• No results found

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen · dbnl"

Copied!
234
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cissy van Marxveldt

bron

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen. Met illustraties van Is. van Mens. Valkhoff &

Co., Amersfoort z.j. [1927] (zesde druk)

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/marx002joop10_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(3)

Hoofdstuk I.

‘Oh, de misere van het!’ Dit is woordelijk uit het Engelsch vertaald. Julie zegt het.

Dan neemt ze een pose aan: Ze slingert luchtig haar handen ineen, doet haar oogen half dicht, schudt haar hoofd, en opera-achtig jammert ze: ‘Oh, the misery of it.’ Zij zegt het, wanneer haar bont, dat voor echt doorgaat, plotseling aan het verharen slaat, zoodat Jog met een behaarde rechterschouder naast haar voorthuppelt; of wanneer een geplisseerde rok door een onverwachte gietbui uit zijn vouwen is geslingerd. Ik heb Jog eens hooren beweren, toen ze weer zoo iets misèrerigs bekreet: ‘Kindje, wat ben je aanbiddelijk in die houding.’ Stel je voor, ik moest zoo iets eens doen. Ze zouden meteen denken, dat ik half gaar was. En ik heb er anders reden genoeg voor.

Want mijn heele, mooie, goddelijke vacantie zit ik thuis. Nou ja, vijf dagen ben ik naar Pop in Bergen geweest. Natuurlijk heeft het al die dagen gestroomd. Ik kwam heelemaal verpieterd weer in stad.

't Is echt iets voor Julie om in de zomervacantie te willen trouwen. Ik heb haar gesoebat, om ter wille van mij zoo halfweg een woeste repetitie te huwen. Maar:

‘Nee zeg, dan kan Jog toch niet gemist worden in school. En dan kunnen we toch geen behoorlijke huwelijksreis maken. En ik wil ook,

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(4)

dat mijn huis eerst heelemaal in orde is.’ Wat zou mij dat nu kunnen schelen, of er de eerste week van je trouwen een schilder of een behanger bij je rondwandelt. Ik geloof zelfs, dat ik het wel gezellig zou vinden. Je hebt nog wat afleiding. Ik zou vast bij hem op de ladder gaan zitten. Maar 'k geloof, dat dit abnormaal is, want Pop kleurde, toen ik het haar zei en prevelde: ‘Hè, wat onwijs.’ Alleen Kit en Pien konden met me meevoelen. Kit beweerde zelfs, dat ze met plezier zoo'n jongeman een handje zou helpen. En Pien vond, dat zij er dan het artistieke cachet aan geven kon. Niet zoo echter mijn dierbare zuster. Die trouwt in Augustus, wanneer de musschen dood van het dak vallen vanwege de hitte. Julie zegt hètte. Overal slaan de vlammen je uit. Het liefst spiebelde ik de heele dag rond in mijn batisten nachtjapon, een aflegger van Julie. En omdat Ma, om de een of andere diepzinnige reden, het noodzakelijk vindt, dat we, dank zij de trouwerij, de heele vacantie in stad blijven - behalve dan de vijf dagen in Bergen - eet ik me op van sjagrijn. Dat zegt Laura, onze keukenvasal.

Kees is ook vertoornd. Maar zijn toorn heeft een andere oorzaak.

‘Vacàntie,’ met een pluk aan zijn bovenlip, waar weer een snorretje opduikt, ‘kind, ik heb altijd vacantie. Als je student bent, kun je het leven zoo gemakkelijk opvatten, als je zelf wilt.’

‘Genoeglijk voor Pop,’ snauwde ik toen. Want ik kan het niet uitstaan, dat hij airs aanneemt, nu hij pas jur. stud. is.

‘Nu ja, dat schoolmeisjesachtige geleuter van jou ook,’ zei Kees beminnelijk.

Och, feitelijk komt alles door de hitte en door het ongezellige gehannes in huis.

Pa zwerft in Scandinavië voor zaken rond. En Ma heeft thuis nooit een grein behagelijkheid kunnen geven. Julie is

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(5)

natuurlijk nerveus, en ook Jog is, als hij komt, lichtelijk geagiteerd. Ik tracht zonder kleerscheuren tusschen al die partijen door te zeilen, maar 't is haast ondoenlijk.

Gisteravond pikte Kees me op, toen ik net uit zou, en hij sleurde me mee naar zijn hok. Zoo heet zijn kamer, nu hij student is.

‘Zeg Joost,’ zei hij en hij streek over zijn scheiding, die hij nu als jur. stud. naar het midden verlegd heeft. Zijn hoofd glimt van de brillantine en toch staan z'n haren nog als poesesnorren overeind. ‘Zeg Joost, toe, doe nog 'es een goed woordje bij Julie. Als je 't nu een beetje handig inpikt, dan krijg je 't er wel door.’

‘Doe het dan zelf,’ zei ik natuurlijk.

‘Maar ik kan toch niet vragen, of Pop bruidsmeisje worden mag. Dan denkt ze dadelijk wonderwat.’

‘Dat doet ze toch.’

‘Hè Joop, met 'n beetje diplomatie krijg je het wel gedaan.’

Toen zei ik, wat waar is: ‘Jog heeft volksstammen nichtjes. Die gaan allemaal voor. Als ze twintig bruidsmeisjes nam, zouden we nog in Jog's familie rondzwerven.

En daarbij, Julie kan Pop heelemaal niet uitstaan. Die is haar veel te knap.’

‘Ja, 't is een dot,’ zei Kees en hij greep naar Pop's portret, dat in veilige oogenblikken tegen Homerus aanleunt.

‘Nou dan,’ zei ik. Maar Kees zeurde door.

‘Je kunt het toch licht probeeren Joop. Verzin maar 'n idiote reden, dat is jou wel toevertrouwd.’

‘Dank je,’ zei ik.

‘Pop zou zoo'n snoezig bruidsmeisje zijn.’

‘Dat zou ze ook. Veel te snoezig, naar Julie's zin. Snap dat dan toch, uil.’

‘Als 't je lukt Joost,’ zei Kees, ‘dan mag je

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(6)

morgen in de zijspan van de motor van Leo van Dil zitten, als ik hem loskrijg tenminste. En dan tuf ik je naar Bergen.’

‘Aangenaam. Maar het kan niet. Want ik moet mijn japon passen.’

‘Och, dat geleuter. Overmorgen dan.’

‘Moet ik met Truus dat stukje repeteeren voor de ondertrouwfuif.’

Toen zuchtte Kees: ‘Als die nichtjes van Jog maar niet allemaal zoo monsterlijk leelijk waren. Er is geen een leuke bij.’

‘Maar goed ook. Voor Pop.’

‘O Pò-òp!’ zei Kees en hij tuurde met zoo'n zalige uitdrukking op zijn gezicht naar het portret, dat ik maar wijzelijk zweeg. Dan schudde hij zijn hoofd. ‘Brr, wat zijn dit intens-lamme dagen. Eerst die receptie en dat te koop staan en al dat gefuif, waar Pop niet bij is.’

‘Als ik trouw, dan zal geen sterveling er displezier van hebben. Dat zul je zien.’

‘O, maar jij trouwt niet,’ zei Kees. ‘O, ik vergis me. Je trouwt wel natuurlijk.

Volgend jaar al misschien. En je krijgt 'n reuze-cadeau van me, als je nou maar opschiet.’

Ik vond het heele geval (Kees zegt, nu hij student is, cheval) toch wel zielig voor Kees, ofschoon hij om den anderen dag in Bergen zit, en dus zei ik: ‘Nu ik zal 't probeeren, maar de gevolgen komen over jouw bebrillantiende hoofd. Je moet 's nachts je hoed ophouden, dan plakt het beter.’

‘Toe nou maar,’ zei Kees en hij zette me aan mijn arm buiten de deur.

Dies zette ik, vol diplomatieke plannen, koers naar Julie's appartement. Ik roffelde een marsch op de deur en Julie's stem zei met een vermoeide uithaal: ‘Jaa, wat is er nu weer Joop?’ Ze kende me aan mijn fanfare.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(7)

‘May I come in?’ Ik dacht, ik val haar maar in 't Engelsch aan, en ik stapte meteen over een koffer, die openstond en waarin wat vloeipapier en portretten lagen, het heiligdom binnen.

‘Wat wou je?’ zei Julie. ‘Ik ben doodop.’

‘Maak toch niet altijd zoo'n lawaai,’ verzocht Julie, die op de divan lag.

Ik heesch me in de vensterbank.

‘Ja,’ zei ik, ‘sedert ik jou eens in een tête-à-tête

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(8)

met Jog verrast heb, kondig ik graag mijn komst hoorbaar aan. Je ziet moe, zeg. Een beetje. 't Staat je wel.’ - Begin van de diplomatie.

‘Wat wou je?’ zei Julie. ‘Ik ben doodop.’

‘Kan ik helpen pakken?’

‘Wat 'n liefde. Hoe kom je op eens zoo?’

‘Ik hèb nobele neigingen. Alleen - niemand haalt ze naar boven. Maar nu ik jou daar zoo lijdend zie...’

‘O, maar 't zijn ook zulke anstrengende dagen tegenwoordig.’

‘Ja, dat kan ik me best voorstellen,’ beaamde ik lustig, en ik keek vol sympathie vanaf de vensterbank.

‘Ik ben de heele morgen bij de schilders geweest. Ik ben er maar gewoon bij blijven zitten. Ze zijn nu op de logeerkamer bezig. En als je weggaat, voeren ze niets uit. En ik wil het heele huis in orde hebben, voor ik trouw.’ - Dit hoorde ik zeker voor de vijfentwintigste keer, maar ik zei:

‘Ja, dat kan ik me best voorstellen. Zoo zou ik ook zijn.’

Julie draaide zich wantrouwend naar me om. Maar ik leunde tegen het raam, en ik keek schapigonschuldig.

‘Wat ben je aan 't pakken?’ vroeg ik, om af te leiden.

‘O, portretten en zoo. Voor mijn boudoirtje. 't Wordt zoo snoezig. Heelemaal zacht groen met roomwit. En een ivoor biesje langs het behang. Rose en blauw is zoo gewoon, vin je ook niet?’

‘O jé ja, ik zou ook niet rose of blauw moeten hebben,’ fantaseerde ik, ‘zoo algemeen. Je moet je altijd in crème gewaden hullen in die groene omgeving.

Of-e-champagne-kleur, of-e-enfin, hoe vindt Jog het?’

‘'t Is Jog zijn smaak, dat weet je toch? Jog heeft

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(9)

zoo'n gevoel voor kleuren. En hij is zoo veelzijdig ontwikkeld.’

‘Ja, en dat voor een natuurkundeman hè?’ zei ik.

‘Als ik trouw, laat ik Jog mijn meubels uitzoeken. En de kleeden en de gordijnen - en ik neem ook zoo'n ondertrouwjapon, als jij hebt.’

‘En je hebt hem niet eens gezien.’

‘Welwaar, op je bed. Zal je beeldig staan zeg.’ Ik gooide mijn eene been over het andere. ‘Denk je, dat ik aanleg heb voor diplomaat?’

‘Wat spring je toch altijd vervelend van de hak op de tak,’ zei Julie.

‘Ja, dat is een zwak van me,’ bekende ik. ‘Ik kan mijn gedachten niet beheerschen.

Gek hè?’

Julie ging er niet op in. Ze staarde droomerig voor zich uit.

‘Ik vind het vervelend,’ zei ze, ‘dat we nu toch een bovenhuis krijgen. Ik had me zoo vaak voorgesteld een aardige, eigen tuin en een zitje tusschen de rozen.’

‘Hè ja,’ zei ik vol vuur.

‘Zeg, heb jij bij Broere die snoezige tuinmeubeltjes nog opgelet? Nee? O, doddig in één woord. Ik ben er zoo gecharmeerd van.’

Julie zuchtte.

‘Ja, da's lam voor je,’ zei ik en ik zuchtte van de weeromstuit. Maar toen kreeg ik een schitterende inval. ‘Zeg, weet je wat je doet? Er is natuurlijk een plat dak. Dan sleep je daar varens heen en palmen en de tuinmeubels van Broere. Dan maken we daar de hangende tuinen van Salomé van. Of hoe heette ze ook weer? En achter de schoorsteen zetten we een verborgen strijkje. Leuk zeg. Ik zie Jog al door het zolderraam kruipen met het theeblad.’

‘Doe niet zoo absurd,’ zei Julie.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(10)

Ik kwam met een plof weer op de grond terug.

‘Hè,’ zei ik ontnuchterd.

‘Er is tòch gèen plàt dàk,’ zei Julie met stemverheffing. ‘Jij met je bespottelijke fantasie.’

‘Ja dan,’ berustte ik, ‘zie ik ook geen middel om je aan tuinmeubels te helpen op een bovenhuis. Of misschien in Jog z'n kamer.’

‘Bespottelijk,’ zei Julie. ‘Je doet altijd mal. Ik snap gewoonweg niet dat je niet verandert. Je bent vorige week toch ook al zeventien geworden. Toen ik zeventien was, was ik al haast verloofd met Jog.’

‘Ja, maar jij was altijd aanminnig.’ Ik dong weer naar Julie's gunst. ‘En bovendien, ik ben nog op school. Als ik nu de vijfde door ben, stort ik me misschien ook regelrecht in de armen van een man.’

‘Ik vind,’ zei Julie, en ze kneep haar oogen half dicht, ‘ik vind, dat jij heelemaal geen charme hebt.’

‘Ja,’ zei ik moedeloos, ‘dat zeg je nu al jaren tegen me. 't Is gek, dat ik niet verander met jouw charme voor oogen. Maar àls ik trouw’ - en ik veerde gewoon overeind,

‘dan neem ik leuke bruidsmeisjes, dàt weet ik wel.’

Ziezoo, ik was waar ik zijn moest. In het vuur van mijn betoog ging ik bij Julie op de divan zitten, en klopte op haar pantoffel.

‘Weet je wel,’ zei ik, ‘dat de entourage, noem je 't zoo niet, er veel toe doet? Zeg, ik zie Pop al met die groote, zwarte hoed, die ma voor ons heeft uitgezocht. Ik vind Pop echt iemand, om jouw bekoorlijkheden naar voren te halen. Heusch. Terwijl nu... wie wordt het, Truus of Mia?’

‘Truus. Ze is het oudste nichtje. Ik kan haar niet passeeren. Hoewel Mia aardiger is.’

‘Maar niet te vergelijken bij Pop,’ riep ik enthousiast. ‘Toe, je bent anders zoo verlicht. Breek

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(11)

jij nu eens met de sleur. En Jog vindt alles goed. Als jij zegt, dat je een gek figuur slaat, als Truus en ik achter je aan hopsen, dan is hij beslist ontdaan. Dan wil hij Truus al niet meer. Heusch, Pop zou mijn positie ook nog 'n beetje redden, denk je niet?’

‘En Pop is de stad uit.’

‘Alsof dàt een bezwaar is. Ze kan hier toch logeeren.’

‘Merci bien. Ik zou geen rust hebben met Pop en jou hier samen in huis. Dat nooit.

Never, never.’

Toen werd ik kribbig natuurlijk. Al mijn gehannes voor niets. En ik zei fier: ‘Je beoordeelt ons absoluut verkeerd. Ik zal je wat anders vertellen. Met Truus ben ik tot alles in staat. Die werkt op me als champagne. Ik weet zeker, dat mijn jarretelle zal springen of ik haak in je sluier, of ik rol van alle trappen van het stadhuis naar beneden. Dat zal gezellig voor je zijn.’

Julie ging overeind zitten.

‘Wordt daar niet gebeld? Het kan Jog zijn. Die zou nog even aankomen.’

Ze was meteen weer een geknakte spriet. ‘Toe, ga jij nu weg Joop.’

‘O, ik bleef voor geen miljoen,’ zei ik en ik zwaaide de deur open, en ik maakte een prachtréverence voor Jog, die de gang over kwam.

‘Edele zwager.’ Jog's oogen knipten.

‘Schoone zuster.’

‘Hè ja,’ zei ik. ‘Vin je me mooi?’ Ik stak mijn gezicht vooruit, tot bijna onder zijn kin. ‘Dit overhemd flatteert me hè? En je moest me eens zien als bruidsmeisje. 'n Sprookje, Julie zegt het ook. Zoo pas nog. En ik mag ook in jullie boudoir zitten.

Leuk hè?’

Jog lachte. Hij lacht altijd om de onzin die ik zeg. Hij is een absoluut mensch geworden. Maar Julie werd vinnig.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(12)

‘Jog, doe de deur dicht.’

‘Hoe dicht?’ zei ik onschuldig. ‘Jog en ik in de gang? Of Jog en ik in je kamer?

Of Jog alleen in je kamer? Nou ik zal zoet zijn.’ En ik gaf Jog een duwtje in zijn rug.

‘Ga nu maar gauw. Want ze is zoo jaloersch, die zuster van mij. Dag kinders.’

Julie heeft toen natuurlijk een uur gezeurd, dat ze heelemaal niet jaloersch is. Toch wel lam voor Jog, hij is altijd even geduldig en Julie zanikt zoo door over iets.

Kees schoot als een haas uit zijn kamer, toen hij me de trap hoorde afkomen.

‘En?’ zei hij.

‘Mijn geheime zending is mislukt.’

‘Dan heb je het natuurlijk verkeerd ingepikt.’

‘Ja natuurlijk.’

‘Nu zit ik met die lamme Truus opgescheept. Ze heeft een scheeve neus. En ze giechelt aldoor.’

‘Maar jij bent ook zoo geweldig geestig.’

‘Nou enfin,’ zei Kees, ‘ik ga er maar even uit. Waar wou jij heen?’

‘Even de planten van Juffrouw Wijers water geven. En dan nog wat rondfietsen.’

‘Nou goed, dan ga ik zoover mee. Misschien is Leo thuis. Dan vraag ik toch maar zijn motor voor morgen.’

Kees fietst ook al als een jur. stud., zoo'n beetje onverschillig - wijdbeensch. Af en toe trekt hij een rimpel tusschen zijn wenkbrauwen.

‘Die Leo is zoo'n echte fideele kerel,’ zei hij. ‘Als ik het hem vraag, neemt hij je wel eens mee te zeilen.’

‘Dank je stichtelijk. Ik heb die Leo van jou niet noodig. Hoe kom je opeens aan die bevlieging?’

Kees was meteen beleedigd. ‘Bevlieging, bevlieging... As je Leo kende. Zeg, je moet zien,

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(13)

hoe hij cricket. Daar ben ik een prulvent bij, zeg. En hij zeilt het liefst, wanneer het een orkaan waait.’

‘Gevaarlijk,’ zei ik.

‘Hij ziet nergens gevaar in, zeg. En hij is altijd dezelfde. Hoe lang ken ik hem nou? 's Kijken. 'n Half jaar ruim, denk ik. Vanaf, dat ik cricket. Hij is bij elke sport vooraan.’

‘Ik hou wel van een sporttype,’ zei ik. ‘Meer dan van zoo'n water-en-melk jog.’

‘Ze waren allemaal bang voor hem op de Handelsschool,’ zei Kees vol trots. ‘Nu is hij bij zijn vader op de Bank. Hij begint gewoon van onderen af, zeg.’

‘Nou ja, hij kan toch niet dadelijk directeur worden,’ zei ik practisch.

‘Zijn vader, dat is een reuze-woesteling, zeg. Je moest hem kennen Joop. Een type voor jou. Heelemaal kaal al, met zoo'n paar haartjes bij zijn ooren.’

‘Spaart schuieren.’

‘Ja. En de heele Bank siddert voor hem. Ze zitten al in hun piepzak, wanneer ze zijn stem maar hooren.’

‘'n Gezellige Pa.’

‘O, maar Leo krijgt alles van hem gedaan. Alleen op 't werk, zie je, daar is hij reusachtig op. Leo zegt, hij heeft de heele Bank in zijn hoofd zitten.’

‘Kom,’ zei ik, ‘dan is hij daarom kaal zeker.’ Kees trapte, trapte. Ik geloof warempel, dat hij zijn zadel lager gezet heeft, om maar goed opvallend op zijn fiets te zitten.

Draagt Leo zijn haar in het midden gescheiden?’ vroeg ik onschuldig.

‘Ja,’ zei Kees. ‘Hoezoo?’

‘Nee, ik vraag 't maar zoo.’

‘'t Is een leuke vent om te zien. Maar hij geeft geen laars om meisjes. Hij zou bijvoorbeeld niks aan jou vinden.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(14)

‘Ik ben nièts benieuwd naar hem,’ zei ik.

We waren bij het huis van juffrouw Wijers. Ik stapte af. Kees tikte even aan zijn hoed. Nu hij student is, tikt hij aan zijn hoed voor me, als hij me tegenkomt. En hij zegt vermoedelijk, als hij met een andere student wandelend, me groet - dan neemt hij heelemaal zijn hoed af - ‘Tja dat is een kennisje van me.’ Ik geloof, dat hij voor geen geld zou vertellen, dat ik zijn zuster ben.

Ik heesch mijn fiets bij juffrouw Wijers de trappen op. Hijgend als een

sleeperspaard kwam ik boven. 't Is zoo griezelig in een verlaten huis. Ik trok dadelijk de gordijnen in de voorkamer open, uit het erkertje zag ik nog net Kees aan het eind van de straat.

Ik kreeg natuurlijk puf om even uit het raam te hangen en tegen Kees te schreeuwen, maar zulke jubel-ouvertures vindt hij nu ook niet meer goed. Dus ging ik maar even op de bank in de erker zitten om uit te blazen. En opeens kwam er zoo'n akelig, triest, verlaten gevoel over me. 't Was gek natuurlijk. Niets voor Joop, zou de

vriendinneschaar Kit, Con, Noor en Pien zeggen. Misschien dat Pop het een beetje zou kunnen snappen vanwege onze zuigelingenvriendschap en toekomstig

schoonzusterschap. Loutje is geloof ik de eenige, die mij wel tot dergelijke sentimentaliteit in staat acht. Maar Loutje is zelf ook zoo sensitief, zegt Julie.

Toen ik daar zoo zat op de erkerbank met mijn hakken o schande, op 'n laag stoeltje en mijn kin op mijn knieën, groeide het medelijden om mezelf gewoon boven mijn bekoorlijk gebogen houding uit. Pop zit zalig in Bergen, heb ik al ettelijke keeren beweerd. Noor doolt als eenig kind met haar Pa en Ma door Zwitserland en Connie, ja, dat is eigenlijk ook een stumper, zit met Juf en Broer opgesloten op een boerderij midden op de Veluwe om

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(15)

rooie wangen te krijgen, en milliarden zomersproeten.

Maar Kit, Pien en Loutje, de gelukkigen, wonen met juffrouw Wijers en haar zuster in een gemeubileerd huisje in Vaals. Dit lijkt me het summum (Kees) van zaligheid. Ze doen met z'n allen de huishouding, of liever die zwabberen ze en bloc een beetje af, en na den eten gaan ze heerlijke tochten maken. Ik krijg groeten per ansicht en bij elke nieuwe groet voel ik me op een ander werelddeel wonen.

Nee, dan verleden jaar, toen we met ons allen die motorboottocht hebben gemaakt, de heele bende, en bovendien Nettie, nog een zuigelingenvriendin van me, maar thans wonende in een andere stad - mooie tusschenzin - en Pa en Kees. Als Indianen kwamen we terug. Mijn neus hing in flarden gewoonweg, omdat ik steeds de vaseline van Noortje versmaad had. Ik heb al tegen Pa gezegd, dat hij zijn motorboot wel aan een inrichting verkoopen kan. Alleen Kees en de man, die hem schoonhoudt, zitten er nog in. Pa is haast altijd buitenslands, en als Kees gaat ‘yachten,’ dan hangen troepen studenten over boord met grocstemmen en gekleurde sokken. Of lui van de cricketclub, waaronder vooraan Leo van Dil natuurlijk.

Ik weet zeker, hoewel Kees zegt, dat het niet zoo is, dat ze met wijn morsen op onze parketvloer, en dat meerdere idioten in de mast klimmen en onze clubvlag bespotten, die nog fier de lucht inwappert. En er is altijd wel een halfgare met een mandoline bij waarop ze een heele middag het Io Vivat en Oh Mr. Rubinstein en alle soorten Dixies tingelen. Dat zegt mijn onderbewustzijn me.

Ik dwaal af. Toen ik in de erkerbank zat, kwam bovenop al mijn triestheid de last van mijn toekomst me drukken. Ik geloof werkelijk, dat ik niet geschikt

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(16)

ben om twintig jaar te zijn met schoenen, waar je 's avonds papierproppen in moet douwen voor de vorm, en een corset, dat je onder ma's oogen wordt aangemeten. Ik houd van woest door de stad te karren, zoodat een slagersjongen ‘modjo’ tegen je roept en juffrouwen met kapothoeden, waarop trillende veertjes, in trams versteenen.

En ik ben dol op fluiten tusschen mijn tanden, maaien met mijn armen, kanjers van strikken in mijn haar - Julie vindt dit (de strikken) niet rijmen met mijn overig toilet - en gezondheidslijfjes. Maar nu ben ik pas zeventien. Doch volgend jaar, ja, werkelijk volgend jaar al, ben ik fatsoenshalve verplicht mijn haar op te steken, niet meer op afgedankte tennisschoenen te loopen, behalve dan op je slaapkamer, en je te hullen in de gewaden, die ma voor je koopt; en die ze eerst van dichtbij en dan op een afstand door een lorgnon bekijkt. Ja, en dit alles moet ik toch onder de oogen zien. Doch is het wonder, dat de last der toekomst me drukt? Want heeft Pa niet gezegd, nog geen maand geleden: ‘Dit is nu je laatste H.B.S. jaar Joopje. Heb je al eens over je toekomst nagedacht?’

Ik, met een visioen van schildpadden achterspelden en een baljurk met een halve rug, zuchtte: ‘O, massa's Paps.’

‘Zoo, dat doet me genoegen,’ zei Pa. ‘Heb je je keus al op het een of ander bepaald?’ Toen kwam ik bij, zooals Kees zegt, en ik schudde diepzinnig mijn hoofd en zei: ‘Nee Pappert.’ Maar nu weet ik, wat ik toen nog niet vermoedde, dat Pa een middelbare acte zoo verdienstelijk vindt, en als ik me daar heelemaal goed in geef, krijg ik gewoon zelfmoordplannen. Stel je voor, ik voor de klas als Zuurtje bij ons, met een stapel schriften onder mijn eene arm en een liniaal onder de andere. En natuurlijk draag ik dan een lorgnet. Dat voèl ik. Speciaal in

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(17)

die verlaten kamer van juffrouw Wijers kwam dit beeld me aangrijnzen. Maar toen slingerde ik mezelf resoluut uit de erker, ging de planten begieten en later de slootjes onder de potten opdweilen. Daar knapte ik danig van op. En terwijl ik met een kopjesdoek op den grond lag en het water tappelings van de clivia op mijn

beoverhemde rug droop - dat spaarde het zeil nog een beetje - nam ik me stellig voor:

Nog één jaar dol doen, nog één jaar met zwaaiende beenen tegen een tram opfietsen en verkeersagenten omrijden - en dan: Het Leven!

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(18)

Hoofdstuk II.

Ziezoo, die trouwerij is achter de rug gelukkig, en Jog en Julie zitten veilig in Parijs.

Ik begin langzaam aan bij te komen. De laatste dagen van de vacantie benut ik om te slapen. Ik ben zeker zoo'n zestig uur slaap in het achter met al die fuiven en intieme dinertjes en nog intiemer soupertjes en repetities. Hoewel de repetities nog wel genoegelijk waren. Ze hebben een tooneelspeelsteraanleg in me ontdekt. Ik had zelf een stuk in mekaar geflanst, het was een drama, ik ben dól op drama's. En daarin had ik de hoofdrol, en iedereen zei, dat ik zoo natuurlijk flauw viel, net echt. Ik deed heelemaal niet te dik. 't Is wel fijn hoor om voor zoo'n zaal met menschen je gaven te ontplooien. Er waren ouwe heeren bij, die me als zuigeling nog op de knie hebben gehad, en die waren allemaal eenparig in hun lof. En Truus zei, dat ik aan het tooneel moest gaan, terwijl Truus heelemaal geen frivool meisje is, zegt Ma. Dus dat geeft wel te denken, zou ik zoo zeggen.

De trouwdag zelf was allernaarst. Julie was, voordat Jog kwam, al een bezwijming nabij van de zenuwen en ze geurde naar Hoffman. Toch zag ze eruit als achttien, toen ze heelemaal klaar was met sluier en oranjebloesem. En ik leek bij de veertig, want de zwarte door Ma uitgezochte hoed stond

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(19)

me monsterlijk. Nee, we waren een raar stel bruidsmeisjes. Truus haar neus staat scheef, niet gewoon scheef, want dat is wel leuk. Dan ziet je profiel er links heel anders uit dan rechts, en dan ben je voor vreemde menschen steeds een verrassing.

Maar de neus van Truus neemt eerst een draai naar rechts en zwaait dan om naar links, wat niet meer comisch is. En natuurlijk brak mijn jarretelle, toen we statig de trappen van het stadhuis afdaalden. Maar ik had er op gerekend en een extra

kouseband omgedaan. Alleen voelde ik me erg scheef en afzakkerig.

Het was net of Jog een corset aanhad, zoo stijf liep hij en hij keek niet op of om.

Trouwens een lange zwarte jas staat Jog niet. Ik zie hem het liefst in een grijs colbertje.

Ik heb tegen Pa gezegd, dat hij later voor mij zoo'n soesah niet hoeft te maken, dat ik wel gewoon in een jurk en een hoed naar het stadhuis wandel met mijn bruigom in een gummijasje als het regent. Maar Pa glimlachte en zei: ‘Zoover zijn we nog niet.’ O nee, eerst de middelbare acte, en dan... nee, laat ik het dàn maar met een sluier bedekken.

Leo van Dil was bij de avondfuif voor het trouwen. Jog kent hem ook goed en Julie zegt, dat Jog hem (Leo) apprecieert. Waarom weet ik niet. Hij is wel een geschikte baas om te zien (nog altijd Leo). Donker, met behoorlijk gescheiden haar en doordringende zwarte oogen in een bruin gezicht. Toen we aan elkaar werden voorgesteld was het me direct alsof hij me letterlijk doorzag. Ik voelde mijn onderjurk gapen van achteren en het bescheiden gaatje in mijn rechterhiel. Hij schudde me mannelijk de hand en ik zei:

‘Bent u niet de meneer, die bij storm zeilt?’

‘Ja,’ zei hij en hij lachte. Hij heeft mooie tanden. ‘Bent u eens van de partij?’

Ik wou al zeggen: ‘Dòl,’ maar toen dacht ik

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(20)

aan mijn opvoeding en onze een-minuutsche kennismaking en ik zei zedig: ‘Ik zou direct over boord slaan en pardoes verdrinken en dan zat u er maar mee.’

‘Maar ik zou u redden,’ zei hij.

‘Ik weeg honderveertig pond droog,’ begon ik net - dat is niet waar - toen Kees op ons toekwam en dadelijk zei: ‘Kom Leo, old boy, mijn zwager heeft je wat te vragen,’ en fier met hem wegwandelde. Maar hij had toch nog gelegenheid te zeggen:

‘Het was me een waar genoegen kennis met u te maken. En over het verdrinken spreken we nog wel eens.’

Later toen er gedanst werd, stond hij eerst in een hoek te kijken en ik geloof, dat hij sardonisch glimlachte, toen ik hem met een neef van Jog, een kalf in smoking, voorbijwalste. De tweede dans was een step en ik dacht net, als het kalf me weer vraagt zeg ik dat ik mijn teen heb verstuikt, toen Leo dwars door de zaal op me afstevende. We hadden geen balboekjes, want het was zoo maar een ‘sauterie impromptue’ zegt Julie.

Hij boog meters te diep voor me en een drukkertje op mijn rug knapte. We stepten.

Ik ben dol op steppen. Ik doe het liever dan slapen of ijseten of wat ook. Hij is een hoofd grooter dan ik ben en Ma keek naar ons door haar lorgnon. Het eenige wat aan mijn zaligheid - stepzaligheid altijd - ontbrak, was het drukkertje op mijn rug.

‘U houdt zeker veel van dansen,’ zei hij.

Ik klikte met mijn tong, had hem toen kunnen afbijten en zei ter verduidelijking:

‘Dòl.’

‘Dat kan men aan uw heele houding zien.’

‘Daarom stond u me zeker straks uit te lachen.’

‘Ik ben me niet bewust...’

‘Straks in die hoek bij de palm, toen ik met het kalf walste.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(21)

Hij beet op zijn onderlip.

‘O toen. Nee, het gezicht van uw partner stond een weinig-e-ontzet en ik dacht zoo bij mezelf, welke ijselijkheden u aan het debiteeren kon zijn.’

‘Ik zei alleen, dat zijn boord op apegapen lag en dat ik links om wou walsen. Maar dat kon hij niet. Kunt u linksom walsen?’

‘Nèe,’ zei hij en hij lachte. We waren net in de lorgnon-zone gekomen en ik zag hoe Ma haar wenkbrauwen optrok en iets zei tegen Jog, die tegen me knikte. Jog stept niet.

‘Kom,’ zei ik ongeloovig op zijn ‘nee.’

‘Nu, jà dan natuurlijk.’

Ik wou hem al gemoedelijk inviteeren voor de volgende wals maar bedacht me gelukkig nog intijds. En zweeg wijselijk heelemaal.

‘Kees heeft me wel eens het een en ander van u verteld,’ begon hij weer.

Ik had Kees kunnen wurgen.

‘Dat zal dan wel niet veel goeds geweest zijn,’ zei ik berustend.

‘Och, het ging voornamelijk over de club, die u hebt, en waarvan u presidente bent niet waar?’

‘Zoo iets,’ zei ik. ‘En dan kwam Kees zeker met een omweg bij Pop terecht of weet u 't nog niet van Pop?’

‘Ik heb zelfs de eer gehad aan haar voorgesteld te worden in Bergen.’

‘Vindt u haar niet knap?’ vroeg ik direct.

‘Ja. Ja zeker. Heel aardig. Zijn al de leden van uw club zoo aardig?’

Toen kwam ik in mijn element.

‘Kit Francken is eenig. En Pien Greve is ook erg leuk. Artistiekerig. Ze teekent erg mooi en draagt harmonieerende kleuren.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(22)

Hij knikte begrijpend.

‘En Loutje de Poll van het instituut de Poll, weet u wel? dat is een schat. Zoo eenvoudig en braaf, maar niet naar-zoetelijk-braaf.’

‘Nee, net als u bijvoorbeeld.’

‘Precies,’ zei ik.

Toen lachten we allebei.

‘Die drie zijn op 't oogenblik met juffrouw Wijers en haar zuster in Vaals. Daar had ik ook gezeten, als Julie niet in de zomervacantie was gaan trouwen.’

‘Dat is jammer voor Vaals,’ zei hij en ik kreeg een idee, dat hij me voor de mal hield. Ik wou al verstijven, maar toen vroeg hij gauw:

‘Heeft die juffrouw Wijers u destijds niet klaargemaakt voor de vierde klas? Ik herinner me, dat Kees me zooiets heeft verteld, toen we haar eens ontmoetten.’

‘Kees is een ouwe zeur,’ zei ik hartgrondig. ‘Maar 't is waar. Ik ben een geweldige eend. Voor de vijfde heeft ze me lichtelijk geassisteerd en nu dit laatste jaar wordt ze mijn repetitor.’

‘Dat klinkt studentikoos. Gaat u studeeren later?’

‘Denkelijk niet,’ zei ik en de middelbare acte rees voor mijn geestesoog op. ‘Of misschien ook wel.’

‘We dwalen van de club af,’ zei hij begrijpend.

‘Wie zijn er nog meer? Of zijn we er al?’

‘Nee, dan is er nog Noor van Ginkel, dat is een eenig kind, die zwerft nu met haar Pa en Ma door Zwitserland. En Connie Ralandt; die heeft zomersproeten. Kent u Ru Duyff?’

‘Niet de eer. Ook een clublid?’

‘Welnee. Maar daar heeft Connie een heele tijd mee geschwärmt verleden jaar.

Maar nu is 't uit.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(23)

‘Misschien prefereerde hij de zomersproeten toch niet ten slotte.’

‘Zou u het een bezwaar vinden?’

‘Engageert u mij misschien als de opvolger van Ru Duyff?’

‘Nee, want u houdt niet van meisjes, heeft Kees me verteld.’

‘Tenminste niet van de tegenwoordige modepoppen met overspannen zenuwen en hersenlooze hoofden.’

‘O, die hàat ik,’ zei ik. ‘De denken alleen aan corsetten en of ze hun haar zullen afknippen of niet.’ En toen bloosde ik, want het was net of ik me opdrong. En hij lachte, met zijn hoofd achterover, en àl zijn witte tanden bloot.

We stepten goddelijk samen. Het was een lange step, want een zuster van Jog speelde, en als die één keer voor de piano zit, weet ze niet meer van ophouden.

‘Dat was toch wel een treurige geschiedenis voor uw vriendin Connie zeker.’

‘Ja, natuurlijk. Ze was bijna levensmoe. En het gekste is, zij heeft het mòeten uitmaken gewoon. Ru begon zoo onwijs te doen. Hij vergat bijvoorbeeld om haar te halen, als ze hadden afgesproken bij de derde rond-point. Dan stond ze daar een uur te wachten voor niets.’

‘Dat zou u niet doen zeker.’

‘Ik zou nooit afspreken,’ zei ik. En ik keek erg fier.

‘Dus u bent een mannehaatster?’

‘Ik ben pas zeventien,’ zei ik. ‘En voorloopig denk ik slechts aan mijn studie.’

Toen was net de step uit en zoo moet ik ten slotte toch nog een goed figuur hebben gemaakt.

Hij wilde nog wat zeggen, maar Truus slingerde zich door de kamer naar me toe.

Ik moest

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(24)

haar toen wel voorstellen, en hij ging al buigende weg.

‘Wat zei hij?’ zei Truus haast ademloos.

‘Wat doe jij raar,’ zei ik.

‘Weet je wel, wie Leo van Dil is?’ hijgde Truus weer.

‘Natuurlijk wel.’

‘Hij is steenrijk zeg.’ Truus noemt iedereen, die iets rijker is dan een ander steenrijk.

Dat maakt haar neus ook niet mooier. ‘En hij gaat de auto koopen van de Van Harens, die weer naar Indië gaan. Je weet wel, die groote wagen.’

‘Laat me steenkoud,’ zei ik en ik trachtte mijn drukkertje vast te maken met een acrobatische armbeweging.

‘Ik wou, dat hij mij vroeg te dansen,’ en ze keek bespottelijk-aanmoedigend naar Leo, die met Julie te praten stond.

‘Vraag jij hem,’ stelde ik haar voor. ‘Dan heb je zekerheid.’

‘Dat is weer wat voor jou,’ zei Truus en ze wandelde beleedigd weg. Truus is gauw beleedigd.

Daarna kwam er nog een wals en daarbij ben ik ternauwernood aan het Kalf ontkomen. Ik ben in de serre gevlucht met een ijs en heb daar zalig zitten genieten.

Op het allerlaatst kwamen Kees en Leo de serre inwandelen, Kees vreeselijk onverschillig met beide handen in zijn zak en een groc-stem van belang. Ik zat achter de bak, waarin de palm.

‘Niet veel belles op het bal vanavond,’ zei Kees. En hij lachte zoo hatelijk, dat ik hem weer had kunnen afmaken.

‘Och, 't is maar een intiem fuifje.’

‘Ja en dan kun je niet meer verwachten,’ zei Kees.

En hij lachte alweer. De idioot.

‘Die zuster van je...’ begon Leo.

‘Welke?’ vroeg Kees.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(25)

‘De jongste.’

‘O, Joost.’

‘Ja, dat is...’ Mijn handen werden klam van ontzetting.

Hij ging natuurlijk een akeligheid over me debiteeren, en dat wou ik niet hooren.

Daarom hoestte ik heviglijk en sprong achter de palmbak vandaan.

‘Hier ben ik,’ zei ik, als wijlen Jan van Schaffelaar.

Kees sprong een meter achteruit, maar Leo stond onwrikbaar.

‘Ik geloof, dat ik net over u sprak.’

‘Ja, en ik wilde uw figuur redden.’

‘Maar u weet niet, wat ik van plan was te zeggen.’

‘Wel zoo ongeveer,’ zei ik. ‘De liefelijke bemerkingen van Kees in aanmerking genomen.’

‘Maar Kees sprak in 't algemeen. En ik zou in 't bijzonder hebben gesproken.’

‘Maar ik heb een idee, dat het niet veel verschil zou hebben gemaakt.’

‘Ja, Joop is niet op haar mondje gevallen,’ zei Kees en hij leunde in een bestudeerd achtelooze houding tegen de serretafel. ‘En ze is altijd beminnelijk geweest.’ Toen kwam Pa binnen en hij zei: ‘Wel, wel, mijn dochter omringd door twee heeren.’

‘Drie op het oogenblik,’ zei ik. ‘Waaronder een Vader en een broer. Onschuldiger kan het niet. Kom Piepert, brengt u mij eens naar de balzaal terug.’

‘Uw dochter heeft er straks aan getwijfeld, mijnheer ter Heul,’ zei Leo, ‘of ik haar wel redden zou wanneer ze eens in het water viel.’ - Flauw zijn die groote mannen toch. - ‘En nu zoo pas twijfelt ze weer aan mijn nog niet uitgesproken woorden.’

‘Beter dat ik twijfel, dan dat ik te graag geloof,’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(26)

zei ik en met een ‘o zoo’ beweging van mijn neus wandelde ik aan Pa's arm weg.

‘Ja, Joop is niet op haar mondje gevallen.’

Pa keek over zijn schouder naar Leo en hij zei: ‘Knoop dat in je ooren, van Dil.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(27)

Ik kneep hem van louter sympathie in zijn arm.

O, de Piepert en ik begrijpen elkaar toch zoo goed.

Julie heeft de laatste avond, dat we op onze slaapkamer waren, nog gedebiteerd, dat ik nooit een salonfiguur zou worden. Vanwege het losse drukkertje. En om dat idee heb ik het uitgeschaterd. Ik een salonfiguur.

Wat is het eigenaardig, dat de kamer, die ik zooveel jaar onder zooveel gejammer met Julie heb gedeeld, nu eindelijk voor mij alleen is. Hij ziet er nog wat ontredderd uit, omdat Julie een massa dingen heeft weggesleept. En zij had een zilveren toilet-garnituur, terwijl ik alleen een losloopende spiegel en haarborstel heb. En verder niets. Wel heb ik nog een blauwzijden doos met inhoud, maar die staat in mijn kast. Anders kan ik daar niet mijn heele verdere leven mee doen, en onder diè speech heb ik hem van Ma op mijn zeventiende verjaardag gekregen. Benauwend, zulke dure cadeaux.

Trouwens het heele huis is ontredderd, nu Julie weg is. Je went aan mekaars eigenaardigheden. We hebben een brief van haar gehad vol van de Fransche charme.

En dat Jog zoo'n schat is. Maar dat weet ik nu al, sedert ze verloofd is. Ook droeg ze daarin Ma op, om nog eens naar het huis te gaan, want ergens is nog een zielige witter bezig. Maar Ma lijdt aan zenuwhoofdpijnen en dus ben ik er maar heen gesjouwd met al de sleutels van de diverse kamers aan een ring, waar Julie ze nog aan gedaan had. De witter was weg, toen ik kwam, want het was na vijven. Er ligt om hem nog geen looper op de trap. Boven ontstak ik met mijn sleutels de eene deur na de andere en behoedzaam wandelde ik overal binnen. In de vieux-rose salon heb ik op alle stoelen gezeten, een angstige kleur vind ik het. En in de eetkamer heb ik heerlijk op de divan gelegen. Vanaf de

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(28)

divan zie je net in een duivetil, die achter op een land staat. Wel poëtisch. Ik heb natuurlijk alle lichten opgedraaid en ze toen allemaal weer uitgeknipt, op de schemerlamp na.

Beneden en boven was alles keurig in orde, trouwens toen ik in het boudoirtje zat, schoot het plotseling door me heen, dat het ook wel idioot zou zijn, als er iets niet in orde was. Alles zit op slot, dus de witter kan nergens bij. Voor de securiteit ben ik toch nog naar de zolder geklommen, waar een eenzame muur er bestreept uitzag, alsof hij daarmee bezig was. En dus toog ik voldaan weer naar beneden. Maar toen ik 's nachts in bed lag, wist ik opeens, dat ik vergeten had de deuren weer op slot te doen. Ik kreeg nachtmerries gewoon. Ik zag de witter met zijn getatoueerde schoenen in de vieux-rose salon zitten of op het lits-jumeaux liggen. En ik dacht aan de sprei met echte kant en ik bibberde. Tegen den morgen ben ik eindelijk in slaap gevallen en ik werd pas tegen elf uur wakker. Zonder ontbijt rende ik weg op mijn fiets. Bij het huis van Julie ontdekte ik, dat ik alle sleutels vergeten had. Ik weer terug. Kees kwam me gapend op de trap tegen.

‘Ben je op hol?’ vroeg hij.

‘Ja, en dòl,’ zei ik. ‘Gevaarlijk.’

Met de sleutels duikelde ik naar beneden. Kees stond voor de spiegel in de gang zijn tong te bekijken.

‘Ik ben melig,’ zei hij.

‘'n Wonder.’

‘Gisteravond laat geworden met een paar lui.’

‘Zoo. Sta me niet in de weg.’ Want hij ging voor de spiegel gymnastische bewegingen maken. ‘En doe je heilgymnastiek op je kamer.’

‘Wat is ze weer schattig vanmorgen,’ zei Kees en hij schudde zijn hoofd.

Ik zei: ‘Kuiken.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(29)

Met de sleutels gewoonweg weer naar het huis geijld, behoedzaam de deur geopend en naar boven geklommen.

In de vieux-rose salon was niets. Ook niet in Jog's studeerkamer. Maar in de eetkamer op de divan lag de witter. En hij sliep. Ik dankte al mijn beschermengelen, dat hij niet op het lits-jumeaux lag met de sprei. Eerst ben ik op een stoel gaan zitten om naar hem te kijken. Het was een onbekoorlijke witter, met een pluk haar over zijn voorhoofd en een open mond. Hij snurkte. Ik vond het eenigszins critiek om hem wakker te maken. Sommige menschen kunnen wild wakker worden. Ik

trommelde eens op de tafel, maar hij snurkte door. Toen schopte ik tegen zijn schoen, eerst bescheiden, toen harder. De witter bewoog, ik schopte nog eens en hij deed zijn oogen open en staarde me aan.

‘Hè,’ zei hij ‘waar bin ik?’

‘Niet waar je wezen moet,’ zei ik streng.

Hij ging overeind zitten en betastte het fluweel van het divankleed.

‘Da's maar fijn spul.’

‘Ik zal eens bij je baas een boekje over je opendoen.’ Ik wist heelemaal niet, of hij wel een baas had.

‘Och juffrouw,’ zei de witter, ‘ik had zoo'n koppijn en 't was zoo smoorheet boven, en deze deur sting an. Ik dacht: “Effen 'n tukkie.” En 't heeft me goed gedaan, waarachtig.’

Nu, wat moet je met zoo'n trouwhartige witter beginnen? Ik schommelde dus met mijn beenen en zei: ‘Gelukkig maar, dan kun je nu tenminste de muur afmaken. Kom je vandaag klaar?’

‘Nou, d'r gaan nog wel 'n paar daagies mee heen.’ Hij slingerde zijn voeten van de divan en beaaide zijn lok. Ik trachtte hooghartig te kijken.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(30)

‘Nou, dan gaon ik moar,’ zei hij, alsof hij van mij nog een invitatie tot blijven had verwacht.

‘Bonjour,’ zei ik vanaf mijn hoogte.

‘Besjoer,’ zei hij.

Toen ik hem op zolder hoorde, heb ik alle deuren

Nu, wat moet je met zoo'n trouwhartige witter beginnen?

afgesloten en eerst nog gekeken of er meerdere witters in clubsessels zaten. Het divankleed heb ik met mijn onderjurk opgewreven.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(31)

Toen ik thuiskwam, prevelde Kees: ‘Heb je een afspraakje gehad? Je ziet er zoo verhit uit.’

‘Ja. En 't gaat je niets aan met wie.’

Kees hief theatraal zijn armen omhoog.

‘En dat is mijn zuster!’

Volgende week is gelukkig de heele club weer in stad.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(32)

Hoofdstuk III.

We hebben onze eerste clubavond al weer achter de rug. Deze keer was hij bij juffrouw Wijers. Ze vonden allemaal, dat ik mager geworden was. De jongens zagen er om strijd patent uit. Connie is zoo bruin als een okkernoot en je ziet nu geen enkele zomersproet. Ze zegt dat ze zich in het vervolg teren gaat. Ze is nog steeds onder de indruk van Ru, want heel slachtofferig hing ze tegen de tafel, en zweeg meest. Er moet heel wat gebeuren, voordat ik me om een trouwelooze jonge man het leven zoo verbitteren zou. Pop is knapper dan ooit, en wordt ook eenigszins afwezig, natuurlijk door Kees zijn beruchte invloed. Alleen Pien, Kit en Loutje zijn als van ouds, Loutje kalm en Pien en Kit luidruchtig. Noortje werkt met Fransche uitroepen vanwege Zwitserland, en ze heeft haar haar in twee vlechten om haar hoofd. Toen we naar huis gingen, vertelde ze, dat ze in Luzern een verovering heeft gemaakt. Hij is een luitenant en ze zijn voor zichzelf verloofd. De luitenant bemint de twee vlechten en Noortje doet het nu uit piëteit. Zoo noemt ze het. Maar Noor is altijd buitensporig geweest, ze manicuurde haar nagels al, toen ze pas twaalf was.

Juffrouw Wijers zat ons met zoo'n genoeglijk gezicht aan te kijken. Ik begrijp gewoonweg niet,

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(33)

dat ik haar ooit leelijk gevonden heb. Ik vind haar oogen zoo lief en zacht. Ze zei in de keuken tegen me, toen we samen, scheefgearmd om de nauwe gang, gingen kijken of de tweede afdeeling theewater kookte, dat ze me werkelijk gemist had in Vaals.

‘Maar volgend jaar,’ zei ik, ‘dan trouwt er niemand bij ons, en dan ga ik mee zoo vast als een huis.’

‘Er kan zooveel gebeuren in een jaar,’ zei juffrouw Wijers. En toen ik later weer in de erkerbank zat moest ik daaraan denken. Natuurlijk werd ik toen onmiddellijk triest. Dat schijnt in de erkerbank te zitten. En tot overmaat van ramp begon Loutje over de toekomst te praten. Loutje gaat door voor middelbaar Engelsch. Ze weet het al pertinent, na de 5de gaat ze een paar jaar naar Engeland, en haar ideaal is om aan het instituut van haar vader leerares te worden. Toen ze dat vertelde, zoo vol enthousiasme, heb ik haar benijd en gewenscht om te zijn, zooals zij. Pien gaat natuurlijk naar de teekenacademie, ze droomt, van schilderes te worden later en in een huis te wonen zonder gordijnen. Pop en Noortje lachen veelbeteekenend, wanneer er zoo over de toekomst geboomd wordt.

Connie zei: ‘Moeder wil, dat ik advocaat word, stel je voor, ik trouw nog liever morgen aan de dag met onze tuinman.’

Nu, dat is heel wat, want de tuinman is weduwnaar met zes kinderen en hij heeft een spraakgebrek. Gelukkig kwam Kit toen met de foto's, die ze in Vaals gemaakt had, op de proppen. Dit leidde wat af.

Kit fotografeert pas en ze heeft er geen idee van. Er was een beest met vier pooten zonder kop, dat een koe verbeelden moest, die net de andere kant uitkeek en een kiek van een boerderij waarvan je alleen de schoorsteen zag. Maar gebruld heb ik

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(34)

om een foto, waarop juffrouw Wijers onthoofd troonde, en Pop zeker wel zes handen had. Kit steekt er zelf het hardst de draak mee. Ze wil mij eens nemen op het tennisveld.

Zoo'n avond bij juffrouw Wijers brengt je toch weer dicht bij elkaar. Toen we naar huis gingen, zwaaiden we broederlijk gearmd over straat en we hebben op een plein om Noortje heengedanst, om de luitenant - Hans heet hij - te huldigen. Noortje zelf deed nog al damesachtig, maar Kit beloofde haar te kieken, voor Hans, en toen ontdooide ze wat.

Bij nader inzien geloof ik toch, dat de mannen een groote rol in de toekomst van velen spelen. En een massa bederven. Want Pop en ik zijn lang zoo intiem niet meer als vroeger. Als ze eens een enkele keer uitweidt over Kees, kàn ik niet ook in de zevende hemel zijn. Ik ken Kees in zijn pyjama's en tierende over een boordeknoopje, dat weg is. Dan behoud je geen enkele illusie. Natuurlijk werkt dat verkoelend op Pop, en dan sluit ze zich ten slotte met Kees in zichzelf op. Maar ze kan zich toch nog wel voor eenige dingen buiten Kees om interesseeren. Zooals voor mijn dramatisch talent. Ze zei zeer lakoniek: ‘Kind, dan ga je aan het tooneel.’ Als zij zoo'n aanleg had, zou ze eerst naar een schouwburgdirecteur stappen om een engagement, en als ze een paar keer gespeeld had, zou ze het genoeglijk haar vader vertellen. Die zou zeggen: ‘Prachtig kind, prachtig. Ik kom je eens hooren.’ Of iets dergelijks.

Maar al is mijn Piepert het laatste jaar nog zoo verlicht geworden, ik geloof nooit, dat hij een van zijn spruiten aan het tooneel wenscht. En hoe meer ik over mijn toekomst denk, hoe vuriger ik de vonk in me gloeien voel. Daaraan ontkom je niet, net zoo min als aan mazelen of roode hond. Ik denk, dat

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(35)

Ma het alleen goed zou vinden, wanneer ik direct een hoofdrol kreeg met schitterende gewaden. Ik heb meer tijd te denken, nu ik Julie's kamer alleen heb. Vroeger moest ik altijd slagvaardig zijn, want Julie had altijd wat te hannessen. Maar nu dool ik 's avonds voor ik naar bed ga, nog een tijd rond. Of ik ga in de vensterbank zitten van Julie's vroegere boudoirtje en staar in de maanlichte tuin. Dat vloeit zoo vanzelf, maar het is donkere maan, dus onwaar. Ik staar derhalve in de tuin, en af en toe zie ik een vuurvliegje. Dan voel ik me op de grens van iets geweldigs staan, en ik word bang. Gek, zoo ben ik nooit geweest. Gisteravond trachtte ik steun bij Kees te zoeken.

Ik hoorde hem in zijn hok ijsberen. En ik begon met een: ‘Kees, denk jij nog wel eens aan die zalige motorboottocht van verleden jaar?’

Kees zei: ‘Kind, zwam toch niet altijd over dingen, die al eeuwen geleden zijn.’

Dan bevries je. Ik maakte meteen rechtsomkeert. Maar Kees hield me vast: ‘Joop, wat zou je er van zeggen, wanneer ik me verloofde als ik mijn candidaats heb gedaan?’

Ik zei: ‘Voor mijn part verloof jij je vanavond nog.’

‘Hartelijk,’ snauwde Kees ‘en Pop nog wel je beste vriendin.’

Ik was in een gekke bui, want anders zou ik direct wat teruggezegd hebben, maar nu zweeg ik en ik staarde over Kees heen ins blaue hinein.

‘Zeg, wat mankeert jou?’ informeerde Kees. ‘Verliefd?’

‘Ja, op jou.’

‘Bewaar me.’

‘Och,’ ik frommelde aan Homerus, natuurlijk plofte Pop toen omver, ‘'t is zoo taai in huis. Ma om de andere dag ziek. En Pa tot over zijn ooren in zaken.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(36)

‘Maar maak jij het dan een beetje gezellig hier. Jij bent nu toch de persoon, waarvan we dit kunnen verwachten.’ Kees ging op de punt van de tafel zitten met Pop op zijn knie.

‘Ja, daar heb ik nog al tijd voor. Direct na den eten naar boven voor mijn lessen en na mijn lessen naar kooi.’

‘Dat is zoo,’ zei Kees en hij bekeek met aandacht zijn groenzijden sokken. ‘Maar geef die lessen er dan aan. En kom hier de huishouding doen. De boel een beetje opfleuren. Of heb je grootsche plannen voor de toekomst?’

Voor geen miljoen vertel ik Kees van mijn tooneel-aspiraties. Dus zei ik: ‘Nee.

Of Pa wil eigenlijk dat ik voor middelbaar doorga.’

‘Middelbaar wat?’

‘Nu Fransch of Engelsch. Waar ik het meest puf in heb.’

‘Bewaar me,’ zei Kees, ‘en doe je dat?’

‘'k Weet nog niet.’

‘Ik zou het verdienstelijker vinden,’ zei Kees, ‘wanneer jij thuis kwam. Ik vind, dat meisjes niet moeten studeeren. Ik zeg ook tegen Pop, wanneer je de vijfde door bent, dan ga je naar de kookschool. Ik heb liever een vrouw die goed kan koken, dan die alle ouwe Grieksche heeren van buiten kent.

‘Ja, jij hebt gezonde ideeën,’ zei ik. Het was schamper bedoeld, maar Kees vatte het op als een compliment.

‘Ik zei dit gister nog tegen Leo van Dil en die was het absoluut met me eens.’

‘Wat zal Leo van Dil jou vervelend vinden,’ zei ik hartgrondig.

Daar kon Kees niet direct bij. Hij staarde me even aan, trok aan zijn snorharen en decreteerde toen: ‘Er valt met jou niet te praten, want jij hebt

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(37)

geen logische gedachtegang, en smeer hem nou asjeblieft gauw, want je verveelt me hard.’

Op mijn kamer stond het raam nog open. Ik plofte neer in een van Julie's

oud-Hollandsche stoelen. De rustbank is al weg; die staat op Jog's studeerkamer en ik denk dat deze stoelen nog wel op het meidekamertje terecht zullen komen. Julie is overal zoo aan gehecht. En in die oud-Hollandsche ongemakkelijke stoel - de kussens missen er ook uit natuurlijk - heb ik mezelf eens terdege onder handen genomen. Ik heb gezegd: ‘Joopje, zoo gaat het niet langer. Piekeren over dingen, die nog in de toekomst liggen, is onwijs. Kop op en vroolijk voorwaarts.’ Maar toen dacht ik aan Noortje met Hans en haar haar al op, en aan Loutje, die vandaag tegen Kit zei, toen die stiekum de Directrice voor de klas wilde kieken: ‘Zeg, dat kun je nu toch niet meer doen. We zitten nu toch in de vijfde.’

En mijn moed zonk in mijn oude tennisschoenen. Als ik niet oppas, word ik grijs voor mijn tijd.

* * *

Jog en Julie zijn terug. Ma is toch zieker, dan wij denken. Want ze kon niet in het nieuwe huis zijn om ze te ontvangen. En anders houdt Ma veel van zulke akkevietjes.

Nu moest ik er zijn om te vertegenwoordigen. Pa kwam later. De nieuwe, door Ma en Julie gehuurde maagd, wandelde al rond in haar domein. Het leek een fierling, maar dat schrok me niet af. Dus toen ik kwam - er was nog niemand; Jogs familie dook pas later op - ging ik meteen door naar de keuken, waar ze bezig was thee te zetten.

‘Goeiendag,’ zei ik.

De maagd monsterde me en zei: ‘Dag juffrouw.’

Ik klom op het aanrecht en keek naar haar han-

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(38)

den. Groote, rooie handen, knuisten gewoon. En naar haar gezicht. Ze heeft een ontevreden mond, maar dat zegt niets.

‘Hoe heet je?’ vroeg ik, want dat was ik vergeten, hoewel Julie zeker wel honderd keer de lof van deze buitengewone maagd bezongen had.

‘Hillegonda,’ zei ‘het.’

‘O, Gonda dus, of Hiltje.’

‘Nee,’ zei ze en ze keek me fier aan. ‘Thuis noemen ze me Hillegonda en daarmee uit.’

‘'t Is een vroolijke naam. Hoe heet je meer?’

‘Hillegonda Antonia Beukers. Naar mijn grootmoeder.’

‘Dat was een knappe vrouw zeker,’ veronderstelde ik.

De maagd knikte tegen het theewater en ze zei: ‘'t Was 'n mooi mens. En 'n best mens.’

‘Dan hoop ik, dat jij op haar lijkt,’ zei ik vaderlijk.

De maagd keek me dubieus aan. Zou ze kwaad worden? Nee, ze lachte een paardelach, en hinnikte: ‘Hoor me dat eres aan.’

‘Heb je al meer gediend?’ zette ik de conversatie voort.

‘Dit is mijn vijfde dienst van dit jaar.’

‘Zoo,’ zei ik en ik dacht aan Julie's migrainedagen.

‘Dan ben je niet gemakkelijk zeker.’

‘Juffrouw,’ zei ze en ze leunde tegen het gasfornuis, ‘ik ben een lam, maar ze moeten me niet dàt’ - met een knip van duim en wijsvinger - ‘te na komen, of ik wor valsch.’

‘Ik geloof, dat wij het samen wel zouden kunnen vinden,’ veronderstelde ik.

‘Woont u hier in huis?’

‘O, lieve deugd nee. Maar ik kom nog al eens op visite of te eten. Mevrouw is mijn zuster.’

‘En is uw zuster net als u? zoo jolig?’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(39)

‘Stukken joliger nog.’

De maagd zwiepte het theewater van de kachel,

‘Juffrouw,’ zei ze en ze leunde tegen het gasfornuis.

morste op het gloednieuwe gasfornuis en zei: ‘'t Is een fijne boel hier. Jonge, jonge, wat is die sjalon mooi.’

Toen belde Truus. Die nam ik direct mee naar

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(40)

de eetkamer. Er waren massa's bloemen gekomen. Truus liep dadelijk bij alle kaartjes langs.

‘O zeg Joop, deze mand is van Leo van Dil. Zie je dat? “Welkom thuis van Leo.”

Vin je 't niet leuk? Zijn ze zoo intiem?’

‘Ik weet er niets van. En 't interesseert me geen bal.’

‘Zie je Leo nog wel eens?’

‘Nooit meer na de partij.’

‘Heeft hij dan geen visite gemaakt?’

‘Ja, maar toen was ik er niet.’

‘Vin je 'm niet knap?’

‘O jawel. Gaat best.’

‘Hij is bij Mia in de tennisclub. Ze zijn allemaal dol op hem. En hij doet zoo onverschillig altijd. Dat maakt hem juist zoo interessant, snap je?’

‘Yes, I snap,’ zei ik.

‘Ik ben heusch een beetje zenuwachtig,’ zei Truus. ‘Hoe zouden ze er uit zien?’

‘Verpieterd natuurlijk van de trein. Nee, als ik ooit trouw, dan wil ik geen sterveling zien, als ik van de huwelijksreis kom. Julie moet nu dadelijk maar klaar staan en pootjesgeven en ze heeft natuurlijk een reuzemaf. Ik smeer hem tenminste direct.

‘Die Joop,’ zei Truus.

Toen kwam zoo langzamerhand de hoofdafdeeling van Jog's familie. En kort daarna de auto met Julie en Jog. We groepeerden ons in de salon, alsof we op een foto moesten. Gek, ik had wel zoo naar beneden willen hollen, om ze naar boven te trèkken. Julie was erg aangedaan en ze hield me wel een minuut vast en zei: ‘O Joop, o Joop, wat heerlijk om thuis te zijn.’ Ik klopte haar maar op de rug van agitatie.

Jog was bruin geworden en hij keek zoo trotsch, alsof hij de eerste getrouwde man van de wereld was. En ik had me Jog al verlegen en onhandig

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(41)

voorgesteld. De maagd diende thee, foutief, maar Julie merkte het niet gelukkig. Die zat, omstuwd door Jog's familie, op de canapé, en ze zei, dat ze ma zoo miste, maar dat iedereen zoo lief voor haar was.

Ze zag er schattig uit en Jog keek naar haar, alsof hij haar wel zoo te voet wilde vallen. Ik hield Hillegonda in de gaten en ving haar net op, toen ze over een zijden voetkussen zou duikelen.

‘As je me nou,’ zei ze en ik knipoogde, om de vrede, jolig tegen haar.

Jog's moeder behandelde Julie, alsof ze een baby was en ik dacht er net over maar op te stappen, toen er gebeld werd, drie keer achter mekaar, en dat was Kees met Leo van Dil nota-bene. Leo putte zich uit in verontschuldigingen, dat zij zoo onformeel geloof ik, kwam binnenvallen, maar Kees... de rest ging voor me verloren doordat Hillegonda me bij de deur geheimzinnige teekenen stond te geven. Ik schoot achter Leo om en volgde de gedienstige naar de keuken.

‘Moet ik nog es bijschenke??’ vroeg ze daar. ‘De trekpot is leeg.’

‘Natuurlijk. Doe er maar een sloot water bij en twee schepjes thee. Mensch, ik dacht minstens, dat je keuken in brand stond. Je keek zoo benauwd.’

De paardelach. En de verklaring: ‘Ja maar zoo op men eigen direct maar alles te doen - ik hou niet van astranterigheid.’

‘Dat is een groote deugd, Hillegonda,’ zei ik. ‘Blijf die betrachten.’

En ik slingerde me weer naar de kamer. Leo kwam op me toe. ‘Ik wou u net begroeten en toen was u verdwenen.’

‘Ik gaf wijze raadgevingen aan de nieuwe gedienstige.’

‘Zoo, zoo. Bewandelt u ook al huishoudelijke paden.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(42)

‘Force majeure,’ zei ik. Leo lachte.

‘Kunt u 't nog al met haar vinden?’

‘We kennen mekaar pas een half uur, maar we hebben al een geweldige sympathie voor elkaar.’

‘Het is dan maar te hopen dat uw zuster...’ begon hij.

‘O, laten we er asjeblieft niet over doorzagen,’ zei ik.

Toen trok hij zijn wenkbrauwen op, alsof hij van plan was vertoornd te worden.

Ik geloof wel, dat hij kwaad kan zijn. De aard van zijn Bank - Pa zal zich zeker bij hem niet verloochenen. En om hem af te leiden, zei ik: ‘Zeilt u nog steeds?’

‘Natuurlijk. Gaat u nog eens mee?’

‘Onmogelijk. Ik zit tot over mijn ooren in de lessen.’

‘Spijt me ontzettend.’

‘Begrijpelijk. U krijgt direct thee.’

‘Maar hoort u eens, Juffrouw Joop...’

‘Hè, zegt u Juffrouw Joséphine. Klinkt veel statiger.’

‘Goed, Juffrouw Joséphine dan, misschien voelt u meer voor een autotochtje? En neemt u dan uw club mee. Ik kan ze wel bergen in mijn wagen, met een beetje goede wil van de club-kant.’

‘Ik ben dol op een auto,’ zei ik. ‘Rijdt u woest?’

‘Met jongedames zeer zeker niet.’

‘Wilt u me leeren chauffeeren?’

‘'t Zal me een waar genoegen zijn.’

‘Meent u dat?’ vroeg ik.

‘Zie ik eruit, alsof ik het niet meen?’

‘Nee, dat is zoo. Nu, ik kom heel graag met de heele club. Is Zaterdagmiddag goed?’

‘Patent. Als mijn zeilboot groot genoeg was... Maar die biedt slechts plaats voor twee.’

‘Laten we het maar bij de auto houden,’ zei ik. En ik was echt voldaan over zijn houding.

Toen kwam de maagd aanwiegen met thee. Ze

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(43)

heeft een eigenaardige gang, doordat ze op scheeve, hooge hakken loopt. En Truus verlegen-beminnelijk er achter aan met de bonbonbak.

‘Nee, dank u,’ zei hij. ‘Ik snoep nooit.’

‘Snoept u nooit?’ vroeg ik. ‘Geen kersenbonbon, geen marron glacé, geen...’

‘Nee, is 't erg? Dan word ik te dik.’

‘U? U wordt nooit dik. U bent een en al spier zoo te zien.’

Hij boog. ‘Een groot compliment,’ zei hij.

Toen draaide Truus af.

‘U tennist in de club van mijn nichtje Mia van Doorn. Die kent u wel, zeker?’

‘Mia van Doorn? Nee... e... of toch, zoo'n groot, zwart meisje?’

‘Ja’ zei Truus gretig. ‘Ze heeft me eens verteld, ze zei’ - Truus werd verlegen -

‘hebt u niet zoo'n aardige kleine zeilboot?’

‘Ja,’ zei hij, ‘die schijnt beroemd te zijn.’

‘Die heeft zoo'n leuke naam hè?’ vroeg Truus en ze werd paars.

‘Och, leuk.. My Darling heet ze.’ Dit tegen mij.

‘Kom, niet gewoon tenminste.’

‘Wat vindt u dan gewoon?’

‘Nu, zwaluw of zeemeeuw of Leo bijvoorbeeld.’

‘Ja, vooral die laatste naam is erg gewoon, dat geef ik toe.’

‘Hè,’ zei Truus.

Toen kwam Pa binnen, die, nà Julie, regelrecht op mij afstevende: ‘Joop, ga jij nu naar huis, want mama voelt zich lang niet prettig. Misschien heeft ze je noodig.’

Ik ging dus bij de heele familie langs en Julie omhelsde me teeder.

‘Ik loop zoover met u mee,’ zei Leo, toen ik bij hem kwam.

‘En ik ga ook,’ verklaarde Truus prompt.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(44)

Kees zou Pop ergens ontmoeten en Truus en ik elk aan een kant van Leo karden naar huis; Truus liep mee tot onze voordeur. Toen moest Leo natuurlijk nog terug met haar.

Hillegonda jubelde ons bij het weggaan, vermoedelijk boven op zolder, na: ‘O heerlijk Amsterdam, de stad waar ik op de wereld kwam...’

Arme Julie.

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(45)

Hoofdstuk IV.

Dokter heeft Ma absolute rust voorgeschreven. Ze moet buiten wonen, liefst aan zee.

Ze is natuurlijk overspannen door die heele trouwpartij en wat er aan vooraf ging.

Ik vind het ontzettend voor Ma. Ze is nooit een gewone moeder voor ons geweest.

Niet zoo'n moeder, die 's morgens aan het ontbijt komt in een los huisjasje en alleen haar trouwring aan. Ma was altijd, van 's morgens af, al deftig in de plooi. Voor haar is het nog erger om op een stille badplaats te zitten, zonder mondaine genoegens met voorgeschreven wandelingen van een half uur en heele-middag-rust-partijen. Ziekte brengt je gewoonlijk dichterbij elkaar, maar tegenover Ma blijf ik de afstand voelen, die er altijd, zoo lang ik me kan voorstellen, tusschen ons is geweest. Kees zegt: ‘Je spant je niet genoeg in.’ Een feit is, dat ik de juiste toon niet te pakken kan krijgen.

Julie wel. Dan leeft Ma direct op en glanzen haar oogen weer. Ik zeg imbeciele dingen of ik ben luidruchtig of irriteerend-zwijgzaam, zegt Julie. Nu heeft Pa een

gemeubileerde villa in Noordwijk gehuurd en het liefst was hij in ons huis gebleven met één meid, een werkster, Kees en mezelf. Maar dat vindt Ma vervelend. Dus nu tijgt de goeie Pappert mee naar Noordwijk, en laat zijn zaak over aan de

procuratiehouder, die er trouwens al meer dan vijf en twintig

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(46)

jaar inzit, en elken dag met telegrammen en phoontjes naar Noordwijk moet werken.

Eens in de week komt Pa over en buldert dan vermoedelijk de boel bij elkaar. Maar nu zijn er omtrent mij vreeselijke dingen besloten. Kees gaat op kamers wonen, waarmee zijn studentenroem het glanspunt heeft bereikt. En ik - ik kom bij Jog en Julie in huis. Ik vind het gewoonweg monsterlijk voor hen om na twee maanden huwelijk al met een zuster te worden opgescheept. Ik heb gesoebat om bij juffrouw Wijers in huis te mogen. Ik had desnoods op het aanrecht willen slapen. Want hun petieterig huisje heeft een zitkamer en een slaapkamer, waar net twee bedden en een waschtafel kunnen staan en dan kun je er je schoenen niet meer uittrekken. Dat gaat nu wel voor juffrouw Wijers en haar zuster, die allebei klein zijn en tenger, maar voor mij, die vervaarlijk groeit, met reusachtige armen en beenen, die alles omgooien, is het ongezond, zooals Kees zegt. Juffrouw Wijers moest het zelf ook erkennen.

Dus nu kom ik bij Jog en Julie. De club beklaagt me verwoed. Ze wilden me allemaal om strijd in huis, maar Pa klemde zich aan Jog vast. Hoofdzakelijk voor mijn studie zeker. Met een repetitor als juffrouw Wijers en dan nog een zwager die doctor in de wis- en natuurkunde is en les geeft aan onze school, kan ik niet falen, denkt de voorzichtige Piepert natuurlijk.

Ik kwam Pop's vader tegen, die zei, verstrooid as ever: ‘Zoo Lies, en nu gaan je ouders maar naar Katwijk hè?’

‘Ja meneer, Noordwijk,’ zei ik.

‘O juist, juist. En dat is het eind van de studie zeker?’

‘Nee meneer, ik blijf hier.’

‘Kom je bij ons?’

‘Nee, bij Jog en Julie.’

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

(47)

‘Jog en Julie?’ Verdwaasd alsof hij die namen nooit gehoord had, en hij heeft Julie vanaf haar eerste tand gekend.

‘Mijn zuster en zwager.’

‘Nu veel plezier Lies.’ Hij schudde me de hand als ten afscheid voor altijd en ik zei: ‘Dank u’. Ik geloof, dat Kees een heerlijke schoonvader aan hem krijgt.

De autotocht met Leo van Dil hebben we gehad. Pien, Connie, Kit, Loutje en ik waren van de partij. Pop zeilde met Kees in de Darling, en Noortje vond het geen pas geven voor Hans. Hij haalde ons een voor een van huis, mij het eerst. En hij vroeg of ik naast hem kwam zitten, omdat hij me wilde leeren chauffeeren, de anderen zaten achterin. Ik zag aan Connie's gezicht, dat ze direct weg was. En Kit zei later, dat hij de leukste boy was, die ze in jaren ontmoet heeft. Pien vond, dat hij een Engelsch gezicht heeft, met een vastberaden kin, en Loutje vond hem gewoon aardig.

Het was een schitterende middag; al wat herfstachtig was de lucht, de tinten der boomen kleurden van diep goud tot oranje. Onze auto stoof langs de weg en af en toe knikte ik achterom naar de resteerende club. Het was zalig. In een stille laan heb ik even mogen sturen, maar ik snapte geen laars van alle uitleggingen, en in minder dan geen tijd zaten we tegen de berm. Midden in het bosch zijn we uitgestapt, daar stond een aardige uitspanning met twee geiten aan de kant van het huis. Toen we daar zoo genoegelijk bij mekaar zaten, zei onze gastheer: ‘Me dunkt, ik moest nu maar geen meneer meer voor de dames zijn. Ik heet Leonard, kortweg Leo, nog korter Lo.’ En wij zeiden als mandarijntjes: ‘Kit, Pien, Lou, Connie, Joop.’ We hebben ons natuurlijk een beetje aangesteld en onder meer hevige plannen gemaakt voor de volgende zomer-

Cissy van Marxveldt, Joop ter Heul's problemen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ze schudde haar hoofd, maar ze dacht aan haar nieuwe japonnetje, dat Lex nog niet had gezien..

Toen ik weer thuiskwam in de tax met al mijn bezittingen - ik had Pien beloofd, dat ik elke dag nog even zou aankomen, al was het alleen maar voor de hit, zooals Pien zuchtte -

‘Nee, luister eens Julie, en draai niet je gezicht naar de pauw op de muur, stapel jij nu gloeiende kolen op mijn hoofd, en vraag tante Suzanna voor de dag en de nacht van mijn diner

Later zei ze tegen Bert de Jong, toen ze ook zijn onwennige stappen naar de deur begeleidde: ‘O, ik zou best mijn hoofd op de vestibuletafel willen neervlijen en krijschen!’ En Bert

En even bepeinsde ze, dat het toch wel goed voor Marijke zou zijn, wanneer er een man in huis zou wezen, die haar af en toe eens aanpakken kon.. Ze keek even naar Chiel, zoals

Twee weken daarna - het was half Augustus, en Marijke had 's morgens een brief van Ruut gekregen, waarin hij haar opgewekt vertelde, dat hij voor zijn candidaats was gezakt, en dus

Wat deed hij toch altijd gek tegen iedereen, dacht ik verwoed; en toen Lies boven kwam, had ik alle koekjes opgegeten, ofschoon er zoute krakelingen bij waren, waar ik niet eens

En Grethe Hofstra, die bij mij in de klas zat, jubelde, toen ze dit hoorde: ‘O kind, vind je het niet zalig?!!!’ Ik zou niet weten, wat er voor zaligs aan moet zijn, als je