• No results found

europese gemeenschap •

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "europese gemeenschap • "

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EIL

migrantenbeleid •

europese gemeenschap •

nederlandse krijgsmacht •

(2)

Redactie

~en uitgave van de

!dersstichting

drs. J.A. Weggemans (voorzitter) J.J. van Aartsen

dr. R. Braams drs. J. G. Bruggeman dr. P. 8. Cliteur dr. K. Groenveld drs. B.R.A. Gijzel drs. J.A. de Hoog

mw ir. L.J. Kolff (eindredacteur) F.L.M. Lafort

T.P. Monkhorst prof. dr. U. Rosenthal prof.ir. J.J. Sterenberg drs. T. Zwart

Redllctielldrea Koninginnegracht 5f11 2514 AE "s-Gravenhage telefoon: 070-3631948 fax: 070-3631951

Wenken voor het schrijven van artikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactie·

adres verkrijgbaar

Abonnementenadministnltie Mevrouw M. P. Moene Nude 54c

6702 DN Wageningen telefoon: 08370-27655 Giro 240200 t.n.v.

"Stichting Liberaal Reveil" te Wageningen

De abonnementsprijs (6 nrs.J bedraagt f42,50 per"jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de prijs f30,-.

Losse nummers f9,50.

Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij het abonnement voor 1 december bij de abonnementen- administratie is opgezegd.

Technische --'cing E. Bottinga-Lindhout

Advertenties

Advertentietarieven op aanvraag beschikbaar

Bestuur

mr.J.J. Nouwen (voorzitter) prof.dr. J.A.A. van Doorn drs. L.M.L.H.A. Hermans mw S.M. Hoorn

mw W.P. Hubert-Hage mr. H.E. Koning

mr. E.J.J.E. van Leeuwen-Schut drs. P.J.H.M. Luijten (secretaris) drs. J. W.A.M. Verlinden

© De auteursrechten liggen bij de uitgever ISSN 0167-0883

INHOUDSOPGAVE

Column

Het bedreigde klimaat van onze politici

F.L.M. Lafort 117

De Europese Gemeenschap in barensnood

W.S.P. Fortuyn 118

Gastcolumn

Economische en Monetaire Unie

S.K. Kuipers 125

f.l.

Europa à la Carte?

H.R. Nord 127

Europa en de kloof tussen burger en politiek

F. Bolkestein 130

Dilemma's van het migrantenbeleid

J.G.C. Wiebenga 133

Migratiebeleid en strijd tegen het racisme

S. W. Couwenberg 137

Liberale gedachte over de toekomstige Nederlandse krijgsmacht

S.W.G.M. Kramer 141

Boekbespreking

Het einde van de geschiedenis en de laatste mens

A.A.M. Kinneging 150

Boekbespreking

Het liberale hoogtij van de 19e eeuw

P.G.C. van Schie 153

(3)

f.l.m. lafort*

Liberaal Reveil nummer 4 1992

Het bedreigde klimaat van de politici

Virtueel feodalisme. Zo typeert de Ameri- kaanse hoogleraar computer science, prof.

dr. Abbe Mowshowitz (52), de uitkomst van een proces, in gang gezet door geavan- ceerde informatietechnologieën waarin de zogeheten virtuele organisatie een centrale rol speelt. Ze is een zeer effectieve en efficiënte manier om een onderneming te leiden die niet aan tijd en plaats is gebon- den en voortdurend kan schuiven met pro- duktiefactoren. De Amerikaanse geleerde, die in 19 79 een Nederlandse regerings- commissie adviseerde over de effecten van de micro-elektronica, werkt de ogenschijn- lijk "gedurfde" idee verder uit in zijn

"Virtueel feodalisme, een visie op politieke organisatie in het informatietijdperk. " Het is zijn uitdagende bijdrage aan de bundel Democratie en Informatiesamenleving die de Nederlandse Organisatie voor Techno- logische Aspecten Onderzoek in oktober 1992 publiceert. Zo'n onderneming, aldus Moswhowitz die tevens aan de Universiteit van Amsterdam doceert, heeft dus weinig respect voor onder andere de territoriale grenzen. Het is ook een ontwikkeling die - in de visie van de Amerikaan - ertoe zal leiden dat ondernemingen, zoals feodale heersers in het pré-industriële Europa, de economische en politieke macht bezitten.

Anders geformuleerd: computers en tele- communicatie zijn er grotendeels debet aan dat ondernemingen zich niets (moeten) aantrekken van het gezag van nationale staten. Prof. Mowshowtiz in de Automati- seringsgids (17-6-1992): "de mogelijkheden van de multinationale ondernemingen om zich aan nationale voorschriften te onttrek- ken zijn natuurlijk niet nieuw. In de jaren zeventig is daar veel over te doen geweest.

Ook toen maakten velen zich zorgen over de groeiende macht van de wereldwijd opererende bedrijven. Het verschil met nu is dat wereldomspannende informatie- systemen het de moderne onderneming

mogelijk maken voortdurend en systema- tisch te evalueren hoe men er het beste uitspringt. Computernetwerken maken het mogelijk onmiddellijk uit te rekenen wat de gevolgen van veranderingen in lokale mark- ten, belastingdruk, arbeids- en kapitaalkos- ten zijn en daarop afgestemde maatregelen te nemen ". De wetenschapper poneert de stelling dat de uitkomst van deze ontwik- keling is dat straks "de nationale staat zijn inkomsten verliest en niet meer in staat is gemeenschapsvoorzieningen te bekostigen en een herverdeling van inkomsten af te dwingen. De centrale overheden verliezen daarmee hun legitimiteit, ook al omdat zij niet in staat zijn de groei van de werkloos- heid tot staan te brengen".

Het voor Nederlands begrippen misschien te rauwe scenario dat Mowshowitz etaleert is niet nieuw. Bekende auteurs zoals Robert Reich, The Wor,k of Nations, A/vin Toffier Powershift, Lester Thurow Head to Head, etc. hebben in velerlei kleuren geschetst dat de technologische (r)evolutie, vroeg of laat, ingrijpende gevolgen moet hebben voor de politieke structuren. Zo zijn velerlei regelingen en verordeningen, gegenereerd door het centrale zenuwstelsel Den Haag/- Zoetermeer, technisch al achterhaald, of werkt de beoogde prikkel zelfs contrapro- duktief. De burger is namelijk intelligenter geworden. Overheidsbeleid dat hem of haar niet bevalt wordt snel geïmmuniseerd.

Prakt1ïkvoorbeelden: agrariërs kopen op grote schaal gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen en de Bondsrepubliek, als bepaalde stoffen alleen in Nederland wor- den verboden. Nederlanders in de grensre- gio's tanken en kopen - het naijlingseffect van "kwartje van Kok"- steeds vaker over de grens. De exponentiële verhogingen van de WABM zorgen ervoor dat steeds meer chemische bedrijven bij onze zuiderburen investeren etc. Hier lacht Antwerpen, ter-

(4)

~

Liberaal Reveil nummer 4 1992

w.s.p. fortuyn *

wijl Nederland huilt. Aan een druk calcule- rende nationale overheid heeft men - bur- gers en internationaal georiënteerde onder- nemingen - steeds minder een boodschap.

Politici zelf reageren zelf betrekkelijk hulpe- loos op de uitdagingen van de nieuwe eco- nomische en technologische wedloop die hun toekomstig functioneren in de kern raakt. De oorzaak van die hulpeloosheid is ragfijn geanalyseerd door de voorzitter van de Eerste Kamer, mr. H.D. Tjeenk Willink.

In een recent gesprek met de NRC (1-7- 1992) constateerde de sociaal-democraat:

"Doordat de politiek geen leiding geeft aan het publieke en politieke debat, verzaakt zij een aantal fundamentele taken: het signa- leren van maatschappelijke problemen, het organiseren van het publieke debat en het stellen van grenzen aan de dynamiek van de overheid. Dat heeft de politiek in de jaren tachtig laten schieten. Toen was de

trend dat de overheid terug moest, maar per saldo is toen niet de overheid terug- gegaan, nee, de politiek is teruggetreden".

Volgens Tjeenk Willink wordt het maken

van keuzes steeds vaker afgewenteld op ambtenaren: "Het probleem daarbij is dat de marges niet duidelijk zijn, verantwoor- ding is slecht geregeld en de controle op de resultaten gering. We moeten dus zowel de rol van de politici als die van de ambtena- ren veranderen ". Het zou dus een stapje in de goede richting zijn als de smaakmakers in de Tweede en Eerste Kamer- bijvoor- beeld tijdens de komende algemene be- schouwingen zelf weer vorm en inhoud geven aan de belangrijke fundamentele taak: het zo goed mogelijk anticiperen op de onder andere door Mowshowitz gesig- naleerde machtsverschuiving naar de parti- culiere sector en de bijna onafwendbare ontmanteling van de nationale staat. Dur- ven politici op deze gebieden het initiatief te nemen, dan kan het primaat van de politiek worden hersteld.

* F.LM. Lafort is lid van de redactie.

De Europese Gemeenschap in barensnood

Aan de politieke leider van de WD, Frits Bolkestein, kan een goede neus voor poli- tiek brandende kwesties niet meer worden ontzegd. Na het aanzwengelen van het minderhedendebat in ons land, loopt hij nu ook voorop in het debat over de Europese eenwording, door de snelheid daarvan kri- tisch te bezien en inhoudelijk hier en daar wat af te remmen. De lezer van toonaan- gevende Engelse, Duitse en Franse kranten zal dat overigens niet echt verbazen. Daarin wordt a/langer afgerekend met de Euro- forie van de Eurotechnocraten. Al maanden klinkt bezorgdheid door over het gebrek aan maatschappelijke draagkracht voor de

118

verreikende gevolgen van de ratificering van het verdrag van Maastricht.

Inleiding

Als zich ergens de vertechnocratisering van de politiek wreekt, is het wel hier. Politici hebben zich laten opsluiten in een politieke kaste, die de voeling met de mensen in het land steeds pijnlijker begint te missen. Deze problematiek speelt zich af op alle niveaus.

Op het terrein van de gemeente- en provin- ciepolitiek, op die van de lands- en Euro- pese politiek en, zoals we inmiddels we- ten - ook op het gebied van de internatio- nale politiek.

(5)

Libersst Reveil nummer 4 1992

Na de val van de Muur in Berlijn in 1 989 is er in alle westerse democratieën in meer- dere of mindere mate sprake van verwar- ring. Nu de externe vijand op een zo be- schamende wijze is geïmplodeerd blijkt de Keizer zelf, de westerse democratie, weinig kleren aan te hebben. Thans wordt duidelijk wat de Amerikaanse filosoof Fukuyama bedoelde met "het einde van de geschie- denis". Het einde van de geschiedenis der westerse democratieën manifesteert zich in het gebrek aan zinvolle, aansprekende doelen en oplossingen voor de problemen waar ons soort maatschappijen mee wor- stelt. De socioloog Ralf Dahrendorf muntte dit verschijnsel met het beeld van de burger die de staat verlaat, en de econoom John Kenneth Galbraith duidde het door te wij- zen op de cultuur van innige tevredenheid van het succesvolle deel van de Ameri- kaanse middenklasse.

Het verlaten door de burger van de staat en de innige tevredenheid met zijn materiële welstand van de geslaagde middenklasse maakt landen immuun voor het zoeken van creatieve en krachtige oplossingen voor omvangrijke en ingewikkelde problemen en doet hen ook het noodzakelijke maatschap- pelijke draagvlak daarvoor ontberen.

"Muddling through" is dan ook door menig politicus allang tot hoogste wijsheid verhe- ven. De ongekroonde koning in deze kunst is hier te lande ongetwijfeld onze minister- president Ruud Lubbers. Voor elk probleem zestig oplossingen. Net zo lang tot niemand er meer een touw aan kan vastknopen en dan slaat hij zijn slag. Ondertussen valt er weinig lijn in te ontdekken en lijkt het er steeds meer op dat het hem slechts te doen is om het doorhakken van een knoop, het geeft niet welke.

De prijs die wij voor een dergelijke rich- ting- en beginselloze politiek zullen moeten betalen begint zich nu af te tekenen. De architect van het verdrag van Maastricht kijkt aan tegen een nakende mislukking en is nu in geen velden of wegen te vinden, druk als hij is met de "oplossing" van het volgende probleem. In Denemarken kwam de regering er niet onderuit om het verdrag van Maastricht aan een referendum te onderwerpen. Tegen de verwachtingen in

werd het "nee". Opiniepeilingen blijken steeds minder voorspellende waarde te hebben. Ierland heeft tot opluchting van menig politicus inmiddels "ja" gezegd, maar Frankrijk zal in september a.s. nog een referendum houden. In Engeland roeren de tegenkrachten zich steeds heftiger. De belangrijke Nederlandse EG-commissaris Frans Andriessen heeft inmiddels een ope- ning geforceerd door beperkte heronderhan- deling van het verdrag van Maastricht niet uit te sluiten. Dit in een poging om net als het mea culpa van voorzitter Jacques De- lors, de schade te beperken. Ook in ons land zou het overigens niet misstaan om het verdrag aan een volksraadpleging bloot te stellen.

Hoe dit alles zal aflopen is nog in de schoot der toekomst verborgen. Echter zoveel is zeker, het verdrag van Maastricht zal er niet ongewijzigd doorheen komen. Wat dat betreft zal de hoogmoed van het kabinet- Lubbers/Kok ten val worden gebracht, als het niet door onze eigen bevolking is, dan wel door andere volken van de Europese Gemeenschap. De weerzin tegen het ver- drag is wellicht nog niet eens zozeer ge- richt tegen de inhoud daarvan. Immers, het is een typisch Lubberiaans produkt, waarin een ieder het zijne kan lezen. De weerzin zit dieper. Hij wordt gevoed door de arro- gantie van de macht. Hele delen van de nationale soevereiniteit worden opgeofferd, zonder dat de bevolkingen van de lidstaten expliciet is gevraagd of zij daarvan in deze vorm en in die mate zijn gediend. De Euro- pese eenwording wordt gepresenteerd en beleefd als een blind en onvermijdelijk pro- ces, waartegen verzet zinloos is. Deze blindheid en onvermijdelijkheid zijn een uitvloeisel van de vermelde beginsel- en richtingloze politiek. De politiek heeft ver- zaakt de mensen in de landen duidelijk te maken dat er in dit proces heel veel te kiezen valt, omdat er te winnen en te ver- liezen is. De kleur en richting van de keuze behoren onderwerp van politiek debat en verschil te zijn. Politieke partijen zijn mach- teloos gebleken deze verschillen duidelijk te maken en hebben door hun technocratische benadering, van een bij uitstek politiek probleem als het amenderen van de natio-

(6)

liberaal Reveil nummer 4 1992

nale soevereiniteit, bijgedragen aan de ondermijning van de parlementaire demo- cratie. Zoals zij dat ook doen door het de- politiseren van de brandende maatschap- pelijke en economische kwesties van onze tijd. De parlementaire democratie leeft van het kunnen maken van politieke keuzen.

Het politieke compromis, noodzakelijk om iets tot stand te brengen, is een instrument van tweede orde. De politieke idee, die politieke keuzen mogelijk maakt, verdient de eerste plaats en pas daarna komt het politieke handwerk om de idee om te zet- ten in breed gedragen politiek beleid. De tijd is rijp voor een ander beleid dat contact legt met en gedragen wordt door de kiezer en daarmee voor andere niet Haagse ge- zichten. Wat dat betreft komt de studie van de Teldersstichting "Europa: een vol- gende akte"1 precies op tijd. Een uitstekend werkstuk, waarin een degelijke basis wordt gelegd voor een Nederlandse politiek inzake de eenwording van Europa.

De Euroregio

Terecht besteden de auteurs van de studie

"Europa: een volgende akte" heel veel aandacht aan het proces van staats- en natievorming in ons deel van de wereld.

Een proces dat meer dan vier eeuwen om- vat en gepaard is gegaan met menig ge- welddadig uitgevochten conflict. Het is immers nog maar 4 7 jaar geleden dat de unificering van Europa, door geweld van een ongekende schaal, ongedaan werd gemaakt. Europa heeft wat dat betreft een geschiedenis waar we niet zo heel trots op hoeven te zijn. Momenteel herhaalt zich deze geschiedenis in Oost-Europa en wel- licht straks in de voormalige Sovjetunie. En wij? Wij kijken ernaar, doen betrekkelijk weinig en maken ons druk om een procen- tje meer of minder. De geschiedenis leert in ons deel van de wereld dat het hemd nader is dan de rok en dat bevlogen ideeën nog weleens willen uitlopen op complete ram- pen. Dat maakt ons voorzichtig, op het verkrampte af. Het rapport van de Telders- stichting ruimt veel plaats in voor de studie van deze geschiedenis en verzuimt daarbij ook niet te kijken naar onze eigen ge- schiedenis: die van de losscheuring van 120

Spanje en de wording van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën met haar eigenaardige mengeling van centraal gezag en niet-geamendeerde soevereiniteit der aangesloten gewesten. Het is duidelijk, de opstellers van het rapport presenteren ons de geschiedenis om ervan te leren en het geleerde toe te passen in onze gang naar eenwording van Europa. Overigens niet op een naïeve manier, de geschiedenis her- haalt zich immers zelden. Wèl door de ervaringen uit het verleden op een bewuste manier te incorporeren in ons politieke handelen van vandaag. In de pers zijn veel lovende woorden gewijd aan het rapport van de Teldersstichting. Ik sluit mij daar graag bij aan, maar wil de toegemeten ruimte gebruiken voor een opmerkelijke blinde vlek in het rapport. Door de con- touren van deze blinde vlek te schetsen, hoop ik tevens iets toe te voegen aan de studie waar we ons voordeel mee kunnen doen.

In de studie van het proces van staats- en natievorming wordt uiteraard veel aandacht besteed aan de regionaliteit van Europa. Na het verval van het Romeinse Rijk valt Euro- pa uiteen in een groot aantal regio's, dik- wijls begrensd door natuurlijke belemmerin- gen als een bergkam of een groot water. In de daarop volgende eeuwen komt onder druk van economische en technologische ontwikkelingen het proces van staatsvor- ming op gang. Er groeien langzaam maar zeker grotere entiteiten. In Frankrijk gebeurt dat bijvoorbeeld door de onderwerping aan en de daarop volgende incorporatie van de feodaliteit in het absolute koningschap en in de Republiek door de vrijwillige maar noodzakelijke samenwerking van de zeven provincies. Wat echter opvalt is, dat de regio nog heel lang een belangrijke rol speelt, ook in West-Europa. De grote kracht, tot voor enkele jaren, van de land- bouwpolitiek in de Europese Gemeenschap valt zonder deze regionaliteit nauwelijks te verklaren. In ons land speelde de regionali- teit tot vlak na de Tweede Wereldoorlog een grote rol. De neergang van het platte- land en daarmee van de regiogebondenheid is in de Westeuropese landen iets van na de Tweede Wereldoorlog. Zeker, het proces

~

I

(7)

~

Libellist Reveil nummer 4 1992

zet reeds aan het begin van onze eeuw in, maar krijgt pas vleugels op de golven van economische groei die we de laatste decen- nia hebben gerealiseerd. De auteurs van het rapport zijn zich in historisch perspec- tief zeer bewust van deze regionale gebon- denheid in Europa. Voor de toekomst doen zij er echter niets mee. Het opleven van de regionaliteit in een Europese en internatio- nale context ontgaat hen vrijwel geheel.

Het begrip Euroregio lijkt voor hen terra incognita. Toch gaat het hier om een be- langrijke en met name vitale ontwikkeling, die op den duur weleens het antwoord zou kunnen zijn op het gebrek aan betrokken- heid van de burger bij het openbaar be- stuur. De Euroregio als bindmiddel der burgers binnen het grotere geheel van de staten met beperkte soevereiniteit samen- werkend in het kader van de Europese Gemeenschap.

De regio zelf heeft deze mogelijkheid inmiddels al wel onderkend. Het opleven van de regiodiscussie in menig land heeft daarmee te maken. Het Schotse nationalis- me dat herleefde tijdens de laatste verkie- zingen in het Verenigde Koninkrijk was een ander nationalisme dan voordien. Het was niet naar binnen, maar naar buiten gekeerd.

Het zocht steun in Brussel voor zijn natio- nale belangen, over het hoofd van Londen heen. Het feit dat deze koerswending nog betrekkelijk onopgemerkt is gebleven en door de kiezer nog niet is gehonoreerd, doet daaraan weinig af. Naarmate Brussel in financieel en beleidsmatig opzicht voor de regio aan belang wint, zal de regio- verbondenheid zich opnieuw kunnen mani- festeren, maar nu in een Europese en inter- nationale context. Ik zal dat hieronder voor Nederland op impressionistische manier uitwerken.

Laat ik beginnen met het begrip Euroregio te definiëren. Was de regio tot voor kort vooral naar binnen gericht en erop uit om achterstanden ten opzichte van het politie- ke en economische centrum van het land in te lopen, heden ontwikkelt zich een regio die zich ontplooit in het verband van een Europees netwerk van regio's. Ik zou deze regio's, die zich ontwikkelen in het kader van een Europees netwerk, Euroregio's

willen noemen. Dit in tegenstelling tot an- deren, die het begrip Euroregio reserveren voor grensoverschrijdende regio's. Naar mijn mening gaat het echter niet zozeer om het fysieke grensoverschrijdende karakter van een regio, maar om de economische, mentale, culturele, maatschappelijke en politieke overschrijding van grenzen. Het verschil tussen de regio's zal veeleer wor- den bepaald door de mate waarin men erin slaagt om te opereren binnen tenminste een Europees kader. Fysieke grensover- schrijding kan daarvan een specifieke uiting zijn, maar is daarvan niet de kern. De Rand- stad bijvoorbeeld ontwikkelt zich in dat opzicht zeker tot een Euroregio, van de stedentweeling Enschede/Hengelo in het Duitse grensgebied moeten we dat nog afwachten. En dit los van het feit dat deze regio al veel grensoverschrijdend verkeer kent, zowel op economisch als op politiek, bestuurlijk en cultureel terrein.

Deze herontdekking van de regio en de mogelijke ontwikkeling van de regio tot een Euroregio kent naast de vorming van die ene grote Westeuropese markt, de zoge- naamde prikkel van buiten, ook een interne stimulans. In de jaren zestig en zeventig stond het regiobeleid nog geheel in het teken van het wegwerken van regionale achterstanden. Met het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers (CDA, VVD) kwam daar spoedig een eind aan. Een groot- scheepse bezuinigingsoperatie werd inge- zet. De bureaucratie in Den Haag zorgde er bekwaam voor dat een onevenredig groot deel van deze bezuinigingen terecht kwam bij de provincies en gemeenten. Deze kon- den, ·door het ontbreken van voldoende mogelijkheden om eigen inkomsten te gene- reren, niet veel anders doen dan onder protest de opgelegde bezuinigingen ver- werken in de eigen begroting. Aanvankelijk ging dat gepaard met een hoop gekrakeel.

Er zou op onaanvaardbare wijze worden gemorreld aan het niveau der voorzieningen en dienstverlening van de lagere over- heden. Na verloop van tijd, toen bleek dat men in Den Haag niet van zins was om van de ingeslagen weg af te wijken, verstomde het protest en stak men de hand in eigen boezem. De defensieve opstelling richting

(8)

Liberaal Reveil nummer 4 1992

Den Haag werd binnen een aantal jaren in de meeste provincies en gemeenten inge- ruild voor een offensieve opstelling, waarbij men uitging van eigen kracht en mogelijk- heden en die optimaal probeerde aan te wenden. Als ergens het bedrijfsmatig wer- ken en klantgericht denken in het openbaar bestuur ingang heeft gevonden, dan is het op het niveau van provincies en gemeen- ten. Het bleek niet alleen mogelijk om met minder geld het niveau en de kwaliteit van de dienstverlening door de bank genomen te handhaven, maar in veel gevallen zelfs aanzienlijk te verbeteren. Daar waar be- drijfsmatig werken werd gerealiseerd kwam ook de ontwikkeling van nieuwe produkten op gang, die aansluit op de vraag van de burger.

Deze interne dynamiek wordt nog ver- der versterkt doordat de laatste jaren ook uitvoerende taken van het Rijk worden gedelegeerd in de richting van de lagere overheden, of wordt overgegaan tot regio- georiënteerde zelfstandige bestuurs- diensten. Elk ministerie hanteert zijn eigen criteria om tot een regio-indeling van het land te komen. De trend is echter onmis- kenbaar. De Rijksoverheid delegeert steeds meer overheidstaken aan de regio, uit over- wegingen van bezuinigingen en doelmatig- heid. In deze lappendeken van regio-indelin- gen en regioregelingen zal als een phoenix uit zijn as een meer consistent patroon van regio's zichtbaar worden. Als daar niet vanuit Den Haag initiatief toe wordt geno- men, dan komen de lagere overheden er zeker zelf mee.

Ook de externe prikkel, de vorming van die ene grote binnenmarkt, levert een belang- rijke bijdrage aan de herontdekking van de regio en zorgt ervoor dat deze naar buiten toe gericht is. Men heeft zich er in Haagse kringen in de jaren tachtig nogal eens over vermaakt dat iedere Commissaris van de Koning en elke burgemeester van een beetje stad op buitenlandse tournee ging om bedrijven te werven voor zijn stad of provincie. En toch was dit het begin van die naar buiten gerichte oriëntatie van de regio. Alle begin is moeilijk en ook hier is dat gegaan met vallen en opstaan. Inmid- dels heeft men veel geleerd en is men het 122

stadium van de naïviteit voorbij. Er wordt nu dikwijls samengewerkt bij het verwer- ven van buitenlandse investeringen en bedrijfsvestigingen en zelfs in de Randstad tekenen zich de eerste vormen van coör- dinatie op dit gebied af tussen de grote steden. Aanvankelijk zag het ministerie van Buitenlandse Zaken deze ontwikkeling met lede ogen aan. Gemeenten en provincies richtten zich immers eendrachtig op dat- gene wat het beschouwde als zijn exclu- sieve competentie: het onderhouden van betrekkingen met het buitenland. Met wat bezweringsformules is deze hobbel geno- men en konden provincies en gemeenten doorgaan op de ingeslagen weg.

Thans begint langzamerhand enige tekening te komen in het patroon dat door deze mengeling aan acties, somtijds ge ï- nitieerd van onderop dan weer opgelegd van hogerhand, wordt veroorzaakt. In het kader van de ontwikkeling van regio's tot Euroregio's, in ons land in de meeste geval- len een samenstel van regio's, zal er in het verband van de Europese Gemeenschap op het grondgebied van ons land hooguit plaats zijn voor vier à zes van deze Eurore- gio's. De contouren van deze Euroregio's worden momenteel zichtbaar, maar zijn natuurlijk nog niet scherp te tekenen. Daar- voor is tijd nodig. Dat leert ons met name de studie van de Teldersstichting. Zonder te ver vooruit te lopen wil ik, om enig idee te krijgen, een blik werpen op de toekomst.

De volgende Euroregionale potenties zie ik dan voor mij.

In het noorden en oosten van ons land bloeit momenteel het oude Hanzesteden- concept weer op. Een concept dat in de loop van de negentiende eeuw doodbloed- de om na de annexatie van de Baltische Republieken door de USSR, de deling van Duitsland en de neutralisering van Finland de genadeklap te krijgen. De oude Neder- landse Hanzesteden waren hun handels- route met de Oostzeelanden kwijt. Nu de politieke en economische kaart van Europa opnieuw wordt ontworpen, doen zich tus- sen nu en tien jaar nieuwe mogelijkheden voor. Het is heel wel denkbaar dat de lan- den aan de Oostzee een renaissance zullen beleven. Indien dat gebeurt, kunnen daar

..

(9)

,.

Liberaal Reveil nummer 4 1992

ook de Hollandse Hanzesteden van profi- teren. In het noorden van het land, Gronin- gen voorop, probeert men daarop in te spelen door zich meer te oriënteren op Noord-Duitsland en de Scandinavische landen, om straks op de trein te kunnen springen indien de kustgebieden van Polen, Sint Petersburg en de Baltische Repu- blieken tot ontwikkeling komen.

In Twente opereert sedert enige tijd de stedentweeling Enschede/Hengelo. De aan- loopmoeilijkheden zijn inmiddels overwon- nen en men probeert nu echt als op elkaar afgestemd stedelijk gebied op te treden.

Grensoverschrijdende contacten beginnen steeds vastere vorm aan te nemen. Oriën- tatiepunten daarin zijn de steden Osna- brück en Münster. Een heel krachtige ont- wikkeling is het overigens nog niet, maar dat heeft meer te maken met de betrekke- lijk geringe economische kracht van het gebied dan met de bestuurlijke inzet. In dit gebied zijn het duidelijk de politici en de bestuurders die de ontwikkeling trekken, waarbij ook de aanwezige universiteiten en hogescholen een positieve rol spelen.

In Maastricht keert men terug naar de re- cente geschiedenis. De pacificatie en inte- gratie van Maastricht in het Koninkrijk der Nederland hebben enige tijd in beslag geno- men. De auteurs van de studie van de Tel- dersstichting wijzen er ondermeer op dat Maastricht in de negentiende eeuw nog opteerde voor de Duitse Statenbond en gedurende de Belgische opstand veel sym- pathie kon opbrengen voor de Belgen. Met het delven van de steenkolen en de indu- strialisatie van Nederland is de integratie in de Nederlandse staat een feit. Voor beide . partijen werd dat vanaf toen profijtelijk. Tot aan de Tweede Wereldoorlog was Maas- tricht nog overwegend drietalig. Deze talen- kennis is pas na de oorlog teruggelopen, parallel aan een steeds sterkere oriëntatie op de Randstad. Enige tijd is het zo ge- weest dat de economische afstand tussen Maastricht en de Randstad korter was dan die tussen Maastricht en bijvoorbeeld Brus- sel of Keulen, terwijl dat fysiek natuurlijk niet het geval is. Momenteel komt daar in hoog tempo wijziging in. De regio Maas-

tricht ontwikkelt zich in de richting van een drielanden-regio. Op het gebied van onder- wijs, cultuur, toerisme en bestuur wordt de samenwerking in de regio steeds hechter.

Steden als Aken, Hasselt, Leuven en Luik spelen daarin een belangrijke rol, terwijl Brussel en Keulen belangrijke oriëntatiepun- ten zijn. De Euroregio rondom Maastricht kan leunen op de recente geschiedenis en ontleent daaraan ook een grote kracht.

In Nederlands-Brabant wordt men sedert het laatste decennium geconfronteerd met een boom in de economische ontwikkeling.

Het gebied rondom Eindhoven, maar ook een stad als Breda en de Moerdijk profi- teren daar ten volle van. De economische ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende relaties en contacten zijn internationaal van karakter. Het is een gebied met een grote potentie en het is zich daarvan zeer goed bewust. Sinds kort werpt men blikken over de grens richting Belgisch-Brabant. Met het uiteenvallen van het Koninkrijk België zou deze beginnende grensoverschrijding wel- eens een forse impuls kunnen krijgen.

Tenslotte de Randstad. De Randstad is een complex geheel, waarin de samenhang groeit. Met name langs de as van econo- mische zwaartepunten, in staccato: Schip- hol (reizigers, goederen), de bloemenveiling, veilingen voor land- en tuinbouwprodukten, Amsterdam als (financieel) dienstencen- trum, de Rotterdamse havens en de daar- aan gelieerde dienstverlening. Dat dit ge- bied zich zal manifesteren als een belang- rijke Euroregio lijdt geen twijfel. In welke vorm is nog onduidelijk. Denkbaar is dat zich een Noord- en Zuidvleugel ontwikke- len, waarbij direct moet worden aange- tekend dat de as Rotterdam-Amsterdam

(Schiphol) een verbindende schakel zal zijn.

Aan de uiteinde van deze schakel krijgt de regio-ontwikkeling op bestuurlijk niveau inmiddels een fikse stimulans met het op- starten van de regio's Groot-Amsterdam en Groot-Rotterdam. Dit is overigens nog ver verwijderd van de aanbevelingen in het rapport van de commissie-Montijn, waarin wordt gepleit voor de instelling van een Randstadautoriteit. Rotterdam heeft nog een ander ijzer in het vuur. De ontwikkeling

(10)

~

Liberaal Reveil nummer 4 1992

van de Rijn/Maas/Schelde-delta, met daarin de grootstedelijke gebieden Antwerpen, Breda, de Drechtsteden en Rotterdam. Een delta die zich kan ontwikkelen, gezien de kracht en variëteit aan economische ont- wikkelingen in dit gebied, tot een zeer vooraanstaande Euroregio.

Dit is geheel andere koek dan besturen op niveau I en 11, in Haags jargon BoN I en 11, door mevrouw Dales (PvdA), minister van Binnenlandse Zaken in de huidige coalitie.

Het zou liberalen niet misstaan, geheel in de traditie van de grote liberale denker en bestuurder Thorbecke, wat meer intellec- tueel geweld aan te wenden voor het ont- wikkelen van nieuwe concepties van het binnenlandse bestuur. In BoN I en 11 ont- breekt elk zicht op de Europese Gemeen- schap, laat staan op de voortschrijdende internationalisering van economie, politiek en cultuur. Nederland wordt daarin nog steeds behandeld als een eiland. Dat zijn we nooit geweest. Onze oriëntatie op het buitenland zal juist verder moeten worden ontwikkeld en dan ook tot uiting moeten komen in de bestuurlijke inrichting van ons land.

Tenslotte

Het rapport van de Teldersstichting biedt ons een interessante kijk in de Europese keuken. Het confronteert ons met onze moeizame geschiedenis van staatsvorming en de daarop volgende pogingen om het beleid van soevereine staten in ons deel van de wereld op elkaar af te stemmen.

Het laat ons tevens zien dat er veel is be- reikt in de naoorlogse jaren. Er is een krachtig economisch beleid gevoerd door de EG en ook op andere terreinen is er sprake van toenemende convergentie tus- sen de lidstaten. Aan de andere kant wijzen de auteurs van de studie erop dat tijd een belangrijke factor is. Overhaasting doet aan het proces van eenwording afbreuk. Daar- enboven beseffen we nog onvoldoende dat we met de EG een in de wereldgeschiede- nis volstrekt uniek project aan de hand hebben. Een project dat zijn eigen oplossin- gen vereist en niet kan worden benaderd vanuit klassieke staatsconcepties. De EG is

124

noch op weg naar een federatieve struc- tuur, noch op weg naar een confederatie van soevereine staten. De auteurs introdu- ceren om die geheel eigen ontwikkeling aan te duiden, het begrip communautair, dat naast het begrip intergouvernementeel een belangrijke rol zal spelen. Daar waar de soevereiniteit onder toezicht der lidstaten wordt overgedragen aan de EG, is sprake van een communautaire ontwikkeling, en daar waar het gaat om afstemming van het beleid met behoud van eigen soevereiniteit, is er sprake van intergouvernementeel han- delen. Op welke gebieden communautair handelen geboden is en op welke terreinen intergouvernementeel handelen beter is, daarover spreken de auteurs slechts in voorlopige bewoordingen. En dat kan ook niet anders, gezien de fase waarin de EG momenteel verkeert.

Zoveel is echter duidelijk, de soevereini- teit der lidstaten zal gaandeweg een andere inhoud krijgen. Overdracht zal evenwel niet alleen richting Brussel plaatsvinden, maar ook in de richting van de Euroregio. Al was het maar omdat het geheel ook nog te be- sturen moet zijn. Voor dat aspect heb ik in deze bijdrage aandacht willen vragen. Den Haag is voor beide ontwikkelingen - over- dracht van aspecten van de soevereiniteit richting Brussel en de Euroregio -niet echt klaar. Daarvoor is nodig dat Den Haag zich omvormt tot een centrum voor de strate- gievorming en strategiebepaling. Dat bete- kent een andere invulling van de politieke en bestuurlijke rol; veel meer dienstverle- nend richting de regio en strategiebepalend richting Brussel. Een forse verkleining en een kwalitatieve verandering van de Rijks- dienst vormen daartoe een randvoorwaar- de. Een kwestie voor een nieuw kabinet, naar ik hoop met een stevige inbreng van liberalen.

Noten

1. drs. G.M.V. van Aardenne e.a., Europa: een volgende akte. Een verkenning van de grondslagen en de toekomst van de Gemeenschap en de positie van Nederland daarin, geschrift 76 van de Prof. Mr. B.M. Teldersstichting, 's·Gravenhage, 1992.

s.k.

(11)

"

s.k. kuipers •

Liberaal Reveil nummer 4 1992

WRR. Van de stad en de rsnd. • s-Gravenhage. 1990.

W.S.P. Fortuyn, Een toekomst zonder ambtenaren, 's-Gravenhage, 1991.

W.S.P. Fortuyn, Zonder ambtenaren. De overheid als ondernemer, Amsterdam/Antwerpen, 1991.

Economische en Monetaire Unie

Het is merkwaardig dat in alle tot nu toe gevoerde discussies over de oprichting van een Economische en Monetaire Unie (EMU) in Europa één punt bijna volledig onbe- sproken blijft, namelijk of de in de derde fase van het proces, dat moet leiden tot de EMU, optredende onafhankelijke Europese Centrale Bank (ECB) wel in staat zal zijn de

* prof. dr. W. S. P. Fortuyn is bijzonder hoog- leraar Arbeidsvoorwaardenvorming bij de overheid, Erasmus Universiteit Rotterdam.

selkoersbeleid - met uitzondering van de dageltïkse uitvoering, welke bij de ECB berust - wordt vastgesteld door de Raad van ministers van Financiën (ECOFIN), hetgeen ertoe kan leiden dat het op prijs- stabiliteit gerichte beleid van de ECB wordt doorkruist (bijv. in geval van een wissel- koersbeleid gericht op het handhaven van haar bij het Verdrag van Maastricht gege- vaste wisselkoersen met betrekking tot ven opdracht, te weten zorg te dragen voor niet-EG-valuta's in een inflatoire buiten- prijsstabiliteit, uit te voeren. De enige uit- landse omgeving). Voorts vraagt de BIB zondering vormt de Bank voor Internatio-

nale Betalingen (BIB), die in haar jongste jaarverslag duidelijk van haar twijfel over de

uitvoerbaarheid van de opdracht aan de ECB blijk geeft1

De stellingname door de BIB heeft in be- leidskringen tot nogal wat ge irriteerde reacties geleid. Hoewel deze reacties begrij- pelijk zijn, zijn ze nochtans niet terecht. In de eerste plaats kan men het met de BIB eens zijn dat de discussie over de invoering van de EMU beperkt is gebleven tot een kleine kring van ingewijden, te weten de beleidmakers en de hen omringende ambt- enaren, en nauwelijks een publiek karakter heeft gehad.

In de tweede plaats draagt de BIB ster- ke inhoudelijke argumenten aan voor de stelling dat het nog maar de vraag is of een formeel onafhankelijke Europese Centrale Bank inderdaad het beleid alleen op het realiseren van prijsstabiliteit kan richten.

Hierbij wtïst de BIB op het feit dat krach- tens het Verdrag van Maastricht het wis-

zich af of bij onvoldoende publieke steun de ECB inderdaad voldoende krachtig zal zijn in een stagflatoire omgeving, dat wil zeggen in een toestand van inflatie en werkloosheid, een restrictief monetair be- leid te voeren.

Tot zover de argumentatie van de BIB, welke weldadig afstandeltïk en gezond kritisch aandoet. Er is echter meer. Onder het Verdrag van Maastricht is alleen het monetaire beleid supranationaal. Met be- trekking tot het budgettaire beleid zijn rand- voorwaarden gesteld, maar binnen deze randvoorwaarden kunnen de lidstaten een autonoom beleid voeren. Hetzelfde geldt met betrekking tot het inkomensbeleid voor zover een dergeltïk beleid inderdaad wordt gevoerd. Een en ander betekent dat, in tegenstelling tot de huidige situatie, binnen de EMU alleen het monetaire instrument beschikbaar is om prijsstabiliteit te garande- ren.

Binnen het monetaristische denken zou dit ook voldoende moeten zijn. De ervarin-

(12)

LiberBIJl Reveil nummer 4 1992

gen in het afgelopen decennium geven echter aan dat er alle aanleiding is te veron- derstellen dat de monetaristische voorstel- ling van zaken al te simplistisch is. Zo heeft het anti-inflatiebeleid van de regering- That- cher, waarbij slechts het monetaire instru- ment werd ingezet om de overbesteding tegen te gaan, geresulteerd in torenhoge interestvoeten en als gevolg daarvan een langdurige en ernstige stagnatie, waarbij zelfs na drie jaren de inflatie nog niet tot een acceptabele niveau is teruggebracht.

Eenzelfde ontwikkeling dreigt zich te vol- trekken in Duitsland, waar de door de een- wording ontstane overbesteding vrtjwel alleen met monetaire instrumenten wordt bestreden. Ook hier ziet men zeer hoge interestvoeten en een nog nauwelijks optre- dende vertraging in de prijsstijging.

De oorzaak van de op middellange ter- mijn beperkte effectiviteit van de monetaire politiek bij de bestrijding van inflatie is duidelijk en onder Keynesianen ook reeds lang bekend, te weten de geringe interest- elasticiteit van de bestedingen en de rela- tief grote elasticiteit van de geldvraag en het geldaanbod. De consequenties hiervan zijn eveneens duidelijk en worden door monetaire autoriteiten ook veelal onder- schreven, in elk geval door de Nederlandse:

een effectieve bestrijding van een ernstige overbesteding alsmede van de hieruit resul- terende inflatie, vereist de inzet van alle

drie de macro-economische instrumenten, de monetaire politiek, de budgettaire poli- tiek en het inkomensbeleid.

Zoals gezegd, zijn de laatste twee instru- menten binnen de EMU niet voorhanden, tenzij de EGOFIN een perfecte coördinatie van het budgettaire en inkomensbeleid binnen de lidstaten met het monetaire be- leid van de ECB weet te bewerkstelligen.

Gezien de moeite die het reeds op nationaal niveau vergt een coördinatie van de drie beleidsterreinen tot stand te brengen, is een dergelijke coördinatie van nationaal en supranationaal beleid, met haar veel grotere aantallen prisonors dilemma's, slechts als utopisch aan te duiden. Het monetaire beleid alleen zal dus voor inflatiebestrijding moeten zorgdragen, met alle consequenties van dien voor de omvang en de duur van economische stagnatie die ermee gepaard gaat. Of de ECB hiertoe in staat zal zijn, is iets dat men met de BIB ten sterkste kan betwijfelen. Bovendien doet zich de vraag voor of men zich bij de opstelling van het Verdrag van Maastricht niet diepgaander op de coördinatievraag had moeten bezinnen.

Noten

1. Bank for lnterntJtiontJI Settlements, 62nd AnnutJI Report, Baste, 15th June, 1992, p. 8 en pp. 102-127.

* prof.dr. S.K. Kuipers is rector magnificus aan de Rijksuniversiteit Groningen.

h.r. 1

(13)

h.r. nord*

Uberss/ Reveil nummer 4 1992

De VVD organiseerde op 9 mei jl. een themadag over de institutionele aspecten van het Europese integratieproces. De meningen over de vraag in hoeverre de samenwerking in de EG in federaal verband gewenst en noodzakelijk is bleken verdeeld. Dit leidde tot een levendige discussie. De conclusies van deze discussie werden enkelè weken later, op 13 juni, aan de Partijraad van de VVD voorgelegd. Tijdens de vergadering van de Partijraad over dit onderwerp hielden de voormalig vice-voorzitter van het Europees Parlement, mr.

H.R. Nord, en de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, mr.drs. F. Bolkestein, een inleiding. De redactie vond deze inleidingen zo interessant dat ze in het hierna

volgende integraal zijn opgenomen.

Europa à la Carte ?I

Duizend jaar geleden hebben de Noorman- nen het Verenigd Europa van Karel de Gro- te op zijn grondvesten doen schudden. Tien dagen geleden hebben hun Deense nako- melingen wederom voor een aanzienlijke aardschok in Europa gezorgd. Hun regering heeft het Verdrag van Maastricht onderte- kend en in eigen land verdedigd. Het Deen- se parlement heeft het met een zeer grote meerderheid goedgekeurd. Bij het daarop volgende referendum is de balans nèt naar de negatieve kant omgeslagen. Wat precies de motieven daarbij waren, is niet duidelijk.

Maar hoe dan ook, een meerderheid heeft NEJgezegd.

Onze Deense vrienden van de liberale Ven- strepartij hebben hard gevochten en zijn door hun kiezers ook goed gevolgd. Een woord van vriendschap en waardering aan het adres van onze Deense mede-liberalen is hier dan ook zeker op zijn plaats.

Temidden van de geschapen verwarring lijkt het erop, dat de ratificatie-procedures in de overige elf landen vooralsnog door- gaan. De Deense regering heeft immers niet meegedeeld het Verdrag niet te zullen ratificeren en heeft tot 31 december a.s. de tijd. De twaalf regeringen, inclusief de Deense, voeren druk overleg over wat er nu moet gebeuren en op de Europese Raad in Lissabon eind juni a.s. zal men zeker

proberen daarin wat meer duidelijkheid te scheppen2

Het Verdrag van Maastricht verdient, ook in onze ogen, geen schoonheidsprijs.

Toch is het merkwaardig dat de Denen het nu hebben afgewezen, terwijl het juist een rem wilde zetten op het gevreesde Euro- pese centralisme. In Maastricht heeft de

"subsidiariteit" hoogtij gevierd en essen- tiële sectoren, zoals buitenlandse politiek, defensie en justitiële samenwerking wer- den onverbiddelijk naar de intergouver- nementele hoek verwezen, tot grote tevre- denheid van de kampioenen van de natio- nale soevereiniteit. Het zou misschien lo- gischer zijn geweest om in 1986 tegen de Europese Akte te stemmen, maar die is bij referendum ruim aangenomen.

De Deense uitslag heeft overal in Europa golven veroorzaakt. Terecht, omdat wij te maken hebben met gevoelens, angsten en misverstanden die overal in Europa aan- wezig zijn. Zo zijn met name in Engeland de anti-Europeanen schor van het juichen, terwijl in landen als Spanje, Portugal en Ierland - waar over een dag of tien ook een referendum plaatsvindt3 - het zure com- mentaar te horen is dat een rijk land wei- gert iets te delen met minder welgestelden, in een Gemeenschap waarvan het wel de grote vruchten wil blijven plukken.

(14)

Libef8al Reveil nummer 4 1992

In elk geval is weer gebleken hoe groot de kloof is tussen de kiezers en het politica- bureaucratische establishment. Ook dat is niet alleen in Denemarken zo. Het kramp- achtig gescheiden houden van de nationale en de Europese besluitvormingscircuits heeft dat in de hand gewerkt, evenals de neiging om in impopulaire gevallen de schuld te geven aan een ongrijpbaar "Euro- pa". Al een jaar of vijf geleden gaf Com- missievoorzitter Delars in het Europese Parlement uiting aan zijn bezorgdheid er- over, dat de nationale politiek en de natio- nale parlementen zo weinig aandacht leken te hebben voor de verschuiving van beslis- singen van het nationale naar het Europese niveau. Hij vreesde dat dat op termijn tot schrikreacties en botsingen zou leiden.

Daarin heeft hij gelijk gekregen. Om nu, achteraf, de Europese Commissie de schuld te geven van het Deense debacle, lijkt dan ook verdacht veel op wat de Engelsen zo treffend noemen "shooting the mes- senger". Maar we weten allemaal dat lo- gica en fairness in de politiek zeldzame vogels zijn. Het is dus mogelijk dat Delars binnenkort als zoenoffer zal moeten dienen.

Wie weet, misschien zal zijn opvolging ook in onze binnenlandse politiek nog rimpels veroorzaken !4

De themadag van 9 mei en onze Partij- raad van vandaag wáren al zeer actueel en zijn dat nu nog meer geworden. Het be- palen van een duidelijke liberale positie in de Europese politiek is nu van extra groot belang.

In moeilijke omstandigheden is het altijd goed terug te gaan naar de basis van dat- gene waar men mee bezig is. Een vooraan- staande Britse krant heeft enige tijd gele- den nog eens voortreffelijk de hoofdrede- nen genoemd, waarom West-Europa na de Tweede Wereldoorlog naar eenwording moest gaan streven:

1 . een bolwerk te vormen tegen het com- munisme in Europa;

2. het nationalisme te overwinnen, dat de voornaamste oorzaak was van de re- cente Europese oorlogen;

3. een democratisch Duitsland op te ne- men in een Europese rechtsorde;

4. een gemeenschappelijke markt te creë- ren, die de economische welvaart be- 128

vordert en Europa's concurrentiepositie in de wereld versterkt;

5. een politieke gemeenschap tot stand te brengen die in staat is aan de ene markt vorm te geven en aan Europa een belangrijke stem te geven in internatio- nale aangelegenheden.

Deze motieven staan vandaag nog even recht overeind, behalve dat van de strijd tegen het communisme. Maar die is ver- vangen door de even dringende noodzaak, de gevolgen van de instorting van het com- munistisch imperium in Europa op te van- gen en de Europese stabiliteit te bevor- deren, iets wat wij alléén als Gemeen- schap kunnen doen. Het betekent ook een versterking van het tweede motief, name- lijk te vermijden dat de Europese volken opnieuw ten offer vallen aan het virus van het nationalisme en terugglijden naar het destructieve gedrag dat daarmee verbonden is.

De weg die wij als liberalen altijd hebben voorgestaan is niet de achterhaalde en niet in onze tijd passende constructie van een vrijhandelszone tussen volstrekt soeverein blijvende staten. Het is wè/ die van de rechtsorde, een begrip dat aan de wortel ligt van onze liberale staatsopvatting. Het is een unieke prestatie dat het beginsel van de democratische rechtsstaat dat binnen de nationale grenzen tot wasdom is gekomen, nu ook transnationaal in Europees verband een begin van verwerkelijking heeft gekre- gen. In plaats van nationale eigen richting hebben wij Europees recht gekregen, met instellingen die de regels vaststellen en voor hun handhaving zorgen. Dit is de wezenlijke verworvenheid van de Europese Gemeenschap, en die mag tot geen prijs worden opgegeven. De themadag heeft dat ook duidelijk uitgesproken.

Een tweede essentieel punt - en ook dat is door de themadag duidelijk onderstreept - is, dat wij te maken hebben met een pro- ces, dat moeizaam en soms met schokken verloopt. Daarbij moet voortdurend in het oog worden gehouden, aan de ene kant, wat strikt nodig is en aan de andere kant, of daarvoor een voldoende aanvaardbaar-

..

(15)

Liberaal Reveil nummer 4 1992

heidsgraad aanwezig is. Vandaar dat men zo vaak komt tot compromissen, gesteld in een orakeltaal die voor weinigen toeganke- lijk is.

Maar juist omdat het een proces is, is er voortdurend beweging. De ene kant of de andere kant op, vooruit of achteruit.

Stilstand is niet mogelijk en betekent in feite teruggang. En daarmee wordt een ontrafelingsproces ingeluid, dat ook dat- gene zal aantasten dat wij dachten reeds te hebben bereikt. Zij die denken dat we Maastricht gewoon kunnen vergeten en ongeschonden en onverdroten op basis van de bestaande teksten "business as usual"

kunnen bedrijven, geven zich over aan een illusie.

De fatale gevolgen van het uiteenrafelen van de nog zo prille Europese rechtsorde en het terugglijden naar nationale eigen rich- ting zijn de laatste weken nog eens heel duidelijk gesignaleerd door Duitse staatslie- den als Hans-Dietrich Genscher, Otto Lambsdorff en Helmut Schmidt. Gezien de sleutelrol van Duitsland doen wij er goed aan, hun woorden danig ter harte te ne- men.

Uit ons korte verslag hebt u kunnen zien, dat ook over het gebruik van het begrip

"federaal" tijdens de themadag uitvoerig is gesproken. Gelukkig bleken wij het allen eens te zijn over het fundamentele karakter van de Europese rechtsorde die ons voor ogen staat. Op basis daarvan leek er over- eenstemming mogelijk over de tekst - ook door de VVD aangenomen - van het Euro- pese Verkiezingsprogramma 1989. Dit spreekt van een Europese Unie als "een samengaan van staten waarbij een aantal geri'leenschappelijke aangelegenheden langs federale weg wordt behartigd". Dit maakt nog eens duidelijk dat er gemeenschap- pelijke aangelegenheden kunnen zijn die niet voor federale behartiging in aanmerking komen, of daarvoor nog niet rijp zijn. Deze verduidelijking maakt het, hopen wij, moge- lijk tot eenstemmigheid op dit punt te ko- men. Dan kunnen wij met temeer kracht en overtuiging onze Europese verlangens en opvattingen naar buiten verdedigen.

Dat zal ook hard nodig zijn, want de ko- mende maanden worden spannend en moeilijk. Het komende Britse voorzit- terschap had gehoopt de toetreding van nieuwe lidstaten zoals Zweden, Finland, Oostenrijk en Zwitserland in veilige haven te loodsen. In plaats daarvan zal het zich moeten bezighouden met de problemen die door het Deense referendum zijn ge- schapen.

Ook het kernstuk van Maastricht, de EMU, is in gevaar. Indien ook in andere landen "neen" wordt gezegd, is Maastricht morsdood. Wat dan? Gaan wij dan het ontrafelingsproces in, waar ik zojuist over sprak? Of gaan we naar een kleinere kern- gemeenschap met daaromheen een schil van geassocieerde landen? Of misschien zelfs een aantal groeperingen binnen Eu- ropa, die op wisselende terreinen "à la carte" met elkaar samengaan? Het klinkt allemaal weinig opbeurend, maar het is niet uitgesloten, want evenmin als men een land of een volk kan dwingen tegen zijn wil aan bepaalde ontwikkelingen mee te doen, zo kan men ook anderen die het wèl wil- len, niet beletten om dan maar in kleinere kring verder te gaan. Dit alles is voor onze toekomst van essentiële betekenis.

De discussie in liberale kring is nu in volle gang. Zij zal ook na vandaag voort- gaan, want elke dag brengt nieuwe fac- toren in het spel waarmee rekening moet worden gehouden. Wat wij nodig hebben is het liberale kompas, dat de koers aangeeft die wij ook bij storm en ontij moeten blijven varen.

Een bekend Frans spreekwoord zegt: "Pour discuter, il faut être d'accord". Uit de dis- cussies op de themadag bleek, dat er vol- doende overeenstemming bestond over onze basisprincipes op Europees terrein om een zinnige discussie mogelijk te maken.

Onze werkgroep heeft getracht dat onder woorden te brengen.

Wij bevelen u dan ook gaarne aan, de voorgelegde stellingen met de kanttekenin- gen, aanvullingen en wijzigingen die daarop in het licht van de gevoerde discussies zijn aangebracht, tijdens deze Partijraad goed te keuren5.

(16)

~

Liberaal Reveil nummer 4 1992 Noten

1. Op 9 mei 1992 vond in Den Haag een zeer druk bezoch·

te themadag plaats over de institutionele aspecten van de Europese integratie. Een daartoe door het Hoofdbe·

stuur van de VVD ingestelde werkgroep had een aantal stellingen voorbereid die als basis voor de discussie moesten dienen. De conclusies van de themadag zouden aan de Partijraad worden voorgelegd. Het resultaat van de themadag was dat de voorgelegde stellingen in grote lijnen werden onderschreven, met enkele kleine wijzi·

gingen, aanvullingen en kanttekeningen. De werkgroep legde deze neer in een kort schriftelijk verslag dat met de oorspronkelijke stellingen aan de leden van de Partijraad werd toegezonden. Ter vergadering werd de discussie hierover met de rede van de voorzitter van de werkgroep ingeleid.

2. Op de bijeenkomst in Lissabon bleek dat men voome·

mens is de ratificatie-procedure in de overige elf lidstaten voort te zetten. De Deense regering zal. mede in het licht van de uitkomst daarvan, haar positie aan de partners kenbaar maken.

3. Het Ierse referendum heeft inmiddels plaats gevonden en leverde een grote meerderheid op ten gunste van het Verdrag van Maastricht.

4. De Europese Raad in Lissabon hee-ft de heer Delars voor nog eens twee jaar als voorzitter van de Commissie her·

benoemd. Ook heeft hij thans de "subsidiariteit" hoog in zijn vaandel geschreven.

5. Na een uitvoerige discussie heeft de Partijraad conform deze aanbeveling gehandeld.

* mr. H.R. Nord is voormalig vice-voorzitter van het Europees Parlement en voorzitter van de werkgroep die met de inhoudelijke voorbereiding van de themadag was belast.

Europa en de kloof

tussen burger en politiek

f. bolkestein •

De dreun die de Denen Europa hebben verkocht, heeft iedereen rechtop doen zitten. De meerderheid der Denen vreest dat de EG een bureaucratische superstaat wordt, waar over hen maar zonder hen wordt beslist. Die meerderheid wil niet dat de Brusselse bureaucraten zich gaan be- moeien met bijvoorbeeld de arbeidsomstan- digheden, alsof die in Portugal dezelfde zouden moeten zijn als in Denemarken. Zij wijzen het Europa in wording van de tech- nocratische bestuurders af.

Er is tamelijk laatdunkend gereageerd op het Deense referendum. Toch is het essen- tieel dat het Verdrag van Rome niet zonder instemming van de lidstaten wordt gewij- zigd. Formeel kan dat ook niet. De EG moet niet over bezwaren van onderop heen wal- sen. Dat is ook in ons belang.

Commissaris Andriessen zei: "Voor Denemarken is op termijn geen plaats in de EG als het vasthoudt aan zijn afwijzing van de nieuwe structuur van de EG, zoals vast- gesteld in Maastricht" (NRC Handelsblad, 5 130

juni 1992). Het is precies uit afkeer van dit soort arrogantie dat de meerderheid der Denen tegen heeft gestemd. Want wie heeft Commissaris Andriessen verkozen?

Niemand. In Brussel is nu al een anoniem en ondoorzichtig apparaat ontstaan waar- van de effectieve macht moeilijk te beoor- delen is. Zoals Frans Weisglas onlangs in de Tweede Kamer zei: "De VVD-fractie wijst juridische constructies waarin de elf zichzelf de mogelijkheid bieden met Maas- tricht door te gaan van de hand".

Het Deense ongenoegen heeft te maken met het onderscheid tussen het econo- mische karakter van de Gemeenschap en het politieke karakter dat de Gemeenschap zou krijgen wanneer de Europese Unie wordt verwezenlijkt. Laat ik eerst iets zeg- gen over dat economische karakter. Later kom ik op de andere aspecten van de Ge- meenschap.

Men kan het economische beleid van de Gemeenschap verdelen in twee soorten. Er zijn maatregelen die met de markt meewer-

..

(17)

liberaal Reve11 nummer 4 1992

ken (dat zijn de marktconforme maatrege- len) en maatregelen die tegen de markt ingaan (dat zijn de niet-marktconforme maatregelen). Voorbeelden van marktcon- forme maatregelen zijn: de hele operatie EG'92, het anti-kartelbeleid en de Econo- mische en Monetaire Unie, inclusief de Europese Centrale Bank. Al die maatregelen zijn bedacht om de markt beter te laten werken, tot ons aller voordeel.

Voorbeelden van niet-marktconforme maatregelen zijn: het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het sociale beleid zoals in Maastricht overeengekomen en de verschil- lende fondsen die geld naar de armere lidstaten pompen en die als gevolg van Maastricht aanzienlijk worden uitgebreid.

Marktconform beleid heeft verschillen voor- delen:

1 . het is niet alleen goedkoop, maar levert zelfs geld op;

2. het is in beginsel gemakkelijk uit te breiden tot nieuwe lidstaten, die de vrijheden van de EG - voor het verkeer van goederen, diensten, kapitaal en ar- beid - slechts hoeven over te nemen.

Niet-marktconform beleid heeft daaren- tegen verschillende nadelen:

1 . het is duur - denk alleen maar aan het GLB (Gemeenschappelijk Landbouw Beleid), dat nog steeds 70% van de EG- begroting opsoupeert;

2. het belemmert de toetreding van de kandidaatleden in Oost-Europa, die alle- maal uit de fondsen zullen willen trek- ken, en

3. het is bureacratisch. Ik beschouw de bureaucratisering van de Gemeenschap als een zeer groot gevaar.

Naar mijn mening moet het marktconforme beleid de kern van de Europese Econo- mische Gemeenschap zijn, dat wil zeggen van de economische dimensie van de Euro- pese Gemeenschap. Het niet-marktcon- forme beleid kan noodzakelijk zijn, maar behoort mijns inziens niet tot de kern, met uitzondering van het milieubeleid. Dit niet- marktconforme beleid moet zo beperkt mogelijk van omvang en in de tijd zijn.

Onze ervaringen met het GLB leren ons op onze hoede te zijn. Hoewel het GLB nu wordt hervormd, stijgen de kosten nog steeds en het einde is nog lang niet in zicht.

Mijn scepsis geldt ook het sociale protocol van het Verdrag van Maastricht. Wil men de arme lidstaten opzadelen met de ar- beidsomstandigheden, en dus de kosten, van de rijke lidstaten, dan ontneemt men hun de weinige voordelen die zij hebben.

Dat belemmert hun economische ontwikke- ling. Een sociale harmonisering zou de EMU kunnen laten ontploffen. Dat maakt een- wording van de Bondsrepubliek Duitsland duidelijk. Het rapport van de Teldersstich- ting 1 stelt dan ook zeer terecht: "Stelsels van sociale zekerheid dienen niet door Europese regelgeving te worden geharmo- niseerd".

De economische integratie die ons voor ogen staat, zal een onomkeerbare en dyna- mische factor zijn die zich op vele terreinen zal laten gelden. Allereerst is er de kwestie van de asielzoekers en van de overige im- migranten. De wereld is demografisch op drift geraakt. Velen buiten de grenzen van Europa raken in verdrukking. Velen ook willen hun lot verbeteren. Wie zal het hen kwalijk nemen dat zij naar het rijke en rus- tige West-Europa proberen te komen? Hoe- veel mensen willen wij opnemen? Hoeveel kunnen wij opnemen? Het is duidelijk dat dit grote probleem alleen kan worden aan- gepakt met Europees, niet Nederlands be- leid.

En dan is er het buitenlands beleid. Op onze laatste Algemene Vergadering zei Gijs de Vries het volgende:

"De VVD is voorstander van een Ge- meenschap met één markt, één munt, één handelsbeleid en één toelatingsbe- leid, die dus ook toegroeit naar een gemeenschappelijk buitenlands beleid.

Maar de VVD wijst een Europees leger dat los zou staan van de NAVO van de hand".

Ik ben het hier volstrekt mee eens. Ook het preadvies van de commissie-Nord2 wijst op

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leerlijn Toegankelijke Onafhankelijke cliëntondersteuning.. MAARTEN VAN DEN

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

Dick Dees bracht deze week nog­ maals naar voren dat alle stapjes in deze be­ langrijke operatie niet door Algemene Maatre­ gelen van Bestuur (AMVB) genomen mogen

In deze zin hebben de in het Europese Parlement verkozen socialistische par­ lementsleden ononderbroken gestreden en blijven zij verder strijden op alle gebieden van de

Na het kongres van november nodigde de PSP al snel de PPR en de CPN uit voor besprekingen over samenwerking bij de Europese verkiezingen. De PPR wees die samenwerking af.

het mogelijk is dat de groothandel zou worden uitgeschakeld indien de kleinhandel buiten de BTW blijft. Betrekt de kleinhandel namelijk recht- streeks van de

370.. turn van afloop van de nieuwe associatieperiode en waarbij zij dus mede zouden kunnen onderhandelen over het na 1 januari 1968 in te stellen systeem

E lders in dit nummer treft men een artikel · aan van mr. Timmermans over de Europese Economische Gemeenschap. Niemand kan van mening zijn, dat de E.E.G. ons alleen