Vraag nr. 108 van 17 maart 2000
van de heer JULIEN LIBRECHT Theater Tinnenpot Gent – Subsidiëring
Van het Theater Tinnenpot – Ku n s t e n c e n t r u m VZW bereiken me alarmerende berichten m.b. t . d e subsidiëring van hun gezelschap.
Het Gents theater is me bekend als een gerepu-teerd cultureel centrum dat in Gentse en omliggen-de kunstexpressieve kringen een vaste en verant-woorde plaats heeft verworven.
Zelf kon ik vaststellen hoe Theater Tinnenpot een rijk en divers receptief aanbod biedt. Het aantal jaarlijkse voorstellingen, toeschouwers en repetitie-b e u r t e n , de deskundige samenstelling van het podi-umrepertoire én de gedegenheid van het ingedien-de dossier : alle zijn ze het sprekend bewijs van een grote professionaliteit en een daadwerkelijke ge-dreven inzet.
Het niet subsidiëren van het Theater Tinnenpot be-tekent een ramp voor de betrokkenen zelf én een gevoelige culturele kwaliteitsvermindering voor een van de interessantste theatersteden van V l a a n-deren.
Wat is de beslissing van de minister aangaande dit specifieke theater ?
Mocht ze negatief zijn : op welke fundamentele en zeer concrete criteria is ze gebaseerd ?
Antwoord
Ik bevestig dat de Vlaamse regering op 3 maart 2000 het voornemen heeft geuit om de V Z W Theater Tinnenpot niet te erkennen tijdens de pe-riode 2001-2005. Zoals de Vlaamse volksvertegen-woordiger ongetwijfeld bekend is, steunde dit voor-nemen op de door de decreetgever voorgeschreven artistieke en administratief-zakelijke adviezen en kreeg de VZW de kans om zijn standpunt hierover in te dienen, waarop de VZW inderdaad is inge-gaan.
In antwoord op zijn vraag naar de gehanteerde cri-t e r i a , laacri-t ik de Vlaamse volksvercri-tegenwoordiger weten dat de decreetgever als voornaamste kwali-tatieve erkenningsvoorwaarden heeft vastgesteld :
a) een artistiek en financieel beleidsplan indienen en uitvoeren ; in dat artistiek beleidsplan moe-ten duidelijke elemenmoe-ten van het artistiek pro-fiel en de eigen positie in het podiumkunsten-landschap aan bod komen ;
b) inzake programmatie onder meer getuigen van voldoende originaliteit en/of diversiteit ;
c) streven naar een zo groot mogelijke, zinvolle en systematische spreiding en/of publiekswerving. Voor een meer omstandige omschrijving verwijs ik de Vlaamse volksvertegenwoordiger naar de afde-ling 1 van het podiumkunstendecreet van 18 mei 1999.