nieuwe informatie te kunnen verwerven en verwerken via abstracte en formele taal en complexe zin- en tekststructuren die daar vaak bij horen. Om studenten vertrouwd te maken met deze vakgerichte taal, is het voor docenten belangrijk om tijdens lessen bewust om te gaan met taal. Vakjargon dat de studenten moeten leren, moet geleidelijk en met voldoende aandacht voor

(14)

14 diepgaande verwerving geoefend worden.

3: Taalsteun

Er zijn verschillende strategieën om studenten steun te bieden bij het begrijpen en produceren van vakjargon:

- Taalleerstrategieën

Door deze strategieën te gebruiken kunnen studenten hun eigen taalleerproces sturen. Hier-bij gaat het om expliciete aandacht voor taal binnen ieder vak, zowel Hier-bij het begrijpen als Hier-bij het produceren van taal. Hierbij is te denken aan extra aandacht voor vaktaal, woordenschat, ondersteunende structuren bij lees- en schrijfopdrachten, tussenstappen bij complexe op-drachten en hulp bij het lezen en begrijpen van een cursus. Voorbeelden van strategieën hier-bij zijn woordenschatstrategieën en de OVUR-strategie. Studenten kunnen woordenschat-strategieën gebruiken om de betekenis van woorden af te leiden. Bij

lees-, luister-, schrijf- en spreektaken kunnen studenten de OVUR-strategie gebruiken. Dit staat voor Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren en Reflecteren.

- Taalfeedback

Adequaat reageren op taaluitingen of werkstukken van studenten is van cruciaal belang voor de intrinsieke motivatie van studenten. Taalfeedback kan betrekking hebben op zowel de in-houd als de vorm. Er zijn 3 categorieën van feedback:

1: positieve bevestigingen (belangrijk voor het zelfvertrouwen van de studenten) 2: verhelderen of parafraseren (studenten aanzetten om zich duidelijker uit te drukken) 3: corrigerende feedback (verbeteren door expliciet te zeggen wat fout is en de fout te verbe-teren of impliciet verbeverbe-teren door aanstrepen of aanwijzen van een fout die de student zelf moet corrigeren)

Het is niet altijd mogelijk om individuele feedback te geven. Bij groepen kan er ook collec-tieve feedback worden gegeven. Bovendien kan er gewerkt worden met feedbackformulie-ren of checklists, die studenten ook als toetsinstrument en vorm van zelfevaluatie kunnen gebruiken.

- Visuele taalsteun

Een belangrijk aspect van taalontwikkelend lesgeven is om voldoende visuele taalsteun te geven. Dit helpt om complexe en abstracte begrippen te verhelderen en te onthouden. Een aantal technieken dat bijdraagt aan taalontwikkelend lesgeven:

- Instructies

Het is van belang dat opdrachten duidelijk en concreet worden uitgelegd. - Betekenisonderhandeling

Wanneer er een nieuw begrip aan bod komt dat de meerderheid van de studenten niet kent, kun je als docent samen met de studenten de betekenis ophelderen.

- Betekenisvolle taaltaken

Voor leesteksten kunnen het best authentieke teksten met een interessante inhoud uit het be-treffende vakgebied gekozen worden. Schriftelijke en mondelinge taaltaken moeten

(15)

functio-15 neel en betekenisvol zijn. Hierbij kan het nuttig zijn om studenten voorafgaand aan de op-dracht een beoordelingsformulier, een kijkwijzer of een vragenschema voor de taak te ge-ven, zodat ze bij het uitvoeren van de taak al zelfevaluatie kunnen toepassen.

- Schrijfondersteuning

Elke opleiding kan winst halen uit een intensieve ondersteuning van het schrijfproces. Een goede opdrachtomschrijving met heldere instructies, een kijkwijzer, duidelijke evaluatiecri-teria en een leerlijn bereiden studenten voor op de eisen en verwachtingen die aan een schrijftaak gekoppeld zijn. Er kunnen bovendien richtlijnen worden opgesteld voor opdrach-ten waarmee studenopdrach-ten vertrouwd raken met inhoudelijke en vormelijke vereisopdrach-ten. en vor-melijke vereisten.

- Collaboratief leren en peer review

Bij collaboratief leren werken studenten intensief met elkaar samen in (schrijf)groepjes. Hierbij kan peer review worden ingezet, waarbij studenten elkaar beoordelen. Studenten gaan hierbij aan de slag met evaluatiecriteria waaraan ze zelf ook onderworpen zijn. Studen-ten ontwikkelen zo hun sociale vaardigheden en moeStuden-ten kritisch nadenken over het schrijf-proces. Zo draagt collaboratief leren en peer review bij aan bewustwording van de studenten betreffende het schrijfproces.

- Writing to learn

Door studenten regelmatig onbeoordeeld te laten schrijven over lesstof, krijgen studenten de kans om bewust te worden van eigen inzicht en hiaten in eigen inzicht en kennis. Writing to learn bestaat uit een schrijfdeel en een denkdeel. In het schrijfdeel schrijft de student een stuk over een vraag over de lesstof. In het denkdeel reflecteert de student op eigen kennis hierover.

- Kijkwijzers

Kijkwijzers of checklists zijn handig voor de presentatie van evaluatiecriteria. Ze zorgen voor duidelijke richtlijnen met verwachtingen en afspraken.

(16)

16 Bijlage 3: Beoordelingsmodel JUA2

Beoordelingscriteria zitting Feedback

Inhoud

 Het pleidooi bevat een helder geformuleerd standpunt;  Het doel van het pleidooi is duidelijk;

 Het standpunt wordt onderbouwd met kwalitatief en kwantitatief voldoende argumenten;

 Er worden volledige redeneringen uitgewerkt volgens het piramide-model;

 Tegenargumenten worden weerlegd;

 In het pleidooi wordt aantoonbaar en effectief gebruik ge-maakt van analogieredeneringen op basis van jurisprudentie;  De kern van juridische bronnen worden helder en in eigen

woorden uitgedrukt;

 Er worden effectief stijlmiddelen ingezet. Maximaal 40 punten

Structuur

 De globale structuur van de pleitnota wordt aangehouden: inleiding, feiten, argumentatie en slot;

 De argumenten (hoofd- en subargumenten) volgen logisch op elkaar;

 De argumentatiestructuur is goed te volgen;

 Aan het eind van het pleidooi wordt een samenvatting met conclusie gegeven;

 In de afsluiting wordt een terugkoppeling gemaakt naar de inleiding;

 Er wordt gebruik gemaakt van de juiste signaalwoorden om de structuur van de argumentatie te verhelderen.

Maximaal 30 punten

Performance/overtuigingskracht De student:

 komt rustig en zelfbewust over;  pakt de juiste aanspreektoon;

 maakt voldoende oogcontact met de rechter (en de aanwezi-gen);

(17)

17  gebruikt duidelijke (spreek)taal;

 is goed verstaanbaar (volume en articulatie);  heeft een prettig spreektempo;

 heeft een levendige intonatie;

 maakt, waar gepast, gebruik van handgebaren en mimiek;  is respectvol naar de rechter en wederpartij;

 heeft rustmomenten in het pleidooi;  reageert adequaat op vragen. Maximaal 30 punten

EINDSCORE

Bijlage 4: Beoordelingsmodel JUA1

Beoordelingscriteria openingspleidooi Feedback

Inhoud en argumentatie

 Er is een helder geformuleerd standpunt aanwezig;  Het standpunt wordt onderbouwd met kwalitatief en

kwantitatief voldoende argumenten;

 Er worden volledige redeneringen uitgewerkt volgens het piramide-model;

 Er wordt, waar relevant, gebruik gemaakt van wetsarti-kelen en jurisprudentie.

Maximaal 35 punten Structuur

 Er is sprake van een heldere globale structuur met een opening, middenstuk met standpunt en argumentatie en slot met een conclusie;

 Er wordt gebruik gemaakt van de juiste signaalwoorden om de structuur van de argumentatie te verhelderen. Maximaal 30 punten

Performance/overtuigingskracht

 De student komt rustig en zelfbewust over;

 De student maakt voldoende oogcontact met de rechter (en de aanwezigen);

 De student is goed verstaanbaar (volume en articulatie);  De student heeft een prettig spreektempo;

 De student heeft een levendige intonatie;

 De student maakt, waar gepast, gebruik van handgeba-ren en mimiek.

Maximaal 35 punten EINDSCORE

(18)

18

Beoordelingscriteria 2e termijn Feedback

Inhoud en argumentatie

 Er wordt toegelicht op welk argument van de wederpar-tij er wordt gereageerd;

 Het argument van de wederpartij wordt weerlegd/ter discussie gesteld met kwalitatief en kwantitatief vol-doende argumenten;

 Er worden volledige redeneringen uitgewerkt volgens het piramide-model;

 Er wordt, waar relevant, gebruik gemaakt van wetsarti-kelen en jurisprudentie.

Maximaal 35 punten Structuur

 De 2e termijn is geen herhaling van de eigen

argumenta-tie uit het openingspleidooi, maar een reacargumenta-tie op het pleidooi van de wederpartij;

 Er wordt gebruik gemaakt van de juiste signaalwoorden om de structuur van de argumentatie te verhelderen. Maximaal 30 punten

Performance/overtuigingskracht

 De student komt rustig en zelfbewust over;

 De student maakt voldoende oogcontact met de rechter (en de aanwezigen);

 De student is goed verstaanbaar (volume en articulatie);  De student heeft een prettig spreektempo;

 De student heeft een levendige intonatie;

 De student maakt, waar gepast, gebruik van handgeba-ren en mimiek.

Maximaal 35 punten EINDSCORE

Beoordelingscriteria rechter Feedback

Inhoud en argumentatie

 Bij het inleiden worden de partijen nader voorgesteld;  Er wordt toelichting gegeven op de casus en de

rechts-vraag;

 Er wordt een aantal (min. 2 of 3) vragen gesteld aan de partijen;

 Bij de uitspraak is een helder standpunt aanwezig;  Het standpunt wordt onderbouwd met in het kort de

be-langrijkste argumenten daarvoor;

 Er is een duidelijke conclusie aanwezig (of als er nog geen duidelijke conclusie is, wordt gemotiveerd waarom daar nog geen sprake van is).

Maximaal 35 punten Structuur

(19)

19  De rechter heeft de regie over het verloop van de zitting

en grijpt in, indien nodig;

 Er wordt gebruik gemaakt van de juiste signaalwoorden om de structuur van de argumentatie te verhelderen. Maximaal 30 punten

Performance/overtuigingskracht

 De student komt rustig en zelfbewust over;

 De student maakt voldoende oogcontact met de partijen (en de aanwezigen);

 De student is goed verstaanbaar (volume en articulatie);  De student heeft een prettig spreektempo;

 De student heeft een levendige intonatie;

 De student maakt, waar gepast, gebruik van handgeba-ren en mimiek.

Maximaal 35 punten EINDSCORE

Overig:

 Naast bovenstaande criteria, wordt er ook gekeken of er echt sprake is van een groepspresta-tie. Originele vondsten of uitwerkingen ( mits passend bij de juridische setting) kunnen wor-den beloond met bonuspunten.

 Uiteraard wordt ook de indruk van de gehele zitting meegenomen in de beoordeling.

 Er wordt in principe een groepscijfer toegekend. Hiervan kan afgeweken worden als de indi-viduele prestatie van een student daar aanleiding toe geeft.

(20)

20 Bijlage 6: PCS2 college 4 opdrachten

Fragment 1 Inleiding

Edelachtbaar college van burgemeester en wethouders

Op 27 januari 2017 heeft de gemeente Groningen besloten om de ligplaats vergunning van de familie bakker in te trekken. Bij deze dien ik namens mijn cliënten de familie bakker een bezwaarschrift in tegen het besluit van de gemeente Groningen. Ik verzoek u deze beslissing te herzien voor de volledigheid treft u bij de aangetekende verzending nog een afschrift van het bestreden besluit aan (bijlage 1).

(21)

21 Betere versie:

Edelachtbaar college van burgemeester en wethouders,

Op 27 januari 2017 heeft de gemeente Groningen besloten om de ligplaatsvergunning van de fami-lie Bakker in te trekken. Bij deze dien ik namens mijn cliënten, de famifami-lie Bakker, een bezwaarschrift in tegen het besluit van de gemeente Groningen. Ik verzoek u deze beslissing te herzien. Voor de vol-ledigheid treft u bij de aangetekende verzending nog een afschrift van het bestreden besluit aan (bij-lage 1).

Fragment 2 Feitenalinea

De familie Bakker heeft sinds 2012 een verwaarloosd schip gekocht en dit gerenoveerd tot een woonschip. De afgelopen twee jaar hebben de kinderen van de familie Bakker zich enkele maanden ingeschreven bij de gemeente Groningen als bewoner van het schip. Op dit moment staat mevrouw Bakker ingeschreven als bewoonster, hoewel ze verblijft in haar eigen huis. Het schip wordt

namelijk gebruikt als haar atelier voor haar aquarellen. De kosten van onderhoud van het schip, het liggeld en de verzekering bedragen veel, waardoor de familie Bakker het schip in 2013 te koop heeft gezet. Om enigszins uit de kosten te komen, maakt de familie Bakker in 2014 van het schip logischerwijs een Bed & Breakfast. De B&B wordt gedeeltelijk verhuurd, heeft beperkte

slaapmogelijkheden en geeft geen overlast. Het is een keurige B&B.

De gemeente Groningen heeft de afgelopen jaren zonder enige problemen de ligplaatsvergunning voor de woonboot van de familie Bakker, die sinds 2014 wordt gebruikt als Bed & Breakfast, aan de familie Bakker verleend. De gemeente Groningen trekt nu de ligplaatsvergunning van de familie Bakker geheel onterecht in. Op 24 februari 2016 heeft de familie een onaangenaam telefoongesprek met de gemeente gehad. Hieruit is gebleken dat de gemeente haar conclusie alleen baseert op de website van de B&B en een rapport van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. De familie Bakker is niet op de hoogte van een bezoek c.q. onderzoek van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

 Noem alleen feiten Betere versie:

De familie Bakker heeft sinds 2012 een verwaarloosd schip gekocht en dit gerenoveerd tot een woonschip. De afgelopen twee jaar hebben de kinderen van de familie Bakker zich enkele maanden ingeschreven bij de gemeente Groningen als bewoner van het schip. Op dit moment staat mevrouw Bakker ingeschreven als bewoonster, hoewel ze verblijft in haar eigen huis. Het schip wordt name-lijk gebruikt als haar atelier voor haar aquarellen. De kosten van onderhoud van het schip, het lig-geld en de verzekering bedragen veel, waardoor de familie Bakker het schip in 2013 te koop heeft gezet. Om enigszins uit de kosten te komen, maakt de familie Bakker in 2014 van het schip een Bed & Breakfast. Afgelopen jaar had de familie Bakker 215 overnachtingen De B&B wordt gedeeltelijk verhuurd, heeft beperkte slaapmogelijkheden en geeft geen overlast.

De gemeente Groningen heeft de afgelopen jaren zonder enige problemen de ligplaatsvergunning voor de woonboot van de familie Bakker, die sinds 2014 wordt gebruikt als Bed & Breakfast, aan de familie Bakker verleend. De gemeente Groningen heeft besloten om de ligplaatsvergunning van de familie Bakker in te trekken. Uit een telefonisch gesprek, op 24 februari 2016, met de gemeente, blijkt dat de gemeente haar conclusie alleen baseert op de website van de B&B en een rapport van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. De familie Bakker is niet op de hoogte van een bezoek c.q. onderzoek van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Fragment 3 Conclusie

Kortom, de gemeente Groningen zal de ligplaatsvergunning voor het schip van de familie Bakker moeten toekennen. Het schip voldoet wel degelijk aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006. De familie Bakker gebruikt het schip wel uitsluitend of hoofdzakelijk als woning. De familie Bakker heeft al jaren een ligplaatsvergunning gekregen; het vertrouwensbeginsel is

(22)

22 geschonden. Ten slotte heeft de gemeente haar onderzoek niet goed uitgevoerd, gebaseerd op alleen een website en op een rapport dat niet deugt; het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.

 Voeg signaalwoorden toe Betere versie:

Kortom, de gemeente Groningen zal de ligplaatsvergunning voor het schip van de familie Bakker moeten toekennen, ten eerste omdat het schip wel degelijk voldoet aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006, omdat de familie Bakker het schip wel uitsluitend of hoofdzakelijk gebruikt als woning. Ten tweede heeft de familie Bakker al jaren een

ligplaatsvergunning heeft gekregen; het vertrouwensbeginsel is hiermee geschonden. Ten slotte heeft de gemeente haar onderzoek niet goed uitgevoerd, gebaseerd op alleen een website en op een rapport dat niet deugt; zorgvuldigheidsbeginsel is hiermee geschonden.

Fragment 4 Argumentatie

De afdeling Ruimtelijke Plannen heeft bezwaar tegen het bordes met trap. Deze is niet direct achter de woning gelegen. Hierdoor wordt volgens de afdeling Ruimtelijke Plannen de druk van de randen naar het rustiger midden van het bouwblok verplaatst. Van bebouwing op het midden van het bouwblok is geen sprake. Zoals op de foto’s in bijlage 1 valt te zien grenst het bordes aan reeds bestaande bebouwing.

 voeg signaalwoorden toe Betere versie:

De afdeling Ruimtelijke Plannen heeft in de eerste plaats bezwaar tegen het bordes met trap omdat deze niet direct achter de woning gelegen is. Hierdoor wordt volgens de afdeling Ruimtelijke Plannen de druk van de randen naar het rustiger midden van het bouwblok verplaatst. Van bebouwing op het midden van het bouwblok is echter geen sprake. Zoals op de foto’s in bijlage 1 valt te zien grenst het bordes aan reeds bestaande bebouwing.

Fragment 5 Argumentatie

Ten derde is het vertrouwensbeginsel geschonden. De familie heeft al jaren moeiteloos een ligplaatsvergunning gekregen van de gemeente Groningen. Omdat de gemeente nu kritisch kijkt naar de ligplaatsvergunningen, omdat de aanvragen sterk toenemen, voldoet het woonschip van de familie Bakker niet meer aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006, en kan de familie Bakker geen nieuwe ligplaatsvergunning verkrijgen. Hier is ook geen goed onderzoek naar gedaan, want de gemeente heeft haar conclusie alleen gebaseerd op de website van de B&B en een rapport van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Hiermee is het zorgvuldigheidsbeginsel ook geschonden.

 Structuur: twee hoofdargumenten in dezelfde alinea.  Argumentatie ‘afmaken’

Betere versie:

Ten derde is het vertrouwensbeginsel geschonden. De familie heeft al jaren moeiteloos een lig-plaatsvergunning gekregen van de gemeente Groningen. Omdat de gemeente nu kritisch kijkt naar de ligplaatsvergunningen, omdat de aanvragen sterk toenemen, voldoet het woonschip van de fami-lie Bakker niet meer aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006, en kan de fa-milie Bakker geen nieuwe ligplaatsvergunning verkrijgen. Het vertrouwensbeginsel is hiermee ge-schonden, omdat de familie Bakker eerder altijd wel een vergunning kreeg en nu niet meer.

Ten vierde is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. Er is namelijk geen zorgvuldig onderzoek ge-daan naar de situatie van de familie Bakker. De gemeente heeft haar conclusies alleen gebaseerd op

(23)

23 de website van de B&B en een rapport van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Dit is onvol-doende onderzoek en hiermee is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden.

Fragment 6 Slot

Kortom, zoals ik hierboven heb genoemd, verzoek ik u dan ook het besluit te veranderen en de familie de vergunning te geven. Ik krijg graag binnen 6 weken een bevestiging dat u mijn brief heeft ontvangen en een schriftelijke reactie.

Groet, (naam)

 Pas de stijl aan Betere versie:

Kortom, op bovenstaande gronden verzoek ik u dan ook het besluit te herzien en de ligplaatsvergun-ning toe te kennen aan familie Bakker. Graag ontvang ik een ontvangstbevestiging en een schrifte-lijke reactie binnen een termijn van 6 weken.

Hoogachtend, Fragment 7 Inleiding

Bij deze dien ik namens mijn cliënten, de familie Bakker, een bezwaarschrift in tegen het besluit van de gemeente Groningen waarbij de ligplaatsvergunning van de familie Bakker wordt

ingetrokken.

 Inleiding kan iets uitgebreider; probleem en doel in aparte zinnen uitwerken (maakt het ook beter leesbaar).

Betere versie:

Op 1 maart 2016 heeft de gemeente Groningen de ligplaatsvergunning van de familie Bakker inge-trokken. Bij dezen teken ik namens mijn cliënten, de familie Bakker, bezwaar aan tegen dit besluit. Ik verzoek u deze beslissing te herzien en de familie Bakker hun ligplaatsvergunning te laten behou-den.

Fragment 8 Feitenalinea

De laatste jaren heeft de gemeente zonder problemen een ligplaatsvergunning voor de B&B verleend. Naar aanleiding van een toename in het aantal vergunning aanvragen heeft de gemeente alle aanvragen opnieuw bekeken. In februari 2015 is de gemeente helaas tot de conclusie gekomen dat de woonboot niet voldoet aan de voorwaarden van art.1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006. Hierom trekt de gemeente de vergunning onterecht in. In 2015 had de familie Bakker een telefoongesprek met de afdeling Ruimtelijke Ordening en Economische zaken. Het was geen goed gesprek. Uit dit gesprek kwam naar voren dat de beslissing alleen was gebaseerd op de website van de B&B en het rapport van Bouw- en woningtoezicht. Er is ook een bezoek aan het schip plaats gevonden waar de familie Bakker niks meer van weet.

 Beperk je tot de feiten Betere versie:

De laatste jaren heeft de gemeente zonder problemen een ligplaatsvergunning voor de B&B van de familie Bakker verleend. Naar aanleiding van een toename in het aantal vergunning aanvragen heeft de gemeente alle aanvragen opnieuw bekeken. In februari 2015 is de gemeente tot de conclusie gekomen dat de woonboot niet voldoet aan de voorwaarden van art.1 lid f van de

Verordening Openbaar Vaarwater 2006. Hierom trekt de gemeente de vergunning in. In 2015 had de familie Bakker een telefoongesprek met de afdeling Ruimtelijke Ordening en Economische zaken.

(24)

24 Uit dit gesprek kwam naar voren dat de beslissing alleen was gebaseerd op de website van de B&B en het rapport van Bouw- en woningtoezicht. Er is ook een bezoek aan het schip plaats gevonden waar de familie Bakker niks meer van weet.

Fragment 9 Argumentatie

Daar komt ook bij dat de familie al jaren moeiteloos een ligplaatsvergunning heeft gekregen van de gemeente Groningen. Doordat nu de gemeente kritisch gaat kijken naar de ligplaatsvergunningen, omdat de aanvragen sterk toenemen, voldoet het woonschip van de familie Bakker ineens niet meer aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006, en kan de familie Bakker een nieuwe ligplaatsvergunning vergeten. Hierdoor is het vertrouwensbeginsel geschonden, aangezien er eerder niets aan de hand was met het aanvragen van een ligplaatsvergunning en nu ineens kan er geen ligplaatsvergunning meer worden verstreken.

 Toon iets zakelijker

 Begin de alinea met het hoofdargument Betere versie:

Daarbij is het vertrouwensbeginsel geschonden. De familie heeft al jaren moeiteloos een ligplaats-vergunning verkregen. Door de sterke toename van het aantal aanvragen is de gemeente kritisch gaan kijken naar de ligplaatsvergunningen. Het woonschip van de familie Bakker zou nu niet meer voldoen aan artikel 1 lid f van de Verordening Openbaar Vaarwater 2006, waardoor de familie geen vergunning meer kan krijgen. Het vertrouwensbeginsel is hiermee geschonden, omdat de familie Bakker eerder altijd wel een vergunning kreeg en nu niet meer.

Fragment 10 Argumentatie

Je zou ook kunnen stellen dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. Via de telefoon heeft de gemeente aan Bakker meegedeeld dat de gemeente alleen naar de boot en de website heeft gekeken. Er heeft in principe nooit een onderzoek van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht plaatsgevonden, want de boot is onbereikbaar en dus is het schip niet voldoende geïnspecteerd. De boot is dus niet zorgvuldig onderzocht en daarom is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden.

 Stijl aanpassen Betere versie:

Ook is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden. De gemeente heeft telefonisch meegedeeld aan de familie Bakker dat er voor het besluit alleen naar de boot en de website is gekeken. Er heeft geen onderzoek van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht plaatsgevonden. De boot is onbereikbaar en is daardoor niet voldoende geïnspecteerd. Er is dus geen zorgvuldig onderzoek gedaan naar de situa-tie en daarom is het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden.

Bijlage 7: Proeftuintje taalontwikkelend lesgeven Dinsdag 5 juni (12:30, klas 1H)

Opdracht: maak een mind-map met wat je allemaal al weet over het begrip ‘belanghebbende’ of zet in de mind-map dingen waar je denkt dat het begrip mee te maken heeft.

Thea Mepschen is bij het college bestuursrecht over de belanghebbende aangeschoven om een opdracht te doen met de studenten. De studenten gingen goed met de opdracht aan de slag en wisten al redelijk goede mind-maps te maken. Na het maken van de mind-maps werd er echter niet echt meer verder ingegaan hierop. Hierdoor gebeurde er eigenlijk maar weinig met taalontwikkeling. Punt van aandacht is daarom ook interactie. Interactie met en tussen studenten is van groot belang

(25)

25 bij het bespreken van een bepaald begrip. Door de interactie komen discussies tot stand waardoor verschillende aspecten van het centrale begrip besproken worden.

Donderdag 7 juni (14:30, klas 1H)

Opdracht: Bedenk een tentamenvraag over het begrip ‘belanghebbende’. Dit mag geen vraag over definitie zijn, maar zorg ervoor dat er een denkstap in verwerkt zit (inzicht of toepassing,

bijvoorbeeld een kleine casus).

De studenten gingen ongeveer 10 minuten aan de slag met het formuleren van een tentamenvraag en een modelantwoord. Toen iedereen klaar was, heb ik vier studenten de beurt gegeven om hun vraag voor te leggen aan de klas. Verschillende studenten kregen toen de beurt om de vraag te beantwoorden. Marjolein den Uil (docent bestuursrecht) stelde hierbij ook verder vragen aan de studenten als er weinig respons kwam. Hierdoor kwam er wel interactie op gang. Naar aanleiding van de verschillende vragen van de studenten is het begrip ‘belanghebbende’ vanuit verschillende hoeken belicht en hebben studenten vanuit deze verschillende hoeken over het begrip na moeten denken. Verschillende studenten hebben mij hun vraag en antwoord op papier gegeven of via de mail gestuurd.

Bijlage 8: Casus herkansing bezwaarschrift Herkansing bezwaarschrift: Bully de hond

Schrijf een bezwaarschrift bij onderstaande casus. Let op de voorwaardelijke criteria en op de be-oordelingscriteria uit paragraaf 4 uit de studiehandleiding van PCS2.

Ga hierbij in ieder geval in op:

• Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Gronin-gen%20%28Gr%29/34818/34818_9.html

• Enkele algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Anja de Groot woont in de wijk Buitenhof in de gemeente Groningen. Het is een gezellige, vriendelijke buurt waar veel gezinnen met kinderen wonen. Op 5 januari 2018 speelt een groep van tien kinderen op een speelplaats in de wijk. Ze zijn aan het voetballen. Henk de Vries, die ook in de wijk woont, laat op dat moment zijn hond Bully uit, terwijl Bully niet is aangelijnd. Wanneer Bully de bal van de kinderen ziet, wordt hij wild. Hij rent achter de bal aan en bij het proberen de bal te pakken, bijt hij Mohammed van 9 jaar oppervlakkig in het on-derbeen. Ook bijt hij Eline, het 7-jarige dochtertje van Anja. Eline moet naar het Martiniziekenhuis om te worden verbon-den.

Na dit voorval is Anja erg geschrokken en boos. Ze doet aangifte en verzoekt de gemeente om Bully in beslag te nemen en te herplaatsen.

(26)

26 Op 10 april 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat Bully niet zal wor-den herplaatst. Het college is tot deze beslissing gekomen omdat herplaatsing inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van Bully. Om onderzoek te kunnen doen en om Bully te observe-ren, is Bully een dag en een nacht in een asiel verbleven. Een asielmedewerker is af en toe langs de kooi van Bully gelopen om hem in de gaten te houden. Na de nacht concludeert de asielmedewerker dat Bully geen agressieve hond is en dat hij geen gevaar vormt voor de kinderen in de wijk.

Anja is erg verbaasd over het besluit. De ambtenaar die Anja had gesproken toen ze aangifte deed, verzekerde haar dat het allemaal wel goed zou komen en dat ze niet bang hoefde te zijn dat Bully weer in haar wijk rond zou lopen. Ook is ze van mening dat het onderzoek slordig is uitgevoerd; het onderzoek is uitgevoerd door een asielmedewerker die slechts af en toe bij Bully ging kijken. Bo-vendien is de arts van het Martiniziekenhuis die het dochtertje van Anja heeft verbonden niet ge-raadpleegd.

Anja maakt zich zorgen over haar dochtertje en de andere kinderen in de buurt. Ze is bang dat er zich vergelijkbare incidenten voordoen als Bully in de wijk blijft rondlopen en dat haar dochtertje en de andere buurtkinderen opnieuw worden aangevallen. Ze durft haar dochtertje Eline niet meer alleen in de wijk te laten spelen, omdat ze dat niet veilig vindt. Omdat Anja niet altijd met haar mee kan, moet Eline nu vaak alleen in de tuin spelen.

Anja weet niet meer wat ze moet doen en ze neemt contact op met het Juridisch Loket in Gronin-gen, dat namens haar een bezwaarschrift zal schrijven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Eerst werd onderzocht wat de percepties waren van de lerarenopleiders over het eigen taalbewust lesgeven, op basis van hun persoonlijke, praktische kennis van

• een kenniscomponent: de docenten kregen aan het begin van het traject een vorming rond de principes van taalontwikkelend lesgeven.. De kenniscomponent is nu geformaliseerd

Deelname aan de workshops was aan de ene kant vrijblijvend (studenten hadden de keuze om zich al dan niet als groep in te schrijven voor de sessies), maar aan de ande- re kant bracht

De professione- le bacheloropleidingen ‘leraar kleuter- en lager onderwijs’ van de Arteveldehogeschool en KAHO Sint-Lieven werkten, dankzij financiering door de Orde van den Prince

Nadat de studenten de taalstimulerende kracht van het ‘doe-liedje’ ervaren hebben in het tweede deel van het filmpje, kunnen ze de taalstimulerende kracht van ande- re

In elke bijeenkomst was ruimte voor zowel beleid (wat is er nodig om als team aan de taalontwikkeling van studenten te kunnen werken?) als voor prak- tijk (hoe kunnen docenten aan

Om die reden heb- ben docenten Nederlands van Rijn IJssel zich door het ITTA laten trainen tot taal- coach en hebben vakdocenten een training taalontwikkelend beroepsonderwijs

Je kunt niet van elke docent verwachten dat hij een taaldocent is, maar je kan wel verwachten dat elke docent, uitgaande van taalontwikkelend lesgeven, (mede)verantwoordelijk is voor