• No results found

Ik hoorde vlugge stappen naar boven komen, en ik dacht, terwijl ik in de keuken zocht naar het broodmandje: ‘We hebben een gymnastische boulanger schijnbaar.’

Met het broodmandje kwam ik te voorschijn en ik stond pal tegenover Leo van Dil.

‘Zoo Joop,’ zei hij. 't Klonk zoo vreemd, want ik had hem na de autotocht niet

weer gezien.

‘Ik dacht, dat je de bakker was.’

‘Ja, dat merkte ik. En 't spijt me, dat ik hem niet ben.’

‘Hoe dat zoo?’

‘Je scheen die bakker veel enthousiaster te begroeten, dan je mij doet.’

‘Een bakker is een nuttig mensch,’ zei ik.

‘En ben ik dat dan niet soms?’

‘Dat kan ik nog niet beoordeelen.’

‘Aangenaam.’

‘Joop, reken eens met me uit,’ riep Julie uit de kamer. ‘Acht cadetjes is...’

‘Mevrouw,’ zei Leo, terwijl hij al buigende de kamer binnentrad met mij plus de

broodmand er achteraan. Julie zat voor haar bureautje in een

‘Ik dacht, dat je de bakker was.’

schattige rose tea-gown. Hillegonda noemt het: soepjurk.

‘Mijnheer van Dil, u doet me schrikken.’

Julie noemt hem nog steeds mijnheer, maar alleen om door hem mevrouw te

worden genoemd. Zoo is ze. Ze koopt in een winkel een nagelschuier voor Hillegonda,

die nog steeds gloednieuw bij het keukenfonteintje ligt, en ze zegt vorstelijk: ‘Och

bezorgt u hem even bij Mevrouw Smidt ter Heul?’ Ze zegt het alsof het een dubbele

naam is en de kruidenier denkt insgelijks en buigt. Dit is maar een klein voorbeeld

van de Mevrouwe-manie. Julie is aanbiddelijk tegen Leo, die ze een ‘volmaakte

gentleman’ vindt, en ze pronkt graag met hem en zijn auto en zijn zeilboot en zijn

motor-zijspan, hoewel die verkocht is, en met zijn Bank-Pa.

‘Ik kwam u en uw zuster en natuurlijk Jog inviteeren om morgen een dag uit te

gaan met de auto.’

‘O, dòlgraag,’ zei Julie. ‘'k Vind 't vreeselijk aardig van U.’

‘Ik vind het ook vreeselijk aardig van je,’ prevelde ik. ‘Maar ik kan niet. Ik ben

uit eten morgen.’

‘Hè Joop, wat een uitdrukking, ‘uit eten.’

‘Zou je dat niet kunnen afzeggen?’

‘Onmogelijk, 't is bij mijn repetitor, en verleden week al aangenomen, omdat

Hillegonda morgen uit is.’

‘Je praat wartaal,’ vinnigde Julie. Als er een ‘volmaakte gentleman’ in de buurt

is, wordt Julie direct onuitstaanbaar.

‘Ik begrijp haar toch heel goed, mevrouw,’ zei Leo. Ik heb nog nooit zoo duidelijk

gehoord, dat hij een rollende r heeft, als wanneer hij met Julie praat.

‘Nu, om dan verstaanbaar te zijn, ik word uitbesteed morgen.’ Dat wàs onaardig

van me, en Julie werd direct hoog.

‘Heb je nog niet te werken Joop? Maandag ken je je lessen weer niet.’ Toen werd

ik hoog. Stel je voor, mij als een klein kind met een omweg de kamer uit te sturen.

En ik zei: ‘Nee dank je, ik heb niets meer te doen. En nu ga ik Leo’ - ik drukte

verwoed op de naam - ‘aangenaam bezig houden. Vin je 't goed?’ Dit tegen Leo,

terwijl ik een makkelijke stoel met mijn voet bijtrok.

‘Ongetwijfeld.’

Julie ging met een air de dédain theezetten. Ik verbeeldde me, dat Leo spottend

keek en daarom zei ik:

‘Vin je me een spook?’

‘Dat zou ik nooit durven beweren.’

‘Je hoeft niet te denken, dat je tegen mij hoeft te praten als tegen de meisjes uit je

tennisclub.’

‘Daar praat ik hoogst zelden tegen.’

‘O ja, dat is waar ook. Een aardige pose van je.’

‘Pose?’ Met twee vlammen in zijn oogen, in elk oog een.

‘Ja, wat anders. Je wordt wel graag interessant gevonden natuurlijk.’

‘O, denk je dat?’

‘Zeker,’ zei ik, met de bravoure der wanhoop.

‘Dan schijnen we elkaar toch werkelijk niet te kennen.’ 'n-Diep beleedigde groef

tusschen zijn wenkbrauwen, en direct daarop tegen Julie: ‘O heel graag mevrouw.

Ja juist, weinig melk en geen suiker.’

Ik keek naar de punten van mijn huispantoffeltjes, die sleten geweldig en het lak

zat vol scheuren. Ik verstopte mijn voeten, achter elke poot van de stoel een. Zoo

elegant bleef ik zitten en staarde diepzinnig naar mijn kopje thee, wat Julie mij, ze

is gastvrouw bovenal, op een zilveren blaadje met hooggeheven arm had toegereikt.

Ik mors altijd, als ik het er afvisch, bij wie ook. Daarom ook al word ik nooit een

salonfiguur. Julie begon natuurlijk direct geanimeerd te kouten, ik was voor allebei:

lucht.

Toen kwam Jog, die naar de kapper geweest was, gelukkig thuis. Hij omhelsde

Julie, dat had hij ook bij het weggaan zoo innig gedaan, alsof hij naar Amerika ging,

en hij klopte mij op mijn vooruitstekende knie.

‘Wat kijk jij sip.’

‘Ik denk over mijn zonden na,’ zei ik veelbeteekenend, maar geen der twee door

mij beleedigden sloeg er acht op. Dus loste ik mezelf maar weer op in lucht. Alleen

voor Jog, die niets vermoedde, bleef ik iets substantioneels.

Het was een nare avond. Af en toe keek Jog eens naar mij, maar ik volhardde nu

in een diep stilzwijgen, trachtte alleen voor de verandering ook als een vertoornde

godheid te kijken, wat evenwel moeilijk ging als ik aan mijn gescheurde