• No results found

Stageverslag stage Hanzehogeschool Groningen Naam student:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stageverslag stage Hanzehogeschool Groningen Naam student:"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stageverslag stage Hanzehogeschool Groningen

Naam student: Floor van Dokkumburg

Stagebegeleider opleiding: J. F. van Kruiningen

Stagebegeleider stagegever: J. Timmer

(2)

Inhoud

1. Schets van de organisatie ... 1

Korte historische schets ... 1

Doelstellingen ... 1

Organisatiestructuur ... 2

Instituut voor Rechtenstudies ... 2

2. Oorspronkelijke planning ... 3

3. Het verloop van de stage ... 6

Week 1: 6-12 februari ... 7

Week 2: 13-19 februari ... 7

Week 3: 27 februari – 5 maart ... 8

Week 4: 6-12 maart ... 8

Week 5: 13-19 maart ... 9

Week 6: 20-26 maart ... 9

Week 7: 27 maart – 2 april ... 10

Week 8: 3 april – 9 april ... 11

Week 9: 10-16 april ... 11

Week 10: 17-23 april ... 11

4. Evaluatie van en reflectie op mijn stage ... 12

Realiseren van persoonlijke leeruitkomsten ... 12

Toepasbaarheid kennis, vaardigheden en attitudes uit opleiding ... 18

(3)

1

1. Schets van de organisatie

In 1798 werd voor het eerst les gegeven op een school in Groningen, die later zou uitgroeien tot de Hanzehogeschool Groningen. Nu, bijna 220 jaar later, is de Hanzehogeschool met 28.432 studenten en 3.280 docenten de grootste multisectorale hogeschool van Nederland.1 Van 6 februari 2017 tot 21 april 2017 waren er 3.281 docenten werkzaam op de

Hanzehogeschool. In deze periode liep ik namelijk stage bij het Instituut voor Rechtenstudies. In dit hoofdstuk zal ik een schets geven van de hogeschool en het instituut waar ik stage liep.

Korte historische schets

Vanaf het einde van de 18de eeuw ontstonden in Groningen, veelal uit particulier initiatief, 24 scholen die beroepsopleidingen aanboden. Voorbeelden hiervan zijn Academie Minerva (1798), het Instituut voor Lichamelijke oefening (1918) en de HEAO (1967). Deze scholen boden opleidingen aan die erop gericht waren de beroepspraktijk te verbeteren.2

Het schetsen van de ontstaansgeschiedenissen van alle 24 opleidingen is een enorme klus en draagt niet bij aan het doel van dit stageverslag. Daarom zal ik hier volstaan met het schetsen van één exemplarische ontstaansgeschiedenis, namelijk die van Academie Minerva.

6 heren die aangesloten waren bij de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, een organisatie die volksverheffing nastreefde, kwamen in 1789 bijeen in een huis aan de Oude Kijk in ’t Jatstraat te Groningen. Zij richtten in dit huis de Academie voor Teeken, Bouw en Zeevaartkunde op. Omdater geen overheidsgeld beschikbaar was voor de oprichting van deze academie, hadden de oprichters burgers gevraagd om donateur te worden. Toen er 350

donateurs gevonden waren, werd de school opgericht. De oprichters lieten een timmerman het huis aan de Oude Kijk in ’t Jatstraat verbouwen, zodat dit huis geschikt werdom lessen in te geven. Ook plaatsten ze een advertentie in de krant, om jongeren op te roepen zich aan te melden voor deze school. De jongeren die zich aangemeld hadden kregen les inonder andere meetkunde en zeevaartkunde en gingen als stage met een ervaren schipper mee uit varen. Zo werden de jongens voorbereid op de beroepspraktijk en kwamen zij als bekwame

scheepslieden van school. Zonder steun van de overheid ontstond op deze manier Academie Minerva, 1 van de 24 scholen voor beroepsonderwijs.3

De overheidsnota ‘Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie in het Hoger Beroepsonderwijs’ vormde de aanleiding voor de fusie van 16 scholen, die in 1986 samen de Rijkshogeschool Groningen werden. Even later fuseerden ook twee andere scholen voor beroepsonderwijs, de Hogere Economische School en de Prinses Julianaschool. Deze twee scholen gingen samen verder als de Hanzehogeschool Groningen. De Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen fuseerden en gingen samen verder als Hanzehogeschool, Hogeschool van Groningen. In 1999 werd deze naam gewijzigd in Hanzehogeschool Groningen.4

Doelstellingen

De scholen waaruit de Hanzehogeschool ontstaan is, waren er, zoals gezegd, op gericht de beroepspraktijk te verbeteren. 220 jaar later lijkt de Hanzehogeschool nog steeds een

1https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen

2https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen (onder kopje:

‘geschiedenis’)

3https://www.hanze.nl/nld/blog/blog-1-lustrumboek-20170405213523

4https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen (onder kopje

(4)

2

vergelijkbaar doel na te streven. Op haar website stelt de Hanzehogeschool Groningen namelijk dat het gemeenschappelijk doel van deze hogeschool als volgt luidt: “uitstekende professionals op het hoogste niveau aan de maatschappij leveren.”5 De Hanzehogeschool Groningen stelt dat zij vanuit 4 centrale waarden bij wil dragen aan de professionele beroepsbeoefening in ons land. Deze waarden luiden als volgt: individuele ontplooiing, respect en actieve tolerantie, ondernemend en verantwoordelijk.6

Al meer dan 2 eeuwen is het doel van de Hanzehogeschool dus om studenten zo goed mogelijk klaar te stomen voor de beroepspraktijk en daarmee de beroepspraktijk te

verbeteren. Hoe het onderwijs op de Hanzehogeschool er in de toekomst uit dient te zien om dit doel te bereiken, heeft het College van Bestuur van de Hanzehogeschool in 2014

vastgesteld in de Onderwijsvisie 2020. Hierin zegt het College dat de Hanzehogeschool een leergemeenschap moet zijn, waarin studenten, docenten, onderzoekers en mensen uit het werkveld samenwerken. Het onderwijs en onderzoek moet aansluiten op de beroepspraktijk, om te zorgen voor een professionele leeromgeving waarin eenieder zich optimaal kan ontwikkelen.7

Organisatiestructuur

Om haar doelstellingen te bereiken heeft de Hanzehogeschool Groningen een goede

organisatiestructuur nodig. De organisatiestructuur van de Hanzehogeschool bestaat, zoals te zien in het organogram in bijlage 1, uit verschillende niveaus. Bovenaan in het organogram staat de Raad van Toezicht. De Raad bestaat uit 8 leden die elk een zittingstermijn van 4 jaar hebben. Zij zijn onderverdeeld in drie commissies, namelijk de Auditcommissie, de

commissie Onderwijs en Onderzoek en de Remuneratiecommissie. De Raad van Toezicht ziet toe op de besturing van de Hanzehogeschool. Het College van Bestuur, dat in het organogram één plaats onder de Raad van Toezicht staat, moet dan ook verantwoording afleggen aan deze raad.

Het College van Bestuur van de Hanzehogeschool vertegenwoordigt de organisatie. Het College bestaat uit 3 leden. Voorzitter van het College is Henk Pijlman. Onder dit college staan de verschillende stafbureaus en het facilitair bedrijf van de Hanzehogeschool.

Daaronder komen de Centres of Expertise, kenniscentra en schools. In totaal kent de

Hanzehogeschool 18 schools. Voorbeelden van deze schools zijn de Pedagogische Academie, de Academie voor Gezondheidsstudies en het Instituut voor Rechtenstudies. Binnen deze schools worden verschillende opleidingen aangeboden. Zo biedt het Instituut voor

rechtenstudies bijvoorbeeld de opleidingen HBO-Rechten en Sociaal Juridische

Dienstverlening (SJD) aan. In het vervolg van dit hoofdstuk zal ik meer informatie geven over het Instituut voor Rechtenstudies, omdat dit het instituut is waar ik zelf stage gelopen heb.

Instituut voor Rechtenstudies

Zoals gezegd biedt het Instituut voor rechtenstudies 2 opleidingen aan: HBO-Rechten en SJD. De studie HBO-Rechten richt zich op zakelijke dienstverlening, SJD op sociaal-juridische dienstverlening. Binnen deze opleidingen hebben studenten de vrijheid om zich te

specialiseren in wat zij zelf interessant vinden. Studenten krijgen namelijk een half jaar vrije ruimte, die zij naar eigen keuze in kunnen vullen. Naast deze vrije ruimte moet natuurlijk ook het reguliere, verplichte studieprogramma gevolgd worden. In de studieprogramma’s van beide opleidingen zitten niet alleen juridische vakken, maar wordt ook veel onderwijs in

5 https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen

6https://www.hanze.nl/nld/organisatie/hanzehogeschool/hanzehogeschool-groningen (onder het kopje ‘onze

missie’)

(5)

3

schrijf- en presentatievaardigheden aangeboden. Het zwaartepunt van deze paragraaf over het Instituut voor Rechtenstudies zal op dit onderdeel van het studieprogramma liggen, omdat ik mij tijdens mijn stage enkel met dit onderdeel van het studieprogramma bezig heb gehouden. Bij het Instituut voor Rechtenstudies zijn 6 docenten werkzaam die de vakken over schrijf- en presentatievaardigheden verzorgen. 5 van deze docenten zijn Neerlandici, 1 is communicatiewetenschapper. De vakken die deze docenten verzorgen zijn Professioneel Communiceren Schriftelijk (PCS), Professioneel Communiceren Mondeling (PCM) en

Juridisch Argumenteren (JUA). Van al deze vakken wordt een variant 1 en 2 gegeven, waarbij deel 2, dat verderop in de studie aangeboden wordt, meer verdiepend is dan deel 1.

Naast het geven van deze vakken zijn de docenten verantwoordelijk voor het geven van de workshops Startvaardigheden Nederlands. Deze workshops worden aangeboden aan studenten die de Taaltoets van de Hanzehogeschool niet gehaald hebben. De

Hanzehogeschool stelt het verplicht voor al haar studenten om een taaltoets te halen. Met deze toets wordt gemeten of studenten op het taalvaardigheidsniveau zitten dat van hen verwacht wordt. Wie deze toets niet haalt, wordt bij de workshops Taalvaardigheid Nederlands geholpen om op het juiste niveau te komen.

Naast het geven van de genoemde colleges en workshops, zijn de schrijfdocenten van het Instituut voor Rechtenstudies ook studieloopbaanbegeleider (SLB’er). Dit houdt in dat zij een soort mentor van een klas zijn. Studenten kunnen bij hen terecht om te praten over de problemen waar ze tijdens hun studie tegenaan lopen. Ook zijn de docenten

afstudeerbegeleiders. Ze helpen studenten bij hun afstudeeronderzoek, door ze te ondersteunen bij het opzetten van het onderzoek en feedback te geven op hun onderzoeksverslag.

2. Oorspronkelijke planning

De oorspronkelijke planning van mijn stagewerkzaamheden is te vinden in mijn stageplan. Dit plan heb ik hieronder in zijn geheel opgenomen. Een evaluatie van dit stageplan zal volgen in hoofdstuk 4 van dit verslag.

Stageplan Masterstage

(in te vullen door de student, ter goedkeuring van de docent)

Datum: 14-02-2017

Persoonlijke gegevens stagiair Naam: Floor van Dokkumburg

Studentnummer: S2313634 Adres: Friesestraatweg 23a

Postcode & Woonplaats: 9718NA Groningen

Tel. nr.: 06-25134817 E-mail: f.van.dokkumburg@student.rug.nl

Stagedocent

(6)

4

Stagegever

Naam: Hanzehogeschool Groningen, Instituut voor Rechtenstudies

Adres: Zernikeplein 7

Postcode & Woonplaats: 9747AS Groningen

Tel.nr.: (050) 595 55 55 Branche: Onderwijs

Begeleider namens de stagegever

Naam: Jolanda Timmer

Functie: Schrijfdocent Instituut voor Rechtenstudies

Tel.nr.: E-mail: j.timmer@pl.hanze.nl

Korte omschrijving van de organisatie en/of sector waartoe de stagegever behoort

Het Instituut voor Rechtenstudies van de Hanzehogeschool biedt de opleidingen HBO-Rechten en Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) aan. Binnen beide opleidingen is er aandacht voor het Nederlands. Enkele docenten professionele schriftelijke communicatie geven vakken over schriftelijke vaardigheden.

Stage-opdracht/ globale omschrijving van de inhoud van de stage

In de eerste week van mijn stage zal ik mij vooral inlezen in de verschillende vakken die aangeboden worden in het schrijfonderwijs van het Instituut voor Rechtenstudies. Ik zal de studiehandleidingen van de vakken Juridisch Argumenteren (JUA) 1 en 2 en Professioneel Communiceren Schriftelijk (PCS) 2 grondig doornemen. Daarnaast zal ik de aanbevolen literatuur voor deze vakken lezen en zal ik de Powerpointpresentaties die vorig jaar voor deze vakken gebruikt zijn doornemen.

Voor de tweede en derde week van mijn stage zal ik een kijkrooster maken. Ik zal bij zo veel mogelijk colleges van verschillende docenten aanschuiven. Hierbij gaat het niet alleen om de schrijfvakken die het Instituut voor Rechtenstudies aanbiedt. Ik mag ook aanschuiven bij colleges van onder andere Bestuursrecht en Arbeidsrecht.

Na de eerste drie weken zal ik steeds meer zelf college gaan geven. Het zal gaan om ongeveer 3 werkcolleges per week. De vakken die ik zal geven zijn JUA1 en JUA2. Bij beide vakken ligt de focus niet alleen op schriftelijke, maar ook op mondelinge communicatie. Er wordt zowel geschreven als gepresenteerd.

Het vak JUA1 wordt gegeven in het eerste jaar van de opleiding HBO Rechten en sluit aan op het vak Arbeidsrecht. Bij JUA1 wordt in 4 werkcolleges theorie over argumentatie uitgelegd. In het vijfde college moeten studenten een pleidooi houden, waarvoor ze becijferd worden. De eindopdracht van dit college bestaat uit het schrijven van een conclusie van antwoord bij een arbeidsrechtelijke casus.

(7)

5 krijgen ze een cijfer voor een pleidooi dat zij moeten houden op een zitting die in één van de laatste colleges georganiseerd wordt.

Van beide besproken vakken zal ik, zoals gezegd, (delen van) colleges geven. Naast het geven van colleges, zal ik ook betrokken zijn bij de voorbereiding ervan. Ik mag opdrachten bedenken waar studenten tijdens colleges mee aan de slag moeten. Een voorbeeld hiervan is het maken van een ‘puzzelcasus’ voor het vak JUA2. Ik mag 12 argumentatiestructuren bij bestuursrechtelijke casussen bedenken. Ieder standpunt of argument schrijf ik op kaartjes, die ik uitknip en lamineer. Studenten moeten zelf de kaartjes in de juiste volgorde leggen. Naast het bedenken van opdrachten mag ik ook slides maken voor de Powerpointpresentatie die docenten bij hun college gebruiken en mag ik Powerpointpresentaties omzetten in

Prowise. Prowise is een programma waarmee presentaties gemaakt kunnen worden die interactiever zijn dan Powerpoint.

Naast het geven en voorbereiden van colleges krijg ik nog een aantal andere taken. Vanaf week 1 zal ik betrokken zijn bij het nakijken van schrijfopdrachten van studenten. Het gaat hierbij niet alleen om schrijfopdrachten die binnen de vakken JUA1 en 2 gegeven worden, maar ook om schrijfopdrachten van andere vakken, zoals PCS2. Ik mag feedback geven op de opdrachten en mag er ook cijfers bij geven. Mijn nagekeken werk wordt

vervolgens door één van de docenten opnieuw nagekeken en deze docent zal dit daarna met mij bespreken. Hoe veel werk ik na zal kijken, hangt af van de hoeveelheid nakijkwerk die docenten hebben en is vooraf niet vast te stellen. Ik ga uit van een gemiddelde van 5 schrijfopdrachten per week.

Andere nevenactiviteiten die minder uitgebreid zijn, zijn de volgende. Ik zal aanwezig zijn bij 3 vergaderingen. Allereerst zal ik een vergadering bijwonen over de invulling van het vak JUA2. Daarna zal ik een vergadering bijwonen van de Expertgroep PCS en als laatste zal ik aanwezig zijn bij het teamoverleg van HBO Rechten. Wat ik ook mag doen, is meekijken met stage- en scriptiebegeleiding. Ik mag bij twee gesprekken over stages en twee gesprekken over scripties aanwezig zijn. Ook zal ik ongeveer 4 keer aanschuiven bij de

SLB-bijeenkomsten (studieloopbaan begeleiding) van de mentorklas van Jolanda Timmer. Als laatste zal ik nog naar de Taaldag gaan die de Hanzehogeschool organiseert op 13 april 2017.

Tijdpad van de specifieke taken die tijdens de stage zullen worden uitgevoerd (incl. eventuele niet-opdrachtgebonden taken)

De stage beslaat de gehele derde periode van studiejaar 2016-2017. Vanaf 6 februari 2017 zal ik 10 weken lang 4 dagen in de week stagelopen. De dagen dat ik aanwezig ben zullen

dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag zijn. Zoals gezegd zal ik in de eerste week nog geen lessen bij kunnen wonen, maar zal ik mij vooral inlezen. In de tweede en derde week zal ik ongeveer 10 colleges per week bijwonen. De overige 7 weken zal ik zelf colleges gaan geven. Het zal gaan om ongeveer 3 colleges per week.

Het vergaderen zal mij naar schatting 4 uur kosten. De vergaderingen vinden plaats op woensdag 8 februari 2017 (vergadering over JUA2), donderdag 27 maart 2017

(teamoverleg) en donderdag 3 april 2017 (expertgroep PCS). Ook de SLB-bijeenkomsten gaan naar schatting in totaal 4 uur duren. De Taaldag op 13 april zal de gehele dag in beslag

nemen. Wanneer deze bijeenkomsten zijn, is nog onduidelijk Het bijwonen van gesprekken over stages en scripties zal naar schatting 2,5 uur duren. Wanneer ik deze gesprekken mag bijwonen, wordt nog nader vastgesteld.

Leeruitkomsten (learning outcomes) met te verwerven competenties

(8)

6 leggen. Om zo veel mogelijk te leren, lijkt het mij leuk om bij een aantal verschillende

docenten aan te schuiven. Als je drie docenten hetzelfde college ziet geven, kan je letten op de verschillen en op de reacties van studenten op verschillende lesmethoden.

Ook wil ik graag leren hoe je als docent tot een goed beargumenteerd oordeel komt over het werk van jouw studenten. Hoe kom je tot een bepaald cijfer en hoe kan je dat het beste onderbouwen?

Daarnaast wil ik graag meer leren over het voorbereiden en geven van lessen. Hoe bereid je een les voor en wat doe je als je tijdens die les merkt dat de les niet aanslaat? Ook ben ik benieuwd naar nieuwe methoden van lesgeven, bijvoorbeeld naar het maken van presentaties in Prowise. Prowise is een soort interactieve versie van Powerpoint, waarbij je opdrachten naar het mobiele apparaat van jouw studenten kunt sturen, die hun ingevulde opdracht vervolgens weer naar het digitale schoolbord kunnen sturen. Ik heb nog nooit met Prowise gewerkt en zou graag leren hoe je hiermee een goede presentatie maakt. Ook wil ik graag ervaren hoe studenten reageren op Prowise.

Aard en frequentie van de begeleiding door de stagegever

Wekelijks zal ik met Jolanda Timmer bespreken hoe mijn stage verlopen is en nog zal gaan verlopen. Daarnaast zal er na vijf weken een tussentijdse bespreking plaatsvinden om de stage tot dan toe te evalueren. Aan het einde van de stageperiode zullen we een eindgesprek voeren.

Aard en frequentie van de begeleiding door de stagedocent

In de eerste twee weken van mijn stage zal ik een startgesprek voeren met mijn stagedocent. De docent hoeft niet langs te komen op de stageplaats, dus dit kan telefonisch. Daarnaast zal de docent langskomen op de stageplaats voor een tussentijdse evaluatie. Tijdens dit gesprek zullen we terugblikken op wat ik tot dan toe gedaan heb. Ik moet zelf het initiatief nemen voor dit gesprek. Aan het einde van de stage zullen we nog een eindgesprek voeren.

Handtekening begeleidend docent: Datum:

……….. ……….

TIP: Bespreek dit document, na goedkeuring door de docent, aan het begin van je stage met de stagebegeleider op je stageplek.

3. Het verloop van de stage

(9)

7

beschrijving geven van mijn werkzaamheden. Een evaluatie en reflectie, waarin ik mijn stage grondiger beschouw, volgt in hoofdstuk 4. Dit hoofdstuk zal dus slechts een opsomming van mijn werkzaamheden zijn.

Week 1: 6-12 februari

Tijdens de eerste week van mijn stage op de Hanzehogeschool moest ik mij vooral oriënteren. Ik werd aan veel verschillende mensen voorgesteld, waaronder de dean van het Instituut voor Rechtenstudies, alle docenten schriftelijke communicatie en verschillende juridische

docenten. Aangezien het Instituut voor Rechtenstudies erg groot is, kon ik mij niet aan iedereen persoonlijk voorstellen. Ik heb daarom een stukje geschreven, waarin ik mij

voorstelde. Jolanda heeft dit stukje doorgestuurd, zodat alle medewerkers van het instituut op de hoogte waren van mijn aanwezigheid.

In de eerste week moest er natuurlijk ook al gewerkt worden. De eerste twee dagen van mijn stage heb ik mij vooral ingelezen in de vakken waar ik bij mee zou gaan draaien. Ik heb de studiehandelingen van JUA 1 en 2 en PCS 2 doorgelezen en ook de

PowerPointpresentaties die vorig jaar voor deze vakken gebruikt werden doorgenomen. Daarnaast heb ik de boeken Argumenteren voor Juristen en Schrijven voor Juristen

doorgenomen. Dit is namelijk de voorgeschreven literatuur voor de genoemde vakken. Naast het lezen heb ik ook een rooster gemaakt voor de twee weken die hierop volgden. Ik heb ongeveer 10 lessen per week ingepland, waarbij ik mee zou gaan kijken. Het doel hiervan was om een indruk te krijgen van de verschillende lesstijlen van docenten en om een indruk te krijgen van de verschillende vakken die gegeven worden bij het Instituut voor Rechtenstudies. Ook heb ik in de eerste week al nagekeken. Ik kreeg 6 samenvattingen van vonnissen van Jolanda. Het ging om herkansingen, dus ik had de feedback van de eerste kans als handvat voor het nakijken. Op alle vonnissen heb ik een cijfer gegeven, dat Jolanda vervolgens vergeleek met de door haar gegeven cijfers. 4 van de 6 cijfers kwamen overeen, de overige 2 verschilden een halve punt.

Op mijn laatste werkdag van week 1 mocht ik mee naar een bespreking met Marjolein Cuppen, Aldert-Jan van Dijk en Annemarie de Veer. Zij geven alle 3 het vak JUA 2. We bespraken de studiehandleiding en wat praktische zaken over de invulling van de colleges. Ik kreeg bij deze bespreking 2 taken toegewezen. Allereerst mocht ik 4 slides maken over het gebruik van jurisprudentie in argumentatie. Daarnaast mocht ik ‘puzzelcasussen’ maken. Ik moest hiervoor 12 argumentatiestructuren bedenken. Deze argumentatiestructuren moesten te maken hebben met bestuursrecht. Alle standpunten, argumenten, subargumenten en feiten moest ik opschrijven en uitknippen, zodat studenten hier zelf een argumentatiestructuur mee in elkaar konden puzzelen.

Week 2: 13-19 februari

Tijdens mijn tweede stageweek heb ik voornamelijk colleges bijgewoond. Ik heb 4

werkcolleges van JUA 1 gezien, 3 werkcolleges van JUA 2 en 1 hoorcollege van PCS 2. De bijwonen van colleges hield voornamelijk in dat ik achterin de klas zat te observeren. Wanneer er opdrachten gegeven werden, liep ik rond om vragen van studenten te

beantwoorden. Bij de 3 colleges van JUA 2 werden de slides die ik zelf gemaakt had gebruikt en deze mocht ik bij alle 3 de colleges zelf toelichten. Bij deze colleges heb ik dus ongeveer 5 minuten per college voor de klas gestaan.

(10)

8

Week 3: 27 februari – 5 maart

Na een week voorjaarsvakantie, keerde ik op maandag 27 februari weer terug op de

Hanzehogeschool. In de vakantie had ik de puzzelcasussen voor JUA 2 afgemaakt en had ik een aantal opdrachten bedacht voor tijdens de colleges van JUA 1. In deze week na de

vakantie kon ik aan het werk met de puzzelcasussen van JUA 2. Tijdens 3 colleges JUA 2 heb ik met deze kaartjes gewerkt. We hebben tijdens deze colleges ongeveer een half uur tot een uur met de kaartjes gepuzzeld, waarbij ik zelf rondliep om hierbij te helpen.

Met mijn zelfbedachte opdrachten voor JUA 1 hebben we deze week nog niets gedaan. Wel mocht ik zelf veel doen tijdens de 4 colleges JUA 1 die ik deze week bijwoonde. Op dinsdag ging ik mee naar 2 colleges van Marjolein Bolster. Hier heb ik vooral achterin de klas gezeten en geobserveerd, om inhoudelijk zo veel mogelijk van het college op te steken: op vrijdag mocht ik het namelijk zelf doen. Op vrijdag mocht ik 2 keer een halve klas van Jolanda meenemen, om het tweede uur van het college aan hen te geven. Ik heb beide uren twee argumentatiestructuren uitgewerkt op het bord en aan de hand van deze structuren moesten studenten een pleidooi schrijven. De pleidooien hebben we gezamenlijk besproken.

Naast de werkcolleges van JUA 1 en JUA 2, waren er in deze tweede week ook werkcolleges van PCS 2. Ik heb gekeken bij 3 van deze werkcolleges. Studenten moesten een brief die ze zelf geanalyseerd hadden grondig onder de loep nemen en analyseren volgens het CCC-model van Jan Renkema. Hierover moesten zij per groepje een presentatie houden. Bij deze presentaties mocht ik feedback geven.

Week 4: 6-12 maart

In de vierde week van mijn stage heb ik één van de opdrachten die ik bedacht had voor JUA 1 uitgevoerd. Tijdens 2 werkcolleges had ik 1 uur om deze opdracht met studenten te doen. Ik had papieren geprint op A3 formaat. Op deze papieren stonden een aantal vakken, zoals te zien is in afbeelding 1.

Afbeelding 1: papier oefening JUA 1.

In het middelste, vierkante vak had ik een stelling geschreven, die afkomstig was van www.stemwijzer.nl. Ik maakte per klas gebruik van 4 verschillende stellingen. Studenten gingen in groepjes van 4 bij een papier zitten. Iedere student kreeg een eigen vak en moest in 10 minuten al zijn of haar argumenten voor of tegen het standpunt uit het midden opzoeken en opschrijven in het eigen vak. Dit deel van de opdracht was individueel. Studenten mochten hierbij wel gebruik maken van hulpmiddelen. Zij konden bijvoorbeeld zoeken op

www.stemwijzer.nl naar hoe partijen tegenover een bepaalde stelling stonden. Vervolgens mochten de studenten 10 minuten met hun groepje discussiëren en moesten zij een

(11)

9

standpunt verdedigde. Tijdens de opdracht liep ik rond om te helpen en na ieder vroeg ik de klas feedback te geven en gaf ik zelf ook wat feedback.

Naast deze colleges van JUA 1, ben ik deze week ook naar 2 colleges van PCS 2 geweest. Bij deze colleges heb ik vooral geobserveerd en rondgelopen om vragen te beantwoorden. Daarnaast was er deze week op donderdag een werkdag van JUA 2. ’s

Ochtends ging ik met Jolanda mee naar een lokaal, waar zij uitleg gaf aan haar klassen JUA 2. Ze vertelde dat studenten een bezwaar- en verweerschrift moesten schrijven en op basis daarvan een pleitnota moesten maken, die ze aan het einde van de dag in moesten leveren. Gedurende de dag konden studenten langskomen op onze kamers om vragen te stellen. Aan het einde van de dag moesten ze zich weer verzamelen bij een lokaal, om hun pleidooi te houden. Mijn rol tijdens deze werkdag was als volgt: ik moest vragen beantwoorden van studenten die langskwamen en ik moest 2 groepjes meenemen naar een lokaal, waar ik zelfstandig feedback moest geven op hun pleidooien.

Tussen de colleges door ben ik vooral bezig geweest met het voorbereiden van de lessen die ik de volgende week zou gaan geven. Ik heb een college van een uur gemaakt voor JUA 2, met als onderwerp ‘Hoe schrijf je een pleitnota?’. De invulling van dit college mocht ik zelf bedenken, wat ik gedaan heb aan de hand van het boek Pleitwijzer. Daarnaast heb ik een PowerPointpresentatie gemaakt voor de eerste workshop van Taalvaardigheid Nederlands en heb ik een opdracht bedacht voor de colleges JUA 1 van volgende week.

Week 5: 13-19 maart

Mijn vijfde stageweek was een drukke week. Ik heb deze week veel zelfstandig voor de klas gestaan. In totaal heb ik 2 keer een uur college gegeven bij JUA 2, waarin ik uitleg gaf over het schrijven van een pleitnota. Jolanda was hierbij wel aanwezig, maar zat achterin de klas te observeren en gaf pas achteraf feedback. Daarnaast heb ik 3 keer 2 uur JUA 1 gegeven. Deze colleges gingen over het schrijven van een conclusie van antwoord en de opdracht en

PowerPointpresentatie had ik vooraf samen met Marjolein Bolster gemaakt. Jolanda was de eerste keer wel aanwezig, maar de overige 2 colleges gaf ik helemaal alleen. Ook heb ik 1 keer de eerste workshop Taalvaardigheid Nederlands gegeven. Hierin heb ik uitleg gegeven over werkwoordspelling en over woordgroepen, samenstellingen en afleidingen.

Naast het geven van colleges, heb ik ook veel colleges gekeken. Zo heb ik gekeken bij Marjolein Bolster, die 2 colleges JUA 1 gaf. Tijdens deze colleges heb ik vooral geluisterd, maar als er opdrachten waren die studenten moesten doen, dan mocht ik eerst de opdracht uitleggen, en daarna rondlopen voor vragen. Ook ben ik met Annemarie mee geweest naar 2 colleges van PCS 2 en 1 college van JUA 2. Bij deze colleges heb ik gekeken en rondgelopen voor vragen.

Als laatste heb ik deze week een casus bedacht voor het vak PCS 2 dat in blok 4 (als ik zelf al klaar ben met mijn stage) gegeven wordt bij HBO-Rechten. Studenten moeten voor dit vak een bezwaarschrift schrijven bij een casus. Jolanda wilde graag een extra casus hebben, zodat ze per jaar af kon wisselen. De vereisten voor deze casus waren dat er mogelijkheden gegeven moesten worden om in te gaan op algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat er een verwijzing naar een website van een gemeente in moest zitten, waarop studenten kunnen zien aan welke vereisten moet worden voldaan, wil iemand in aanmerking komen voor het krijgen van een bepaalde vergunning. Ik heb een casus bedacht en uitgeschreven en deze heb ik naar Jolanda gestuurd.

Week 6: 20-26 maart

(12)

10

rechtsbeginselen ingezet en ik heb een antwoordmodel gemaakt bij de casus. Het eindproduct heeft Jolanda goedgekeurd en direct in de studiehandleiding van het van PCS 2 opgenomen. De door mij gemaakte casus, inclusief het antwoordmodel, kunt u vinden in bijlage 2 van het verslag.

Van JUA 1 waren er deze week pleidooien. Ik heb van 3 klassen de pleidooien bekeken en mocht bij alle 3 de klassen feedback geven aan het einde van elke zitting. Deze 3 klassen hadden 2 verschillende docenten: Jolanda en Marjolein Bolster. Marjolein Bolster gaf geen onvoldoendes, Jolanda gaf 5 onvoldoendes, die in de hierop volgende weken allemaal herkanst moeten worden. Bij het geven van cijfers vroegen beide docenten aan mij wat mijn oordeel was.

Naast het kijken en beoordelen van pleidooien, heb ik ook weer zelfstandig

lesgegeven. Ik heb een workshop Taalvaardigheid Nederlands gegeven over hoofdletters en leestekens. Voor deze workshop heb ik zelf een PowerPointpresentatie gemaakt. Een kopie van deze presentatie kunt u vinden in bijlage 3.

Als laatste mocht ik deze week aanwezig zijn bij coachgesprekken. Jolanda had gesprekken met 5 verschillende coachgroepjes, die allemaal moesten vertellen hoe hun samenwerking verliep. Problemen die zich voordeden werden besproken en er werd gezocht naar oplossingen. Tijdens deze besprekingen werd mij ook een aantal malen naar mijn mening gevraagd, waardoor ik niet alleen observeerde, maar een actievere rol in deze gesprekken kreeg. Bij 1 van de gesprekken wilden studenten Jolanda graag spreken over hun onvoldoende voor hun pleidooi van JUA 1. De belangrijkste reden waarom het groepje een onvoldoende gekregen had, was omdat ze de rol van de rechter niet goed ingevuld hadden. De rechter, gespeeld door een student, had bij de pleidooien van JUA 1 de belangrijkste rol, vooral omdat deze middels het stellen van vragen een gebrekkige argumentatie weer compleet kan maken. Tijdens de colleges is dit meermaals aan studenten duidelijk gemaakt. Ook ik heb dit aan de studenten verteld in het college dat ik zelfstandig gaf. De studenten zeiden in hun

coachgesprek echter tegen Jolanda dat ik aan hen verteld had dat de rol van de rechter helemaal niet belangrijk was en dat ze dus, zo bezien, door mij een onvoldoende gehaald hadden. Jolanda stelde dat de studenten het toch hadden moeten weten en het alsnog moesten herkansen. Een reflectie op mijn eigen handelen op dit moment zal volgen in hoofdstuk 4.

Week 7: 27 maart – 2 april

In mijn zevende stageweek was het de beurt aan studenten JUA 2 om pleidooien te houden. Het grootste deel van deze week, namelijk bijna 3 hele dagen, heb ik pleidooien gekeken en beoordeeld. De rest van de week heb ik de pleitnota’s die studenten geschreven hadden

beoordeeld. Ik heb van 1 klas alle pleitnota’s, 28 stuks, voorzien van feedback. Deze feedback heb ik naast de tekst geschreven en ik heb de pleitnota’s niet voorzien van een cijfer.

Over de pleidooien van JUA 1 en JUA 2 zal ik nog een kleine uitleg toevoegen. Het grote verschil tussen JUA 1 en JUA 2 is dat ieder groepje bij JUA 2 over dezelfde casus pleit, hoewel er bij JUA 1 pleidooien gehouden werden over verschillende casussen. Voor JUA 2 betekent dit dat je, wanneer je 3 klassen hebt met 6 groepen, 18 keer hetzelfde pleidooi luistert. Een ander groot verschil tussen JUA 1 en JUA 2 is dat er bij JUA 1 alleen

schrijfdocenten aanwezig zijn, die beoordelen op de manier van pleiten en op de opbouw van de argumentatie, hoewel erbij JUA 2 ook een juridische docent bij het pleidooi aanwezig is, die beoordeelt op de inhoud.

(13)

11

argumentatiestructuur nog eens schriftelijk nalopen. Een voorbeeld van een door mij meegeschreven pleidooi, vindt u in bijlage 4.

Als laatste heb ik deze week voor de laatste keer zelfstandig lesgegeven. Ik gaf de derde workshop van Taalvaardigheid Nederlands. Deze workshop ging over

meervoudsvormen, bezitsvormen en stijl. Ik mocht 2 keer dezelfde workshop geven, omdat ik 1 workshop van Marjolein Cuppen overnam. Na afloop van de theorie, hebben de studenten een oefentoets gemaakt, die we klassikaal besproken.

Week 8: 3 april – 9 april

Ook in week 8 heb ik weer veel pleidooien mogen beoordelen. Er waren een aantal

herkansingen van JUA 1 waar ik bij mocht kijken en ook waren er studenten van JUA 2 die nog moesten pleiten. Naast het kijken van pleidooien ben ik een aantal malen met Annemarie mee geweest naar de colleges van PCS 2. Hierbij heb ik voornamelijk rondgelopen en vragen beantwoord. Daarnaast heb ik me deze week voorbereid op de Prowise-training die ik op maandag 10 april zou gaan volgen. Ik kreeg van Jolanda een PowerPointpresentatie van PCS 2, die ik om moest zetten in Prowise. Hiermee heb ik enige tijd geoefend en ik heb nagedacht over interactieve oefeningen die ik aan de presentatie toe kan voegen.

Week 9: 10-16 april

Op de eerste dag van mijn op één na laatste stageweek had ik een training over Prowise. Op deze dag heb ik vooral geoefend met Prowise. Daarnaast kreeg ik een stapel met conclusies van antwoord mee, die ik na moest kijken. Eerst heb ik met Jolanda een antwoordmodel gemaakt en vervolgens heb ik de conclusies van antwoord nagekeken en becijferd. Deze week heb ik 1 hele klas nagekeken.

Daarnaast heb ik deze week de Taaldag van de Hanzehogeschool bijgewoond. Aldert-Jan had deze dag georganiseerd en presenteerde de dag ook. Na een openingspraatje heb ik 2 lezingen bijgewoond. Na deze lezingen was er een lunch, gevolgd door een tweetal

workshops. De workshops die ik heb gevolgd gingen over taalontwikkelend feedback geven en over het taalbeleid bij de academie voor Sociale Studies.

Week 10: 17-23 april

In mijn laatste week heb ik de conclusies van antwoord van één hele klas nagekeken. Van de 2 klassen die ik nagekeken heb (in totaal ongeveer 50 conclusies van antwoord) heb ik 10 gevallen van plagiaat geconstateerd. Ook heb ik 3 conclusies van antwoord afgekeurd. 1 omdat dit een dagvaarding was en geen conclusie van antwoord en 2 omdat deze te veel spelfouten bevatten. Van de 37 overgebleven pleitnota’s heb ik 5 voldoendes en 32

onvoldoendes gegeven. Een voorbeeld van een door mij nagekeken conclusie van antwoord kunt u vinden in bijlage 5. Het cijfer dat ik op deze conclusie van antwoord gaf is een 4,5.

Daarnaast ben ik in deze week aanwezig geweest bij een gesprek over de voortgang van het afstuderen. Samen met Jolanda heb ik 3 studenten gesproken over hun

afstudeerscriptie. Ook heb ik deze week mijn presentatie in Prowise afgemaakt en opgestuurd naar Jolanda. Zij gaat deze in het komende blok gebruiken, samen met Anke, de nieuwe stagiaire die vanuit Neerlandistiek stage gaat lopen bij het Instituut voor Rechtenstudies. Anke kwam op de donderdag met mij meelopen. Ik heb haar ingewerkt, door haar voor te stellen aan verschillende mensen, te laten zien hoe de online leeromgeving van de Hanzehogeschool werkt en haar op weg te helpen met Prowise. Daarna was er een taallunch, waar Aldert-Jan vertelde over hoe het CCC-model van Jan Renkema gebruikt kan worden bij

(14)

12

4. Evaluatie van en reflectie op mijn stage

In dit hoofdstuk zal ik allereerst ingaan op het realiseren van mijn persoonlijke

leeruitkomsten, zoals geformuleerd in mijn stageplan. Per doel dat ik mijzelf in mijn stageplan gesteld heb, zal ik nagaan in hoeverre ik dit doel bereikt heb. Hierbij zal ik ook reflecteren op mijn eigen handelen en competenties: hoe heb ik in bepaalde situaties gehandeld? Hoe had dat anders gekund? Welke competenties heb ik verworven tijdens mijn stage? En welke

vaardigheden moet ik nog verder ontwikkelen om een goede docent te worden?

Tevens zal ik reflecteren op de toepasbaarheid van de in mijn opleiding verworven kennis, vaardigheden en attitudes tijdens de stage. Wat heb ik geleerd tijdens mijn opleiding, waar ik tijdens deze stage veel aan gehad heb? En wat had ik achteraf graag nog voorafgaand aan de stage willen leren, zodat ik beter voorbereid zou zijn op de stage? Als laatste zal ik nog ingaan op het nut van deze stage voor het maken van adequate loopbaankeuzes in de

toekomst.

Realiseren van persoonlijke leeruitkomsten

In mijn stageplan heb ik 1 algemeen doel geformuleerd dat ik wilde bereiken met deze stage, namelijk: “Ervaren hoe het is om te werken in het HBO.” Hierbij heb ik meerdere ‘subdoelen’ gesteld, die bijdragen aan dit algemene doel. Deze subdoelen luiden als volgt: “Kennismaken met de verschillende methodes en technieken die docenten gebruiken”, “Leren hoe je tot een beargumenteerd oordeel komt over het werk van studenten” en “Meer leren over het

voorbereiden en geven van lessen”. Met dit laatste doel bedoelde ik dat ik graag meer wilde leren over hoe je een les voorbereidt, dat ik graag wilde leren wat je moet doen als je merkt dat een les niet aanslaat en dat ik kennis wilde maken met nieuwe methodes van lesgeven, zoals het gebruik van Prowise. Per doel zal ik in het vervolg van deze paragraaf nagaan in hoeverre ik dit doel bereikt heb en zal ik reflecteren op mijn eigen handelen en competenties. Hierbij zal ik eerst de subdoelen bespreken, alvorens na te gaan of ik mijn algemene doel bereikt heb.

Kennismaken met de verschillende methodes en technieken die docenten gebruiken

Van alle 5 schrijfdocenten die tijdens mijn stageperiode colleges gaven aan de

Hanzehogeschool heb ik colleges bij mogen wonen. Ik heb dus zo veel mogelijk verschillende docenten en daarmee zo veel mogelijk verschillende methodes en technieken mogen zien. Iedere docent heeft namelijk zijn eigen manier van lesgeven. Iedereen gebruikt weer andere methodes en technieken.

(15)

13

Andere studenten mochten hierop reageren. Uiteindelijk maakte ze vanuit hun argumentaties weer een bruggetje naar het onderdeel waar ze mee bezig was. Dit kostte aardig wat tijd, waardoor een onderdeel van haar programma geschrapt moest worden. Bij de lessen van docent A was dit waarschijnlijk niet voorgekomen, ten eerste omdat studenten daar niet door de les heen mogen praten (de opmerking van deze student zou in haar les waarschijnlijk niet gemaakt zijn) en ten tweede omdat zij zich strenger aan haar programma houdt en dus niet zomaar een onderdeel vervangt.

Voor beide manieren van lesgeven valt mijns inziens iets te zeggen. Aan de ene kant is het raadzaam om je aan je programma te houden en consequent regels te hanteren. Studenten van docent A weten waar ze aan toe zijn en geen van de belangrijke lesonderdelen wordt overgeslagen. Inhoudelijk krijgen de studenten dus zo veel mogelijk mee. Toch is er ook iets te zeggen voor het maken van uitstapjes in je colleges. Ik merkte namelijk dat studenten tijdens dergelijke afwijkingen van het programma actief meededen. De actualiteit waarover gediscussieerd werd sprak ze aan en de stof ging daardoor meer leven bij studenten. Wanneer je de juiste uitstapjes maakt, zoals docent B naar mijn mening deed, kan je dus bereiken dat studenten meer plezier krijgen in jouw vak.

Tijdens de lessen die ik zelf gegeven heb, heb ik geprobeerd om een manier van lesgeven te hanteren, lijkend op die van docent A. De reden waarom ik hiervoor gekozen heb, is dat ik het belangrijk vond om orde in de klas te houden. Ik wilde dat het voor studenten duidelijk was wat mijn grenzen waren, zodat ze hier niet overheen zouden gaan en ik

ongestoord mijn verhaal kon vertellen. De meeste studenten waren van mijn eigen leeftijd en ik was bang dat zij, wanneer ik een meer losse manier van lesgeven zou hanteren, mij

daardoor niet meer als de docent zouden zien. Wanneer ik de teugels iets zou laten veren, zouden ze er misschien met mij vandoor gaan. Om dit te voorkomen heb ik dus duidelijke regels gehanteerd. Een andere reden waarom ik nog geen “lossere” manier van lesgeven durfde te hanteren, was dat ik bang was dat ik de stof niet genoeg beheerste. Ik denk dat je, om bruggetjes te maken van de lesstof naar de actualiteit, de lesstof heel goed moet beheersen en hier op metaniveau over na moet kunnen denken. Omdat ik net kwam kijken in de wereld van de juridische schrijfvaardigheid, denk ik dat ik op dat moment de stof nog niet voldoende beheerste om goede bruggetjes te kunnen maken. Het was dan moeilijk geweest om vanuit een discussie terug te keren naar het onderwerp van het college.

Ik denk dat mijn manier van lesgeven op dit moment de juiste was. Bij het eerste volledige college dat ik gaf, kende ik al een aantal namen. Studenten die begonnen te praten of hun telefoon pakten sprak ik meteen aan en ik zag dat ze daarvan schrokken en het niet weer deden. Toch weet ik niet of dit de manier is waarop ik altijd les zal blijven geven als ik later docent ben. Wanneer studenten mij al een langere periode kennen, ik een stuk ouder ben en mijn regels duidelijk zijn, hoef ik niet meer bang te zijn dat ze over mij heen lopen. Ik denk dat ik dan vaker uitstapjes zal maken naar de actualiteit, omdat ik het belangrijk vind dat studenten plezier in mijn vak hebben. Ik wil daarmee bereiken dat de stof voor hen meer gaat leven en dat ze inzien dat ze niet alleen bij mijn colleges zitten om het vak te halen, maar dat ze er in het dagelijks leven ook iets aan kunnen hebben. Of dit ook daadwerkelijk is hoe mijn manier van lesgeven er uit gaat zien, moet blijken uit ervaring. Ik denk dat ik eerst moet ervaren hoe een bepaalde manier van lesgeven mij vergaat, voordat ik ervoor kan kiezen om al mijn lessen op die manier vorm te geven. Ik heb dus wel kennis gemaakt met verschillende methodes en technieken van lesgeven, maar mijn eigen methode moet ik in de loop der jaren nog ontwikkelen.

(16)

14

Het beoordelen van het werk van studenten heb ik op 2 manieren gedaan: mondeling en schriftelijk. Allereerst zal ik ingaan op het geven van mondelinge feedback. Dit heb ik voornamelijk geoefend bij de colleges van JUA 1 en 2. In vrijwel ieder college werd er wel even geoefend met pleiten en hier mocht ik dan mijn oordeel over geven. Toen ik dit voor het eerst deed, vond ik het erg lastig. Er zijn veel dingen die je opvallen, maar wat is nou echt belangrijk om de student mee te geven en wat niet? Ook merkte ik tijdens het feedback geven dat ik, terwijl ik feedback aan het geven was, steeds nieuwe dingen bedacht waarvan ik dacht “Dat moet ik zo ook nog noemen!”, waardoor ik afgeleid raakte van mijn verhaal en de

feedback ongestructureerd over kwam. Eén van de docenten had dit door en gaf mij als tip om tijdens de pleidooien alles wat mij opviel op te schrijven. Voordat ik begon met mijn verhaal kon ik dan nog snel scannen wat ik opgeschreven had en kon ik aan de hand daarvan een gestructureerd verhaal houden. Dit heb ik geprobeerd en het werkte voor mij, waardoor ik ben blijven schrijven tijdens het luisteren.

Het schrijven tijdens het luisteren kreeg een nog meer gestructureerde vorm, toen ik pleidooien moest beoordelen. Ik schreef, op aanraden van mijn begeleider, precies op wie wat zei. Zo kon ik na afloop van het pleidooi aan de hand van mijn aantekeningen nagaan of de argumentatie volledig genoeg was. Daarnaast schreef ik nog op wat mij opviel aan de manier van pleiten. Ik vond het erg moeilijk om voor mijzelf na te gaan of ik, nu ik alles wat ik hoorde opschreef, ook betere feedback gaf dan voorheen. Wat ik wel merkte, was dat ik studenten vaak dezelfde fouten zag maken. Ik mocht dezelfde tips dus vaker herhalen en ik merkte wel dat het geven van feedback die ik al vaker gegeven had mij makkelijker af ging. Verschillende docenten gaven aan dat mijn manier van feedback geven gedurende de stage verbeterde, waaruit ik op kan maken dat ik mijzelf hierin dus wel degelijk verbeterd heb.

Er is echter 1 aspect van het geven van mondelinge feedback waarop ik mij nog sterk moet verbeteren. Wanneer je mondeling feedback geeft, krijg je van studenten ook direct reactie op deze feedback. Ik heb gemerkt dat deze reacties erg verschillend zijn. Sommige studenten schrijven jouw feedback op, anderen knikken alleen en weer anderen gaan zich ertegen verzetten. Met deze laatste groep had ik veel moeite. Bij de werkdag van JUA 2 kreeg ik een groep studenten mee die een pleidooi hielden, waarvan ik achteraf zei: “Als jullie dit bij jullie eindpleidooi doen, dan wordt dat geen voldoende.” Voordat ik kon toelichten waarom ik dat vond, begon 1 van de studentes haar stem al te verheffen. Ze riep direct dat ze dat stom vond, omdat ze zo hard hun best gedaan hadden en ze het zelf wel goed vonden. Mijn reactie hierop was dat ik de studenten gerust ging stellen over dat het uiteindelijk ook wel goed kwam, als ze mijn feedback mee zouden nemen. Als ik nu terugdenk aan dat moment, denk ik echter dat ik dit alleen zei uit angst voor het feit dat de studenten misschien nog bozer op mij zouden worden. Het pleidooi dat zij hielden was niet alleen inhoudelijk slecht, maar de studenten brachten het ook nog eens niet serieus. Achteraf had ik voet bij stuk moeten houden en de studenten erop moeten wijzen dat ze deze kans om te oefenen uiterst serieus hadden moeten nemen. Een andere optie was geweest om het pleidooi vroegtijdig te stoppen en de studenten te vragen opnieuw te beginnen, maar dan op een serieuze manier. Op het moment zelf stond ik echter niet stevig genoeg in mijn schoenen om dit te doen.

Hetzelfde overkwam mij toen studenten mij de schuld gaven van hun onvoldoende op het vak JUA1. Zoals ik in hoofdstuk 3 al verteld heb, betichtten zij mij ervan dat ik gezegd had dat de rol van de rechter niet belangrijk was. Ik weet zelf dat dit niet waar is en

(17)

15

verdedigde. Omgaan met negatieve reacties van studenten is dus iets waar ik in de toekomst aan moet werken. Ik denk dat dit iets is wat grotendeels te maken heeft met zelfvertrouwen. Ik denk dat ik meer vertrouwen in mijn eigen kunnen krijg wat betreft het lesgeven, wanneer ik hier meer ervaring mee heb. Mijn stagebegeleider heeft mij meerdere malen verteld dat je in de eerste 5 jaren als docent pas echt les leert geven. Wanneer ik vaker dergelijke situaties meemaak, zal ik waarschijnlijk leren om hiermee om te gaan.

Het geven van schriftelijke feedback vond ik een stuk makkelijker dan het geven van mondelinge feedback. Niet alleen omdat het papier niet reageert op jouw feedback, maar ook omdat je langer de tijd krijgt om na te denken over wat je precies wil zeggen. Bij het geven van schriftelijke feedback moest ik allereerst een belangrijke keuze maken: ga ik mijn commentaar naast de geschreven tekst schrijven, of ga ik het invullen in een

beoordelingsformulier? Ik heb beide manieren geprobeerd. Samenvattingen van vonnissen keek ik na middels het invullen van een beoordelingsformulier, pleitnota’s en conclusies van antwoord keek ik na door naast de tekst te schrijven wat ik ervan vond. Deze laatste manier heeft mijn voorkeur. Als ik iets zie wat mij opvalt in een tekst, wil ik dat graag direct

opschrijven, zonder dat ik eerst op een beoordelingsformulier moet zoeken bij welk punt dat precies past. Daarnaast kan ik, wanneer ik feedback geef naast de geschreven tekst, in 1 oogopslag zien bij welk onderdeel van de tekst ik de meeste opmerkingen geplaatst heb. Zo kan ik direct zien waar precies het probleem van de student zit. Mijn begeleider zei mij dat ik me bij het kiezen van een methode van nakijken moest bedenken wat ik zelf, als student, het prettigst zou vinden. Zou ik een formulier terug willen krijgen, of zou ik de feedback naast de tekst willen hebben? Ook als student kies ik voor dat laatste, waardoor ik denk dat ik

voldoende redenen gevonden heb om deze manier van feedback geven te blijven hanteren. Bij beide manieren van feedback geven vond ik het moeilijk om cijfers te geven. Ik merkte dat het geven van cijfers heel erg persoonlijk is. Waar docent A bij de pleidooien van JUA 2 een 8 gaf, gaf docent B op een vergelijkbaar pleidooi een 5. De reden hiervoor was dat docent A andere eisen stelde dan docent B deed. Docent A zag het pleidooi meer als een leermoment en richtte zich meer op de manier van presenteren dan op de inhoud. Docent B hechtte echter meer waarde aan de inhoud van een pleidooi: zit er een analogieredenering in? Is de argumentatie volledig uitgewerkt? Waar jij als docent het zwaartepunt op legt bij de beoordeling kan dus het verschil maken tussen een dikke voldoende en een onvoldoende.

Daarnaast merkte ik dat ik het moeilijk vond om me zo min mogelijk te laten leiden door wat ik van studenten gezien had tijdens colleges. Als ik iets al meerdere malen verteld had, maar studenten dit toch fout deden, was ik eerder geneigd om dit over het hoofd te zien, als ik wist dat een student altijd actief meegedaan had. Ging het echter om een student waarvan ik wist dat hij of zij geen actieve houding aannam in mijn colleges en gewoon niet geluisterd had, dan raakte ik gefrustreerd en vond ik het moeilijk om dit niet zwaarder mee te laten wegen bij de beoordeling dan bij de andere student die het ook fout deed, maar wel opgelet had. Ik denk dat je als docent wel zo objectief mogelijk moet blijven, en dus iedereen op dezelfde manier moet beoordelen op de inhoud van zijn tekst. Om zo rechtvaardig

mogelijk te oordelen, denk ik dat ik later als docent per tekst een beoordelingsformulier maak, waarbij ik opschrijf hoeveel punten ik toeken aan een bepaald onderdeel en ik bij elke tekst volgens dit formulier ga werken. Zo bereik ik, mijns inziens, niet alleen dat ik studenten gelijker beoordeel, maar ook dat het geven van een cijfer minder een gok wordt.

(18)

16

door duidelijke beoordelingsformulieren te maken, waarin staat hoeveel punten ik aan elk onderdeel toeken.

Meer leren over het voorbereiden en geven van lessen

Door zo veel mogelijk lessen te geven en voor te bereiden en daarbij veel te kijken hoe ervaren docenten les geven en feedback te vragen op mijn lesvoorbereiding heb ik hier meer over geleerd. Als eerste subdoel bij deze vraag stelde ik dat ik graag meer wilde leren over het voorbereiden van lessen. Bij het voorbereiden van de workshops Taalvaardigheid Nederlands merkte ik dat ik het moeilijk vond om de stof niet als één droge brok voor te dragen. Bij sommige onderdelen ging het voornamelijk om regels die je gewoon moest weten en

toepassen. Wat kan je daar nog meer mee doen dan alleen voordragen en vragen of studenten het snappen? Om dit probleem te ondervangen, heb ik zo veel mogelijk docenten gevraagd naar leuke manieren om onderwerpen te behandelen. Ook heb ik gezocht naar video’s waarin deze stof uitgelegd werd en heb ik gevraagd naar leuke websites met oefeningen. Hiermee ben ik een heel eind gekomen, maar wat ik merkte bij de feedback op de eindversies van de

workshops die ik gemaakt had, was dat ik nog niet door had wat er precies moeilijk is voor studenten en wat niet. Vaak kreeg ik als feedback dat ik nog expliciet in moest gaan op eventuele valkuilen. Bij werkwoordspelling moest ik bijvoorbeeld uitleg geven over

werkwoorden die in de tegenwoordige tijd dezelfde vorm hebben als een voltooid deelwoord. Wanneer schrijf je deze woorden met een D en wanneer met een T? Aangezien ik hier zelf nooit problemen mee ondervonden heb, was het niet in mij opgekomen om hierop in te gaan. Ik denk dat dit een probleem is dat meer beginnende docenten ondervinden. Een mogelijke oplossing is om geregeld om advies te vragen bij ervaren docenten, zoals ik tijdens mijn stage gedaan heb. Hier heb ik persoonlijk veel van geleerd.

Bij de voorbereiding van de juridische schrijfvakken heb ik me verbaasd over de hoeveelheid juridische kennis waarover schrijfdocenten moeten beschikken. Het vak JUA 1 sluiten aan op arbeidsrecht en de vakken PCS 2 en JUA 2 sluiten aan op bestuursrecht. Van deze onderwerpen moet je kennis hebben bij het bedenken van casussen, opdrachten en het uitwerken van argumentatiestructuren. Toen ik voor het vak PCS 2 bijvoorbeeld de opdracht kreeg om een casus te maken waarin de algemene beginselen van behoorlijk bestuur

voorkwamen, moest ik wel eerst weten wat deze beginselen precies inhouden. Voor mij was dat in dit geval geen probleem, omdat ik door mijn rechtenstudie wel een gedegen basiskennis van het bestuursrecht heb, maar stel dat ik dat niet had gehad, dan had het veel tijd gekost om mij hierin in te lezen. 1 van de schrijfdocenten op de Hanzehogeschool is begonnen met een juridische opleiding, wat mijns inziens een goede manier is om dergelijke problemen te ondervangen. Een andere optie is om de juridische docenten om hulp te vragen. Deze ervaring heeft mij wel doen inzien dat ik later liever geen les wil geven bij een opleiding waar ik geen tot weinig kennis van heb. Ik wil graag al zo veel mogelijk weten van de stof, zodat ik me niet eerst nog in de inhoud hoef te verdiepen, maar deze tijd kan gebruiken om me meer te richten op andere aspecten van de voorbereiding, zoals het maken van een goede presentatie in Prowise.

(19)

17

onduidelijkheid was. Studenten stopten met proberen en pakten hun telefoon om de tijd te doden, of gingen hardop met elkaar in gesprek over dat ze het niet snapten. Ik heb toen tegen studenten gezegd dat ze nog even moesten luisteren en opnieuw, op een andere manier, uitleg gegeven, waarbij ik al wat meer weggaf van het antwoord dan ik voorheen deed. Uiteindelijk hebben studenten op deze manier de opdracht uit kunnen voeren, maar dit liep natuurlijk niet gesmeerd. Terugkijkend op hoe ik met deze situatie omgegaan ben, denk ik dat ik dit goed gedaan heb. Ik bleef rustig, heb geanticipeerd op de reacties van de klas, heb individuele vragen beantwoord en toen ik merkte dat meerdere studenten tegen dezelfde problemen aanliepen, heb ik dit klassikaal nog eens uitgelegd. Ook mijn stagebegeleider, die tijdens dit college achterin de klas zat te observeren, vond dat ik goed met de situatie omgegaan ben.

Natuurlijk wil je voorkomen dat dit je een tweede keer gebeurt, dus hebben Jolanda en ik besproken hoe ik de opdracht voor het volgende college kon verbeteren. Ik heb toen een extra slide met een voorbeeld toegevoegd en heb de tekst van de hand-out die studenten kregen iets aangepast. In totaal heb ik dezelfde opdracht nog 4 keer gedaan. Hoe vaker ik het deed, hoe beter het ging. Het was fijn om vooruitgang te merken: hier kreeg ik ook meer zelfvertrouwen van. Er was één drukke klas, waarvan mijn stagebegeleider zei dat ze zelf zelfs een beetje zenuwachtig werd als ze er les aan moest geven. Ik mocht kiezen of ik hier alleen les aan wilde geven, of dat ze er toch nog even bij moest komen zitten. Dit was het laatste college JUA 1 dat ik die week gaf en het zou dus de vijfde keer worden dat ik hetzelfde college gaf. Ik had het door deze oefening zo in de vingers en had er zoveel zelfvertrouwen van gekregen, dat ik het aandurfde om deze klas een heel college lang alleen les te geven. Het is uiteindelijk prima verlopen: oefening baart kunst.

Wat ik uiteindelijk van het geven van verschillende lessen vooral geleerd heb, is dat je lessen eigenlijk nooit af zijn. Hoe goed je het ook voorbereid hebt, je vindt gaandeweg altijd verbeterpunten. Het is daarom belangrijk om na afloop van je lessen te reflecteren op hoe het gegaan is en op basis hiervan je college waar nodig aan te passen. Natuurlijk is het ook afhankelijk van jouw klas hoe een les aanslaat, maar op deze manier kan je lessen wel perfectioneren.

Het laatste punt dat ik in mijn staageplan noemde, was dat ik graag meer wilde leren over nieuwe methoden van lesgeven. Meer specifiek wilde ik leren hoe je met Prowise kunt werken en hoe studenten op Prowise reageren. Het eerste deel van dit doel is wel geslaagd, het tweede nog niet. Ik merkte bij het oefenen met Prowise dat dit niet een erg

gebruiksvriendelijk programma is. Aangezien het lesgeven al nieuw en spannend voor mij was, wilde ik het niet nog spannender voor mezelf maken, door ook nog eens een nieuw programma te gebruiken. Wat als de techniek me in de steek liet? Daarnaast duurde het heel lang om een presentatie met Prowise in elkaar te zetten, omdat ik het programma nog niet helemaal snapte. Aan het einde van mijn stage heb ik een Prowise-training gehad, waarin de belangrijkste zaken over het programma uitgelegd werden. Tijdens deze training heb ik een heel college PCS 2 afgemaakt. Deze presentatie gaat gebruikt worden tijdens de collegereeks en ik ben benieuwd hoe dit aan zal slaan. Graag hoor ik dit dan ook van de docenten die de presentatie gaan gebruiken.

Wat ik lastig vond aan Prowise, is om te bepalen in hoeverre het een meerwaarde heeft boven PowerPoint. Natuurlijk is het fijn als studenten hun geschreven tekst in Prowise kunnen delen en je dit op een scherm kunt laten zien, of wanneer je een quiz kunt doen of een

(20)

18

geprobeerd hebben moet spreken. Op deze manier kan je er hopelijk uiteindelijk een balans in vinden.

Als laatste is er nog 1 belangrijk leerpunt dat ik wil noemen met betrekking tot het lesgeven. Ik heb tijdens mijn stage gemerkt dat ik, na het geven van meerdere colleges, veel last kreeg van mijn keel. Mijn stagebegeleider merkte op dat ik mijn stem verkeerd gebruik en zij sprak hier meerdere malen haar zorgen over uit. Wanneer ik later veel voor de klas zal staan, verwacht ik dat ik dat op deze manier niet lang vol zal houden: ik houd dan immers geen stem meer over. Om deze reden heb ik ervoor gekozen om hier per direct iets aan te gaan doen. Ik heb contact opgenomen met een logopedist, die mij zal leren om mijn stem beter te gebruiken. Hopelijk zal ik in de toekomst dan geen stemproblemen krijgen bij het lesgeven.

Al met al heb ik door veel te oefenen geleerd over het geven en voorbereiden van lessen. De belangrijkste leerpunten zijn dat de voorbereiding van een les niet stopt nadat je en les al een keer gegeven hebt: je kunt het altijd nog aanscherpen. Daarnaast is het belangrijk om rustig te blijven en goed te reflecteren op je lessen, wanneer deze niet goed verlopen. Met betrekking tot Prowise heb ik wel geleerd hoe het programma werkt, maar niet hoe het

aanslaat. Hiermee moet ik nog wat meer ervaring opdoen. Als laatste moet ik werken aan mijn stemgebruik, zodat ik geen last krijg van mijn keel, wanneer ik veel voor de klas sta. Hiervoor heb ik een logopedist ingeschakeld.

Algemeen: ervaren hoe het is om les te geven in het HBO.

Tijdens mijn stage heb ik, zoals u hebt kunnen lezen, lessen voorbereid en lessen gegeven. Daarnaast heb ik mondeling en schriftelijk feedback gegeven en cijfers gegeven. In hoofdstuk 3 is al gebleken dat ik gekeken heb bij coachgesprekken en bij een gesprek over

afstudeerbegeleiding. Terugkijkend op mijn stage denk ik dat ik zo veel mogelijk kansen heb gepakt om alles te doen wat een echte docent in het HBO ook doet. Wat ik achteraf nog wel meer had willen doen, was het bijwonen van vergaderingen en SLB-gesprekken. Vergaderen lijkt mij belangrijk om een helder beeld te krijgen van wat er binnen de organisatie speelt en om inzichten te delen met andere docenten. Dit heb ik nu alleen kunnen doen tijdens het koffie drinken met de docenten. Het voeren van SLB-gesprekken lijkt mij nuttig om meer inzicht te krijgen in de studenten die je lesgeeft.

Al met al denk ik dat ik een helder beeld gekregen heb van wat een docent in het HBO zoal doet, omdat ik de meeste werkzaamheden zelf uitgevoerd heb en veel docenten

gesproken heb over hun werk.

Toepasbaarheid kennis, vaardigheden en attitudes uit opleiding

Met betrekking tot de benodigde kennis vond ik het verbazingwekkend dat een groot deel van de benodigde kennis juridisch was. Niet alleen moest ik op basis van wetsartikelen kloppende argumentaties kunnen maken, maar ook moest ik uit de voeten kunnen met verschillende genres, zoals de conclusie van antwoord en de pleitnota. Hier had ik tijdens mijn opleiding geen specifieke kennis over verworven, maar ik denk ook dat het niet realistisch is om dit te verwachten: een opleiding Nederlands kan studenten niet met alle mogelijke genres laten oefenen. Ik denk wel dat mijn opleiding mij genoeg handvatten geboden heeft om goed met verschillende genres uit de voeten te kunnen. Tijdens mijn opleiding heb ik een goede academische schrijf- en denkvaardigheid ontwikkeld, waardoor ik me goed kon redden met nieuwe genres.

(21)

19

ook voldoende vaardigheden ontwikkeld in het schriftelijk geven van feedback, maar mijns inziens had er tijdens mijn opleiding meer aandacht besteed moeten worden aan het

mondeling geven van feedback. Het is moeilijker om direct, ter plekke, een hele presentatie mondeling te beoordelen, dan om hier achteraf lang over na te denken en op basis daarvan rustig de tijd te nemen om een rapport te schrijven. We moesten als studenten Nederlands onze medestudenten vaak 1 tip en 1 top geven. Ik denk dat het beter was geweest om iedere student vaker feedback te laten geven op gehele presentaties van medestudenten, zodat we ook hadden kunnen oefenen met het ter plekke bedenken van voldoende en goed

gestructureerde feedback. Daarnaast heb ik gemerkt dat ik eigenlijk nog helemaal geen didactische vaardigheden heb verworven tijdens mijn opleiding Nederlands. Ik denk ook niet dat hier het zwaartepunt van de opleiding moet liggen, je wordt immers niet specifiek

opgeleid tot docent. Het is echter wel belangrijk om als student Nederlands ervaring op te doen in het onderwijs, zodat je erachter kunt komen of het onderwijs iets voor jou is. Wat mij betreft zou het niet verkeerd zijn om in de bachelor Nederlands al een les ‘vakdidactiek’ te geven, waarbij iedere student een hele les moet voorbereiden. Zo kunnen studenten proeven aan het onderwijs, hebben ze wat meer voorkennis als ze aan een didactische stage beginnen en beginnen ze niet aan een didactische stage als ze als weten dat het niets voor hen is.

Ik heb tijdens deze stage gemerkt dat ik zelf, en waarschijnlijk de meeste studenten Nederlands, een hele andere instelling heb dan de studenten aan het Instituut voor

Rechtenstudies. Waarschijnlijk is dit verschil grotendeels te verklaren door het verschil tussen HBO en universiteit. Op het HBO zijn de meeste lessen verplicht, waardoor er ook veel studenten die geen zin hebben in een college daar toch zitten. Op de universiteit mag je vaak zelf weten of je een college wel of niet bij wil wonen. Studenten die geen zin hebben, komen gewoon niet en gaan de les niet verstoren. Daardoor zit je meestal met enkel gemotiveerde studenten bij colleges op de universiteit, hoewel dat op het HBO erg anders is. Daarnaast ben ik zelf een student die graag het beste uit zichzelf wil halen en hoge cijfers wil halen. Ik heb op de Hanzehogeschool gezien dat veel studenten niet naar consultatiecolleges gaan, niet opletten tijdens colleges en genoegen nemen met een 5,5. Ik heb gemerkt dat ik hier als docent veel moeite mee had. Eén gaf mij als tip om me te focussen op de mensen die er wel zitten om er het beste van te maken, omdat je, wanneer je je focust op de mensen die niet opletten, weinig plezier aan je lessen beleeft. Ik denk dat ik me nog moet leren realiseren dat niet iedereen hetzelfde doel voor ogen staat en dat ik me, zoals Annemarie al zei, zo veel mogelijk moet focussen op de positieve dingen, om plezier in het lesgeven te behouden.

Als laatste heb ik tijdens mijn opleiding geleerd om hard te werken. De werkdruk lag bij Nederlands soms hoog en ik heb zelf jaar 2 en 3 van de bachelor in 1 jaar gedaan,

waardoor de werkdruk nog meer opgevoerd werd. Ik heb hiervan geleerd om hard te werken en me aan deadlines te houden. Dit heeft mij geholpen bij mijn stage, omdat ik hierdoor steeds op tijd klaar was met het voorbereiden van lessen en het maken van opdrachten.

Hoe nu verder?

In hoeverre was mijn stage nuttig voor het maken van adequate loopbaankeuzes in de

(22)

20

te luisteren, zonder tussendoor oefeningen te doen. Hierdoor ben ik gaan twijfelen of ik zelf wel naar het HBO wil gaan om de PABO te gaan doen.

Twee dingen weet ik door deze stage wel zeker. Ten eerste weet ik zeker dat ik docent wil worden. Ik heb mogen ervaren hoe het is om te werken als docent en ik vond het

(23)

21

(24)

22

6. Bijlage 2

Schrijf een bezwaarschrift bij onderstaande casus. Let op de voorwaardelijke criteria en op de beoordelingscriteria uit paragraaf 4.

Ga bij het opstellen van een bezwaarschrift in op de volgende bronnen:

• De beleidsregels onttrekkingsvergunning woningvorming van de gemeente Groningen: https://gemeente.groningen.nl/actueel/regelingenbank/beleidsregels-onttrekkingsvergunning-woningvorming

• De algemene beginselen van behoorlijk bestuur

Sophie is 17 jaar en woont al haar hele leven met haar ouders en broertje in het kleine plaatsje Hattemerbroek. Ze heeft net haar Havodiploma behaald aan het Meandercollege in Zwolle en komend schooljaar is het dan echt zo ver: ze gaat studeren. Haar ouders hoopten dat Sophie zou kiezen voor een studie aan de Christelijke Hogeschool Windesheim. Ze zijn erg

beschermend en houden hun dochter het liefst zo dicht mogelijk bij hun veilige thuis in Hattemerbroek. Sophie zelf dacht hier heel anders over en koos voor de studie HBO-rechten aan de Hanzehogeschool in Groningen. Elke dag reizen van Hattemerbroek naar Groningen vond Sophie toch iets te gek, dus ging ze op zoek naar een studentenkamer.

Tijdens de zoektocht naar een mooie kamer schrokken de ouders van Sophie zich rot. De kamers waren piepklein en peperduur, de studentenhuizen waren vies en ze hoorden verschrikkelijke dingen over het studentenleven in Groningen (de kroegen gaan er nooit dicht!). Ze besloten daarom zelf een huis te kopen, waarin ze drie studentenkamers maken: één voor hun dochter en twee voor nette studenten die zij zelf uit kunnen kiezen. Aan de Gorechtkade werd het perfecte huis gevonden: groot genoeg voor drie kamers, rustig gelegen aan een grote vijver en op loopafstand van een supermarkt. Op 6 januari 2017 tekende Sophies vader de koopovereenkomst en werd hij eigenaar van de woning.

Het bestemmingsplan van de gemeente Groningen staat kamerverhuur in het pand toe. Op 9 januari ging Sophies vader naar het gemeentehuis en vroeg hij een

omgevingsvergunning en een onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur aan. Enkele dagen later, op 14 januari 2017, kreeg de familie al bericht dat de omgevingsvergunning verleend werd. Hoewel de aanvraag voor de onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur nog in behandeling was, besloot de familie toch alvast te gaan verbouwen. De ambtenaar waarmee Sophies vader de omgevingsvergunning geregeld had, regelde ook onttrekkingsvergunningen voor kamerverhuur. Hij vertelde Sophies vader op 9 januari 2017, toen ze elkaar troffen op het gemeentehuis, dat hij er 100% zeker van was dat de vergunning verleend zou worden. Ze zouden namelijk met alle gemakt door de omgevingstoets komen en hij zag nergens anders beren op de weg. Hierop vertrouwend begon de familie aan de verbouwing.

Toen de verbouwing klaar was, op 29 januari 2017, volgde een bericht van de gemeente Groningen waar de familie erg van schrok: de onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur werd niet verleend. Als reden hiervoor gaf de gemeente Groningen dat er aan één criterium voor het verlenen van de vergunning niet voldaan was, namelijk het 15% criterium. 16% van de woningen aan de Gorechtkade werd inmiddels onzelfstandig bewoond door minimaal 3 bewoners in minimaal 3 kamers. Hiermee is de grens van de leefbaarheid bereikt en verleent de gemeente geen onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur meer.

(25)

23

gaat het om een afwijking van slechts 1%. Omdat het om een hele kleine afwijking gaat en de familie al veel kosten gemaakt heeft, vinden zij dat ze onevenredig hard getroffen worden door het besluit van de gemeente. Toen de familie van Sophie op 30 januari 2017 naar het huis in Groningen kwam om daar te overleggen welke stappen ze zouden kunnen

ondernemen, kwamen ze de buurman, meneer De Vries tegen. Sophies familie had de afgelopen weken goed contact gehad met meneer De Vries. Ze hadden vrijwel tegelijk hun woning aan de Gorechtkade gekocht en ook meneer De Vries verbouwde zijn woning, om hier studentenkamers van te maken. Meneer De Vries vertelde dat hij erg in zijn nopjes was, omdat hij net had gehoord dat hem een onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur verleend werd. Hij was verbaasd over hoe snel de gemeente Groningen alles voor hem afgehandeld had. Hij had op 20 januari 2017 de vergunning aangevraagd en kreeg op 29 januari al bericht dat de gemeente hem de vergunning verleende! Dat de buurman, die in dezelfde situatie zat als de familie van Sophie, wel een vergunning kreeg, was voor hen de druppel die de emmer deed overlopen.

Kwaad stapte de vader van Sophie dezelfde dag nog naar de makelaar. Hij wil van het huis af, omdat hij er zonder de onttrekkingsvergunning toch niets aan heeft. De makelaar vertelde hem echter dat hij bijna niets meer voor het pand kan krijgen, omdat de panden om de woning heen allemaal bewoond worden door studenten. Wie wil er nou tussen een groep feestende, lawaaiige studenten wonen? Als laatste poging om het huis voor zijn dochter te redden, maakt Sophies vader bezwaar tegen het besluit van de gemeente. Hij wil dat de gemeente het besluit herziet en de familie alsnog een onttrekkingsvergunning verleent.

Antwoord:

Standpunt: de gemeente Groningen moet het besluit herzien en de familie alsnog een onttrekkingsvergunning voor kamerverhuur verlenen.

Hoofdargument 1: de gemeente Groningen heeft haar eigen beleidsregels niet gevolgd bij het nemen van het besluit.

Sub1: In de beleidsregels van de gemeente staat namelijk: “Aanvragen tot

(26)

24 verkocht, kan het college een onttrekkingsvergunning verlenen voor het gebruik als

onzelfstandig woningpand of voor woonruimtevorming ondanks het bereiken van de 15% en de omgevingstoets geen overwegend argument voor weigering oplevert.”

Sub1.1 (nevenschikkend): in casu moet afgeweken worden van het 15%-criterium, omdat de woning omsloten wordt door studentenwoningen en weinig op zal leveren bij verkoop.

Feit: Dit blijkt uit een verklaring van de makelaar.

Hoofdargument 2: het besluit is niet in redelijkheid tot stand gekomen, omdat de gemeente zich niet heeft gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Sub 1: de gemeente heeft het vertrouwensbeginsel geschonden

Sub 1.1: de vader van Sophie mocht vertrouwen op de uitlatingen van de ambtenaar van de gemeente

Sub 1.1.1: de ambtenaar was in functie en verleent dergelijke vergunningen

Sub 2: de gemeente heeft het gelijkheidsbeginsel geschonden

Sub 2.1: er is sprake van een gelijk geval, namelijk het geval van de buurman & deze is niet gelijk behandeld

Sub 2.1.1: de buurman heeft wel een vergunning gekregen en Sophies familie niet

Sub 3: de gemeente heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden

Sub 3.1: door de vergunning niet te verlenen wordt de familie van Sophie onevenredig hard getroffen

Sub 3.1.1: zij hebben al veel kosten gemaakt om de woning zo te verbouwen dat deze gebruikt kan worden voor kamerverhuur & nu de vergunning niet verleend wordt, is dat voor niets geweest

Sub 3.1.2: het gaat slechts om een afwijking van 1%

NB. Studenten moeten oppassen met het gebruik van het woord ‘omgevingstoets’. Uit de beleidsregels van de gemeente Groningen blijkt namelijk dat de gemeente niet aan de

(27)

25

(28)
(29)
(30)
(31)
(32)

30

(33)
(34)
(35)

33

(36)
(37)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

I developed additional analysis software that enables high school students to download shower and weather data, plot the data and perform a correlation analysis between

Data collected by the Akeno Air Shower Array (AGASA) experiment showed that the energy spectrum of the primary cosmic rays extents up.. 2 This effect is negligible if

This means that, in a simulation of 100 showers, the height of first interaction is eliminated as degree of freedom in determining the particle densities at ground level and

Maak een lijstje van jouw favoriete eten, muziek, kleding en andere spullen.. Denk hierbij aan jouw favorieten die oorspronkelijk uit een ander

Maak een lijstje van jouw favoriete eten, muziek, kleding en andere spullen.. Denk hierbij aan jouw favorieten die oorspronkelijk uit een ander

Deze cursus is niet toegankelijk voor studenten die de reguliere cursus Systeem Aarde 1 volgen of gevolgd hebben.. Systeem Aarde 1 (7,5EC Fysische Geografie, niveau 1, periode 2):

Daarna maakte ik met de Lasso Tool en Polygonal Tool verschillende vormen.. Vervolgens kon ik daarna weer in

Het onderzoek laat een significant verschil zien tussen de eerste en tweede meting bij de HIT-6 vragenlijst en de NDI vragenlijst na één dry needling behandeling bij patiënten met